fbpx

Traktaat Nr. 15

(Ter Correctie)

[kaft] AAN DE ZEVEN GEMEENTEN

Het Breken Van De Zeven Zegels

[p.A]

Kopierecht 1947

Door V.T. Houteff

Alle Rechten Voorbehouden

In het belang van het bereiken van naar iedere waarheid zoekende geest die ernaar verlangt om het pad te ontkomen die leidt tot de vernietiging van zowel de lichaam als de ziel, wordt dit traktaat kosteloos verstrekt, zolang deze uitgave beschikbaar is.

TRAKTAAT 15

AAN DE ZEVEN GEMEENTEN

[p.B]

HET BREKEN VAN DE ZEVEN ZEGELS

Door V.T. HOUTEFF

“Nu gaat er een oordeel over deze wereld; nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden.” Johannes 12:31.

[p.C]     

INHOUD

De Tekenen Des Tijds…………………………………………………….5

Daniël 7…………………………………………………………………….16

Het Breken van de Zeven Zegels………………………………………35

De Symbolisatie van het Eerste Zegel………………………………….38

De Symbolisatie van het Tweede Zegel……………………………….41

De Symbolisatie van het Derde Zegel………………………………….44

De Symbolisatie van het Vierde Zegel…………………………………49

De Symbolisatie van het Vijfde Zegel………………………………….51

De Symbolisatie van het Zesde Zegel………………………………….53

De Symbolisatie van het Zevende Zegel………………………………63

De Eeuwig Levende Kerk en Haar Vijand……………………………..68

Richtlijn Tot Een Juiste Uitlegging Van De Symbolische Horens en

Koppen………………………………………………………………………72

 

1

WAT BETEKENT DIT VOOR U?

Wat voor succes zouden wij hebben bij het colporteren{of grondig onderzoeken} van onze boeken, en wat voor goed zouden zij doen als gegadigde kopers en lezers eerst de predikanten van hun eigen kerkgenootschap zouden raadplegen en hun raad zouden aannemen? Wij kennen allemaal het antwoord – Er zouden geen boeken verkocht en geen boeken gelezen worden. {TN15: 1.1}

En als wij de predikanten hadden geraadpleegd van onze respectievelijk voormalige kerkgenootschappen en hun raad hadden aangenomen, hoeveel van ons zouden dan Zevende-dags Adventist zijn geworden? Het algemene antwoord luidt: “Niet één van ons.” Dit is het lot geweest van allen die de beslissingen van ongeïnspireerde mensen hebben gevolgd tegenover geïnspireerde mensen van God. Vrome mensen, mensen die diep geworteld zijn in hun godsdienst, zoals de priesters en rabbijnen dat waren in de dagen van Christus, zijn het meest succesvol geweest in het weghouden van het licht van God van God’s volk. Dit is een feit dat niemand zou moeten vergeten of verzuimen het in beschouwing te nemen. {TN15: 1.2}

Bovendien, aangezien onze persoonlijke rechten van het onderzoeken van waarheden die beweren door God gezonden te zijn, zonder bemoeienis van onze voormalige predikanten, ons uit de kerken hebben gehaald

1

 die alleen rekening houden met waarheden van het verleden, en ons brachten in de Advent tegenwoordige Waarheid enige jaren geleden, zouden wij dan nu deze rechten overgeven en geestelijk afhankelijk worden van anderen om ons te vertellen wat Waarheid is en wat dwaling? Waarom zouden wij onszelf achten als zijnde geestelijke invaliden in plaats van volgroeide Christenen? Is het niet waar dat indien wij anderen voor ons lieten denken, dat wij bedrogen zouden kunnen worden net zozeer als de Joodse gewone mensen werden bedrogen door de priesters en rabbijnen in de dagen van Christus? {TN15: 1.3}

Met het oog op de ervaringen van degenen die ons zijn voorgegaan, zijn wij ervan verzekerd, dat u dit boekje zult aannemen dat tot u wordt verzonden, en dat zoveel voor ons betekent en voor duizenden andere Zevende-dag Adventisten over de gehele wereld. Zult u het voor uzelf onderzoeken zoals de edele Bereanen dat deden (Hand.17:10,11), onafhankelijk van de invloed en vooroordelen van anderen? Allen gebed en studie zal

2

 u behoeden voor dwaling en u inleiden tot God’s wonderbaarlijk licht— {TN15: 2.1}

“…behoed u voor het verwerpen van datgene wat waarheid is. Het grote gevaar van ons volk is geweest dat zij zich afhankelijk stellen van mensen, en vlees tot hun arm hebben gesteld. Zij die niet de gewoonte hebben beoefend om de Bijbel voor zichzelf te onderzoeken, of bewijzen af te wegen, hebben vertrouwen in de leidinggevende mannen, en nemen de besluiten aan die zij nemen; en aldus zullen velen juist de boodschappen verwerpen die God tot Zijn volk zendt, als deze leidinggevende broeders ze niet aannemen.” –Testimonies to Ministers {Getuigenissen voor Predikanten}, blz.106. {TN15: 3.1}

“Er zijn nog vele kostbare waarheden om te worden geopenbaard tot het volk in deze tijd van gevaar en duisternis, maar het is Satan’s vastbesloten voornemen om te voorkomen dat het licht der waarheid zal schijnen in de harten der mensen. Als wij het licht zouden willen hebben dat voor ons is voorzien, dan zouden wij onze verlangen ernaar moeten tonen door het woord van God ernstig{of ijverig} te onderzoeken. Kostbare waarheden, die lang verborgen zijn geweest, zullen worden openbaard in een licht dat hun heilige waarde zal aantonen; want God zal Zijn woord verheerlijken, zodat het

3

kan verschijnen in een licht zoals wij het nooit tevoren hebben aanschouwd. Maar zij die belijden de waarheid lief te hebben moeten hun krachten aanwenden, zodat zij de diepzinnige dingen van het woord kunnen verstaan, zodat God verheerlijkt kan worden en Zijn volk kan worden gezegend en verlicht. Met nederige harten, onderworpen door de genade van God, zou u tot de plicht moeten komen van het onderzoeken van de Schriften, voorbereid om iedere straal van goddelijk licht aan te nemen, en te wandelen in de weg de heiligheid.”—Counsels on Sabbath School Work{Adviezen over Sabbatschool Werk}, blz. 25. {TN15: 3.2}

4

DE ZEVEN ZEGELS

— De Tekenen Des Tijds —

“De openbaring van Jezus Christus, die God Hem gaf, om Zijn dienstknechten te tonen de dingen, die spoedig geschieden moeten; en Hij heeft het gezonden door Zijn engel en te kennen gegeven aan Zijn dienstknecht Johannes; die van het woord Gods heeft getuigd, en van het getuigenis van Jezus Christus, en van al de dingen die hij zag. Zalig is hij, die leest, en zij die horen de woorden van deze profetie, en die bewaren hetgeen daarin geschreven staat; want de tijd is nabij.” Openb.1:1-3{KJV}. {TN15: 5.1}

Jezus Christus gaf De Openbaring om te tonen aan Zijn dienstknechten “dingen”die spoedig zouden komen (Openb.1:1). Om de weg voor te bereiden voor het gezicht van de “dingen,” introduceerde de Stem het onderwerp met een bijzondere boodschap aan elk van de zeven engelen (leiderschappen) die zorg droegen over zeven kandelaren(gemeenten) respectievelijk. Deze boodschappen staan opgetekend in de hoofdstukken 2 en 3. {TN15: 5.2}

Vervolgens werd Johannes geleid om te zien de plechtige handelwijzen van de reeks der gebeurtenissen: {TN15: 5.3}

“Na dezen zag ik, en ziet, een deur was geopend in de hemel; en de eerste stem, die ik hoorde was als het ware van een bazuin , met mij sprekende, zeggende: Komhierop, en Ik zal u tonen, hetgeen hierna geschieden moet. En terstond was ik in de geest; en ziet, er was een troon gezet in de hemel, en er zat Een op de troon. {TN15: 5.4}

“Hij die op de troon zat, was in het aanziende steen jaspis en sardius gelijk; en er was een

5

(Picture of the Judgement Scene)

regenboog rondom de troon, in het aanzien de steen smaragd gelijk. En rondom de troon waren vier en twintig tronen; en op de tronen zag ik vier en twintig ouderlingen zittende, bekleed met

6

 witte klederen, en zij hadden gouden kronen op hun hoofden. {TN15: 5.5}

“En van de troon gingen uit bliksemen, en donderslagen, en stemmen; en zeven vurige lampen waren brandende voor de troon, welke zijn de zeven Geesten Gods.

“En voor de troon was er en glazen zee, gelijk kristal. En in het midden van de troon, en rondom de troon, waren vier dieren, zijnde vol ogen van voren en van achteren. En het eerste dier was een leeuw gelijk, en het tweede dier was een kalf gelijk, en het derde dier had het aangezicht van een mens, en het vierde dier was een vliegende arend gelijk.

“En de vier dieren hadden elk voor zichzelf zes vleugels rondom, en zij waren vol ogen van binnen; en zij hadden geen rust dag en nacht, zeggende: Heilig, heilig, heilig, Here God Almachtig, Die was, en Die is, en Die komen zal.

“En wanneer die dieren heerlijkheid en eer en dankzegging gaven aan Hem, Die op de troon zat, Die in alle eeuwigheden leeft; zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op de troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid en wierpen hun kronen voor de troon, zeggende:

“Gij zijt waardig, o Here, te ontvangen de heerlijkheid, en de eer, en de kracht; want Gij hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil zijn zij, en zijn zij geschapen.

“En ik zag in de rechterhand van Hem, Die op de troon zat, een boek, beschreven van binnen en van buiten, verzegeld en met zeven zegels.

“En ik zag een sterke engel, uitroepende met een grote stem: Wie is waardig het boek te openen, en zijn zegels open te breken? En niemand in de hemel, noch op de aarde, noch onder de aarde, kon het boek openen, noch het inzien. En ik weende zeer, omdat niemand

7

waardig gevonden was, om het boek te openen, en zijn zegels open te breken.

“En een van de ouderlingen zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw uit de stam van Juda, de Wortel Davids, heeft overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven zegels open te breken.

“En ik zag, en ziet, in het midden van de troon, en van de vier dieren, en in het midden van de ouderlingen, stond een Lam, als ware Het geslacht, hebbende zeven horens en zeven ogen, welke zijn de zeven Geesten Gods, uitgezonden over de gehele aarde.

“En Hij kwam, en nam het boek uit de rechterhand van Hem, Die op de troon zat. En toen Hij het boek genomen had, vielen de vier dieren en de vier en twintig ouderlingen voor het Lam neer, hebbende elk citers en gouden schalen vol reukwerk, welke zijn de gebeden der heiligen.

“En zij zongen een nieuw lied, zeggende: Gij zijt waardig het boek te nemen, en zij zegels te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elk geslacht, en taal, en volk, en natie; En gij hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters; en wij zullen heersen op de aarde.

“En ik zag, en ik hoorde de stem van vele engelen rondom de troon, en de dieren, en de vier en twintig ouderlingen; en hun getal was tien duizendmaal tienduizenden, en duizendmaal duizenden; zeggende met een luide stem: Waardig is het Lam, Dat geslacht is, te ontvangen de kracht, en rijkdom, en wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en zegening.

“En alle schepsel, dat in de hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat daarin is, hoorde ik zeggen: Gezegend, en eer, en heerlijkheid, en

8

kracht, zij tot Hem, Die op de troon zit, en tot het Lam, in alle eeuwigheid. {TN15: 7.1}

“En de vier dieren zeiden: Amen. En de vier en twintig ouderlingen vielen neer en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid.” Openb.4,5{KJV}. {TN15: 9.1}

De letterlijke vervulling van deze “dingen” zou hierna geschieden—na Johannes’ visioen; dat betekent, dat in Johannes’dagen deze ernstige gebeurtenissen nog niet hadden plaatsgevonden, noch zouden zij toen plaatsvinden, maar zij zouden plaatsvinden enige tijd na het visioen, na de eerste eeuw. Hoe spoedig of hoe lang daarna echter, was niet aan Johannes geopenbaard. {TN15: 9.2}

Hij werd in visioen gevoerd om te zien en te schrijven die gedenkwaardige “dingen” die zouden plaatsvinden tegen de tijd waarop het gerechtelijk gelijkende menigte van Openbaring 4, 5 zich feitelijk zou vergaderen. Betreffende de andere “dingen,”de dingen die volgen als gevolg van de gebeurtenis, verzekerde Hij die de “sleutels van de hel en van de dood” heeft, dat sommigen waren, en sommigen zouden geschieden (Openb.1:19); dat wil zeggen: wanneer deze goddelijke menigte zich bijeen vergadert, dan behoren sommige van de “dingen”die in zicht worden gebracht als gevolg van de gebeurtenis, reeds tot de geschiedenis, terwijl sommigen van hen nog profetisch zijn—sommigen wijzen terug en sommigen wijzen vooruit. {TN15: 9.3}

De eerste en meest belangrijke zaak die plaatsvindt in deze plechtige samenkomst, is het openen van het boek. Er zou ook eraan gedacht moeten worden, dat het boek is verzegeld met

9

 zeven zegels (Openb.5:1). Aangezien het zeven delen heeft, elk deel individueel verzegeld, worden er in totaal zeven zegels achtereenvolgend opengebroken, wat toelaat dat elk deel zijn eigen inhoud ontvouwt; Het eerste zegel, of deel van het boek, onthult de dingen van Openbaring 6:2; het tweede, de dingen van vers 4; het derde, de dingen van verzen 5 en 6; het vierde, de dingen van vers 8; het vijfde, de dingen van verzen 9 tot en met 11; het zesde,  de dingen ban de verzen 12 tot en met 17 en van hoofdstuk 7; het zevende, de dingen van hoofdstukken 8 tot en met 22. Dat het zevende zegel de hoofdstukken 8 tot en met 22 bevat, wordt onmiddellijk gezien uit het feit dat elk hoofdstuk wordt verbonden met het voegwoord “en.” Met andere woorden, De Openbaring is, met uitzondering van de eerste vijf hoofdstukken, slechts een reproductie van de dingen die stonden opgetekend binnen de zegels, en die als gevolg van het openbreken van de zegels geïllustreerd werden weergegeven voor de ogen van Johannes. {TN15: 9.4}

Nu duidt de Waarheid duidelijk aan dat De Openbaring niet is gevormd uit iets wat zijn oorsprong vindt bij Johannes’visioen, maar dat het is gevormd uit de dingen welke het verzegelde boek bevat en die toen bekend werden gemaakt. Aangezien de geschriften van Johannes de dingen optekende die het verzegelde boek openbaarde op het moment dat zijn zegels werden opengebroken, benoemde Inspiratie hen

10

“De Openbaring”—de verzegelde dingen ontzegeld, de verborgen dingen geopenbaard. {TN15: 10.1}

De basispunten in de hoofdstukken 4 en 5, de hoofdstukken die hiervoor zijn geciteerd, zijn deze: {TN15: 11.1}

  • Dat de deur was geopend, niet op aarde, maar in de hemel; {TN15: 11.2}
  • Dat toen Johannes inkeek, hij “Een” zag, zittend op een troon; {TN15: 11.3}
  • Dat er een boek, verzegeld met zeven zegels in Zijn rechterhand was; {TN15: 11.4}
  • Dat het boek toen werd ontzegeld, en als gevolg daarvan werd aan Johannes op panoramische wijze haar inhoud getoond, en dat zijn beschrijving van hen ons De Openbaring gaf; {TN15: 11.5}
  • Dat er ook andere boeken waren (Openb.20:12); en dat, hoewel zij niet verzegeld waren, Johannes niet ertoe werd geleid te zien wat in hen stond geschreven; {TN15: 11.6}
  • Dat er vier en twintig ouderlingen zaten rond de troon; {TN15: 11.7}
  • Dat het Lam( ook genoemd de Leeuw) en tien duizendmaal tienduizenden, en duizendmaal duizenden engelen zich rondom de troon bevonden; {TN15: 11.8}
  • Dat er vier dieren waren, zeven lampen van vuur(kandelaren), en de glazen zee; {TN15: 11.9}
  • Dat de Stem zeer nadrukkelijk aan Johannes had bekend gemaakt dat hij een korte inzage werd gegeven in een profetische gebeurtenis die op een
  • 11
  • latere tijdstip zou plaatsvinden—“hierna” vanaf zijn tijd, enige tijd na de eerste eeuw. {TN15: 11.10}

Dat het visioen van Johannes een voorspelling is van dezelfde gebeurtenis als die werd geopenbaard aan Daniël (hoofdstuk 7), wordt al snel gezien uit de volgende vergelijking: {TN15: 12.1}

Daniël’s visioen (Daniël 7)

Johannes’ visioen (De Openbaring)

1. “Ik zag, totdat de tronen gezet werden.” Dan.7:9. 1. “En ik zag tronen.”Openb. 20:4. {TN15: 12.2}
2. “En de Oude van Dagen zette Zich.” Dan.7:9. 2. “En er zat Een op de troon.”

