fbpx

Deel 1 Tijdige Groeten Nrs. 11, 12

(Ter Correctie) 

GEBEDSVOORLEZING 

Ik zal lezen uit The Mount of Blessing, blz. 161, beginnend met de eerste alinea {Gedachten van de Berg der Zaligsprekingen, blz.97}.{1TG11: 2.1}

M.B., blz.161–” De wil van God wordt uitgedrukt in de voorschriften van Zijn heilige wet, en de beginselen van deze wet zijn de beginselen van de hemel… Maar in de hemel wordt er geen dienst toegewijd in de geest van legaliteit. Toen Satan rebelleerde tegen de wet van Jehova, kwam de gedachte dat er een wet was bij de engelen haast op als een ontwaking tot iets waar niet aan gedacht was. In hun bediening zijn de engelen niet als dienstknechten, maar als zonen. Er is volmaakte eenheid tussen hen en hun Schepper. Gehoorzaamheid is geen saaiheid voor hen. Liefde voor God maakt hun dienst tot een vreugde. Zo wordt in iedere ziel waarin Christus, de hoop der heerlijkheid, woont, Zijn woorden  weerklonken:’Ik verlustig mij om Uw wil te doen, O mijn God; ja, Uw wet is binnen in mijn hart.’ {1TG11: 2.2}

“‘Het verzoek: ‘Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde,” is een gebed dat de regering van het kwaad op aarde beëindigd, dat de zonde voor altijd vernietigd mag zijn, en het koninkrijk van gerechtigheid gevestigd kan worden. Dan zal er zowel op de aarde als ook in de hemel vervuld worden ‘ alle goede welbehagen van Zijn goedheid.'” {1TG11: 2.3}

Wij zouden nu moeten bidden dat de wet van God geschreven kan zijn in onze harten; dat wij de wet gehoorzamen omdat wij dat willen, niet omdat wij dat moeten; dat wij beseffen dat ons onderhouden van Gods geboden voor onze eigen bestwil is. En boven alles, laat ons bidden dat onze hoogste vreugde mag zijn het doen van Zijn wil. Aldus kan Gods wil geschieden op aarde zoals het wordt gedaan in de hemel. {1TG11: 2.4}

2

—————-0—————

1 TIJDIGE GROETEN 11 

BOUW DE STEDEN, TROOST SION, VERKIES JERUZALEM 

LEZING DOOR V.T.HOUTEFF,

BEDIENAAR DER DAVIDIAANSE 7DE-DAG ADVENTISTEN,

SABBAT, 19 OKTOBER, 1946

CARMEL KAPEL

WACO, TEXAS

In onze laatste Sabbatstudie leerden wij dat de profetie van Zacharia toepasselijk is op twee volken op twee verschillende tijden: eerst op de Joden terwijl ze terugkeerden uit Babylon naar Jeruzalem, en ten tweede op degenen die in de tijd van het einde uit alle natien zullen komen. (Openb.7:9; 18:4). Ook leerden wij dat de herleving en hervorming  die plaatsvond in Zacharia’s dagen, een type is van de herleving en hervorming die zal plaatsvinden in onze dagen, en dat de terugkeer van het volk van vroeger uit Babylon een type is van de terugkeer van het volk in de Babylon van de laatste dagen (Openb.18:4). {1TG11: 3.1}

Laat ons keren naar–

Zach.1:1–“In de achtste maand, in het tweede jaar van Darius, kwam het Woord des Heren tot Zacharia…”

Hier wordt ons verteld dat de profeet tot zijn profetische dienst werd geroepen in het tweede jaar van Darius, de koning. Waarom werd hij in het bijzonder in dat jaar geroepen?–Voor het antwoord, zullen wij keren naar Ezra. “Toen hield het werk op van het huis Gods, welke te Jeruzalem is. Alzo hield het op tot in het tweede jaar van het koninkrijk van Darius, de koning van Perzie.” Ezra 4:24,K.J.V. {1TG11: 3.3}

3

Klaarblijkelijk werd Zacharia geroepen op die tijd in het bijzonder omdat het werk van de tempel te Jeruzalem was stopgezet en achtergelaten. De Heer zond daarom door de profeten Zacharia en Haggai een boodschap van berisping tot de bouwers en vroeg hen om snel het bouwen te hervatten. {1TG11: 4.1}

Zach.1:2-6–“De Here is zeer vertoornd geweest tegen uw vaderen. Daarom zegt tot hen: Alzo zegt de Here der heerscharen: Keert tot Mij, zegt de Here der heerscharen, zo zal Ik tot keren, zegt de Here der heerscharen. Weest niet als uw vaderen, tot wie de vorige profeten riepen, zeggende: Alzo zegt de Here der heerscharen: Bekeert u toch van van uw boze wegen, en uw boze handelingen; maar zij hoorden niet, en zij luisterden niet naar Mij, zegt de Here. Uw vaderen, waar zijn die? En de profeten, leven zij in eeuwigheid? Maar Mijn worden en Mijn inzettingen, die Ik Mijn knechten, de profeten, geboden had, hebben zij uw vaders niet getroffen? en zij keerden weer en zeiden: Zoals de Here der heerscharen gedacht heeft ons te doen, naar onze wegen en naar onze handelingen, alzo heeft Hij met ons gedaan.”

