fbpx

Traktaat Nr. 11

God’s Titels Niet Beperkt Tot Een Taal

VRAAG:

Is het geen feit dat de Bijbel vertalers de originele Hebreeuwse namen van de Schepper (Elohim, Jehovah, El, Elahh, Elowahh, Bethel, en Tsur) veranderden in de namen van Baal ( God, Heer, etc)? En als de namen van de Schepper feitelijk Elohim, Yahovah, et.al…zijn, en als God, Heer, etc de namen van heidense goden zijn, waarom noemen we Hem dan bij de laatste? {TN11: 2.1}

ANTWOORD:

Omwille van een juist en consequent begrip ter verwijzing naar de woorden ter discussie, vragen wij de aandacht van de lezer voor het zelf bewijzende feit dat de verschillende Hebreeuwse woorden die aangeduid zijn door de vragensteller als “de originele namen van de Schepper,” die allen karakteristiek zijn voor een bepaald oogpunt of eigenschap van de Heilige natuur of karakter, daarom niet namen zijn, maar titels, van de Schepper. Alleen de naam Jehovah schijnt Zijn Eigenlijke Naam te zijn; daarom zullen we het hierin apart van de titels behandelen. {TN11: 2.2}

 Om de waarheid te vinden achter deze belangrijke tweevoudige vraag, gaan we terug naar niet slechts het begin van de Hebreeuwse natie, maar tot het begin van alle natiën; dat is, tot

2

De Kern van de Zaak. {TN11: 2.3}

We zien dat toen God de mens schiep en godsdienst aanbidding ontstond, Hij aan zijn schepselen Zijn titels verklaarde, in de taal van Eden. Later toen de zonde zijn intrede deed, en toen de mensen zich vermenigvuldigden en de goddeloosheid toenam, en toen het zich voortzette zelfs na de zondvloed, veroorzaakte Gods wraak tegen hun vanwege het bouwen van de Toren van Babel, Hem om “de taal van de ganse aarde” te verwarren, en om hieruit de talen van de natiën te creëren. Toen werden de originele titels van God aan het volk gegeven in hun respectievelijke talen; omdat de titels van God, in een taal die vreemd is voor de voorstelling {of denkbeeld} van de naties, geen betekenis voor hen zouden hebben. {TN11: 3.1}

Daar hun zonden zorgden voor een steeds grotere verwijdering van de kloof tussen God en de mensen, maakten zij uit protest, om hun hartenwens voor een zichtbare God te bevredigen, voor zichzelf

Afgoden, Vernoemd naar de Heilige Titels. {TN11: 3.2}

In plaats van de afgoden namen te geven die speciaal voor hun waren voortgebracht, eerden de makers hen met de Heilige titels om het te laten lijken alsof de afgoden afbeeldingen van God waren, een vervalsing die overtuigend bepaald wordt door zulke overduidelijke bewijzen als dat het woord Elah, een Hebreeuwse titel voor de Godheid, wordt gebruikt door de Turken als de naam van hun god [Allah]; dat het woord, Tsur, een andere Hebreeuwse titel van de

3

 Godheid, wordt gebruikt door het Russisch-Sloveense volk als de titel voor hun koningen {tsaar}; en dat “Elohim, in vele gevallen gebruikt wordt als de goden van de heidenen, die in dezelfde titel de God van de Hebreeërs meerekenden, en in het algemeen de Godheid aanduidden, als ze spraken over (aldus) een bovennatuurlijk wezen.”—Dictionary of the Bible, Smith, definition “Jehovah.” {TN11: 3.3}

Vanuit deze bewijzen, zien we duidelijk dat de namen van de afgoden, in feite niet de namen van de afgoden zelf zijn, maar de titels van God. Door daarom onze aanspreektitel tot Hem te beperken tot één taal—de Hebreeuwse—alleen maar omdat Zijn titel in onze taal ooit gebruikt werd ter ere van afgoden, wordt de conclusie bekrachtigd dat de afgoden van de heidenen, God de Schepper hebben overwonnen door Hem te beroven van Zijn titels! Wat een afstotelijke gedachte! {TN11: 4.1}

Vandaar dat, als wij meer plechtigheid moeten verbinden aan schrijfwijzen die de Godheid uitdrukken, in welke taal dan ook meer dan in de andere, zou het moeten zijn

Alleen In De Taal van Eden, of In Allen Gelijk. {TN11: 4.2}

Als vanaf het begin tot vandaag “de ganse aarde van enerlei spraak was”