Openb. {TN15: 12.3} 12.1}{TN112.1}4:2.

3. “Een vurige stroom ging van voor Hem uit.” Dan.7:10. 3. “En ik zag als het ware een glazen zee, met vuur gemengd. Openb.15:2. {TN15: 12.4}
4. “Een als de Zoon des mensen kwam…tot de Oude van Dagen, en zij deden Hem voor Hem naderen.” Dan.7:13. 4. “In het midden van de troon en van de vier dieren…stond een Lam.” Openb.5:6. {TN15: 12.5}
5. “De boeken werden geopend.” Dan.7:10 5. “En de boeken werden geopend.” Openb.20:12. {TN15: 12.6}
6. “Duizendmaal duizenden dienden Hem, en tienduizendmaal tienduizenden stonden voor Hem.” Dan.7:10. 6. “Ik hoorde de stem van vele engelen rondom de troon, en de dieren, en de vier en twintig ouderlingen; en hun getal was tien duizendmaal tienduizenden, en duizendmaal duizenden.” Openb.5:11. {TN15: 12.7}

12

7. “Het gericht had zich gezet, en de boeken werden geopend.” Dan.7:10{KJV}.

7. “De ure van Zijn oordeel is gekomen.”Openb. 14:7. “En ik zag de doden, klein en groot, staande vóór God; en de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, welke is het boek des levens; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken.”Openb.20:12 {TN15: 13.1}

Beide zieners verklaren duidelijk dat de gebeurtenis die zij zagen, het “Gericht{Oordeel}” was. Het verschil tussen de twee taferelen is dat Daniël werd geleid om in te kijken in het Heiligdom terwijl de voorbereidingen werden gemaakt om  het Gericht bijeen te roepen; terwijl Johannes werd geleid om in het Heiligdom in te kijken nadat het Gericht was opgezet; in feite, zag Johannes het Gericht niet alleen terwijl het aan de gang was, maar hij zag de gehele voortzetting van het begin tot het einde. {TN15: 13.2}

Bij voorbeeld: Daniël zag de dingen terwijl de tronen werden “{neer}gezet,” en terwijl de Oude van Dagen zich verplaatste van de Regerende troon (de troon waartop Christus zat aan de rechterhand van de vader—Openb.22:1) naar de Gerechtelijke troon (de troon in het heiligdom). Toen gebeurde het dat de “Een als de Zoon des

13

mensen kwam,” “en zij deden Hem naderen voor” de Oude van Dagen (Dan.7:13), niet aan Zijn rechterhand. Maar zij die zouden zitten op de andere “tronen,” zetels, die toen werden “{neer}gezet,” opgezet, waren nog niet gekomen. Toen Johannes echter inkeek, zag hij de vier en twintig ouderlingen reeds zitten op de tronen. {TN15: 13.3}

Daniël zag de “Een als de Zoon des mensen” terwijl Hij werd geleid nader tot de Oude van Dagen. Maar Johannes zag Hem nadat Hij daar was gebracht. {TN15: 14.1}

Volgens Johannes was Zijn verschijning als een “lam,” en een van de ouderlingen noemden Hem “de leeuw uit de stam Juda.” (Vanzelfsprekend is Hij “de Zoon des mensen.” de Verlosser, de Koning van Israël—Christus, de Heer.) Naast dezen, zag Johannes ook de vier dieren daarin, de kandelaar, en het boek, terwijl het werd geopend. Ter herhaling, Daniël zag slechts een gedeelte van de voorbereidingen, terwijl Johannes de opening van het Gericht zag, en de gehele voortzetting daarna. {TN15: 14.2}

Het gerechtelijk tribunaal, zoals Inspiratie bekendmaakt, bestaat uit een rechter—de Oude van Dagen; uit getuigen—de engelen; uit een advocaat—het Lam; uit een jury—de ouderlingen; uit gedaagden—de dieren; en hun heerser—“Leeuw uit de stam Juda.” (Dat de vier dieren een symbolische voorstelling zijn van de heiligen, evenals de dieren van Daniël 7 een voorstelling zijn van de natiën, wordt duidelijk gemaakt door de persoonlijke verklaring van de dieren: “…want gij waart geslacht,

14

en hebt ons voor God gekocht door Uw bloed uit elk geslacht, en taal, en volk, en natie.” Openb. 5:9.) {TN15: 14.3}

De student van vooruitgaande Waarheid zal ook opmerken dat Daniël naar slechts één gerechtelijke sessie verwijst, hoewel hij wel tweemaal een vermelding geeft van het Gericht {Oordeel} —ten eerste in vers 10 van hoofdstuk 7, en ten tweede in vers 22. Dit zal worden gezien uit de volgende acht paragraven: {TN15: 15.1}

In de eerste veertien verzen, beschrijft Daniël alles wat hij zag terwijl in visioen was.  En in Dan. 7:15 legt hij uit hoe bedroefd en verontrust hij werd nadat hij het schadelijk werk in beschouwing nam, welke het vierde dier verrichtte. Daarna, in Dan.7:16. vertelt hij dat hij de engel benaderde die bij hem stond,  en zijn uitlegging verzocht over de dingen die werden gezien.  Ter beantwoording van dit verzoek, antwoordde de engel: {TN15: 15.2}

“Deze grote dieren, die vier zijn, zijn vier koningen die uit de aarde zullen opkomen. Maar de heiligen des Allerhoogsten zullen het koninkrijk overnemen en het bezitten tot in eeuwigheid, namelijk tot in alle eeuwigheden. Dan.7:17, 18. {KJV}. {TN15: 15.3}

Deze uitermate korte uitlegging stelde Daniël niet in tevredenheid. En omdat hij in het bijzonder geïnteresseerd was in de details weten over de dingen beschreven in Dan.7:7-14 –de waarheid betreffende het Oordeel,- evenals betreffende het vierde dier en zijn kleine hoorn, dat ogen had van een mens, en een mond sprekende grootse dingen – vroeg Daniël

15

naar verdere opheldering, wederom uit noodzaak vermeldend het Oordeel. Dienovereenkomstig verklaarde de engel bereidwillig, zijn uitlegging strikt beperkend tot het zinnebeeld van het vierde dier en tot het Oordeel. {TN15: 15.4}

(Picture of Fourth Beast Daniel 7 in two phases)

DANIËL 7

“Aldus zei hij: het vierde dier zal het vierde koninkrijk op aarde zijn, dat verschillen zal van alle koninkrijken, en zal de ganse aarde verslinden, en zal het vertreden, en het in stukken verbreken. {TN15: 16.1}

“En de tien horens uit dit koninkrijk zijn tien koningen die zullen opstaan; en een andere zal na hen opstaan; en hij zal verschillen van de vorige, en hij zal drie koningen onderwerpen. {TN15: 16.2}

“En hij zal grootse woorden spreken tegen de Allerhoogste, en zal de heiligen des Allerhoogsten vermoeien, en menen tijden en

16

 wetten te veranderen; en zij zullen in zijn hand overgegeven worden tot een tijd, en tijden, en een halve tijd. {TN15: 16.3}

“Maar het Gericht zal zitten, en zij zullen zijn heerschappij wegnemen, om het te verteren en te vernietigen tot het einde toe. En het koninkrijk en de heerschappij, en de grootheid van het koninkrijk onder de ganse hemel, zal gegeven worden aan het volk van de heiligen des Allerhoogsten, Wiens koninkrijk een eeuwig koninkrijk is, en alle heerschappijen zullen Hem dienen en gehoorzamen.” Dan.7:23-27{KJV}.{TN15: 17.1}

Het is dan duidelijk, dat Daniël slechts één gerechtelijke zitting zag, maar het tweemaal vermeldde –eerst in verband met wat hij in visioen zag, en de tweede keer in verband met het verkrijgen van de uitlegging van de engel over het visioen. {TN15: 17.2}

Het Gericht vindt plaats, zoals de engel verklaarde aan Daniël, nadat het kleine horen opstaat, en voordat de heiligen het koninkrijk in bezit nemen. (Zie Dan.7:8,9,22). {TN15: 17.3}

Maar Johannes, aan wie de gehele gerechtelijke voortzetting werd getoond, beschrijft het Gericht in drie delen, in drie verschillende zittingen; één vóór de stilte van een half uur (Openb.8:1), een daarna, en een derde gedurende de duizend jaren (Openb.20:11,12). Deze waarheid wordt gezien uit de volgende feiten: {TN15: 17.4}

Gedurende de periode van de zes zegels, terwijl de eerste sessie van het Gericht voortgang vindt, rustten de vier dieren dag noch nacht, zeggende: “Heilig, heilig, heilig, Here God Almachtig, Die was, en is, en zal komen.” Openb. 4:8. Maar wanneer het zevende zegel is geopend,

17

 is er stilte in de hemel (de dieren zwijgen, en ook de “bliksems,”de “donderslagen,”en de “stemmen” houden op –Openb.4:5) “ongeveer een half uur lang.” Openb.8:1. De stilte openbaart duidelijk dat het eerste deel van de Gerechtelijke voortzettingen ten einde komen, en dat de tweede sessie aanvangt nadat de stilte voorbij is. {TN15: 17.5}

De derde sessie, die gedurende de duizend jaren, is bij “de Grote Witte Troon”(Openb.20: 11,12), de troon van Hem voor Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvlieden. Bij deze laatste troon is er geen “glazen zee,” {zijn er} geen “dieren,” geen “Leeuw,” geen “Lam,” en hoewel er kleinere “tronen” zijn (Openb.20:4), zegt Inspiratie niet ronduit wie er op ze zitten. {TN15: 18.1}

Nu zal de geaardheid van het Gericht {of Oordeel} in elk van de drie gerechtelijke zittingen en de tijd waarop zij werkelijk plaats vinden worden gezien in de volgende ontledende onderzoek: {TN15: 18.2}

Hoewel de voortzettingen van de eerste twee sessies enigszins verschillen, zijn zij in alle andere opzichten hetzelfde. De derde echter, is geheel anders dan de eerste twee. De verschillen worden hieraan gezien, dat voordat de halfuur stilte plaatsvindt, er bij de troon “een zee van glas, kristal gelijk” (Openb.4:6) is, en niemand staat erop; maar nadat de halfuur stilte voorbij is, verandert het tafereel: De “glazen zee” is “met vuur gemengd; en zij die de overwinning hadden verkregen over het beest, en over

18

zijn beeld, en over zijn merkteken, en over het getal van zijn naam, stonden aan de zee van glas, hebbende de citers Gods.”Openb.15:2.{KJV}.{TN15: 18.3}

Anders gezegd: bij de eerste Gerechtelijke zitting staat er niemand op de zee van glas, en de zee van glas is aan “kristal gelijk”; terwijl bij de tweede zitting de zee gelijkt op een vurige stroom, en de heiligen staan erop. {TN15: 19.1}

De waarheid dat de eerste twee sessies plaatsvinden voordat de aarde wegvlucht, voordat de huidige staat van het wereldbestaan ten einde komt; en ook de waarheid dat de tweede sessie eindigt met de heiligen die juist in het einde van de tijd leven, de tijd van het beeld van het beest, de tijd vlak voor de aarde weg vlucht;–dat allemaal verschaft onbetwistbaar bewijs dat de eerst twee sessies, die voor het millennium plaatsvinden, de tegenwoordige wereld ten einde brengen; dat het Gericht niets meer of minder is dan het scheiden van het “onkruid” van de “tarwe,” zowel onder de doden als onder de levenden;  dat is het ondervragen van al de gasten, alleen maar om vast te stellen wie wel, en wie niet “het bruiloftskleed” aanheeft – juist dat gene wat bepaalt wie zal achterblijven en wie zal worden weggenomen tot vernietiging wanneer de aarde wegvlucht. {TN15: 19.2}

Dat de doden worden geoordeeld in de eerste sessie, en de levenden in de tweede, wordt gezien uit de symbolisatie zelf: Zoals tevoren is aangewezen, staat er bij de eerste zitting

19

niemand op de zee van glas, en de zee zelf is “helder als kristal.” Maar bij de tweede zitting, staan de heiligen op de zee, en het is gemengd met vuur (een symbool voor leven). {TN15: 19.3}

Ook nog, wordt de Verlosser bij de eerste twee zittingen voorgesteld als een lam dat geslacht is (Openb.5:6), wat de gebeurtenissen op concrete wijze plaatst gedurende de genadetijd—terwijl het bloed van het Lam ter beschikking is om verzoening te doen voor de zonde van de mens.  En Daniël’s verklaring dat “Gericht werd gegeven aan de heiligen des Allerhoogsten,” waarna “de tijd kwam dat de heiligen het koninkrijk in bezaten” (Dan.7:22), stelt op solide wijze de tijd van het Oordeel vast voorafgaand op de tijd waarop de heiligen het Koninkrijk ontvangen. Dus, het gewicht der bewijzen komt keer op keer naar voren om aan te tonen dat het Oordeel niets minder of meer is dan een inspectie over de “gasten”die moeten komen tot het huwelijksavondmaal van het Lam, die zich bij de kerk hebben gevoegd. Zij die dan worden gevonden zonder het bruiloftskleed aan, worden uitgeworpen. {TN15: 20.1}

Ook de waarheden dat uiteindelijk de Tempel is geopend, dat de zeven engelen en de dieren eruit komen, dat het dan vervuld is met rook van de heerlijkheid Gods, zodat niemand in staat is erbinnen te gaan “totdat de zeven plagen van de zeven engelen waren vervuld” (Openb.15:5-8), todat de steden van de natien vallen, totdat iedere eiland wegvliedt, en de bergen verdwijnen (Openb.16:19,20),

20

 dit alles geven absoluut aan dat bij de tweede zitting de Gerechtelijke samenkomst uiteen gaat, de genadetijd sluit voor allen, de plagen vallen, en de aarde wegvlucht. Dan begint, bij de Grote Witte Troon, het uitvoerende Oordeel van de doden, van degenen die niet opstaan in de eerste opstanding, en van hen die, in plaats van te worden opgenomen, worden gedood bij glans van Zijn komst. {TN15: 20.2}

Voorafgaand aan deze laatste gebeurtenissen “werd het beest gegrepen, en met hem de valse profeet die de wonderen voor zijn ogen gedaan had, waarmee hij hen verleidde, die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en hen die zijn beeld aanbaden. Deze beiden werden levend geworpen in een poel des vuurs, brandende met zwavel. {TN15: 21.1}

“En de overigen [ de rest van de goddeloze wereld] werden gedood met het zwaard van hem, Die op het paard zat, Wiens zwaard uit Zijn mond kwam; en al de vogels werden verzadigd van hun vlees.” Openb.19:20,21. Toen gebeurde het dat de engel de Duivel bindt, de laatste opstandeling, en de aarde vlucht weg. {TN15: 21.2}

Aldus begint het millennium, en aldus werpt de engel de Duivel in de bodemloze put – in een plaats waar het onmogelijk is voor welk ander wezen om te bestaan –sluit hem op, en plaatst een zegel op hem, “opdat hij de natiën niet meer zou misleiden, totdat de duizend jaren zouden zijn voleindigd [tot aan de tweede opstanding]; en

21

daarna moet hij voor een korte tijd worden losgelaten. En ik zag tronen, en zij die erop zaten, en het Oordeel werd hun gegeven” gedurende de duizend jaren. {TN15: 21.3}

“En ik zag een Grote Witte Troon, en Hij die erop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvluchtten; en er werd geen plaats voor hen gevonden. En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, welke is het boek des levens; en de doden werden geoordeeld naar de dingen die in de boeken geschreven waren, naar hun werken.” Openb.20:1-5,11,12. {TN15: 22.1}

Johannes zag dat nadat deze dingen plaatsvonden, “de zee zijn doden gaf, die daarin waarin; en de dood en de hel gaven de doden die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een ieder naar hun werken. En de dood en de hel werden geworpen in een poel des vuurs. Dit is de tweede dood. En al wie niet geschreven werd gevonden in het boek des levens, werd geworpen in de poel des vuurs.”Openb.20:13-15. {KJV}(Zie ook The Great Controversy, p.480{De Grote Strijd, blz…}). {TN15: 22.2}

Het is volstrekt Bijbels dat aan het begin van het millennium al de goddelozen worden “gedood met het zwaard van Hem, Die op het paard zat, Wiens zwaard uit Zijn mond kwam; en al de vogels werden verzadigd van hun vlees” (Openb.19:21), en dat de veroordeelden bij de Grote Witte Troon de doden zijn, en ook dat daaruit volgend