De bouwers werden eerst eraan herinnerd dat zij in Babylon waren omdat hun vaderen het Woord van de Heer, welke tot hen kwam door Zijn profeten, niet hadden gehoorzaamd; dat vanwege hun zonden de tempel em hun koninkrijk werd vernietigd. De bouwers werd duidelijk verteld dat indien hun project ooit voorspoedig zou zijn, zij de weg die hun vaders beging zouden moeten vermijden, en in het bijzonder gehoor geven aan de profeten Zacharia en Haggai. De bouwers beloofden dat zij niet zouden wandelen in de wegen van hun vaders.{1TG11: 4.2}

Het was in de acttiende maand dat Zacharia deze hervormeringsboodschap aan hen uitbracht. De hartelijke aanvaarding

4

ervan door de Joden bereidde de weg voor voor een andere boodschap en die kwam binnen een tijd van drie maanden. Hier is het: {1TG11: 4.3}

Zach.1:7,8–“Op de vier en twintigste dag, in de elfde maand (die de maand Schebat is), in het tweede jaar van Darius, kwam het Woord des Heren tot Zacharia, de zoon van Berechja, de zoon van Iddo, de profeet, zeggende: Ik zag des nachts, ev ziet, een man rijdende op een rood paard, en hij stond tussen de mirten, die in de diepte waren; en achter hem waren rode, gevlekte en witte paarden.”–KJV

Voor de verklaring van dit symbolisme zullen wij de ondervraging van de profeet lezen en de uitlegging ervan door de engel in {1TG11: 5.1}

Zach.1:9-11–“Toen zeide ik: O mijn Here, wat zijn deze? En de engel, die met mij sprak, zeide tot mij: Ik zal u tonen, wat deze zijn. En de man, die tussen de mirten stond, antwoordde en zeide: Deze zijn het, die de Here uitgezonden heeft, om de aarde te doorwandelen. En zij antwoordden de engel des Heren, die tussen de mirten stond, en zeiden: Wij hebben de aarde doorwandeld, en ziet, de ganse aarde zit stil, en is in rust.” –KJV.

Aangezien de paarden door de Heer zijn gezonden om de aarde te doorwandelen, en aangezien zij in staat zijn te spreken, openbaart dit alles zeer vanzelfsprekend dat de paarden een voorstelling zijn van de boodschappers van de Heer, van degenen die Hij tot de natiën zendt. {1TG11: 5.2}

De rode, gevlekte, en witte–verscheidene soorten paarden, beelden een groep dienstknechten uit van gevarieerde rassen en nationaliteiten. De paarden kunnen daarom niet geacht worden als voorstellende de Hebreeuwse dienstknechten van

5

Zacharia’s dagen, of degenen van Christus’ dagen, omdat de dienstknechten van de Heer in die dagen allen van een ras waren–Joods, niet rood, gevlekt , en wit. Hun zending vervuld hebbende, brachten de paarden verslag uit dat zij “de aarde doorwandeld hebben” en dat de aarde desondanks stil zit en in rust is–niets eraan doet. {1TG11: 5.3}

Aangezien het een bekend feit is dat in Zacharia’s dagen de boodschap-dragers allemaal Joden waren( een volk van een ras en een natie), is de voorstelling duidelijk toepasselijk op een tijd waarin God evangelisten aanstelt van verscheidene rassen en nationaliteiten, welke Hij door de aarde heen zond–naar alle natiën. {1TG11: 6.1}

Al deze duidelijke identificaties wijzen duidelijk aan dat de paarden de Eerste Dag Adventisten voorstellen die opkwamen tussen 1833 en 1844 en die toen deze symbolische profetie in vervulling brachten door de tweede komst van Christus te verkondigen tot iedere Christelijke zending, over de gehele wereld, maar in verwarring raakten over de reiniging van het heiligdom (Dan.8:14)–de reiniging van de kerk, hetwerk van het Oordeel, oogst, door het scheiden van de tarwe van het onkruid (Matt.13:30), de goede vissen van de slechte ( Matt.13:47,48), de wijze maagden van de dwaze (Matt.25:1-12), de schapen van de bokken (Mat.25:32), de met het bruiloftskleed beklede gasten van degenen die het kleed niet aanhadden (Matt.22:2-13). Dit Oordeelswerk begint eerst onder de doden (allen boekwerk, natuurlijk–Dan.7:10), en dan onder de levenden (een werkelijke lichamelijke scheiding–reiniging–Ezech.9). {1TG11: 6.2}

Daar Daniel’s profetie van hoofdstuk acht, met name de 2300 dagen, aantoonde dat het Oordeelswerk zou aanvangen in 1844 N.Chr., maar aangezien het verkeerd was begrepen als in de plaats dat de wereld ten einde zou komen,

6

waren zij enorm teleurgesteld toen het vastgestelde datum aanbrak en er niets gebeurde. Zo gebeurde het dt toen de vastgestelde datum naderde, zij van hun zendingvelden terugkeerden met volledig vertrouwen dat zij hun zending hadden voltooid,–dat zij “de aarde hadden doorwandeld”–en dat er geen tijd meer was, dat de wereld toen ten einde zou komen. {1TG11: 6.3}

Aangaande de omvang bvan hun werk, heeft The Great Controversy, blz.368, dit te zeggen: ” de geschriften van Miller en zijn medewerkers werelden naar verre landen gebracht. Waar dan ook ter wereld de zendelingen waren binnengedrongen, werden de blijde tijdingen van de spoedige terugkomst van Christus gezonden. Heinde en ver verspreidde zich de boodschap van het eeuwige evangelie: “‘Vrees God en geef Hem eer; want de ure van Zijn oordeel is gekomen.'” {1TG11: 7.1}

Aldus was het dat de paarden (boodschappers) dachten dat hun werk voltooid was, maar de engel, die de feiten werkelijk kende, en Gods volk nog in gevangenschap zag, nog steeds weg van hun thuisland, terwijl de heidenen in rust waren, pleitte voor aktie:{1TG11: 7.2}

Zach.1:12–“Toen antwoordde de engel des Heren, en zeide: O Here der heerscharen, hoe lang zult Gij u niet ontfermen over Jeruzalem, en over de steden van Juda, op welke Gij gram geweest zijt, deze zeventig jaren?”