(Gen. 11:1), en als de dag maar nooit was aangebroken toen “de Heer de spraak der ganse aarde verstrooide” (Gen. 11:9), dan zouden Gods aanbidders Hem alleen dan aanspreken in de taal van Eden. Maar gezien het feit dat vanaf dat uur tot deze, verscheidenheid en verwarring van tongen het

4

taalkundige lot is geweest van het menselijke ras, heeft de Heer Zijn woord nooit beperkt tot een universeel medium van uitdrukking, maar heeft het eerder aangepast aan al “de volkeren en menigten, en naties, en tongen” van de aarde, zodoende rekenschap gevend aan

De Verschillende Titels van de Godheid. {TN11: 4.3}

De Joden noemden de te verwachten Christus: Messias, maar wij die Engels spreken noemen Hem: de Gezalfde, omdat dat is wat het woord Messias in onze taal betekent. De titel: Gezalfde heeft geen betekenis voor een Hebreeër, evenals Messias voor een Engelsman, tenzij de Engelsman en de Jood, beiden Engels als Hebreeuws spreken, of als het woord uitgelegd wordt aan hen in hun respectievelijke tongen. Op gelijke wijze is dit het geval met de woorden Elohim en God — gelijkwaardigheden in hun respectievelijke tongen. De menigten van gewone mensen die alleen Engels spreken, kunnen niet op een verstandige wijze de Schepper aanspreken met een woord dat vreemd is aan de Engelse taal. Bijvoorbeeld, wanneer (we) spreken van de Ene Die alle dingen schiep, moeten wij Hem noodzakelijkerwijs noemen met het Engelse woord: Schepper, in plaats van het Slavische woord: Sutvaritel, of met het Griekse woord: Plasten. Aldus, zoals het gepast is in het Engels om te zeggen: Schepper of Vader, wanneer we die Ene aanspreken Die alle dingen heeft geschapen, dan moet het, om consequent te zijn, ook gepast zijn om Hem God te noemen in het Engels, in plaats van hem bij de Joodse titel: Elohim te noemen. {TN11: 5.1}

Voor de Jood betekenen de woorden, Elohim, Elowahh,

5

Elahh, en El: Machtige, Schepper, hetzelfde als wat het woord: God, zoals in algemene aanvaarding, voor de Oud-Engelsen; het woord Otheos, voor de Griek; het woord Bog, voor de Sloveen; Gott voor de Duitser; Gud voor de Scandinaviër; Dios voor de Spanjaard, en Allah voor de Turk betekent. {TN11: 5.2}

Vandaar dat het woord, Elohim en haar varianten, God, Theos, Bog, Gott, Gud, Dios, Allah, Lord {Heer} en ga zo maar door, losse tegenhangers zijn in hun respectievelijke talen, de algemene betekenis van hun allen is en ruimere zin hetzelfde als dat van de Engelse naam: heer, welke een eerbiedwaardige titel is gegeven aan een echtgenoot, aan een edelman, aan een eigenaar, aan een bezitter, of aan een zekere officiële persoon. {TN11: 6.1}

Het is vanuit deze algemene acceptatie van de woorden dat God en Heer, beiden worden toegepast op de Godheid, en niet meer van een punt van gepaste naam dan met het woord Vader. {TN11: 6.2}

Dit is passend geïllustreerd door de voorpagina “gesneden” van Augustus Caesar. Deze grote Romeinse heerser, had als een van zijn verheven titels, de term “Pontifex  Maximus” omdat hij werd aanbeden, in het heidens systeem, als hun zichtbare god op aarde. Later werd deze titel overgenomen door de Paus van Rome. Alzo werd het met Gods titels gedaan door de Baäl aanbidders. {TN11: 6.3}

Verder is het standbeeld van Augustus niet Augustus zelf. Het is slechts een afgod van hem, aanbeden door de mensen nadat zij niet langer zijn levende aanwezigheid konden aanschouwen. {TN11: 6.4}

 6

Dus deze mogelijkheid van exclusieve koninklijke, en zelfs heilige titels die gebruikt worden door afgunstige personen of toegepast op afbeeldingen, is een gebruik dat ongelukkigerwijs altijd heeft bestaan, en er is niets dat daaraan gedaan kan worden, zolang de mens voortgaat om het gebod te overtreden dat zegt: {TN11: 7.1}

“Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken van hetgeen boven in de hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is: Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want ik de Heere, uw God, ben een jaloerse God.” Ex. 20:4 {KJV}. {TN11: 7.2}