22

 al de veroordeelden worden opgewekt aan het einde van de duizend jaren; dat betekent, zoals Johannes het zegt, toen “de zee zijn doden gaf, die daarin waarin; en de dood en de hel gaven de doden die in hen waren.” Deze feiten bevestigen in geen onzekere termen dat er geen levenden op de aarde zijn gedurende de “duizend jaren,” en dat zij die opstaan bij de tweede opstanding, allen de onheiligen zijn –al degenen die niet opstaan bij “de eerste opstanding (Openb.20:6), allen die onderworpen zijn aan de tweede dood (Openb.20:14). {TN15: 22.3}

Bovendien, aangezien er slechts één Gerechtelijke zitting is gedurende het millennium, moeten de “tronen” van Openb.20:4 in sessie zijn gezamenlijk met de Grote Witte troon. Verder nog, is het niet aannemelijk dat “de Grote Witte Troon” alleen op zich in sessie zou zijn. {TN15: 23.1}

Ook nog, omdat de eerste opstanding, de opstanding aan het begin van het millennium, al de heiligen opbrengt, zij die heilig zijn, en geen anderen, dan brengt de opstanding aan het einde van het millennium, al de onheiligen op, met niet één rechtvaardige onder hen. {TN15: 23.2}

Al deze laatste incidenten in de afsluitende uren van het evangelie, bewijzen keer op keer dat geen van de goddelozen zullen leven gedurende de duizend jaren, de jaren nadat de aarde is weggevlucht, en voordat het

23

 opnieuw is gemaakt, en dus is er gedurende al die tijd niemand om te worden gered, en niemand om verloren te gaan. {TN15: 23.3}

Zoals van tevoren is aangetoond, sterven al de goddelozen aan het begin van het millennium; eerst het beest en de valse profeet, daarna het overblijfsel, de rest van de wereld. (Zie Openb.19:20,21). De heiligen echter, zij die leven en zij die worden opgewekt aan het begin van het millennium, zullen allen leven en heersen duizend jaren met Christus, niet Christus met hen. De overigen van de doden, de gehele wereld, leeft niet weer totdat duizend jaren voleindigd zijn. (Openb.20:4,5). {TN15: 24.1}

“Ik ga heen,” zei Jezus, “om u plaats te bereiden. En wanneer ik heengegaan ben, en u plaats bereid heb, zal Ik weder komen, en u tot Mij nemen; opdat waar Ik ben, gij ook moogt zijn.” Johannes 14:2,3{KJV} Het is duidelijk, dat zij die leven gedurende het millennium, met Christus leven in de woningen daarboven. Daarna, na de duizend jaren, openbaart Johannes, “gaf de zee zijn doden, die daarin waarin; en de dood en de hel gaven de doden die in hen waren; en zij werden [waren] geoordeeld, een ieder naar hun werken.” {TN15: 24.2}

Aldus worden de goddelozen opgewekt uit de doden wanneer de duizend jaren zijn verstreken, en als gevolg wordt Satan losgelaten uit zijn gevangenis, wat het wederom voor hem mogelijk maakt om degenen te misleiden wiens namen niet werden gevonden in het boek des levens, “Gog en Magog,

24

 om hen te vergaderen tot de krijg; het getal van hen is als het zand der zee. En zij gingen op over de breedte der aarde, en omringden de legerplaats der heiligen, en de geliefde stad; en er kwam vuur uit de hemel, en heeft hen verslonden. {TN15: 24.3}

“En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in de poel des vuurs en des zwavels, waar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid. En de dood en de hel werden geworpen in de poel des vuurs. Dit is de tweede dood.” Openb. 20:7-10,14{KJV}. Dit laatste gebeuren in het laatste drama der zonde, luidt de zondeloze eeuwigheid in tot de aarde. {TN15: 25.1}

Verder nog, omdat zowel de levende als de opgewekte heiligen zijn opgenomen om te “leven en heersen met Christus,”en omdat al degenen die worden geoordeeld bij de Grote Witte Troon worden geoordeeld terwijl zij dood zijn, komt de waarheid steeds duidelijker naar voren dat er geen goddelozen leven gedurende de duizend jaren. Waarlijk niet, want de aarde en de hemel zijn dan weggevlucht (geweken), verplaatst uit hun sfeer, levenloos geworden en ledig (Jes.24:1-6; Jer.4:23-26), een “bodemloze put”(Openb.20:1 {KJV}) waarin niemand kan bestaan. Noodzakelijkerwijs leven en heersen de heiligen, zij die achterblijven, duizend jaren met Christus in de Hemel der hemelen, waar de “vele woningen” zijn. Bij de voleinding van de duizend jaren, daalt de Heilige Stad neer, de woningen, het

25

 Nieuwe Jeruzalem, en daarmee de heiligen (Openb.21:2). Vanaf die tijd leven de heiligen niet met Christus, maar Hij leeft met hen. (Openb.21:3). {TN15: 25.2}

Zoals eerder werd aangegeven, werd aan Johannes de tijd van het begin van het Oordeel vaag verklaard te zijn “hierna” vanaf zijn tijd, maar aan Daniël werd het duidelijk getoond te beginnen enige tijd nadat het “kleine horen” van het beest opkwam, en voordat de heiligen het Koninkrijk bezitten (Dan.7:8-11). De exacte datum echter, wordt vastgesteld door Daniël 8:14-“Tot Tweeduizend en drie honderd dagen; dan zal het heiligdom gereinigd worden,” het onkruid zal eruit weggehaald worden. Tegen die tijd, terwijl de reiniging plaatsvindt, verkondigt de kerk: “Vrees God, en geef Hem heerlijkheid; want de ure van Zijn oordeel is gekomen.” Openb.14:7{KJV}. (Voor een volledige uitlegging van Daniël 8:14, lees Traktaat Nr.3, Het Oordeel En De Oogst{Tract No.3, The Judgemt AndTthe Harvest}.) {TN15: 26.1}

Wat het boek, verzegeld met zeven zegels, betreft, het enige boek dat “niemand in de hemel, noch op de aarde(…) in staat was te openen(…)noch daarin te kijken,”behalve de Leeuw van de stam Juda, is het ongetwijfeld het boek waarin de daden van de mensheid zijn opgetekend, zoals de zegels zelf dat bekendmaken. {TN15: 26.2}

Dit feit bevestigt Inspiratie wederom: “Aldus maakten de Joodse leiders hun keuze. Hun beslissing werd opgetekend in het boek, dat Johannes zag in de hand van Hem, die op de troon zat: het boek

26

 dat niemand kon openen. Deze beslissing zal hun in al haar helderheid voor ogen worden gehouden wanneer dit boek wordt ontsloten door de Leeuw uit de stam van Juda.” –Christ’s Object Lessons, p.294{ Lessen uit het Leven van Alledag, blz.179}. {TN15: 26.3}

Wat het boek bevat, wordt nu uiterst duidelijk; het bevat de geschiedenis van de wereld en de daden van alle mensen. En natuurlijk vereist de logica dat bij het openen van het boek, het zou moeten beginnen met het gerechtelijke onderzoek van de daden van het belijdende volk van God, zoals De Openbaring dat zelf bekendmaakt. Bovendien, aangezien zowel de bewoording als het symboliek van De Openbaring enige uitlegging tegenspreken dat anders is dan de die hierin wordt gegeven, staat de waarheid van deze dingen nu vast en zeker. {TN15: 27.1}

Het heiligdom (de kerk), de plaats welke het volk van God herbergt, is daarom datgene dat zal worden gereinigd. Uiteindelijk echter, zoals er eerder is getoond, zal de gehele mensheid, zelfs de heidenen, voor de Rechterstoel van God moeten komen, voor “de Grote Witte Troon.” {TN15: 27.2}

Aldus zou de gebeurtenis plaatsvinden “hierna,” vanaf de tijd van Johannes, de tijd waarin de dingen zouden worden onderzocht die plaatsvonden vóór de tijd van Johannes, en de dingen die zouden plaatsvinden na zijn tijd (Openb.1:19)—de daden van de gehele mensheid vanaf het begin tot het einde. {TN15: 27.3}

Profetisch gesproken, had het Oordeel zich gezet en werden de boeken geopend, maar niemand in het ganse grote universum van God was waardig om

27

 het verzegelde boek te openen, of zelfs daarin te kijken, behalve het Lam—de Verlosser van de wereld, de Koning der koningen, de Leeuw uit de stam van Juda, onze Koning en Voorspraak, De Alfa en Omega der Schepping, het Begin en het Einde. Aldus is het dat, als onze enige Verdediger, Degene Die onder ons geleefd heeft, Hij de enige is die door persoonlijke ervaring op verstandelijke en sympathieke wijze de verborgenheden van het verleden, van het heden, en van de toekomst kan blootleggen—de enige die waardig is om het boek te openen en het gevallen mensdom te verdedigen. {TN15: 27.4}

De deur die openging aan het begin van Johannes’ visioen, wijst terug naar de Verzoendag, het type, de enige dag door het gehele jaar heen, waarop de deur tussen het Heilige en het Allerheiligste was geopend, waardoor de twee afdelingen één werden, en tegen dezelfde tijd werd de buitenste deur gesloten. Dus, omdat er aan hem werd getoond het begin van de antitypische Verzoening, zag Johannes de binnenste deur geopend, waardoor de twee afdelingen één werden. {TN15: 28.1}

In de typische Verzoening was een ieder’s bestemming onder het belijdende volk van God voor altijd vast gesteld—zij die in overeenstemming verkeerden met de vereisten van de wet bleven achter om te leven, en zij die dat niet  waren, werden “afgesneden” van tussen het volk. Aldus met het evenzo zijn in de antitypische Verzoening. {TN15: 28.2}

“Bij de typische dienst, namen alleen zij die voor God’s aangezicht waren gekomen met belijdenis en berouw, en wiens zonden, door het

28

 bloed van het zonde-offer, waren overgebracht naar het heiligdom, deel aan de dienst van de dag der verzoening. Zo zal er in de grote dag van de uiteindelijke verzoening en onderzoekend oordeel [het oordeel van de eerste twee zittingen, de tijd om het onkruid van het tarwe te scheiden, de slechte vissen van tussen de goeden, van zowel de doden als de levenden—de oogst], de enige gevallen die in beschouwing genomen zullen worden, dat zijn van het belijdend volk van God” (De Grote Strijd, blz…{The Great Controversy, p. 480}), zij die op een bepaalde tijd de oproep hebben aangenomen en het recht hebben om gekleed te worden met het “bruiloftskleed.” Aldus de vraag: Als het Oordeel “eerst begint bij ons, wat zal het einde zijn van hen die niet gehoorzaam zijn aan het evangelie van God?” 1 Petr. 4:17{KJV}.{TN15: 28.3}

Wanneer de boeken der verslagen worden geopend in het Oordeel, passeren de levens van allen die het “net”(de kerk) der verlossing ooit heeft gevangen, zowel goede als slechte, de revue voor de ogen van God, om daar gescheiden te worden. Daar wordt de geschiktheid van een ieder onderzocht en vastgesteld. Inderdaad, het Oordeel is de oogst. Ja, elk onkruid dat ooit uitgerukt en terzijde gelegd zal worden ter vernietiging, en elk tarwe dat ooit zal worden geplaatst in de “schuur”(het koninkrijk) ten gebruik voor de Meester, wordt gescheiden op de antitypische dag der Verzoening. Beginnend met degenen die het eerst op aarde leefden, presenteert onze Voorspraak {Advocaat} de gevallen van elk opeenvolgende generatie, en sluit het vóór het millennium voortgaande Oordeel met de levende leden van de kerk. {TN15: 29.1}

29

 De heerlijkheid van God wordt voorgesteld met de gelijkenis van kostbare stenen. En de regenboog boven Zijn Gerechtelijke troon openbaart Zijn nooit falende belofte en grote genade. Dit maakte Hij bekend aan Noach toen Hij aankondigde: {TN15: 30.1}

“Dit is het teken van het verbond, dat Ik maak tussen Mij en u en elk levens schepsel dat bij u is, voor alle volgende geslachten: Ik stel Mijn boog in de wolken, en het zal zijn tot en teken van een verbond tussen Mij en de aarde…En Ik zal Mijn verbond gedenken, welke is tussen Mij en u en elk levend schepsel van alle vlees; en de wateren zullen niet meer een vloed worden om alle vlees te vernietigen.” Gen.9:12,13,15.{KJV}.{TN15: 30.2}

De tegenwoordigheid van het Lam voor de troon verzekert ons dat “indien iemand zondigt, hebben wij een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus de rechtvaardige.” 1 Johannes 2:1{KJV}.{TN15: 30.3}

De zeven horens van het Lam betekenen de volledigheid van macht en gezag, waarvan Christus ter verzekering zegt: “Alle macht is Mij gegeven in de hemel en op aarde.” Matt.28:18{KJV}. Zijn onbegrensde macht komt ons te goede, en tot onze beschikking. Hij verkondigt: “Indien gij geloof hebt als een mosterdzaad, dan zult gij tot deze berg zeggen: Verplaats u vanhier daarheen; en het zal zich verplaatsen; en niets zal u onmogelijk zijn.” Matt.17:20{KJV}.{TN15: 30.4}

De zeven ogen van het Lam geven aan dat alle dingen open en blootgelegd zijn voor Hem.

30

 “Waarheen,” vraagt de Psalmist, “zal ik gaan voor uw Geest? Of waarheen zal ik vlieden voor uw aangezicht? Als ik opsteeg ten hemel,” verklaart hij, “zijt Gij daar; als ik mijn maak in de hel, zie, Gij zijt daar. Als ik de vleugelen neem van de dageraad, en woon aan het uiterste der zee; zelfs daar zal Uw hand mij leiden, en Uw rechterhand zal mij vasthouden. Als ik zeg; Gewis zal de duisternis mij bedekken; zelfs de nacht zal een licht om mij heen zijn. Ja, de duisternis verbergt niet voor U; maar de nacht schijnt als de dag; de duisternis en het licht zijn beiden gelijk voor U.” Ps.139:7-12{KJV}.{TN15: 30.5}

Ja, de zeven symbolische “horens”, “ogen,” en “lampen van vuur,” zijn waarlijk “de zeven Geesten Gods,” het werk van de Geest in alle fasen, uitgezonden over de gehele aarde, om de heiligen macht te geven tegen de machten van het kwaad, en ook licht over het Evangelie van Christus, een visie over hun huidige staat en van hun toekomstige heerlijkheid, enzovoort. Vandaar de herverzekering van de Verlosser: “Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen; maar indien Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden.” Johannes 16:7. “Maar de Trooster, welke is de Heilige Geest, Welke de Vader zenden zal in Mijn naam, Hij zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb. Johannes 14:26. Het is dan duidelijk, dat welke dingen dan ook, die Inspiratie Zelf niet

31

onderwijst en uitlegt, niet waardig zijn om te gedenken, te onderwijzen, of zelfs ernaar te luisteren. {TN15: 31.1}

DE lampen van vuur zijnde zeven in getal, kunnen zij natuurlijk alleen de eeuwig levende kerk voorstellen (Openb.1:20), gekleed met het licht van de gehele Waarheid Gods –haar onderwijzing van tegenwoordige waarheid aan elke opeenvolgende generatie vanaf het begin der wereld, de waarheid waarnaar de werken van elke {generatie} wordt onderzocht en geoordeeld, waaraan een ieder’s gerechtigheid wordt gemeten. {TN15: 32.1}

Als iemand dan hetzij de macht, het visioen, of het licht van de Geest verwerpt, betekent dat waarlijk zondigen tegen de Heilige Geest, en “het zal hem niet vergeven worden, noch in deze wereld, noch in de toekomende wereld.” Matt.12:32.{KJV}. Bij het oordeel zal zie iemand zeer zeker te licht bevonden worden. {TN15: 32.2}

Wat de zee van glas betreft, in de woorden van Daniël is het een “vurige stroom, “ terwijl het in de woorden van Johannes is “een zee van glas, gemengd met vuur.” Deze vurige stroom, komende vanuit de tijdelijke gerechtelijke troon, en de Rivier des Levens vanuit de eeuwige regerende troon(Openb.22:1), moet in zeker opzicht iets voorstellen dat gemeenschappelijk is voor beide tronen. En wat zou dat kunnen zijn? –Als de rivier, samen met de Boom des Levens, een voorstelling is van de kern {of het wezen} welke het leven doet voortduren, dan is de zee een voorstelling van het eeuwige bestaan van het leven, want de “zee” is de opslagplaats, de bron van alle wateren—het houdt het stromen van de rivieren in stand.