De profeet Jeremia’s voorzegging dat de Joden zeventig jaren in gevangenschap zouden vertoeven was geëindigd, hoewel zij nog steeds in Babylon waren. Maar aangezien deze profetie haar vervulling vindt in onze tijd, in plaats van in Zacharia’s tijd, vindt het pleidooi van de engel voor ” ontferming over Jeruzalem, en de steden van Juda” daarom de directe toepassing ervan in deze tijd. Er is echter deze evenredigheid: De tijd van

7

het Babylonische gevangenschap overschrijdt enkele jaren de tijd van het terugkeren naar Jeruzalem, en op gelijke wijze was Johannes’ voorzegging dat de kerk zou terugkeren naar de wijngaard nadat zij 1260 jaren besteed hadden in de woestijn (in de landen van de Heidenen) (Openb.12:6), geeindigd en zelfs overschreden vanaf het jaar 1798, en er was alsnog geen teken van hun terugkeer. En aangezien het Kerkgenootschap in geen toestand was om toegevoegde Waarheid te aanvaarden, zijn de resultaten dat de kerk nog steeds in de woestijn is, waarover Inspiratie zei: “Indien het volk van God aan het werk was gegaan zoals zij aan het werk hadden moeten gaan gelijk na de Minneapolis-bijeenkomst in 1888, dan had de wereld gewaarschuwd kunnen zijn geweest in twee jaren, en de Heer zou gekomen zijn.” Generale Conferentie Bulletin, 1892. {1TG11: 7.3}

Deze boodschap verklaart nu duidelijk dat haar woestijn-vertoeving op het puint staat te eindigen, en dat zij spoedig zal staan op de berg Sion met het Lam (Openb.14:1). Uit dit analitisch oogpunt wordt wederom gezien dat het pleidooi van de engel voor ontferming over Jeruizalem en de steden van Juda direct toepasselijk is op het volk in onze tijd, en alleen indirect op het volk in Zacharia’s tijd. {1TG11: 8.1}

Zach.1:13,14-“En de Heer antwoordde de engel, die met mij sprak, met goede woorden, en troostende woorden. Toen zei de engel, die met mij sprak, tot mij: Roep uit, zeggende: alzo zegt de Here der heerscharen: Ik was jaloers over Jeruzalem en over Sion met grote jaloersheid.”–KJV.

In plaats van te zeggen: “Sion… zal als een akker geploegd worden, en Jeruzalem zal tot steenhopen worden”–Mich.3:12, Drukte de heer Zijn grote jaloersheid over hen uit, en gebood Zijn dienstknechten: “roep nog”, en te zeggen: {1TG11: 8.2}

Zach.1:16,17–“Daarom zegt de Here alzo: Ik

8

ben tot Jeruzalem weergekeerd met ontfermingen: Mijn huis zal daarin gebouwd worden, zegt de Here der heerscharen, en het richtsnoer zal over Jeruzalem uitgestrekt worden. Roep nog, zeggende: Alzo zegt de Here der heerscharen: Mijn steden zullen nog uitgebreid worden door voorspoed; en de Here zal Sion nog troosten, en zal Jeruzalem nog verkiezen.”–KJV

Aangezien het licht op deze profetieën nu voor de eerste keer op ons pad schijnt sinds Zacharia ze schreef, en aangezien deze boodschap nu alom wordt verspreid over Laodicea, is de Waarheid dat de Heer, te langen laatste, is teruggekeerd (bezoeking heeft gedaan) met ontfermingen, zeer duidelijk. {1TG11: 9.1}

Na de teleurstelling in het jaar 1844 werd de boodschappers van de Waarheid in Christus verteld om “nog te roepen” (door te gaan met prediken) en te zeggen: “Alzo zegt de Here der heerscharen: Mijn steden zullen nog uitgebreid worden door voorspoed; en de Here zal Sion nog troosten, en zal Jeruzalem nog verkiezen.” {1TG11: 9.2}

Zo gebeurde het dat zo gauw het vastgesteld datum in 1844 voorbijging en de verwachtingen van de mensen faalde, de Heer hen bemoedigde door aan Zuster White een visioen te geven van de inzameling van de eerste vruchten, de 144.000, de eersten die naar de berg Sion zullen gaan om daar te staan met het Lam (Openb.14:1), de troost van Sion en van Jeruzalem. Dus begonnen zij wederom met een vastgesteld doel om de 144.000, zonder bedrog zijnde dienstknechten van God te verzamelen, zij die gebruikt zouden worden voor de bijeenbrenging van de tweede vruchten, en ontelbare menigte uit alle natien (Openb.7:9). Maar naar gelang de tijd verstreek, viel het Kerkgenootschap af, in plaats van met God {samen}  te werken, door ongeloof in de Geest der Profetie (Testimonies {Getuigenissen} , Vol.5, blz.217) en aldus de Waarheid uit het oog verloor die nog ontvouwd moest worden, en welke nu aan het licht is gebracht. {1TG11: 9.3} 

9

Zo gebeurde het dat zodra de teleurstelling in 1844 kwam, welke wordt voorgesteld door het bitter worden van het klein boekje nadat het werd opgegeten, de engel verklaarde: “Gij moet weer profeteren voor vele volken, en natiën, en talen, en koningen.” Openb.10:10,11. De tweede advent beweging werd toen gereorganiseerd en de titel Zevende-dag Adventisten werd eraan gegeven. Aldus droeg de Heer Zijn boodschappers op :”roep nog,” om weer te verkondigen, om door te gaan met het prediken van het toegevoegde licht–het Oordeel voor de Doden. De reiniging van het heiligdom (Dan.8:14), de zuivering ervan door het uitwissen uit de boeken (Dan. 7:10) de namen van degenen die niet geschikt zijn bevonden om op te staan bij de eerste opstanding, de opstanding van de heiligen (Openb.20:5,6). {1TG11: 10.1}

Hier wordt gezien dat Inspiratie niet in een keer ons pad helder verlicht tot het einde toe, maar dat Het dat stap voor stap doet; dat Gods Waarheid voortschrijdend is; dat wij nooit waarlijk kunnen zeggen dat wij alle Waarheid hebben om ons helder door de Paarlen Poorten te leiden. {1TG11: 10.2}

Wat de middelen betreft die de terugkeer van Gods volk naar hun eigen land mogelijk zullen maken, zullen wij lezen– {1TG11: 10.3}

Zach.1:18,19–“En ik hief mijn ogen op, en zag; en ziet, er waren vier horens.  En ik zeide tot de engel, die met mij sprak: Wat zijn deze? En hij zeide tot mij:  Dit zijn de horens, welke Juda, Israël en Jeruzalem verstrooid hebben.”