Al de algemene termen, in de verschillende talen, karakteriseren eerder wat God is, dan Wie Hij is; met andere woorden, deze termen zijn eerder de titels van Zijn natuur en karakter, dan van Zijn identiteit. Als ze daarom niet vertaald waren in de talen van de natiën, zouden ze zonder betekenis zijn voor de mensen. {TN11: 7.3}

Vanuit de hierin gecombineerde bewijzen van de Geschriften, geschiedenis , filologie {taalkunde} en logica, zien we duidelijk dat de woorden God, Heer enz., niet oorspronkelijk, noch ooit exclusief, de namen waren van Baäl, of van welke andere afgod dan ook. Als gevolg daarvan is er

Niets Verkeerds aan Gods Titels in Welke Taal dan ook. {TN11: 7.4}

Het is dan vanzelfsprekend dat, hoewel de heidenen de term god gebruikten, wanneer ze hun afgoden aanspraken, zoals sommigen de titel vader gebruiken voor een

7

persoon die niet hun vader is, doch door zo te doen, zij daardoor niet meer werkelijk enig afgod tot God maakten, dan dat ze daarmee werkelijk de titels van de echte God, tot de titels van afgoden maakten; niet meer in feite, dan hen die het woord vader misbruiken, het zo verontreinigen, dat we nu genoodzaakt zijn onze aardse ouder met een andere titel aan te spreken. {TN11: 7.5}

En als er nog steeds wordt geprotesteerd, dat deze verschillende titels van de Godheid worden ontheiligd omdat afgoden-aanbiddende natiën ze gebruikten, dan moet er door dezelfde blijk van logica ook geprotesteerd worden, dat hun Joodse equivalenten zelfs meer ontheiligend zijn, vanwege de nog schandelijkere en verwerpelijke afgoderij van de Joden, die op bespottende wijze deze titels van de ware God mompelden, terwijl zij vreemde goden achterna gingen en Zijn profeten doodden, en die zelfs Zijn enig geboren Zoon niet spaarden. {TN11: 8.1}

Juist door het feit dat toen de heidenen het Christendom aannamen, de Geest der Waarheid deze misbruikte titels van de Godheid “voor het Christelijk verstand verhief”, toonde Hij daardoor aan dat God niets tevergeefs {of zonder betekenis} geschapen heeft, en dat er geen andere goden voor Hem zijn. Dus in plaats van dat deze titels nu een gruwel voor ons worden, zouden ze een betere status moeten hebben dan daarvoor, net als de Verkwister dat had nadat hij terugkeerde tot zijn vaders huis. {TN11: 8.2}

De apostel erkende dit, en maakte daarom geen bezwaar toen de discipelen in Antiochië zichzelf Christenen noemden, naar de naam van de Heer in hun inheemse taal (Handelingen 11:26). {TN11: 8.3}

8

Het feit dat de apostel Paulus verder onder Inspiratie God aan de heidenen bekendmaakte, niet in de termen van (Jehovah, Elohim, et al..) naar zijn eigen verstandelijk vermogen en medegedeelde geloof, maar in termen ( De Onbekende God) van hun onwetendheid en ongeïnformeerde geloof, toont aan dat God ander aanspreek vormen tot Hemzelf accepteerde dan de Joodse namen. {TN11: 9.1}

Op dit punt, evenals alle andere punten staan wij met de apostelen en de profeten. En aangezien de apostelen zodoende waardig bevonden waren om hun namen geschreven te hebben op de fundamenten van de Heilige Stad (Openb. 21: 14) zullen wij op gelijke wijze waardig bevonden worden om door de paarlen poorten in te gaan, als ook wij ons onthouden van

Het Oneerbiedig Gebruiken van de Heer Zijn Werkelijke Naam {TN11: 9.2}

Als God zijn werkelijke naam Jehovah is, dan wagen wij, Zijn geschapen wezens, het om zo oneerbiedig informeel te zijn om Hem aan te spreken met Zijn Werkelijke Naam, in plaats van met een van Zijn titels, God, Heer, Vader, Schepper, Verlosser, etc. terwijl wij er niet aan zouden denken om toe te geven aan de minder oneerbiedige gewoonte van het aanspreken van onze aardse ouder met hun gegeven namen—John, George, Bill, Dorothy, Ruth, Maria, etc ., in plaats van hun ouderlijke titels Vader en Moeder?  Zulk een oneerbiedigheid, toegepast door de heidenen, mag te verontschuldigen zijn vanwege hun onwetendheid, maar toegepast door verlichte Christenen,