32

 “Vuur” is een geschikt symbool voor het leven, en “zee” een geschikt symbool voor de eeuwigheid, aantonend dat deze twee, leven en eeuwigheid, alleen van God’s troon afkomstig zijn. {TN15: 32.3}

“Helder als kristal,” geeft natuurlijk vrijheid aan van alle defecten. Deze gaven, zonder welke al het andere verloren is, worden vrijelijk gegeven aan allen wiens zonden zijn gewassen het dierbaar bloed van het Lam, de Verlosser, de Middelaar tussen God en de mens. {TN15: 33.1}

“En er zal daarin [de stad] niets binnengaan dat verontreinigt, noch iets dat en gruwel doet, of een leugen doet; maar zij die geschreven zijn in het Boek des Levens van het Lam.” Openb.21:27. {TN15: 33.2}

Vanzelfsprekend, ontvangen allen die de overwinning verkrijgen “over het beest, en over zijn beeld, en over zijn merkteken, en over het getal van zijn naam,” hun loon –“staande op de zee van glas.” {TN15: 33.3}

Het opeenvolgend openbreken van de zeven zegels en hun individuele inhoud, openbaren respectievelijk dat de geschiedenis van de mensheid is verdeeld in zeven verschillende perioden. {TN15: 33.4}

Nu openbaart de Waarheid dat met het openbreken van de eerste zegel –bij het openen van de eerste sectie van het boek – het Oordeel begint. Het is ook vanzelfsprekend dat bij het Oordeelstroon van God, in Zijn drie sessies, Apocalyptische (Eindtijd) symbolisme de natiën en volken, heiligen en zondaars, kerken en prelaten, Satan en zijn engelen voorzegt,–het verleden, het heden, en de toekomst. Aldus “ontmoeten en eindigen al de boeken van de Bijbel

33

 in de Openbaring.” The Acts Of The Apostles, p.585 { Van Jeruzalem Tot Rome, blz…}.{TN15: 33.5}

En om nu door te gaan met de studie of het onderwerp, zal het goed zijn om in gedachte te houden dat welke uitlegging van de schriften dan ook, welke faalt om op een geschikte wijze een onverwoestbare structuur van waarheid te bouwen en een les te brengen van bijzonder belang voor die tijd, is verkeerde, ongeïnspireerd door de geest der Waarheid—een ijdel ding. {TN15: 34.1}

Bovendien, aangezien de uitdrukkelijke informatie op deze bladzijden en de redelijke toelichting van de schriftgedeelten die in beschouwing zijn genomen niet genegeerd kunnen worden door allen die eerlijk zijn met zichzelf, dan moet het zijn dat het fundament voor de toepassing van de “dingen” die door Johannes zijn gezien, naar hun tevredenheid, standvastig is vastgesteld. {TN15: 34.2}

De Schriften, zoals iedere Bijbel student weet, zijn ontworpen om tegenwoordige waarheid te zijn op zekere tijden—“voedsel op zijn tijd,” in het bijzonder aangepast om in de behoeften van de mensen te voorzien. “Al deze dingen nu zijn hen overkomen tot voorbeelden; en zij zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, over wie de einden der wereld is gekomen.” 1 Cor. 10:11. Met andere woorden, de Schriften zijn gelijk aan obligaties of aantekeningen op lange termijn, die vervallen op een gegeven tijd. Het is dan vanzelfsprekend, dat de tijd die is bestemd door Inspiratie, de tijd is waarin men hen moet innen, als het ware. {TN15: 34.3}

Dit is in het bijzonder waar over De Openbaring en aangezien wij zijn gekomen juist tot

34

 de tijd waarvoor het was geschreven, kunnen wij nu door ervaring van ganser harte en zonder reserves herhalen: “Zalig is hij, die voorleest, en zij die horen de woorden dezer profetie, en die dingen bewaren, die erin geschreven staan; want de tijd is nabij.” Openb.1:3{KJV}.{TN15: 34.5}

Deze voorafgaande zaken nu doorgenomen hebbende, zou de student van vooruitgaande Waarheid gereed zijn om op verstandelijke wijze De Openbaring te bestuderen van de dingen die de weg zullen bereiden en hem in staat zullen stellen om van ganser harte te weten dat de tijd nu nabij is, dat een kennis van De Openbaring hem in staat zal stellen om stand te houden op “de grote en vreselijke dag des Heren.” Hij zou in staat moeten zijn om te zien dat het nu de tijd is om gebruik te maken van “de dingen” die niet bekend gemaakt konden worden vóór

HET OPENBREKEN VAN DE ZEVEN ZEGELS. {TN15: 35.1}

“En ik zag, toen het Lam een van de zegelen geopend had, en ik hoorde een uit de vier dieren zeggen, als het ware een stem van een donderslag: Kom en zie!  En ik zag, en ziet, een wit paard, en Die daarop zat, had een boog; en Hem was een kroon gegeven, en Hij ging uit overwinnende, en om te overwinnen. {TN15: 35.2}

“En toen Hij het tweede zegel geopend had, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom en zie!  En een ander paard ging uit, dat rood was; en dien, die daarop zat, werd macht gegeven de vrede te nemen van de aarde; en dat zij elkander zouden doden; en hem werd een groot zwaard gegeven. {TN15: 35.3}

“En toen Hij het derde zegel geopend had, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag, en ziet, een zwart paard, en die

35

daarop zat, had een weegschaal in zijn hand. En ik hoorde een stem in het midden van de vier dieren, die zeide: Een maatje tarwe voor een penning, en drie maatjes gerst voor een penning; en beschadig de olie en de wijn niet. {TN15: 35.4}

“En toen Hij het vierde zegel geopend had, hoorde ik een stem van het vierde dier, die zeide: Kom en zie!  En ik zag, en ziet, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard, en met honger, en met den dood, en door de wilde beesten der aarde.” Openb.6:1-8. {TN15: 36.1}

Met het oog op het feit dat de zegels de geschiedenis van de wereld bevatten, schetsen de verschillende kleuren van de vier paarden—wit, rood, zwart en vaal—absoluut vier verschillende toestanden, de een de ander opvolgend. {TN15: 36.2}

Ook nog ontsluieren de kroon van de eerste ruiter, en het zwaard van de tweede ruiter, en ook de weegschaal van de derde, en de naam van de dood op de vierde, –alle vier op een zo eenvoudige manier als het Goddelijke zinnebeeld het kan beschrijven, dat door de daden van de mens, de wereld van goed tot slecht is overgegaan, en dan van kwaad tot erger en dat de mens uit zijn brutaliteit geholpen moet worden, moet opnieuw opgevoed worden naar de wil van zijn Schepper. De openbaring van God’s wil, echter, wordt alleen duidelijk naar de mate van iemands gewilligheid om zijn theorieën en eigen wil los te laten{op te geven}.{TN15: 36.3}

Mozes ondervond dat het duizendmaal gemakkelijker was om het volk uit Egypte te leiden, dan om Egypte uit hen te leiden. Door voordeel te trekken uit hun struikelblok, door

36

 PICTURE OF THE FIRST FOUR SEALS ( WHITE, RED,  BLACK, AND PALE HORSE)

37

 iedere idee en alle eigen wil meteen te laten varen, niet veertig jaren of zelfs veertig dagen in beslag nemend, zien de Kalebs en Jozua’s van vandaag zonder enige twijfel dat door de paarden iets wordt voorgesteld dat door God is geschapen, maar wordt beheerst (bereden) door de mens. En wat anders kan het zijn dan de aarde, welke het gegeven recht was van de mens om daarover te heersen? {TN15: 36.4}

Het is dan duidelijk, dat wat dan ook het symbolisme (paarden en ruiters) nog meer kan voorstellen, het voorzeker openbaart dat de afwijking van de mens van het goede zijn karakter heeft verlaagd, hem heeft veroorzaakt zijn door God gegeven kroon te verliezen en daarmee zijn witte paard—zijn rechtvaardige en vreedzame regering; dat betekent, wat eens rein was, “wit”, vlekkeloos, heeft de mens onrein, tiranniek en twistziek, dominerend en moorddadig doen geworden. {TN15: 38.1}

Naar gelang de zonde zich vermenigvuldigde, werd vloek na vloek toegevoegd, en dus werd het witte paard opgevolgd door de rode, de rode door de zwarte, en de zwarte door de vale. {TN15: 38.2}

Om nu de waarheid van de inhoud van elke zegel te onderzoeken, de dingen welke het verzegelde boek onder aandacht brengt van zowel het Gerechtelijke  samenkomst die de troon omringt van de Oude van Dagen, als van ons met een openheid bij het onderzoeken naar reddende waarheid, beginnen wij met

De Symbolisatie van het Eerste Zegel. {TN15: 38.3}

“En ik zag, toen het Lam een van de zegels geopend had, en ik hoorde een uit de vier dieren zeggen, als het ware een stem van een donderslag: Kom

38

 en zie!  En ik zag, en ziet, een wit paard, en Die daarop zat, had een boog; en Hem was een kroon gegeven, en Hij ging uit overwinnende, en om te overwinnen.” Openb.6:1,2 {KJV}. {TN15: 38.4}

PICTURE OF THE FIRST SEAL (WHITE HORSE)

Vanzelfsprekend, moet het eerste zegel, het zegel waarmee het Oordeel wordt geopend, de dingen bevatten die juist bij de aanvang zijn van het menselijke ras. Het is dan logisch, dat het witte paard, het eerste in het zinnebeeld, de eerste staat van de wereld aanduidt—rein en zondeloos met een Goddelijk gekroonde regeerder (berijder), die aan het begin geen ander doel had dan de aarde te onderwerpen en het te vervullen met eeuwige, op God gelijkende wezens. De aarde zelf was gewikkeld in een kleed van schoonheid en reinheid, met al de wonderen ter land en ter zee. Er was aan niets gebrek. {TN15: 39.1}

39

 In de Hof van Eden “waren er bomen van allerlei soort, waarvan velen beladen waren met welriekende en heerlijke vruchten. Er waren lieflijke wijnstokken. ..die een meest gracieuze verschijning presenteerden, met hun takken buigend onder hun lading van verleidelijke vruchten, van de meest rijke en verscheidene aanblik.” -Patriarchs and Prophets, p.47{Patriarchen en Profeten, blz..}. {TN15: 40.1}

De aarde in haar jeugd, vervuld met fijne bloemen, en bedekt met een kleed van levend groen, eroverheen gespannen met de blauwe hemelen, betoonde een natuurlijke schoonheid en elegantie welke geen taal kan beschrijven. Een levend wonder zonder fouten, welke alleen een grote Meester Kunstenaar kon voortbrengen. {TN15: 40.2}

De ruiter en zijn wit paard (God’s gekroonde koning, Adam, en zijn vreedzame regering, zijn wit paard) zijn daarom de eersten die gewogen zullen worden, de eersten die in overzicht worden gebracht voor de Gerechtelijke Troon. Vandaar dat wij wederom eraan worden herinnerd dat dit karakter- onderzoekende gebeurtenis, het Oordeel, juist datgene is dat zou plaatsvinden “hierna” van de tijd van Johannes, jaren na de eerste eeuw van de Christelijke periode. {TN15: 40.3}

De kroon van de ruiter en zijn boog brengen in gedachte de bevoegdheid die de mens eerst vervulde op het moment dat God zei: “Laat Ons mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laat hen heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de ganse aarde, en over ieder kruipend gedierte dat kruipt over

40

de aarde.” Gen.1:26. En God zegende Adam en Eva, en God zeide tot hen: “Wees vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerp het,” overwin het. Gen.1:28{KJV}.{TN15: 40.4}

Het is duidelijk dat bij het Troon des Oordeels, het witte paard, de ruiter, en zijn kroon, op figuurlijke wijze Adam kenbaar maken, God’s geschapen koning, en zijn koninkrijk. En als het enige ding welke hij werd opgedragen die te overwinnen de aarde was, door het te vervullen en te onderwerpen, dan wat anders op het gebied van symbolisme kan de “boog,” het werktuig waarmee hij moest overwinnen, logischerwijs voorstellen, dan Eva? {TN15: 41.1}

De volgende generatie die wordt opgeroepen om rekenschap te geven voor har geloof en getrouwheid, wordt aan het licht gebracht in

DE SYMBOLISATIE VAN HET TWEEDE ZEGEL. {TN15: 41.2}

“En toen Hij het tweede zegel geopend had, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom en zie!  En een ander paard ging uit, dat rood was; en dien, die daarop zat, werd macht gegeven de vrede te nemen van de aarde; en dat zij elkander zouden doden; en hem werd een groot zwaard gegeven.” Openb.6:3,4{KJV}. {TN15: 41.3}

Aangezien het witte paard en zijn gekroonde ruiter de eerste periode van de mensheid voorstellen, dan moeten het tweede paard en zijn moorddadige, vredevernietigende ruiter, de volgende periode voorstellen, de periode waarin moord en oorlog voor het eerst uitbraken. {TN15: 41.4}

Vanzelfsprekend was Abel het eerste slachtoffer. En als gevolg, werd de gehele wereld van Noach

41

 vernietigd door de Zondvloed, en “een derde vreselijke vloek rustte erop als gevolg van de zonde.” Patriarchs and Prophets, p.107{ Patriarchen en Profeten, blz..}. {TN15: 41.5}

PICTURE OF SECOND SEAL (THE RED HORSE)

Ondanks deze bestraffing en haar aanschouwelijke les, zo gauw als de bewoners van de aarde zich vermenigvuldigden na de vloed, vermenigvuldigde de zonde zich op gelijke wijze. En hoewel de mensen slechts eerbetoon konden geven aan de correcte voorzegging van Noach over de vloed, wantrouwden zij hem bij zijn volgende voorzegging: de voorzegging dat er geen “vloed” meer zou komen “om de aarde te vernietigen.” Gen.9:11 {KJV}. Zelfs de

42

 regenboog in de wolken, het teken van de Heer Zelf van Zijn verbond dat Hij de aarde niet een tweede keer zal doen overspoelen, faalde om hen ervan te overtuigen. {TN15: 42.1}

Wat een mysterie inderdaad, is de zonde! Eerst geloofden zij niet eens in de mogelijkheid van een vloed, en vervolgens geloofden zij niet in de onmogelijkheid daarvan! In feite is de redenering van de ongelovigen even dwaas als de redenering van een plattelandse vrouw die, toen zij voor het eerst een trein zag stilstaan op het spoor, nadrukkelijk verklaarde: “Het zal nooit opstarten!” Toen zij het daarna zag opstarten, verklaarde zij, even nadrukkelijk als tevoren: “Het zal nooit stoppen!” Dus terwijl de geest van ongeloof in het Woord altijd het verstand lam heeft gemaakt en het lichaam onderworpen heeft aan zonde en verderf, zelfs in de dagen toen mensen sterk en langlevend waren, heeft dezelfde geest een nog grotere greep op de mensheid vandaag. {TN15: 43.1}

In plaats van hen te bevrijden van vrees, zette het Woord van God, door Noach gesproken, de post-diluvianen ertoe aan om te gevoelen dat er een onvermijdelijke noodzaak was om de toren van Babel te bouwen als een verdediging tegen een tweede vloed. Hun ongeloof en valse verontrusting echter niet goedkeurend, toonde de Heer zijn ongenoegen door in te grijpen in hun goddeloze en dwaze project; Hij vernietigde hun toren en verwarde hun taal. Aldus gebeurde het dat de verwarring te Babel (Gen. 11:8,9) de bestaande rassen en talen voortbracht. {TN15: 43.2}

43

 Ten laatste, aangezien de verwarde bouwers zich in groepen verdeelden, begonnen, begonnen de buren met elkaar ruzie te maken. En naargelang zij groeiden tot natiën, mondden hun ruzies uit tot oorlogen. Vandaar dat de historische waarheid dat er voor de eerste keer oorlogen uitbraken na de verwarring van tongen, aantoont dat het rode paard, in bijzonderheid zijn ruiter, de periode beschrijft waarin de toren van Babel werd vernietigd, en waarin vrede plaats gaf voor oorlogen. {TN15: 44.1}

Bovendien is het gedeelte: “de vrede te nemen van de aarde,” want het geeft vanzelfsprekend aan dat er vrede was voor die tijd. {TN15: 44.2}

De gevolgen van Adam’s zonde, echter, eindigden niet met zulk een leven en eigendom vernietigende handeling zoals de oorlog dat is. Het leidde zijn afstammelingen tot grotere ontaarding, zelfs tot afgodenaanbidding, tot het vernietigen van zielen door middel van godsdienst, welke, in het drama der zonde, wordt geopenbaard in

DE SYMBOLISATIE VAN HET DERDE ZEGEL. {TN15: 44.3}

“En toen Hij het derde zegel geopend had, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag, en ziet, een zwart paard, en die [p.36] daarop zat, had een weegschaal in zijn hand. En ik hoorde een stem in het midden van de vier dieren, die zeide: Een maatje tarwe voor een penning, en drie maatjes gerst voor een penning; en beschadig de olie en de wijn niet.” Openb.6:5,6{KJV}.{TN15: 44.4}

Zoals wij hebben gezien, stelt het witte paard, de regering voor van de aarde door de mens, toen het nog rein en vrij was. En nu, omdat zwart

44

het tegengestelde is van wit, moet het zwarte paard de regering van de mens vorstellen in geestelijke duisternis en gevangenschap – een toestand tegengesteld tot datgene voorgesteld door het witte paard.