Van oudsher bezat Israël het noordelijk deel van het beloofde land, en het koninkrijk van Juda bezat het zuidelijk deel ervan. De eerste werd verstrooid door de koningen van Assyrië en de laatste door de koning van Babylon. Zij die terugkeerden naar Jeruzalem

10

in de dagen van Zacharia waren van het koninkrijk van Juda, de Joden, maar aangezien het koninkrijk van Israël werd opgenomen door de natiën, verloor het daardoor haar raciale en nationale identiteit. De machten die beide Juda en Israël verstrooiden worden, zoals u merkt, voorgesteld door de vier horens. {1TG11: 10.4}

Zach.1:20,21–“En de Here toonde mij vier smeden. Toen zeide ik: Wat komen dezen doen? En hij sprak, zeggende: Deze zijn de horens, die juda verstrooid hebben, zodat niemand zijn hoofd ophief; maar deze zijn gekomen, om hen te verschrikken, om de horens der heidenen uit te werpen, die hun horen opgeheven hebben tegen het land van Juda, om het te verstrooien.”

Hier worden dezelfde machten die Juda en Israël verstrooiden weer gezien, niet als horens, maar als smeden; niet om Gods volk te verstrooien, maar voor hen te bouwen, en om de horens (machten) van de heidenen–zij die over het land heersen–uit te werpen. Het is dan duidelijk, dat enerzijds de natiën die niet over Palestina heersen zullen opkomen als “horens” tegen hen die erover heersen, en anderzijds zullen zij als smeden opkomen voor het volk van God. Aldus zullen “de tijden der heidenen vervuld zijn.” Lukas 21:24. Dus, alleen degenen die het Oordeel voor de Levenden overleven, in het huis Gods (1 Pet.4:17), degenen wiens namen niet zijn uitgewist uit het Boek (Openb.3:5), zullen de kerk samenstellen, onder wie zullen zijn 144.000 zonen van Jakob (Openb.7:3-8), en wanneer Michael opstaat dan zullen zij wiens namen zijn achtergebleven in het Boek verlost worden van de ” tijd der benauwdheid zoals er nooit was geweest” (Dan.12:1). Zij zijn ” het overblijfsel,” de genen die levend ontkomen aan het Oordeel vor de Levenden in het Huis van God. Aldus zal het antitypische tempel gebouwd  (Ezechiel hoofdstukken 40-43) en de steden alom verspreid worden. {1TG11: 11.1}

11

Dan zullen deze zonder-bedrog zijnde dienstknechten van God, de eerste vruchten, gezonden worden naar de natiën die Gods gerucht niet hebben gehoord (de niet-Christenen), en zij zullen allen Zijn heerlijkheid bekendmaken onder de heidenen en zullen al hun broeders, de tweede vruchten, allen die gered zijn, brengen tot het huis van de Heer (Jes.66:16,19,20), tot de gereinigde kerk van God, waar er geen zonde meer zal zijn en geen kansen gewaagd worden om door de plagen geslagen te worden (Openb.18:4). {1TG11: 12.1}

Verblind voor deze Waarheid, voor het Oordeel voor de Levenden, ” de grote en vreselijke dag des Heren, de dag waarin alle dingen hersteld zullen worden, worden de Laodiceeers gezien als zijnde in een droevige misleiding. Lees Testimonies {Getuigenissen}, Vol.3, blz. 253 en Testimonies, Vol.5, blz. 217. Tenzij zij ontwaken tot hun taak, zullen zij te licht bevonden en uitgespuwd worden. {1TG11: 12.2}

De Joden werden verblind omdat zij hun oren sloten voor de profeten en geen gehoor gaven aan wat zij zeiden. De engel van de Laodiceese kerk vandaag zegt op pochende wijze: “Ik heb noch profeten noch meer Waarheid nodig”—de profeet en de boodschap verwerpend zelfs voordat zij komen, terwijl hij heel goed weet dat de boodschap van het Oordeel voor de Doden niet de laatste is. Het Oordeel voor de Levenden is de laatste. {1TG11: 12.3}

Het boek van Zacharia is in zijn geheel altijd een gesloten boek geweest, maar aangezien de diepe geestelijke betekenis ervan nu ontzegeld wordt en duidelijk onder de aandacht van de kerk wordt gebracht, dan handelen degenen die Het verwerpen en Ertegen werken nog erger dan het doden van de profeten en de Heer door de Joden. {1TG11: 12.4}

Het wordt nu duidelijk gezien dat Gods Woord voor eeuwig leeft. Mensen kunnen de boodschappers van God doden, maar zij kunnen Zijn

12

Woord niet teniet doen. Het is waarlijk gelijk aan een mosterdzaad. Hoewel Het onder de voeten wordt vertreden zodat Het niet meer uitgezocht kan worden dan dat bij een mosterdzaad kan nadat het in de grond is geworpen, toch, zodra de Boekrol zich ontvouwt, springt Het vernieuwd uit. {1TG11: 12.5}

Toen deze boodschap zich begon te ontvouwen, probeerden de Laodiceeers het wanhopig tot zwijgen te leggen {doden}, en toch leeft het voort en neemt het sneller toe. Zij proberen het nog steeds te doen zwijgen{te doden} , maar aangezien zij niet in staat waren dat te doen toen het zo klein en zwak was als een kleine spriet van een mosterdzaad, hoe kunnen zij dat nu doen daar het is gegroeid en vrucht  heeft gedragen? {1TG11: 13.1}

   Wij zullen ons daarom niet zorgen maken over de mogelijkheid dat wie dan ook het werk van God zal schaden. Ook zullen wij ons niet zorgen maken over hoe wij tot de berg Sion zullen komen, maar zullen ervoor zorgdragen dat wij gereed zijn om de wagen van God in te gaan wanneer de engelen uitroepen: “Allen instappen!” Laat ons altijd gedenken dat zij die eens het vroegere koninkrijk te gronde richtten en het volk ervan uitwierpen, nu zullen komen om het op te bouwen en de horens van de heidenen uit te werpen, die nu over het land heersen, dus zelfs onze vijanden van gisteren zet God vandaag voor ons aan het werk. {1TG11: 13.2}

13

 