9

 die beter horen te weten, is niet te verontschuldigen. We mogen met eerbied het woord Jehovah gebruiken, alleen als een heiden ons zou vragen Wie is jou God? Dan zouden we met een plechtige correctheid kunnen antwoorden, Jehovah, de enigen ware en levende God. Nooit, echter kunnen we wanneer we God aanspreken Zijn Werkelijke Naam eerbiedig gebruiken. {TN11: 9.3}

Zoals de Godvrezende Joden vroeger ”de Heilige Naam te heilig achten om het uit te spreken,” evenzo zouden verlichte Christenen vandaag moeten doen. {TN11: 10.1}

Nochtans, de meest oude en geheiligde Hebreeuwse naam van God was gewoonlijk niet alleen nooit uitgesproken, maar was zelf zo gespeld in een afgekorte vorm dat het niet uitgesproken kon worden; zelf zo dat de originele uitspraak niet bekend is. Wat we zeker weten is de

Medeklinkers Vorm, Yhwh, Yvh, of Yhv. {TN11: 10.2}

De afgekorte vorm van de naam maakte het voor de vertalers moeilijk om een uitspreekbaar woord te spellen. Ze kozen er daarom voor om toe te voegen dat gene wat ze dachten dat de missende klinkers waren. De eerstvolgende lettergreep term waarover ze het algemeen eens waren was Jah. Andere afgeleiden waren verschaft door verschillende vertalers. Yahweh, Yahowah, of Yahovah werden geformuleerd om bepaalde talen te schikken. Daarom elke geïmproviseerd schrijven dat uitgaat om de onuitsprekelijke Naam op te maken, mag feitelijk toch uiteindelijk niet de

10

Hebreeuwse zijn!  (Zie Funk and Wagnall’s Standard Dicitionary, definitie “Jehovah.”) {TN11: 10.3}

Als de originele naam theorie juist is bewezen, is er op zekere wijze

Niets om de Verandering te Voorkomen. {TN11: 11.1}

Daar we niet meer dan wat dan ook juist willen zijn in alle dingen, zou het daarom een zonde zijn om de Godheid in elke taal anders dan de Hebreeuwse aan te spreken, zouden wij meteen en zonder aarzelen onze verbale wijze van Hem aanspreken veranderen. {TN11: 11.2}

Maar zoals de zaken nu staan, zijn wij niet in staat om enige enthousiasme te delen betreffende zo een oorspronkelijke naam theorie, en het welk van de waarheid en waarde toe te schrijven welke sommige ons willen laten geloven, dat het verstelt, maar ook zijn wij meer dan ooit tevoren overtuigd de Heer niet aan te spreken met Zijn gepaste naam. In feite moet iedere volledig wakkere Christen, die oprecht de Heer dient, duidelijk zien dat om zich te schikken aan zo een theorie is, de heiligen er toe te brengen de Schepper te beledigen door Hem aan te spreken met Zijn Werkelijke Naam in plaats van met Zijn titel, en ook om te lijden onder het onheilspellend resultaat van enthousiastelingen worden over een of ander zo aanlokkelijk theorie dat ze praktisch die waarheden uitsluiten die essentieel zijn voor hun zaligheid.

Laat ons daarom

Toegeven: {TN11: 11.3}

Dat deze feiten voor altijd de beweging krachteloos maken dat nu in aantocht is om zich te ontdoen van het gebruik van de Christen van de titels God, Heer,

11

Christus, etc: want om het op te geven om de Godheid met de titels aan te spreken, welke Hij heeft ingesteld in de verschillende talen, zou een nederlaag voor God betekenen en een overwinning voor de afgoden! Zulke misleidende bewegingen zouden moeten zijn

Een les. {TN11: 11.4}

Alle tegenwoordige waarheid gelovigen zouden nu de noodzaak moeten inzien van het mijden van allerlei winden van leer ongeacht hoe aannemelijk of redelijk het mag schijnen te zijn. Onthoud de woorden ” Zie, deze die uitgegaan zij naar het Noorderland, hebben Mijn Geest doen rusten in het Noorderland.” (Zie p. 27 van Tract nr. 2, The Warning Paradox,–Zach. 6: 1-8). Haal uw leerstelling Broeder, Zuster alleen van de Gouden Schaal! (zie The Shepherd’s Rod, Vol. 2), en wees niet als de golven van de zee, gedreven en geslingerd door de wind—wordt niet meegevoerd door de vele winden van leer die wild waaien vanuit ieder richting om te veroorzaken dat jij je weg kwijtraakt naar het eeuwige koninkrijk. {TN11: 12.1}

12

——————–0—————–

>