PICTURE OF THE THIRD SEAL (THE BLACK HORSE)

Dit wordt bevestigd door de geschiedenis: Zelfs ver terug in de tijd van Abraham, slechts ongeveer drie honderd jaren na de vloed, had afgodenaanbidding de inwoners van de wereld overweldigd. Het was toen dat Abaham Haran verliet, zijn vader’s huis en land (Gen.11:31; 12:1). Zijn afstammeling, Israel, werden uiteindelijk slaven voor Farao, en daarna voor Nebukadnezar, koning van Babylon. {TN15: 45.1}

45

 De weegschaal in de hand van de ruiter zou nog duidelijker de periode moeten aangeven waartoe het zwarte paard en zijn ruiter reikt, en welke zij voorstellen. Zoals wij reeds hebben gezien, stelt de boog van de eerste ruiter het middel voor waarmee Adam de aarde onderwierp (want de gehele menselijke ras kwam uit hem); en het zwaard van de tweede ruiter, het middel waarmee Adam’s afstammelingen vrede wegnamen van de aarde. Op dezelfde wijze, moet de weegschaal van de derde ruiter noodzakelijkerwijs datgene voorstellen wat de mensheid vervolgens introduceerde. En wat anders naast een bepaalde vorm van commercie{handel} kan het symbool afbeelden? Een ieder kan erkennen dat een man met een weegschaal iets te maken moet hebben met kopen en verkopen. {TN15: 46.1}

In de tijd van Abraham was de commerciële handel tussen natiën onbekend. Maar gedurende de volgende periode, de periode die wordt voorgesteld door het zwarte paard, was het idee geboren. Toen gebeurde het dat Tyrus en Sidon de voornaamste commerciële centra werden. En Inspiratie oppert de vraag: “Wie heeft dit beraadslaagd over Tyrus, die kronende stad, wiens kooplieden vorsten zijn, wiens handelaars de heerlijkste der aarde zijn?”Jes. 23:8{KJV}.{TN15: 46.2}

Tyrus, de koningin van de Feniciërs, bevond zich slechts op korte afstand van Sidon. “Na verloop van tijd zouden zij hun handelskoloniën over de gehele Middelandse zee verspreiden, en tot

46

 in andere landen, altijd op zoek naar nieuwe handelsgebieden en commerciële centra. Zij waren de bijen van de vroegere wereld, die het stuifmeel van cultuur overbrachten overal waar zij heengingen. De noodzakelijkheden van het handelen en commercie dreven hen ertoe om een alfabet te volmaken, wat de westerse wereld dus door hun toedoen heeft verkregen. In sommige opzichten waren zij uniek in de vroegere wereld, en dit onderscheid werd met hen begraven. Want zij waren niet geïnteresseerd in veroveringen, behalve die van commerciële aard; zij hadden geen bezwaar tegen het betalen van belastingen aan militaire machten, zo lang die machten niet in de weg stonden van hun recht om te handel te bedrijven. Zij hadden een op de Grieken gelijkende vermogen om tot zich op te nemen al wat Egypte, Babylonië, Assyrië, Perzië, en welke andere fase van beschaving ook te bieden had; maar hun voornaamste kundigheid lag in vindingrijkheid, technische vaardigheden, zakelijke activiteiten, en in het bedrijfsleven{bedrijvigheid, nijverheid}. In het bewerken van ijzer, goud en ivoor, glas, en purperen verfstof, stonden zij in de vroegere wereld zonder een gelijke. {TN15: 46.3}

“(…)Door hun steden heen stroomde er een hoogst profijtelijke handel uit Arabië en het Oosten: en hun fabrikanten werden bezig gehouden met het bewerken{fabriceren, maken} van hun metalen, glazen en purperen producten. Over zee en ter land reisden zij overal –zendelingen der handel—de meester-onderhandelaars van de Oude Wereld.” –Essentiële Wetenschap, De Feniciërs, Deel 1 {Essential Konwledge, The Phoenicians, Vol.1}, blz. 69,70. {TN15: 47.1}

Het gebod: “Beschadig de olie en de wijn niet,” kwam uit het midden van de troon, van de Oude van Dagen, niet

47

 van de ruiter. Vandaar dat de twee (handels)artikelen, olie en wijn, niet alleen iets voorstellen wat God alleen kan scheppen, maar ook datgene waarvan Hij vastbesloten is te bewaren, terwijl goddeloze mensen het zouden willen vernietigen; aldus noodzaakt het Hem ertegen te gebieden dat wie dan ook ze beschadigt. En wat anders zouden zulke geestelijke artikelen zou de olie en de wijn in die tijd in het bijzonder –de tijd van het zwarte paard – voorstellen, dan die producten welke de Bijbel toen voortbracht? Bovendien is het een aangenomen feit door haast alle Bijbelstudenten, dat “olie” symbool staat voor profetische waarheid, waarheid dat licht werpt op de toekomst, dat het pad van de reiziger verlicht (Ps.45:7; Zach.4:12); en dat wijn dat gedeelte van de waarheid voorstelt, wat de ontvanger daarvan blij maakt, hem anders doet handelen dan voorheen (Jes.61:1-3). {TN15: 47.2}

Samengevat, is het vanzelfsprekend, dat het bevel: “Beschadig de olie en de wijn niet,” de verhindering verbood van het schrijven van de Geschriften, wederom aantonend dat het openbreken van het derde zegel de periode ontsluiert waarin het alfabet werd uitgevonden en waarin commercie{het bedrijfsleven, de handel} was ontstaan; de periode waarin de Bijbel werd geschreven, en waarin de ene natie de ander onderwierp{veroverde}; de periode waarin de Wereldrijken werden geboren{of kwamen te bestaan}. {TN15: 48.1}

Vandaar dat, terwijl de tijd van het Oude Testament wordt afgesloten met het derde zegel, het begin van het Nieuwe wordt ontvouwd in

48

 DE SYMBOLISATIE VAN HET VIERDE ZEGEL.

PICTURE OF THE FOURTH SEAL(THE PALE HORSE)

“En toen Hij het vierde zegel geopend had, hoorde ik een stem van het vierde dier, die zeide: Kom en zie!  En ik zag, en ziet, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard, en met honger, en met de dood, en door de wilde beesten der aarde.” Openb.6:7,8. {TN15: 49.1}

Aangezien het vale paard in dezelfde periode valt als het moeilijk te beschrijven beest van Daniel 7:7,8 dat doet (zie pp.16,17), de periode volgend na het derde zegel, gelijken zij dus op elkaar. Inderdaad, omdat zijn kleur vaag{onduidelijk} is, gebrekkig, niet hebbende een specifieke

49

 of bepaalde tint of karakter, is het paard, per slot van rekening, ook moeilijk te beschrijven. Het is zeer duidelijk dat de ruiter van het vale paard, synoniem (gelijkgesteld) is aan hij die sprak tegen de Allerhoogste, aan hij die de heiligen zou  vermoeien, “en menen tijden en wetten te veranderen.” Dan.7:25. Hij wordt gezien als voorstellende het hoogtepunt van afgoderij. De vroegere Romeinse regering wordt op gepaste wijze gesymboliseerd door het moeilijk te beschrijven beest, omdat haar bestuur in waarheid een mengsel was van burgerlijke en godsdienstige wetten, van Heidense en Christelijke leerstellingen. Niemand kon feitelijk vaststellen of de Romeinse regering nu Heidens of Christelijk, Joods of Heidens{niet-Joods} was. {TN15: 49.2}

De naam van de ruiter: “dood,” is op volmaakte wijze van toepassing op de vervolgende geest en wreedheden van die tijd van zowel de Joden als de Romeinen. De geschiedenis en de profetie bevestigen op gelijke wijze dat de onderdrukkende Romeinse macht “verslond, verbrijzelde, en het overblijfsel met zijn voeten vertrad.” Dan. 7:19. {TN15: 50.1}

De waarheid betreffende “het vierde deel der aarde” waarover hen de macht was gegeven “om te doden met zwaard, en met honger, en met de dood, en door de wilde beesten der aarde,” wordt gemakkelijk achterhaald; Door 6000, de jaren vanaf de schepping tot aan de aanvang van het millennium, te verdelen in vier gelijke delen, levert dat op 1500 jaren (“het vierde deel”), waarbij aan het eind van die tijd de macht zou wegkwijnen {verzwakken}. Wederom, omdat het waar is dat het doden van de heiligen begon bij de kruisiging van Christus, begon dit “vierde deel

50

van de aarde” daarom in die tijd en eindigde bij de “Confessie van Ausburg,” een document dat was samengesteld door Luther en gepresenteerd op de Rijksdag{of parlementszitting} te Ausburg aan de Keizer, Karel V, in 1530,– precies 1500 jaren na de opstanding van Christus (in beschouwing nemend dat de Christelijke periode 3½  jaren vroeger gedateerd is), de tijd waarin de Romeinse macht wegkwijnde. {TN15: 50.2}

Deze gevolgtrekkingen worden nog betwijfelbaar in het licht van het historische feit dat het Protestantse conflict tegen tirannie (alleenheersing}, uiteindelijk veroorzaakte dat de vervolgingen ophielden. Aldus is het dat dit gedeelte van de schriften ter discussie, werd vervuld in 1530 door het verzwakken van de Joods-Heidense en Christelijk-Heidense machten, die doodden met het zwaard, honger, de dood, en wilde beesten. {TN15: 51.1}

(Dit gedeelte van de profetie werpt overigens de verkeerde gedachte omver, dat de aarde meer dan 6000 jaren heeft bestaan.) {TN15: 51.2}

Op dit moment is het goed om op te merken, dat terwijl het getal van de paarden, vier, de vier hoeken van het kompas voorstellen, geeft het getal der zegels, zeven, de volledigheid van het evangelie, de verzegeling van de heiligen, aan. {TN15: 51.3}

Hebbende gezien ontvouwd de waarheid van de eerste vier zegels, zullen wij nu onderzoeken

DE SYMBOLISATIE VAN HET VIJFDE ZEGEL. {TN15: 51.4}

“En toen Hij het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die gedood waren om het Woord Gods, en om de getuigenis, die zij hadden. En zij riepen met

51

grote stem, zeggende: Hoelang, o heilige en waarachtige Heer, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet van degenen, die op de aarde wonen? En aan een ieder van hen werden lange witte klederen gegeven; en hun werd gezegd, dat zij nog een kleine tijd rusten zouden, totdat ook hun mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden gelijk als zij, zouden zijn vervuld.” Openb.6:9-11{KJV}.{TN15: 51.5}

PICTURE OF THE FIFTH SEAL(THE ALTAR)

De verzekering dat de zielen riepen van onder het altaar, de plats van waaruit Gods waarheid wordt verstrekt, maakt het duidelijk dat zij werden gedood vanwege hun standvastigheid in het Woord van God, en dat er aan hen, wegens hun trouw, witte klederen werden gegeven –zij werden waardig geacht voor de eeuwigheid. Dat zij de martelaren waren van de voorafgaande periode, de periode van het vierde zegel, is

52

duidelijk uit het feit dat zij reeds dood waren toen het vijfde zegel geopend werd. {TN15: 52.1}

Bovendien duidt een altaar een vernieuwing van het geloof, een hervorming aan. Dat betekende het voor Noach, Abraham, en Jakob in de gevallen toen zij hun altaren bouwden ( Gen.8:20; 12:8; 26:25; 35:14). De zielen zijnde onder het altaar, geeft aan dat zij hun leven hadden geofferd voor een zaak die gelijksoortig is aan de zaak van de martelaren gedurende de Protestantse Reformatie. En de vraag: “Hoelang, o heilige en waarachtige Heer, oordeelt Gij niet?” en ook het antwoord: “dat zij nog een kleine tijd rusten zouden, totdat ook hun mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden gelijk als zij, zouden zijn vervuld,” bewijst op concrete wijze dat de vervolging en het martelaarschap van het vierde zegel het vijfde zegel zou overlappen, en dat het Oordeel van de doden (de martelaren) niet zou beginnen tot nadat de vervolging was beëindigd, maar dat het daarna zeker zou beginnen. {TN15: 53.1}

Deze historische opvolging van gebeurtenissen brengt ons nu tot de tijd van de volgende gebeurtenissen, die zijn onthuld in

DE SYMBOLISATIE VAN HET ZESDE ZEGEL. {TN15: 53.2}

“En ik zag, toen Hij het zesde zegel geopend had, en ziet, er was een grote aardbeving; en de zon werd zwart als een haren zak, en de maan werd als bloed. En de sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgeboom zijn onrijpe vijgen afwerpt, als zij van een grote wind geschud wordt.”Openb.6:12,13 {KJV}.

53

  PICTURE OF THE SIXTH SEAL

Het is een van de fundamentele geloofspunten van het Kerkgenootschap dat de profetieën van het zesde zegel begonnen te worden vervuld met de grote aardbeving van Lissabon op 1 november 1755. Vervolgend op de aardbeving, op 19 mei 1780, was de zon verduisterd, en de maan verscheen als bloed op de volgende nacht. Daarna kwam het “vallen van de sterren,” de grote meteorenregen van 3 november 1833 (The Great Controversy, pp.304-309, 333, 334{De Grote Strijd, blz…}). {TN15: 54.1}

Vooruit blikkend op deze hemelse demonstraties (de tekenen des tijds), waarschuwde Jezus van te voren dat zij zouden verschijnen “onmiddellijk

54

 nadat de verdrukking” was beëindigd (Matt.24:29). Dus, terwijl vrede, oorlogen, commercie, schrift, en vervolging de tekenen des tijds en het kenmerk zijn van de eerste vijf zegels, zijn op gelijke wijze de aardbeving, de duistere dag, en de meteorenregen de tekenen des tijds en het kenmerk van het zesde zegel. {TN15: 54.2}

Deze wereldwijde verstoringen en hemelse tentoonstellingen tussen de jaren 1755 en 1833, blijken echter, op zichzelf genomen, voorzeggingen te zijn van de dingen die plaatsvinden gedurende de “grote en vreselijke dag des Heren.” Als dit waar is, dan voorschaduwt de aardbeving de komende schudding, zifting, onder de natiën, zoals wordt voorzegd door de profeten: {TN15: 55.1}

“Ziet, de Naam des Heren komt van verre, brandende met Zijn toorn, en de last daarvan is zwaar; Zijn lippen zijn vol gramschap, en Zijn tong, als een verterend vuur;  En Zijn adem is als een overlopende beek, die tot aan het midden van de hals toe raakt, om de heidenen te schudden met een schudding der ijdelheid; en er zal een toom zijn in de kinnebakken der volken, die hen doet dwalen.” “En de sparrenbomen zullen vreselijk geschud worden.” Jes.30:27,28; Nah.2:3{KJV}.{TN15: 55.2}

 Het verduisteren van de zon, zou getuigen van de afsluiting van het evangelie, het einde van de genadetijd, de waarin de mens “heen en weer zullen snellen om het Woord des Heren te zoeken, en het niet zullen vinden.” “Want zie, duisternis zal de aarde bedekken, en

55

 grote duisternis het volk.” Amos 8:12; Jes.60:2{KJV}.{TN15: 55.3}

De maan, gerelateerd met de zon, maakt een gepast symbool voor de kerk, het werktuig waardoor het Woord van God, het licht der wereld, wordt weerspiegeld. Dat de maan als bloed wordt, onmiddellijk volgend op het verduisteren van de zon, weigerend licht te weerspiegelen, zou een passend voorteken zijn dat de kerk haar verlossingswerk heeft volbracht, {en dus} niet langer het Licht van het evangelie behoeft te weerspiegelen. En de kerk zelf is, natuurlijk, tegen die tijd vervuld met het eeuwige leven, verlost van de vernietiging, zoals de eerstgeborenen dat waren in de woonplaatsen waar de deurposten waren beschilderd met het offerbloed op de avond van het Pascha in het land Egypte. {TN15: 56.1}

De vallende sterren suggereren over de grote en vreselijke dag des Heren –de dag waarop “de hemelen…voorbijgaan”(2 Petr.3:10), de dag waarop al hun heer wordt ontbonden, en waarop de Duivel en zijn leger, en ook de goddelozen in de kerk en in de wereld, “zullen neervallen, gelijk een blad valt van de wijnstok, en als een vallende vijg uit de vijgenboom.”Jes.34:4{KJV}. {TN15: 56.2}

Al deze tekenen staan vast als getrouwe getuigen dat het zesde zegel, de zesde tijdsperiode, de grote dag van God meebrengt, de toorn van het Lam. {TN15: 56.3}

“En de hemel week weg als een boekrol, dat toegerold wordt; en alle bergen en

56

eilanden zijn bewogen uit hun plaatsen. En de koningen der aarde, en de groten, en de rijken, en de oversten over duizend, en de machtigen, en alle dienstknechten, en alle vrijen, verborgen zichzelf in de spelonken, en in de steenrotsen der bergen; En zeiden tot de bergen en tot de steenrotsen: Valt op ons, en verbergt ons van het aangezicht van Hem, Die op den troon zit, en van den toorn des Lams. Want de grote dag Zijns toorns is gekomen, en wie kan bestaan?” Openb.6:14-17{KJV}.{TN15: 56.4}