  GEDACHTE TER INLEIDING VAN HET GEBED

Voordat wij overgaan tot het gebed, zal ik lezen van The Mount of Blessing, bladzijde 162, 163{Gedachten van de Berg der Zaligsprekingen, blz.97,98}. De lezing is gebaseerd op het schriftgedeelte: “Geef ons heden ons dagelijks brood.”  {1TG12: 14.1}

M.B., blz.162,163–“De eerste helft van het gebed dat Jezus ons geleerd heeft, heeft betrekking op de naam en het koninkrijk en de wil van God,–dat Zijn naam geëerd, Zijn koninkrijk gevestigd, Zijn wil ten uitvoer gebracht moge zijn. Wanneer u aldus God’s dienst  tot uw eerste belang heeft gemaakt, dan kunt u met zekerheid vragen dat er in uw eigen noden kan worden voorzien(…) Wees niet verontrust als u niet voldoende hebt voor morgen.  U heeft de verzekering van Zijn belofte: ‘Gij zult in het land wonen, en voorwaar zult gij gevoed worden.'” {1TG12: 14.2}

Jezus haalde niets uit de voorraad, als het ware. Hij ontving dag aan dag een verse voorziening voor al Zijn noden, voor Zichzelf en voor Zijn werk. Ja, alles–onderwerpen voor Zijn leer, de wijn bij het huwelijk, het brood om de menigte te voeden, en zelfs de munt om de belasting te betalen. Al deze {dingen} ontving Hij naar gelang Hij ze nodig had. Nooit had Hij aan iets gebrek. Als wij God’s Koninkrijk tot onze hoofdzaak maken zoals Hij dat deed, ervoor werken zoals Hij ervoor werkte, bidden zoals Hij bad, vertrouwen zoals Hij vertrouwde, — dan zal er geen reden  voor ons zijn om minder dan Hij te ontvangen. De Hemelse rijkdom zal voor ons ter beschikking zijn. In feite verzekert Hij ons: “Al deze dingen zullen u toegevoegd worden.” {1TG12: 14.3}

Nu, waar zullen wij voor bidden?–Wij zouden moeten bidden dat onze eerste zorg in wezen niet is dat van onszelf voorzien met de goederen van deze wereld, maar eerder dat van het vooruithelpen van het Koninkrijk van God; bidden dat wij werkelijk kunnen beseffen dat het Zijn zaak en welbehagen om onze noden te dienen, en dat wij het tot onze zaak  en verlustiging maken om Zijn belangen te dienen. {1TG12: 14.4}

14

—-0—-

1 TIJDIGE GROETEN 12

ALS ER SLECHTS 144.000 VERANDERD WORDEN, WAT VOOR KANS MAAKT U?

LEZING DOOR V.T.HOUTEFF,

BEDIENAAR DER DAVIDIAANSE ZEVENDE-DAG ADVENTISTEN

SABBAT, 26 OKTOBER,1946

MT.CARMEL KAPEL

WACO,TEXAS

Deze middag zullen wij onze studie van Zacharias twee hervatten. In zoverre Zacharias twee echter een voortzetting is van het verhaal dat begint in hoofdstuk een, zullen wij onze studie daarmee aanvangen. {1TG12: 15.1}

Zach.1:20,21–“En de Here toonde mij vier timmerlieden. Toen zeide ik: Wat komen dezen doen? En hij sprak, zeggende: Dezen zijn de horens die Juda hebben verstrooid, zodat niemand zijn hoofd ophief; maar dezen zijn gekomen om hen te verschrikken, om de horens van de Heidenen uit te werpen, welke hun horens over het land van Juda ophieven, om het te verstrooien.” {K.J.V.}

Voorafgaand zag de profeet dezen als vier horens, als machten die Juda, Israël en Jeruzalem verstrooiden over al de Heidense natiën, maar zoals de engel het profetische zicht projecteerde tot de tijd van het einde, toen zag hij hen als vier timmerlieden; dat wil zeggen, als “horens” kwamen zij om “de horens van de heidenen” “te “verschrikken”en “uit te werpen” uit het land van Juda, maar als timmerlieden kwamen zij vanzelfsprekend om voor Juda te bouwen. Het is dan duidelijk, dat wanneer de horens (machten) van de Heidenen zijn uitgeworpen uit het land, en Gods volk erin zijn gebracht, “de tijden der heidenen” vervuld zal zijn geweest. {1TG12: 15.2}

15

Na het symboliek van de vier horens en de vier smeden te zijn getoond,  werd de aandacht van de profeet gekeerd naar een ander symboliek. Wij lezen erover in de eerste vier verzen van hoofdstuk twee: {1TG12: 16.1}

Zach.2:1-4–“Wederom hief ik mijn ogen op, en zag; en ziet, een man met een meetsnoer in zijn hand. Toen zeide ik: Waar gaat gij heen? En hij zeide tot mij: Om Jeruzalem te meten, om te zien, wat de breedte daarvan, en wat de  lengte daarvan is. En ziet, de engel die met mij sprak ging uit, en een andere engel ging uit, hem tegemoet, en zeide tot hem: Snel heen, spreek tot deze jongeling, zeggende; Jeruzalem zal worden bewoond als steden zonder muren, vanwege de menigte der mensen en vee daarin.” {K.J.V.}

Uit het feit dat de engel plotseling de jongeling opdroeg om Jeruzalem niet te meten, wordt duidelijk gezien dat de man op eigen initiatief was begonnen iets te doen wat niet tot God’s plan behoorde. Vandaar dat zijn poging om de stad te meten (haar inwoners te tellen) een verkeerd idee van zichzelf of van een ander was, waarvoor hij snel werd gecorrigerd en duidelijk verteld om zijn poging om de stad te meten te verzaken; dat zou worden als een stad die geen muren heeft, geen voorgeschreven grenslijn, vanwege de menigte van zowel mensen als vee; daarom kon het niet ” gemeten” (geteld) worden. {1TG12: 16.2}

Aangezien Inspiratie neerkijkt tot onze tijd, en in onze termen spreekt, stelt de “jongeling” daarom Christelijke werkers van de laatste dagen (jong, niet oud) voor, die zich onderwerpen aan het bewind van ongeinspireerde Bijbel-uitleggers die de Heer beperken, zich inbeelden dat de levende heiligen in de stad zo weinig zullen zullen zijn dat een mens hen kan tellen, namelijk 144.000, niet in beschouwing nemend dat dezen slechts de “eerste vruchten” (Openb.14:4) zijn van de grote “oogst.” {1TG12: 16.3}