In deze verzen worden beschreven het lot, de angst, en het getroffen geweten van allen die niet in staat zijn stand te houden op de dag van het Oordeel van de levenden, de grote en vreselijke dag des Heren –de toorn van het Lam in de grote “tijd der benauwdheid zoals er nooit geweest is”(Dan.12:1), de dag volgend op de verschijning van de antitypische “profeet Elia” (Mal.4:5) –ja, de dag waarin zij die zich niet gekleed hebben met het bruiloftskleed, worden uitgeworpen in de buitenste duisternis, om daar hun tanden te knarsen(Matt.22:11-13). {TN15: 57.1}

Ook bevestigt de Geest der Waarheid in dit schriftgedeelte (Openb.6:14-17), dat “er twee partijen in zicht worden gebracht. Een partij liet het toe zich laten misleiden, en partij kozen voor degenen waarmee de Heer een conflict heeft. Zij verklaarden {of begrepen} de boodschappen die tot hen waren gezonden verkeerd, en bekleedden zichzelf met klederen van zelfgerechtigheid.”- Testimonies, Vol.9{Getuigenissen, Deel 9}, blz.268. {TN15: 57.2}

Aldus gebeurde het dat terwijl de eerste vier zegels ons door de periode heen brengen van de dag waarin de werken van de mens worden geopenbaard,

57

 brengen de laatste drie zegels ons door de dag van God, de dag waarin Zijn Waarheid en Zijn werken worden geopenbaard. {TN15: 57.3}

Dat er een hoogtepunt van enige aard zou moeten zijn in het Gerechtelijk werk op dit bijzonder punt van de Schriften (Openb.6:14-17), is geen mysterie. Onmdat he bestempeld is bij de gebeurtenissen die de overheersing van de zonde beëindigen, en dat dit wordt gerealiseerd door zelfs de zondaars, is een zeer goede indicatie dat gedurende jet zesde zegel, het Oordeel van de doden afsluit, en de voorbereiding voor het Oordeel van de levenden begint. Het is de “vreselijke dag” voor de goddelozen. {TN15: 58.1}

Bovendien, zoals de eerste fase van het Oordeel voorbijgaat met het zesde hoofdstuk van Openbaring, begint de tweede fase met het zevende hoofdstuk; dat wil zeggen: het begint met de verzegeling van de levende heiligen, de eerste vruchten. Het is de “grote dag” voor de rechtvaardigen. {TN15: 58.2}

“En na dezen zag ik vier engelen staan op de vier hoeken der aarde, houdende de vier winden der aarde, opdat geen wind zou waaien op de aarde, noch op de zee, noch tegen enige boom. {TN15: 58.3}

En ik zag een andere engel opkomen uit het oosten, hebbende het zegel van de levende God; en hij riep met een grote stem tot de vier engelen, welke macht gegeven was de aarde en de zee te beschadigen, zeggende: Beschadigt de aarde niet, noch de zee, noch de bomen, totdat wij de dienstknechten van onze God zullen verzegeld hebben aan hun voorhoofden. En ik hoorde het getal van hen, die verzegeld waren: honderd vier en veertig duizend waren verzegeld uit alle geslachten der kinderen Israëls.” Openb.7:1-4{KJV}.{TN15: 58.4}

58

 PICTURE OF THE 144,000

Uit de aanduiding dat de vier winden zullen waaien en de vier engelen zullen

59

beschadigen zodra de dienstknechten Gods zijn verzegeld, wordt gezien opdoemend de “tijd der benauwdheid” zoals er nooit geweest was(Dan.12:1). {TN15: 59.1}

Bewegend over de vier hoeken van het kompas, moeten de winden een wereldwijde verstoring van enig soort voorstellen. Het is ook zeer duidelijk, dat het waaien van hen en het beschadigen door de engelen, twee legers in een strijd voorstellen. Het waaien van de winden is natuurlijk, de woede van de natiën tegen de heiligen; en het beschadigen van de engelen is ongetwijfeld het oordeel van de Heer die komt over Zijn vijanden. Met andere woorden, de engelen en de winden samen stellen een benauwdheid voor tussen God en de natiën, waarin zowel de heiligen als de zondaars betrokken zijn. Inderdaad, het is de grote en vreselijke dag des Heren. {TN15: 60.1}

Het verschil tussen de “grote verdrukking, zoals niet gewest is van het begin de wereld”(Matt.24:21), en de “tijd der benauwdheid, zoals er nooit geweest is sinds er een natie bestond” (Dan.12:1), is dat gedurende de “grote verdrukking” de heiligen worden gedood (Matt.24:21,22), terwijl gedurende de “tijd der benauwdheid,” zij worden verlost (Dan.12:1). {TN15: 60.2}

Dat het tegenhouden van de winden door de engelen niet aangeeft dat zij de natiën ervan weerhouden om tegen elkaar te strijden, wordt duidelijk gemaakt uit het feit dat de winden niet werden ervan weerhouden om als wind tegen wind te botsen (natie te gen naite0, maar eerder tegen het beschadigen van de aarde, de zee, en de bomen. Bovendien, dat de natiën van het noorden en

60

 van het zuiden, van het oosten en van het westen betrokken waren in de Eerste Wereldoorlog, en ook in de Tweede Wereldoorlog, hoewel de 144.000 nog niet verzegeld zijn, is een ander onweerlegbaar bewijs dat de benauwdheid die wordt voorzegd door het waaien van de winden en het beschadigen door de engelen, nog in de toekomst ligt. Dat het een wereldwijde verstoring is, wordt wederom gezien uit het feit dat de winden enerzijds, en de engelen anderzijds, zowel de aarde als de zee zullen benauwen. {TN15: 60.3}

Aangezien het een voorafgaande slotsom is dat Satan tegen de heiligen is, en dat de Heer tegen de waarheid hatende en kwaad bedrijvende menigte is, wordt het onderwerp zo helder als kristal: Wanneer zij worden losgelaten, zullen de winden slaan tegen het getrouwe “overblijfsel,” tegen degenen die achtergebleven zijn nadat de aarde haar mond heeft geopend en de “vloed,” het “onkruid”, heeft verzwolgen (Openb.12:16,17); maar de engelen die klaarstaan om te beschadigen, zullen degenen slaan die strijd voeren tegen het overblijfsel. Degenen wiens namen worden gevonden in het boek, worden “verlost.” Da.12:1. Aangezien de 144.000, de dienstknechten Gods, nog niet verzegeld zijn ( nog niet omsloten, beschermd, bewaakt, en gereed gemaakt om hun standplaats te nemen met het Lam op de berg Zion, maar eerder nog steeds vermengd zijn met het onkruid), worden de engelen opgedragen om de botsing uit te stellen. {TN15: 61.1}

Dus, wanneer dit verzegelingwerk is voltooid, dan zullen de engelen, die de winden tegenhouden, de winden laten waaien, en de engelen [p.62] die de aarde, de zee en de bomen zullen beschadigen, zullen dan met hun gegeven werk beginnen.  Anders gezegd: Het laten waaien van de winden, betekent het toelaten dat het tweehoornig beest de dekreet uitvaardigt “dat zo velen als hen, die het beeld van het beest niet zouden aanbidden, gedood zouden worden” (Openb.13:15); en het laten beschadigen door de engelen; betekent het toelaten dat het bevel van de Heer zijn beloop laat gaan: “Indien iemand het beeld aanbidt en zijn beeld, en zijn merkteken ontvangt in zijn voorhoofd of in zijn hand, dezelfde zal drinken van de wijn van de toorn Gods, welke ongemengd wordt uitgegoten in de beker van Zijn gramschap; en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel in de aanwezigheid van de heilige engelen, en in de aanwezigheid van het Lam.” Openb.14:9,10{KJV}. Deze waarschuwing wordt gevolgd door de voorzegging: {TN15: 61.2}

“De vier engelen werden losgelaten, welke bereid waren voor een uur, en een dag, en een maand, en een jaar, om het derde deel der mensen te doden.” Openb.9:15{KJV}. {TN15: 62.1}

Beide decreten zullen van kracht zijn nadat de 144.000 zijn verzegeld. {TN15: 62.2}

Hier wordt gezien dat er van tussen de eerste vruchten van de oogst de 144.000 voortkomen, de dienstknechten van God, voor het afsluitingswerk van de grote oogst. Dezen zijn de eerste heiligen die ooit zijn verlost geweest van het “onkruid” onder hen.  Maak u gereed, broeder, zuster, want de tijd is nabij. {TN15: 62.3}

Wij hebben nu gezien dat de eerste zes zegels een fase van waarheid openbaren die de geschiedenis der wereld behelst van Adam’s tijd tot aan

62

onze tijd. Deze fase van waarheid openbaart de verzegeling van de eerste en tweede vruchten; Van tussen de eerste vruchten komen de 144.000 voort – 12.000 uit elk van de twaalf stammen van de kinderen Israëls. Door de eeuwen heen zijn zij afstammelingen geweest eerst als Jakobieten, en daarna als Christenen. Na dezen kwamen de tweede vruchten, de grote schare uit “alle natiën.” (Openb.7:9-17). {TN15: 62.4}

(De bewering dat de levende heiligen bij de komst van de Heer slechts 144.000 in getal zijn, wordt in diskrediet gebracht, door het feit dat het geen kans toelaat dat zelfs één persoon gered kan worden uit een andere natie dan de afstammelingen van Jakob, zelfs niet uit de afstammelingen van Abraham, behalve door middel van Jakob zelf. Bovendien maakt de bewering de term “eerste vruchten” tot een zinloze {of ijdele} zaak, omdat het geen tweede vruchten ondersteunt.) {TN15: 63.1}

Het overige van de Openbaring, is verwikkeld in

DE SYMBOLISATIE VAN DE ZEVENDE ZEGEL. {TN15: 63.2}

 “En toen Hij het zevende zegel opende, kwam er een stilte in de hemel, ongeveer een half uur lang. En ik zag de zeven engelen, die voor God staan, en hun werden zeven bazuinen gegeven. {TN15: 63.3}

 “En er kwam een andere engel, die stond bij het altaar, hebbende een gouden wierookvat; en hem werd veel reukwerk gegeven, opdat hij het zou offeren met de gebeden van alle heiligen, op het gouden altaar, welke was voor de troon. En de rook van het reukwerk, welk kwam met de gebeden der heiligen, steeg uit de hand van de engel voor Gods aangezicht op. {TN15: 63.4}

63

 “En de engel nam het wierookvat, en vulde dat met het vuur van het altaar, en wierp het op de aarde; en er kwamen stemmen, en donderslagen, en bliksemstralen, en een aardbeving. En de zeven engelen, die de zeven bazuinen hadden, maakten zich gereed om te bazuinen. “Openb.8:1-6.{KJV}. {TN15: 64.1}

Na een tijd hielden de Gerechtelijke demonstraties –de stemmen “zeggende: Heilig, heilig, heilig, Here God Almachtig,” de donderslagen en de bliksemstralen, — voor ongeveer een hals uur op, wat zeer duidelijk aangeeft dat het Gerechtelijke tribunaal van de eerste sessie van het Oordeel uiteengaat. {TN15: 64.2}

Hierop volgend, worden aan de zeven engelen de zeven bazuinen gegeven. In de tussentijd biedt de engel die bij het altaar staat, de gebeden van al de gebeden op, neemt het wierookvat, vult het met vuur van het altaar, en werpt het op de aarde. Dan gebeurt het dat het  van de hemel afkomstige vuur, de “donderslagen, en bliksemstralen, en stemmen,” waarmee de eerste sessie van het Oordeel opende in het hemels heiligdom (Openb.4:5), naar de aarde neerdaalt in omgekeerde volgorde (stemmen, donderslagen, bliksemstralen—Openb.8:5), waarbij er ter toevoeging een aardbeving is. {TN15: 64.3}

Dan bazuinen de zeven bazuinen, de een volgend op de ander. Bij het bazuinen van de zevende bazuin (niet bij het openbreken van de zevende zegel) zijn er “grote stemmen,” zeggende: “De koninkrijken van deze wereld zijn geworden de koninkrijken van onze Here, en van Zijn Christus; en Hij zal heersen in alle eeuwigheid.” Openb.11:15{KJV}.{TN15: 64.4}

64

 De half uur stilte in de hemel doet de stemmen neerdalen tot de aarde, en bij het bazuinen van de zevende bazuin is de geheimenis van God voleindigd (Openb.10:7).  Dan gebeurt het dat “De koninkrijken van deze wereld zijn geworden de koninkrijken van onze Here.” Wat betekent dit allemaal? –Slechts dit: {TN15: 65.1}

Zoals wij hebben gezien, verdeelt de stilte de twee Gerechtelijke sessies voor het millennium, de een voor de doden en de ander voor de levenden, en het vuur van het hemelse altaar, de stemmen, bliksemstralen, en donderslagen, dalen neer tot de aarde. Deze feiten, samen met een aantal schriftgedeelten over het onderwerp, naast het overige van de Openbaring, de hoofdstukken na het openbreken van het zevende zegel, bewijzen dat het Oordeel van de levenden, het reinigen van de aardse tempel, iets is dat plaatsvindt op aarde, niet alleen in de hemel! {TN15: 65.2}

“Zie,” verklaart de Heer, “Ik zal Mijn boodschapper zenden, en hij zal de weg voor Mij berei­den; en de Here, Die gij zoekt, zal plotseling tot Zijn tempel komen, …Doch wie kan de dag van zijn komst verdragen, en wie zal standhouden, wanneer Hij verschijnt? Want Hij is als het vuur van de smelter en als het loog van de blekers. Mal.3:1,2{KJV}.{TN15: 65.3}

Ja, het werk van de tweede Gerechtelijke sessie omvat het aardse heiligdom. Tegen die tijd is het “vuur” van de Heer “in Sion, en Zijn oven in Jeruzalem.” Jes.31:9. {TN15: 65.4}

65

 “En vele natiën zullen komen en zeggen: Kom, en laat ons opgaan naar de berg des Heren, en tot het huis van de God van Jakob; en Hij zal ons leren van Zijn wegen, en wij zullen in Zijn paden wandelen; want uit Sion zal de wet voortgaan, en het Woord des Heren uit Jeruzalem. {TN15: 66.1}

”En Hij zal gericht oefenen onder vele volken, en sterke natiën van ver af bestraffen; en zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen, en hun speren tot snoeimessen; geen natie zal tegen een andere natie het zwaard opheffen, ook zullen zij geen oorlog meer leren. Maar zij zullen allen zitten, een ieder onder zijn wijnstok en zijn vijgenboom; en niemand zal hen verschrikken; want de mond des Heren heeft het gesproken.” Mich.4:2-4{KJV}.{TN15: 66.2}

“(…)dan zal Hij zitten op de troon Zijner heerlijk­heid. En alle natiën zullen voor Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals een herder zijn schapen scheidt van de bokken;  en Hij zal de schapen zetten aan Zijn rechterhand en de bokken aan Zijn linker­hand. Dan zal de Koning tot hen, die aan Zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden Mijns vaders, beërft het Koninkrijk, dat voor u bereid is van de grondlegging der wereld af(…) {TN15: 66.3}

“(…)Dan zal Hij ook tot hen, die aan Zijn linkerhand zijn zeggen: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is.” Matt.25:31-34, 41. {TN15: 66.4}

66

“En het koninkrijk en het heerschappij, en de grootheid van het koninkrijk onder de ganse hemel, zal gegeven worden aan het volk van de heiligen des Allerhoogsten, Wiens koninkrijk een eeuwig koninkrijk is, en alle heerschappijen zullen Hem dienen gehoorzamen. Hiertoe is het einde der zaak(…)”Dan.7:27,28{KJV}. {TN15: 67.1}

Al deze dingen geven duidelijk de tijd aan waarin “een ieder zal wegwerpen zijn afgoden van zilver, en zijn afgoden van goud,” juist datgene wat de val van de “Assyriër” veroorzaakt, de macht die over Jeruzalem regeert in de tijd waarop God Zijn volk verlost (Jes.31:7,8). {TN15: 67.2}

De waarheid is daarom vrij van problemen: Tussen het Oordeel van de doden en het Oordeel van de levenden staat de half uur stilte, de tijd die in beslag wordt genomen om de eerste Gerechtelijke sessie ten afsluiting te brengen en om voor te bereiden voor de tweede sessie. {TN15: 67.3}

De overige verzen van hoofdstuk 8, en ook hoofdstukken 9-11, geven een beschrijving van de zeven bazuinen, waarvan een volledige beschouwing wordt gevonden in Traktaat Nr.5, “De Laatste Waarschuwing”{Tract No. 5, “The Final Warning”} . {TN15: 67.4}

Wij zijn nu gebracht naar hoofdstuk 12 van De Openbaring, welke het onderwerp behandelt van

67

E EEUWIG LEVENDE KERK EN HAAR VIJAND {TN15: 67.5}

Het eerste van dezen die in overzicht komt bij de Troon des Oordeels, is de eeuwig levende kerk. {TN15: 68.1}

“En er verscheen een groot teken in de hemel; een vrouw met de zon bekleed, en de maan onder haar voeten, en een kroon van twaalf sterren op haar hoofd;

“En zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren.