16

De uitlegging van de engel dat Jeruzalem zal worden bewoond door een ontelbare menigte van zowel mensen als vee, bewijst dat dit {iets} nieuws was voor de jongeling. Wanneer en hoe, in de stroom des tijds, is deze jongeling gecorrigeerd? — De enige logische en redelijke slotsom waarop men kan komen, is dat wanneer de Geest der Profetie de rol ontvouwt, wanneer God een uitlegger van de Schriften opricht, dan gebeurt het dat zulk een leerstellige correctie kan worden gemaakt. {1TG12: 17.1}

Zo belangrijk is de levende Geest der Profetie in de kerk, zoals de ervaring van “de jongeling” aangeeft, dat ongeacht iemands ijver, oprechtheid en onkreukbaarheid, hij God zonder Dat niet kan dienen, dat zelfs iemands beste werk en bedoelingen gedoemd zijn in tegenstelling te staan tot die van God. Het is daarom hoog tijd voor de kerk om te beginnen te geloven in alles wat de profeten hebben geschreven, “dit eerst wetende, dat geen profetie der Schrift is van enige eigen uitlegging. Want de profetie is voortijds niet voortgebracht door de wil van de mens; maar heilige mensen Gods spraken, zoals zij door de Heilige Geest werden gedreven.” 2 Pet.1:20,21. {1TG12: 17.2}

Inspiratie staat erop dat het absoluut onmogelijk is dat men eigenmachtig (zonder de Geest der Waarheid) de verzegelde profetieën kan uitleggen. En laat ons gedenken dat er geen geopenbaarde Waarheid ooit kwam, noch ooit zal komen door de gangen van geleerdheid {wetenschap}. Het is daarom van vitaal belang dat u de Engel van de Laodiceëers met rust laat, opdat ook u niet wordt uitgespuwd (Openb.3:16). Als hij verkiest om zich te voeden met zijn lege preken, nog steeds lerend dat de kerk geen waarheid meer nodig heeft, dat zij genoeg heeft om haar door de paarlen poorten heen te brengen, dat hij zonder Inspiratie de Schriften kan uitleggen en weten wat Waarheid is, laat hij dan zelf zijn onheilige feestmaal eten. Vertel hem dat u de voorkeur geeft aan het leven van “voedsel op zijn tijd” (Matt.24:45), rechtstreeks {afkomstig} van de

17

 Troon van God. Hoort nu God’s pleidooi aan: {1TG12: 17.3}

 “Zij die u leiden maken dat gij dwaalt, en vernietigen de weg uwer paden.” Jes.3:12. {K.J.V.}. “Keert u, o afvallige kinderen, zegt de Here; want Ik heb u getrouwd; en Ik zal u nemen één uit een stad, en twee uit een gezin, en Ik zal u brengen te Sion; en Ik zal u herders {geestelijke leiders} geven naar Mijn hart, die u zullen weiden met kennis en verstand.” Jer.3:14,15{K.J.V.} {1TG12: 18.1}

Houdt altijd uw oren geopend voor welke bewering dan ook van Inspiratie, als u de geschiedenis van de Joden niet zult herhalen. God zal u niet misleid laten worden als u werkelijk hongert en dorst naar gerechtigheid, als u werkelijk de Waarheid wilt weten, want Hij verlangt ernaar dat u Zijn toenemende, geopenbaarde Waarheid bijhoudt. Er is daarom geen gevaar voor iemand om misleid te worden door in contact te komen met dwaling, maar er is een groot gevaar voor het blijven in duisternis door niet in contact te komen met verse Waarheid. De raad van Inspiratie is aldus: {1TG12: 18.2}

“Geliefden, gelooft niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij van God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld.” 1Joh.4:1 {K.J.V.}. Het bewaren van dit gebod is even belangrijk als het bewaren van welke andere dan ook. {1TG12: 18.3}

Om specifieker te zijn, de Laodiceese engel neemt aan dat er slechts 144.000 levende heiligen — een gemeten of een getelde gezelschap — zullen zijn die het Koningrijk zullen samenstellen. ook gelooft hij dat er geen soort van vee daarnaatoe gebracht zal worden, wat allemaal in tegenstelling is tot datgene wat de Hemelse engel openbaarde: dat er niet een getelde gezelschap van levende heiligen maar eerder een grote schare, welke niemand tellen kan, de onmiddelijke inwoners zullen zijn van Jeruzalem, het eeuwige Koninkrijk – de kerk, gereinigd en apart gezet van de wereld zodat

18

de geroepenen uit Babylon een toevlucht Erin kunnen vinden. De 144.000 zijn slechts de “eerste vruchten”(Openb.14:4 {K.J.V.}) en het grote ontelbare gezelschap van heiligen geprojecteerd in Openbaring 7:9 zijn de tweede vruchten, want waar er geen tweede is kan er geen eerste zijn. {1TG12: 18.4}

Ouderlingen, u vertelt ons trots dat het Kerkgenootschap nu bijna een miljoen leden telt, en dat zij haar doel heeft vastgesteld om het ledental te verdubbelen. Enerzijds schept u op over haar snelle groei, en anderzijds probeert u de leerstelling van “De Herder’s Staf” {“The Shepherd’s Rod”} over de grote schare van Openbaring 7:9, van welke de “Staf ” bewijst door de Schriften dat zij de tweede vruchten van de oogst zijn, te weerleggen {ontkennen}. Doordat u beslist aanhoudt dat de levende heiligen slechts weinig in aantal zullen zijn, slechts 144.000, en door op te scheppen over de groei van het kergenootschap en de meervoudige duizenden leden die reeds in de kerk zijn, schept u aldus een paradox {tegenstijdigheid} voor uzelf en al uw sympathisanten. Daarnaast geeft u toe dat het grootste deel van het werk nog gedaan zal worden – dat er miljoenen op miljoenen zijn zelfs alleen al in de Verenigde Staten, die nog niet eens van de naam Zevende-dag Adventist hebben gehoord, laat staan van “het eeuwige evangelie.” Het is daarom duidelijk, broeders en zusters, dat met de huidige groeisnelheid, wanneer het werk is volbracht en Jezus komt om Zijn kerk naar het heerlijk land te brengen, het Kerkgenootschap tegen die tijd tot verscheidene miljoen sterk zal zijn gegroeid. {1TG12: 19.1}