“En er verscheen een ander teken in de hemel; en zie, een grote rode draak met zeven koppen en tien horens, en op zijn koppen zeven kronen.

“En zijn staart sleepte een derde van de sterren des hemels mede en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, om, zodra zij haar kind gebaard had, dit te verslinden.

“En zij baarde een mannelijk kind, die alle natiën zou hoeden met een ijzeren staf; en haar kind werd weggevoerd naar God, en tot Zijn troon.

“En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij haar daar twaalfhonderd zestig dagen zouden voeden.” Openb.12:1-6{KJV}. {TN15: 68.2}

Het is duidelijk dat deze “vrouw” bekleed was met de zon en werd aangevallen door de draak zelfs voordat haar kind, Christus, was geboren; jas, jaren voordat de Christelijke kerk en het evangelie tot stand kwam. Om dan te zeggen, dat zij de Nieuw Testamentische kerk voorstelt met het evangelie van Christus, is inderdaad een even ongegronde en even onlogische theorie als te zeggen dat de kip

68

 PICTURE OF REVELATION 12, THE WOMAN AND THE DRAGON

is uitgebroken voordat het ei is gelegd. {TN15: 68.3}

“Bekleed met de zon,” is de vrouw, natuurlijk, Gods eeuwig levende kerk, bekleed met het Licht uit de Hemel, de Bijbel. “Uw Woord,”zegt de Psalmist, “is…een licht op mijn pad.” Ps.119:105. {TN15: 69.1}

De maan is, zoals we weten, het medium waardoor het zonlicht wordt weerspiegeld en de nacht

69

verlicht. Zijnde onder de voeten van de vrouw, is het een gepast symbool voor de periode voordat de Bijbel kwam te ontstaan, de periode vanaf de schepping tot Mozes. Deze fase van het symbolisme geeft zeer duidelijk aan dat de vrouw opkwam uit de periode waarin het Woord van God. “de zon,”indirect werd weerspiegeld, werd overgedragen van vader tot zoon, en dat zij binnenging tot de periode waarin zij was gekleed met God’s licht, de Bijbel. {TN15: 69.2}

Bovendien was zij zwanger{het kind dragende} op de tijd dat zij bekleed was met de zon, en de maan onder haar voeten stond. Dit geeft op zichzelf genomen absoluut weer dat zij vanaf het begin de kerk voorstelt nadat het de belofte had ontvangen de Verlosser der wereld voort te brengen, het “mannelijk kind, Die alle natiën zou hoeden met een ijzeren staf.” Hij “werd weggevoerd naar God, en tot Zijn troon.” Hij is, natuurlijk, Christus, de Heer. {TN15: 70.1}

De twaalf sterren die de kroon van de vrouw samenstellen, moeten vanzelfsprekend getuigen van God’s bestuur op aarde, het aanvullende gezag van de kerk—dat van de twaalf patriarchen, van de twaalf stammen, van de twaalf apostelen, en van de 12.000 uit elke van de twaalf stammen van Israel (de 144.000). {TN15: 70.2}

Het zal ook opgemerkt worden dat zij de eeuwig levende kerk van God voorstelt in strijd met de vijand. {TN15: 70.3}

“En er verscheen een ander teken in de hemel; en zie, een grote rode draak met zeven koppen en tien horens, en op zijn koppen

70

zeven kronen. En zijn staart sleepte een derde van de sterren des hemels mede en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, om, zodra zij haar kind gebaard had, dit te verslinden.” Openb.12:3,4. {TN15: 70.4}

Als de student van door de hemel geïnspireerde Waarheid de aanschouwelijke les zal weten die wordt onderwezen door dit symbolisme, zou hij nu zorgvuldig moeten bemerken de betekenis welke de kroonloze horens van de draak en zijn gekroonde koppen uitdragen. Als de student der Waarheid ook voordeel zal trekken uit wat de Schriften onderwijzen, zou hij zich volledig moeten realiseren dat er aan de voorafgaande, evenals de volgende Bijbelse en logische beschouwingen, gehoor zou moeten worden gegeven. {TN15: 71.1}

Om te beginnen, aangezien de horens van de draak een groep van tien zijn, moeten zij al de koningen of koninkrijken voorstellen die toentertijd vertegenwoordigd waren, evanals de tien tenen van het groot beeld van Daniel, hoofdstuk 2, en ook de tien horens van het beest van hoofdstuk 7, de koningen en koninkrijken voorstellen die universeel bestonden in hun opeenvolgende perioden. {TN15: 71.2}

Ook zou het feit niet over het hoofdgezien moeten worden, dat al de horens, koppen, en kronen, daar gezamenlijk gegroepeerd waren toen de draak gereed stond “om het Kind te verslinden.” Op exacte wijze als het symbolisme {zinnebeeld} openbaart, stellen zij een coalitie van twee gescheiden en verschillende partijen voor {horens en koppen}, die beide bestaan op dezelfde tijd, niet de een volgend op de ander. Het is ook goed te gedenken, dat hoewel horen opgroeien en afvallen, de koppen dat nooit doen. {TN15: 71.3}

71

RICHTLIJN TOT EEN JUISTE UITLEGGING VAN DE SYMBOLISCHE HORENS EN KOPPEN

Aangezien de horens van de draak kroonloos zijn, moeten zij een soort van heersers afbeelden die gelijk zijn aan degenen die gesymboliseerd worden door de kroonloze horens van het vierde beest van Daniel, van zijn geitenbok en ram,  en van het scharlakenrood beest en tweehoornig beest van Johannes;dat betekent, de kroonloze horens van de draak geven kroonloze gezaghebbers van enig soort aan, evenals de kroonloze horens van welk ander der symbolische beesten dan ook. Bijvoorbeeld: de tien kroonloze horens van het vierde beest van Daniel, legde de engel uit, stellen koningen voor die nog moesten opkomen uit het Romeinse Rijk, die nog hun kronen moesten innemen. Later echter, toen de hoorn-kop haar macht had verloren en de in zich gebrachte koningen hun koninkrijken hadden ontvangen, worden zij daarna voorgesteld door gekroonde horens, door de horens van het luipaardachtig beest. (Openb.13), het symbool van de wereld na de val van Rome. {TN15: 72.1}

Nogmaals: de tien kroonloze horens van het scharlakenrood beest (Openb.17), het beest fat uiteindelijk volgt op het luipaardachtige, schetst koningen die “nog geen koninkrijk hebben ontvangen; maar die macht ontvangen als koningen op één uur samen met het beest.” Openb.17:12. Met andere woorden, omdat zij geen koninkrijk van zichzelf hebben al de tijd dat Babylon rijdt (heerst over) op het beest voor een “uur,” zijn de horens vanzelfsprekend kroonloos. {TN15: 72.2}

Aangezien deze tien horens als een kwamen te bestaan, stellen zij daarom regeerders voor uit dezelfde tijd. Wanneer horens machten

72

PICTURE

voorstellen die bestaan, de volgend op de ander, verzuimt Inspiratie niet om alzo aan te geven door te tonen dat sommige horens opkomen en anderen uitvallen. Bijvoorbeeld, drie

73

PICTURE

van de horens van het vierde beest van Daniel werden “uitgerukt bij de wortels,” en in hun plaats kwam er op een opmerkelijke horenkop . Op gelijke wijze kwamen er, toen de grote horen

74

van de geitenbok afbrak, vier op in zijn plaats, en een vijfde, de uiterste grote horen, volgde daarna (Dan.7 en 8). Ook nog kwamen zelfs de beesten, die in hun opeenvolgende perioden de wereld voorschetsen, uit de zee op, de een volgend na de ander. Aldus vertonen alle Goddelijke zinnebeelden de machten precies zoals de tijd en de gebeurtenissen hen doen verschijnen of doen verdwijnen, wat het geval ook mag zijn. {TN15: 72.3}

Anders gezegd, wanneer een macht verschilt van een ander, en wanneer zij wel of niet tegelijkertijd bestaan, dan ziet Inspiratie het nooit over het hoofd om het verschil duidelijk te maken. Als Het dat wel over het hoofd zag om dat te doen, gedenk dan hoe onlogisch, onverenigbaar, inconsequent, en onbegrijpelijk Haar onderwijzingen inderdaad zouden zijn, en hoe zinloos het zou zijn voor wie dan ook om zelfs te trachten de exacte waarheid te weten te komen! Menselijke wijsheid heeft haar onkundigheid uit zichzelf om de geheimenissen van God’s Woord te bevatten reeds bewezen, zelfs ondanks zij even volmaakt omlijnd zijn als alleen God Zelf ze kan omlijnen. In feite, hoe langer iemand op eigen initiatief probeert de geheimenissen van God uit te leggen, hoe verder hij wegdrijft van de waarheid. {TN15: 75.1}

Bovendien is het niet mogelijk dat Inspiratie zo onlogisch zou zijn door twee verschillende elementen (zij die worden voorgesteld door de horens en zij die worden voorgesteld door de koppen) een voorstelling te laten zijn van één vorm van bestuur. Het is ook niet aannemelijk dat Het de horens en de koppen gezamenlijk zou groeperen als beiden niet

75

 letterlijk in dezelfde tijd bestonden. Nee, Inspiratie zou haar termen niet aldus verwarren, en alsnog verwachten dat wij Haar onderwijzing kunnen verstaan, om te weten hoe Haar symbolen te verklaren en wanneer te verwachten dat de werkelijke gebeurtenissen zullen plaatsvinden. En hoe logisch zou het zijn, als de machten die worden voorgesteld door de horens en de machten die worden voorgesteld door de koppen geen verschil hadden in karakter, evenals echte horens en koppen dat doen? {TN15: 75.2}

Wat de aanduiding van de koppen betreft, gaan wij, omdat Inspiratie Zelf de enige bron der informatie is, nogmaals naar de profetie van Daniël 7. Daar wordt gezien dat de kleine horen van het vierde beest, hebbende ogen en een mond van een “mens,” in feite een horenkop was—een combinatie van twee gescheiden elementen. En omdat het symbool staat voor de Kerk en Staat regering (een combinatie van burgerlijke en godsdienstige machten gedurende de Middeleeuwen), dan staat het zonder twijfel vast dat terwijl het horengedeelte staat voor de burgerlijke fase, het kopgedeelte staat voor de godsdienstige fase—dat is ook logisch, omdat godsdienst het brein zou moeten zijn achter elke regering. Bovendien werden burgerlijke regeringen oorspronkelijk gefundeerd uit kerkelijke regeringen. Het symbolisme geeft aldus duidelijk aan dat een Atheïstische regering nagenoeg even goed is als elke horen, die gescheiden is van haar kop. Zulk een regering kan zelfs vergeleken worden met een kip waarvan de kop eraf is gehaald: In zijn vlucht, springt de koploze kip met grote kracht, maar het weet niet waar het heengaat, en het leeft slechts een paar minuten. {TN15: 76.1}

76

Verder, wordt de regering die volgt nadat het burgerlijke gezag was weggerukt van de godsdienstig-politieke samenstelling van de Middeleeuwen, in zicht gebracht in het symbolisme van het luipaardachtig beest (hetgeen opeenvolgend volgt in de lijn van het symbolisme der beesten). Daarin wordt het ontbonden zijn van de godsdienstig-politieke regering aangetoond door een eenvoudige gewonde kop, een godsdientsig systeem zonder burgerlijk gezag, een die lijdt onder een dodelijke slag—vanzelfsprekend van de slag die haar burgerlijke gezag van haar wegrukte. {TN15: 77.1}

Uit deze beschouwingen is het in het bijzonder opmerkelijk, dat in alle gevallen waar symbolische beesten zowel horens als koppen hebben, de koppen in ieder geval kerkelijke lichamen voorstellen, lichamen die te maken hebben met de dingen van God, die geneigd zijn de heilige zaken van God te vermengen met de alledaagse zaken van de wereld. De naam godslastering over de koppen van het luipaardachtig beest, onthult hen als juist die zonde hebben begaan. {TN15: 77.2}

En nu, het onderwerp van de draak voortzettend, kan het duidelijk worden gezien, dat ten einde de consequentheid te behouden, de Bijbelse uitlegging van de koppen en horens van de draak, moet zijn dat de eerste godsdienstige lichamen zijn, en de laatste, burgerlijke regeringen. En hoeveel van hen beschrijven de koppen en horens van de draak? –Al de burgerlijke regeringen en al de godsdienstige lichamen van die tijd in het bijzonder. Hoe weten wij dat? –Omdat er tien horen zijn

77

 en zeven gekroonde koppen, en omdat het Bijbelse getal “tien” universiteit aanduidt, en het getal “zeven” volledigheid aangeeft. (Zie Traktaat Nr.3, Het Oordeel en de Oogst{Tract No.3, The Judgment and the Harvest}, blz.94, 1942 editie.) {TN15: 77.3}

Uit de vooraf vermelde voorbeelden zien wij reeds dat de tijd is gekomen voor alle getrouwe Bijbelstudenten, onderzoekers naar reddende Waarheid, om zich te realiseren dat inspiratie nooit iets zinloos of onzorgvuldig doet. Zijn werk is altijd nauwkeurig geconstrueerd, altijd betrouwbaar bij de eerste indruk, en nadrukkelijk buiten verbetering. {TN15: 78.1}

Het is ook een erkend feit, dat kronen altijd staan voor koninklijk gezag. En omdat zij verschijnen op de koppen van de draak, niet op zijn horens, is het in het bijzonder opmerkelijk dat terwijl de draak regeerde over zowel de burgerlijke als de godsdienstige werelden, hij toch de godsdienstige werelden kroonde. {TN15: 78.2}

Anders gezegd: de kerk hield het scepter in de hand; de kerk zat op de troon van de draak. En het feit dat het getal van de horens van de draak universiteit voorstelt, en het getal van zijn gekroonde koppen volledigheid, gekoppeld aan het feit dat zowel de Joodse kerk als de Romeinen de Heer vervolgden, toont aan dat de draak in zijn geheel een complete Satanisch-kerkelijke wereld voorstelt, dat Satan de wereld gevangen had genomen. Als overwinnaar ervan en gewapend met horens en koppen, bewoog hij Herodus ertoe om de pasgeboren kinderen te doden, zo gauw hij het bericht van de geboorte van Christus had vernomen. Dit deed hij in

78

 de hoop de Verlosser te vernietigen, het kind te verslinden en daardoor zijn eigen koninkrijk voort te laten gaan. Dit was dus de toestand van de wereld bij de eerste komst van Christus, en aldus was de kerk in staat gesteld om de Heer te kruisigen, Stefanus te stenigen, anderen te onthoofden, en toch te ontkomen aan de vonnissen van de burgerlijke gezagsdragers. {TN15: 78.3}

Juist om deze reden kwam de Zoon des mensen, de Verlosser der wereld, precies op het moment dat Hij kwam. De draak echter, ten einde zijn Satanische heerschappij te verdedigen, wachtte geduldig en keek zorgvuldig uit naar de komst van de beloofde Verlosser der wereld. Zo gebeurde het dat terwijl de eeuwig levende kerk van God zwanger was, en uitschreeuwde om te baren, de draak met zijn zeven gekroonde koppen en tien horens, klaarstond om het kind te verslinden zodra Hij was geboren. {TN15: 78.4}

Juist zulk een afvalligheid had de wereld in haar greep ook in de dagen van Noach, en maakte het noodzakelijk voor de Heer om iets te doen om de wereld te redden. Ter wille van de mensheid, zond de Schepper de vloed om een einde te maken aan de goddeloosheid. Op gelijke wijze vereiste de vreselijke afvalligheid van de Joden in de dagen van Christus’ eerste komst, een andere ramp die even grondig vernietigend zou zijn als de vreselijke vloed, ten einde de goddeloosheid wederom weg te wissen. Maar God kon, ware het om geen andere reden dan Zijn nooit falende belofte aan Zijn getrouwe dienstknecht Noach te bewaren, niet aldus de wereld ten tweeden male omverwerpen. En dus zond Hij Zijn Zoon om in de

79

 plaats van de wereld te sterven. In dit licht, hoe veel helderder dan ooit blinkt uit de missie van de Verlosser! Door Zijn dood heeft Hij waarlijk de wereld gered van de ondergang in die tijd, en door Zijn opstanding heeft Hij het mogelijk gemaakt dat het vandaag kan bestaan. {TN15: 78.5}

“En zijn staart sleepte een derde van de sterren des hemels mede en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, om, zodra zij haar kind gebaard had, dit te verslinden….