Niettegenstaande deze achtergrond dat u, ouderlingen, zelf hebben opgebouwd, leert u toch, in tegenstelling tot dit alles, dat wanneer Jezus komt, er slechts144.000 levende heiligen zullen zijn, niet meer! Zijn jullie, ouderlingen, niet in de war en verwarrend {bezig}! Als u werkelijk gelooft in uw theorie van de 144.000, wilt u dan in de Geest van Christus en ten minste ter wille van uw eigen ziel, pen en papier nemen en dienovereenkomstig het percentage

19

 heiligen en het percentage onkruid, duivels, dat zelfs nu het ledental van onze kerken samenstelt, berekenen? Aangezien het reeds niet minder dan 800.000 telt, en als er slechts 144.000 heiligen erin zijn wanneer Jezus komt, dan zou, volgens deze verhouding, het ledental van de tegenwoordige tijd in beschouwing nemend, een gemeente van 100 leden zelfs nu bestaan uit ongeveer 18 heiligen en 82 duivels! Als dit zo is, wat voor kans maakt u dan? En aangezien de ambtenaren die de kerken besturen verkozen zijn door de meerderheid van stemmen, ziet u {dan} wie hen verkoos, wie in het ambt is, en wie het beheer heeft over de kerken? Vraagt u zich dan nog af waarom de dingen verlopen zoals zij nu zijn? {1TG12: 19.2}

Als het waar is dat er slechts 144.000 levende heiligen zullen zijn wanneer Jezus komt, an als het ledental verdubbelt aan het eind van 1953 of 1954, zoals het streven schijnt te zijn (alhoelwel twijfelachtig), dan zullen er, als het zo doorgaat, in 1955 slechts 9 heiligen op 91 duivels zijn uit iedere honderd leden. Dienovereenkomstig, als het ledental verscheidene malen verdubbelt voordat Jezus komt om Zijn kerk tot Zich te nemen, dan zal er zelfs niet één heilige zijn onder honderd leden! Nóg minder kans voor u! Als dit zo is, vraag dan uzelf af: wiens kerk is de kerk? –van de Duivel? of van de Heer? en waar zal Hij ernaar zoeken {of het vinden} wanneer Hij komt? {1TG12: 20.1}

Deze trieste feiten staan zo hoog als bergen tegen uw eigenmachtige uitleggingen, ouderlingen, en als ogen-openers voor uw kudden. Als u daarom voortgaat met te zeggen dat u niet slaapt, dat uw uitlegging van het Woord onbetwistbaar is, dat u al de Waarheid heeft om u tot de Paarlen Poorten te brengen, dat u niets meer nodig heeft, dan is er geen hoop; u bent te ver afgeweken{afgedwaald}.{1TG12: 20.2}

Wat ons betreft echter, weten wij dat er velen zijn die niet zo erg voor dwaas zijn gehouden, die de

20

 knie niet voor Baäl hebben gebogen, die zich niet hebben toegestaan om in kringen gesloten te worden, als het ware, als schapen en vee, door bedriegers die de kudde van God daar beheren en weiden met dergelijke schillen {peulen}van laag niveau, zoals deze studie aangeeft. {1TG12: 20.3}

Als het opscheppen van u over de verworvenheden van het Kerkgenootschap en van haar talrijke bekeringen over de wereld op waarheid berust, dan daagt de Waarheid u nu uit om eerlijk de vragen te beantwoorden die hier volgen: Waarom geeft u hen hoop op een thuis in het Koninkrijk als u absoluut weet dat zij niet gered kunnen worden? Is zulk een inzameling niet ronduit misleiding en de grootste poging om de kerk met onkruid te laten dóórdringen {infiltreren} waar men ooit van gehoord heeft? en is het niet geestelijke hoererij van het ergste soort om de kerk van God met duivels te vullen? {1TG12: 21.1}

Om de diepe slaap te bedekken die is weerspiegeld door de tevoren vermelde cijfers, verklaarde een predikant: “Wanneer het werk afsluit,”zei hij “zullen er in de kerk veel meer duizenden dan 144.000 levende heiligen zijn, maar in plaats van te worden veranderd {opgenomen}, zal het grotere aantal van hen moeten sterven vanwege de plagen of vanwege epidemieën voordat Jezus komt, omdat zij niet goed genoeg kunnen zijn voor verandering {opname}, alhoewel zij volmaakt genoeg zijn voor {de} opstanding”! {1TG12: 21.2}

Wat een ogenopener voor de leken zijn deze opvallende valse leringen! En wat een dwingende macht en een goede kans nu voor u Ouderlingen om Christus’ beschuldiging te erkennen dat u “ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt” bent. Openb.3:17.  Als de Geest der Waarheid u nu niet kan overtuigen van Waarheid en gerechtigheid, zal Hij dat nooit kunnen. Het is daarom noodzakelijk dat u nu aan de leken uw schuld belijdt van het uitgeven van valse leringen, dat u niet  langer uzelf of uw kudden voor de gek zult houden door tijd en energie te verspillen aan pogen om Jeruzalem te meten. Wijsheid roept

21

uit dat u onmiddellijk ter harte neemt Zijn raad: {1TG12: 21.3}

“Ik raad u dat gij van Mij koopt goud, beproefd in het vuur [geïnspireerde Waarheid], opdat gij rijk moogt zijn; en witte klederen, opdat gij bekleed moogt zijn, en de schande van uw naaktheid niet verschijnt; en zalf uw ogen met ogenzalf [ zoals deze], opdat gij zien moogt. Zo velen als Ik liefheb, bestraf en kastijd Ik; wees daarom ijverig, en hebt berouw.” Openb.3:18,19 {K.J.V.}. {1TG12: 22.1}