“En er was oorlog in de hemel; Michael en Zijn engelen streden tegen de draak; en de draak streed met zijn engelen, en hebben niet overmocht; ook werd er geen plaats meer voor hen gevonden in de hemel.

“En de grote draak werd uitgeworpen, die oude slang, genaamd de Duivel, en Satan, die de gehele wereld misleidt; hij werd uitgeworpen op de aarde, en zijn engelen werden uitgeworpen met hem.

“En toen de draak zag, dat hij was uitgeworpen op de aarde, vervolgde hij de vrouw, die het mannelijk kind had voortgebracht.” Openb.12:4,7-9,13{KJV}. {TN15: 80.1}

Hier worden er twee “uitwerpingen” beschreven. Merk op dat in het eerste geval, de draak de engelen met zijn staart sleepte. Maar, vraagt u zich af, waarom niet met zijn klauwen? –Eenvoudigweg omdat dat valselijk zou aangeven dat Satan de Heer had verslagen en dus uit de hemel een derde van de engelen had weggesleurd. Maar aangezien hij hen met zijn staart sleepte, is de ware betekenis duidelijk—dat een derde deel van de engelen hem vrijwillig volgden. Zij klampten zich vast aan zijn staart, terwijl hij de weg leidde. “Zij keerden zich af van

80

de Vader en van Zijn Zoon, en verenigden zich met de aanstichter van rebellie {opstandigheid}.”—Testimonies Vol.3{Getuigenissen Deel 3}, blz.115. De draak overtuigde de engelen en zij volgden hem van de hemel tot de aarde, alwaar hij trachtte Christus te verslinden. {TN15: 80.2}

Deze gebeurtenis van Openb.12:4, het neerslepen van de sterren door de draak, ging vooraf aan de gebeurtenis van Openb.12:9, het neerwerpen van de draak door de Heer. De eerste vond plaats voordat de Heer was geboren en de laatste na Zijn opstanding. Dit wordt duidelijk gemaakt in de volgende paragaven: {TN15: 81.1}

In de dagen van Job had Satan nog steeds toegang tot de hemel, want er wordt ons verteld dat: “(..)er was een dag, toen de zonen Gods kwamen, om zich voor de Here te stellen, en Satan kwam ook in het midden van hen. En de Here zeide tot Satan: Van waar komt gij? Toen antwoordde Satan en zeide: Van om te trekken op de aarde, en van die te doorwandelen.” Job 1:6,7. {TN15: 81.2}

Satan dus, was niet onmiddellijk uit de hemel geworpen nadat hij rebelleerde of zelfs toen hij Adam en Eva veroorzaakte te zondigen. Integendeel, moest het hebben plaatsgevonden na de tijd van Job. Maar om vast te stellen precies wanneer, zullen wij lezen Openb.12:13: “En toen de draak zag, dat hij was neergeworpen op de aarde, vervolgde hij de vrouw, die het mannelijk kind had voortgebracht.” Daarom werd hij uitgeworpen voordat hij heenging om de kerk te vervolgen. Dit deed hij in de “tijd” waarin “er een grote vervolging was

81

tegen de gemeente, die te Jeruzalem was; en zij werden allen verstrooid door de landen van Judea en Samaria, behalve de apostelen.” Handelingen 8:1. Dit feit wordt wederom ondersteund door de Geest der Profetie: {TN15: 81.3}

Zegevierend werd de Heer weggevoerd tot God en Zijn troon. “(…) allen zijn daar om de Verlosser welkom te heten. Zij verlangen vurig zijn triomf te vieren en hun Koning te verheerlijken.(…) Hij houdt God het beweegoffer voor: hen, die met Hem zijn opgestaan als vertegenwoordigers van die grote schare die bij Zijn wederkomst uit de graven zullen opstaan(…)Gods stem wordt wordt gehoord als Hij verkondigt dat het recht is voldaan. Satan is verslagen. De strijdende, zwoegende kinderen van Christus op aarde zijn “begenadigd in de Geliefde.” Ten aanschouwen van de hemelse engelen en de vertegenwoordigers van de ongevallen werelden worden zij rechtvaardig verklaard. {TN15: 82.1}

“Satan zag dat zijn vermomming was weggerukt. Zijn werk lag open en bloot voor de ongevallen engelen en voor het hemels universum. Hij had zich geopenbaard als een moordenaar. Door het bloed van Gods Zoon te vergieten, had hij zich beroofd van de sympathie van de hemelse wezens. Voortaan was zijn werk beperkt. Welke houding hij ook mocht aannemen, nooit meer zou hij de engelen kunnen opwachten als zij van de hemelse hoven kwamen, en voor hun ogen de broeders van Christus aanklagen voor het feit dat zij bekleed waren met de gewaden van duisternis en

82

de verontreiniging der zonde. De laatste schakel van sympathie tussen Satan en de hemel was verbroken.” The Desire of Ages, pp.833, 834, 761{De Wens der Eeuwen, blz.694,695,636,637}. {TN15: 82.2}

Inderdaad, zich realiserend dat hij een einde had gemaakt aan het ooit weer kunnen aanklagen van de broeders in de hemel, en wetend dat zelfs zijn verblijf op aarde zeer kort zou zijn,

STORTTE SATAN NEER MET GROTE TOORN. {TN15: 83.1}

Nadat de draak was neergeworpen, zag Johannes een luide stem in de hemel, zeggende: {TN15: 83.2}

Nu is geworden de zaligheid, en de kracht, en het koninkrijk van onze God, en de macht van Zijn Christus; want de aanklager onzer broederen is neergeworpen, die hen aanklaagde voor onzen God dag en nacht. En zij hebben hem overwonnen door het bloed des Lams, en door het woord hunner getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad tot de dood toe. Hierom bedrijft vreugde, gij hemelen, en gij, die daarin woont. Wee dengenen, die de aarde en de zee bewonen! Want de duivel is tot u afgekomen, en heeft grote toorn, wetende, dat hij slechts een korte tijd heeft.” Openb.12:10-12{KJV}.` {TN15: 83.3}

“Satans aanklachten tegen hen die de Here zoeken zijn niet het gevolg van zijn ongenoegen over hun zonden. Hij verheugt zich over de gebreken in hun karakter, want hij weet dat hij alleen macht over hen heeft als ze Gods wet overtreden.” Prophets and Kings, pp.585,586{Profeten en Koningen, blz.358}. {TN15: 83.4}

Zoals wij zien, bemoedigt Satan de zondaar om onbewust de overtreding te begaan, en aldus zijn veroordeling te verzekeren, niet noodzakelijkerwijs op aarde, maar in de hemel. Voor de rechtvaardige Rechter, beschuldigt Satan de

83

 overtreder vanzijnde bekleed met de gewaden van duisternis en de verontreiniging der zonde.” Maar wanneer de Geest van God dringt tot berisping, openbaart Het de zonde en bestraft de zondaar door middel van Zijn kerk. {TN15: 83.5}

Gods volk zou altijd waakzaam moeten zijn voor de stem van de Geest van Christus, evenals behoedzaam zijn om de geest van Satan te onderscheiden. Wanneer de twee tegen elkaar botsen, streeft de ene naar gehoorzaamheid aan Gods Woord, terwijl de ander de zonde verontschuldigt en sympathiseert met de zondaar. Op deze laatste subtiele wijze wint Satan vaak terrein en wint hij de zondaar tot zijn gelederen, want de zondaar heeft van nature zijn zonde lief. De getrouwen echter, overwinnen hem “door het bloed des Lams, en door het woord hunner getuigenis.” Zij hebben “hun leven niet” lief “tot de dood toe.” Openb.12:11. {TN15: 84.1}

“En aan de vrouw werden gegeven twee vleugels van een grote arend, opdat zij naar de woestijn zou vliegen, naar haar plaats, waar zij is gevoed voor een tijd, tijden en een halve tijd, buiten het gezicht van de slang.” Openb.12:14{KJV}. {TN15: 84.2}

Aangezien een woestijn het tegengestelde is van een wijngaard, geeft de verklaring: “opdat zij naar de woestijn zou vliegen” nadrukkelijk aan dat zij de wijngaard moet hebben verlaten. En dat is precies wat zij deed: Kort na de opstanding, verliet de kerk (de vrouw) het heilige land (de wijngaard) en ging naar het land van de Heidenen (de woestijn). {TN15: 84.3}

Naast deze historische feiten, hebben wij ook de Bijbelse betekenis van de wijngaard:

84

 PICTURE

“De wijngaard van de Here der heerscharen is het huis Israels, en de mannen van Juda zijn de planten waarin Hij vreugde heeft.” Jes.5:7. {TN15: 84.4}

Ongetwijfeld daarom, is de woestijn, waar de vrouw werd gevoed voor een bepaalde tijd, het land van de Heidenen. En dat de vrouw moest vluchten van het

85

aangezicht van de slang in haar thuisland, toont aan dat de draak het heilige land tot zijn hoofdkwartier had gemaakt. Niet tevreden echter daarmee, volgde hij haar zelfs na in de woestijn. {TN15: 85.1}

“En de slang wierp uit zijn bek water als een vloed achter de vrouw, om haar door de vloed te laten wegvoeren.” Openb.12:15{KJV}. {TN15: 86.1}

In eerste instantie, in de hoop de vrouw te vernietigen, vervolgde de slang haar. Falend echter in het bereiken van zijn doel, keerde hij plotseling zijn werkwijze om. Hij stopte de vervolging en begon in de plaats vriendschap met haar te sluiten. Maar tegen wat een prijs voor de vrouw! Op een listige wijze wierp hij een vloed achter haar, ogenschijnlijk een machtige poging om haar te verfrissen, terwijl het in feite een machtige poging was om haar daardoor te vernietigen. {TN15: 86.2}

De figuurlijke woorden van Inspiratie verklaren dat het gedwongen Christelijk maken van de Heidenen en het binnenstromen van hen tot de kerk gedurende de vierde eeuw van de Christelijke periode, in werkelijkheid geen vriendschappelijke handeling was. Het was eerder als een verwoestende stroom om de reddende macht van het Christendom te doen verdrinken. Met andere woorden, Inspiratie voorzegde de periode waarin de draak Heidense politici met een mantel van Christelijkheid bekleedde en hen ertoe leidde om de niet Christelijke heidenen te dwingen zich bij de kerk te voegen, zodat zij aldus haar heidens zouden maken, in plaats van dat zij hen Christelijk maakte. {TN15: 86.3}

Ter bevestiging, citeren wij een gedeeltelijke beschrijving van het werk van Dhr. Gibbon: “Door het bevelschrift van verdraagzaamheid, verwijderde

86

 hij [Constantijn] de tijdelijke nadelen welke tot dusver de vooruitgang van het Christendom hadden vertraagd; en haar actieve en talrijke bedienaren ontvingen een vrije toestemming, een liberale bemoediging, om de heilzame waarheden van openbaring aan te bevelen door iedere argument welke de denkwijze of vroomheid van de mensheid zou kunnen beïnvloeden. De exacte balans tussen de twee godsdiensten [Christelijk en Heidens] duurde slechts een moment voort…De steden die een voorwaartse ijver kenbaar maakten door de vrijwillige vernietiging van hun tempels [de Heidense] werden onderscheiden door gemeentelijke voorrechten, en beloond met populaire donaties…de verlossing van het gewone volk werd gekocht tegen een goedkope prijs, als het waar was dat, binnen een jaar, twaalf duizend mensen werden gedoopt te Rome, naast een evenredig aantal vrouwen en kinderen, en dat een wit kleed met twintig stukken goud, werd beloofd door de keizer aan iedere bekeerling.” Dit was “een wet van Constantijn, welke vrijheid gaf aan al de slaven die het Christendom zouden moeten omarmen.” –Gibbon’s Rome, Deel 2, blz.273,274. {TN15: 86.4}

“En de aarde schoot de vrouw te hulp: en de aarde opende haar mond, en verzwolg de stroom op die de draak uit zijn mond had gespuwd.” Openb.12:16{KJV}. {TN15: 87.1}

De “aarde,” God’s machtige wapen, zal uiteindelijk de vrouw helpen. Het zal de “vloed” verzwelgen; dat betekent, hetzelfde Goddelijke middel welke, volgens de gelijkenis, het onkruid wegneemt en hen verbrandt, neemt op gelijke wijze allen weg die zich bij de

87

kerk hebben gevoegd maar die nog steeds heidens van hart zijn. En wat gebeurt er dan? –de Schriften verschaffen het antwoord: {TN15: 87.2}

“En de draak was woedend op de vrouw en ging weg om strijd te leveren met het overblijfsel van haar nageslacht, die de geboden Gods bewaren, en het getuigenis van Jezus Christus hebben.” Openb.12:17{KJV}. {TN15: 88.1}

De term “overblijfsel” onthult dat haar zaad is verdeeld in twee delen: de ene is weggenomen, de ander is achtergebleven. Nehemia  bijvoorbeeld verklaart: “De overgeblevenen, die daar in het gewest uit de gevangenschap zijn overgebleven, verkeren in grote rampspoed en smaad.” Neh.1:3. Een “overblijfsel” stelt altijd een deel voor van het geheel, hetzij klein of groot. {TN15: 88.2}

En merk op dat de draak strijd voert, niet tegen het overblijfsel van de “vloed,” maar tegen het overblijfsel van haar nageslacht{of zaad}. Daar Christus het enige kind is van de vrouw, zijn haar nageslacht daarom de Christenen, zij die geboren worden tot de kerk door de Geest van Christus. Dienovereenkomstig, brengt de handeling van het brengen van de eerste vruchten naar de Berg Zion (Openb.14:1) een situatie tot stand welke tot het overblijfsel maakt degenen die nog overblijven onder de Heidenen. In dit geval daarom zijn zij, de tweede vruchten, het overblijfsel. {TN15: 88.3}

Laat eraan gedacht worden, dat het nadat de aarde de vloed verzwelgt gebeurt, dat de draak woedend zal zijn op de vrouw, en “strijd” zal “leveren met het overblijfsel van haar nageslacht [niet met haar persoonlijk], die de geboden Gods bewaren, en het getuigenis van Jezus Christus hebben.” Openb.12:16,17{KJV}. Het is dan duidelijk, dat er is geen ontkomen is aan de slotsom

88

 dat uit de weg ruimen van Satan’s vloed ongetwijfeld de reiniging van de kerk betekent, het vernietigen van hen die zich bij de kerk hebben gevoegd met behulp van de slang. Deze reiniging is juist datgene wat de kerk in staat stelt om als een lichaam de geboden Gods te bewaren en de getuigenis van Jezus Christus te hebben, de levende Geest der Profetie (Openb.19:10), in haar midden. Dit is haar enige hoop, haar enige kracht, haar enige verlossing. In dit licht, blaast Inspiratie nieuw leven in de woorden: {TN15: 88.4}

“Waak op, waak op, trek uw sterkte aan, o Sion; trek uw pronkgewaden aan, o Jeruzalem, de heilige stad; want van nu aan zal er niet meer in u komen de onbesnedene en de onreine.” Jes.52:1{KJV}. {TN15: 89.1}

De reiniging van de kerk zal daarom niet de duizendjarige tijd van vrede met zich brengen. Inderdaad niet, maar het zal een einde brengen van de goddelozen in de kerk, en daarmee Satan’s grootste woede tegen het overblijfsel, tegen degenen die, terwijl zij zich nog onder de Heidenen bevinden, het wagen om daarna hun standpunt in te nemen aan de kant van de Heer. Desondanks zullen zij verlost worden als zij, als het ware, hun leven op het spel zetten – als zij hun standpunt innemen aan de kant van de Heer en daardoor hun namen plaatsen in het “boek.” Dan.12:1. {TN15: 89.2}

De draak kan geen strijd voeren tegen de vrouw, de kerk is gevormd door de eerste vruchten, omdat zij tegen die tijd met het Lam staat op de Berg Sion(Openb.14:1), buiten het bereik van de draak. {TN15: 89.3}

89

 Voor verdere studie over Openbaring 12, lees Traktaat Nr. 12, De Wereld, Gisteren, Vandaag, en Morgen{ Tract No.12, The World Yesterday, Today, Tomorrow}, 1946 editie, blz.45-48. (Hoewel het onderwerp van De Openbaring slechts gedeeltelijk hierin is behandeld, staat de beperkte ruimte in dit traktaat het mij niet toe om verder te gaan). {TN15: 90.1}

—000—

90

Schftuurlijke Index

—0—

“(…)de Geest der waarheid, zal komen, zal Hij u de weg wijzen tot alle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij zal horen, zal Hij spreken; en Hij zal u de toekomende dingen tonen.” Johannes 16:13{KJV}

“ Zalig is hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en die dingen bewaren die daarin geschreven staan; want de tijd is nabij.” Openb.1:3{KJV}

—0—

“Zie, Ik kom spoedig. Zalig is hij, die de woorden der profetie van dit boek bewaart.” Openb.22:7

—000—

>