Om uw bestwil zijn deze dingen van het publiekelijke oog weggehouden, maar aangezien u iedere door-de Hemel-gezonden pleidooi voor twintig jaren lang hebt veracht, dan maait u nu een oogst. Uw naaktheid, zoals u ziet, is reeds begonnen te worden ontbloot. En als u geen gehoor geeft aan deze Waarheid en {u} zich keert tegen de gruwelen die hier zijn uiteengezet, en blijmoedig dit pleidooi voor hervorming aanvaardt, dan zal een ieder weten dat uw doen en laten, Ouderlingen, doelbewuste pogingen zijn om “juist de uitverkorenen,” de 144.000 te misleiden, die, volgens de profetieën die nu zijn ontzegeld, nu bijna allemaal in de kerk zijn. Wij zullen nu dorgaan met Zacharia’s profetie van hoofdstuk twee: {1TG12: 22.2}

Zach.2:5–“Want Ik, zegt de Here, zal voor haar zijn een muur van vuur rondom, en zal de heerlijkheid in het midden van haar zijn.” {K.J.V.}

Alleen een stenen muur omringde Jeruzalem in de tijd van Zacharia. Maar een muur van vuur zal het Jeruzalem van onze tijd omringen, het Jeruzalem waarover Zacharia werd geînstrueerd te schrijven. Vanuit dit laatstgenoemde Jeruzalem is het dat de Heer ons van Zijn wegen zal leren, en veroorzaken te wandelen in zijn paden, “want,” verklaart de evangelie profeet, “(…) uit Sion zal de wet uitgaan, en het Woord des Heren vanuit Jeruzalem. ” Jes.2:3 {K.J.V.}. Aldus de oproep: {1TG12: 22.3}

22

Zach.2:6–“Oh, oh, komt voort, en vlucht uit het land van het noorden, zegt de Here; want Ik heb u alom verspreid naar de vier winden des hemels, zegt de Here.”{K.J.V.}

De verklaring: “Ik heb u alom verspreid naar de vier winden des hemels,” kan niet beperkt worden tot de Joden in Babylon. Het behelst de universele verstrooiing van Gods volk, Juda en Israël, over de landen van de Heidenen. aangezien de profetie gericht is op onze tijd, dan zal de oproep: “komt voort” en “vlucht uit het land van het noorden” gebazuind worden tot Gods volk tegen de tijd dat het Babylon van Openbaring hoofdstuk zeventien regeert. De oproep: ” Komt voort en vlucht uit het land van het noorden” staat evenredig {parallel} met de oproep: ” Komt uit van haar, Mijn volk, opdat gij geen deelnemers zijt van haar zonden, en dat gij niet ontvangt van haar plagen.” Openb.18:4.{K.J.V.}. Van deze oproep kan niet aangenomen worden dat het betekent dat Gods volk slechts uit één gebouw zouden moeten komen, of van één land, en naar een andere gaan, waar de zonde ook wordt beoefend.De plaats waartoe zij worden geeroepen te komen moet vrij zijn van zonde en aldus vrij van de plagen. Vanzelfsprekend worden zij geroepen om te komen tot het Koninkrijk, waarvan de onmiddelelijke burgers zullen zijn de eerste vruchten, de 144.000, de gereinigde kerk en apart gezet van de wereld. Dan zal er tot het gezegd worden: ” (…)voortaan zal er in u niet meer komen de onbesnedene en de onreine.” Jes.52:1. {1TG12: 23.1}

Zach.2:7–“Bevrijd uzelf, O Sion, die met de dochter van Babylon woont.” {K.J.V.}

Het staat vast dat “de dochter van Babylon” niet mogelijkerwijs de moeder kan zijn, het vroegere Babylon. Zij moet eerder het Babylon van de laatste dagen zijn, het Babylon die het scharlakenrood beest berijdt ({erover} regeert). {1TG12: 23.2}

23

Verder is het duidelijk, dat al de heiligen worden geroepen uit Babylon te gaan voordat de plagen van Openbaring 16 over haar vallen, als zij van hen bevrijdt zullen worden. Maar hoe kan Sion zichzelf bevrijden, als zij niet hoort naar de waarschuwingen van de Heer om Babylon te verlaten? Het is daarom zeer dringend dat deze boodschap haar oren bereikt. {1TG12: 24.1}

Zach.2:8–” Want zo zegt de Here der heerscharen: Na de heerlijkheid heeft Hij mij gezonden tot de natiën  die u beroofden; want hij die u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.” {K.J.V.}

God liet het toe dat zijn volk werd verspreid (beroofd) onder de Heidense natiën, maar nu zal Hij Zijn boodschappers hen achterna zenden omdat zij die hen aanraken, als het ware de bal van Zijn oog aanraken, het meest gevoelige lid van het lichaam. Zijn kerk, “de heerlijkheid,” heeft Zijn hoogste achting. {1TG12: 24.2}

Zach.2:9—“Want ziet, Ik zal Mijn hand over hen schudden, en zij zullen hun knechten tot een roof zijn: en gij zult weten, dat de Here der heerscharen mij tot u gezonden heeft.” {K.J.V.}

Dienstknechten die hun meesters beroven is een van de tekenen tegen de tijd dat deze profetie aan het licht is gebracht. En de wereld weet dat arbeid en {bedrijfs}leiding nu betrokken zijn in hun grootste strijd, en dat als resultaat het Communisme de gehele wereld bedreigt. {1TG12: 24.3}

De verklaring:”en gij zult weten, dat de Here der heerscharen mij tot u gezonden heeft,” wordt verscheidene keren gebruikt in de profetieën van Zacharia. Wij vinden het tweemaal in de verzen 9 en 11 respectievelijk  van  hoofdstuk 2, en eenmaal in vers 9 van hoofdstuk 4. Wat betekent dit?—Het geeft beslist aan dar tegen de tijd dat deze schriftgedeelten worden ontvouwd, de meerderheid van de mensen twijfelaars zijn, maar dat zij ten laatste zullen weten dat de Heer deze boodschap tot hen gezonden heeft. {1TG12: 24.4}

24

Twijfelaaars wachten over het algemeen totdat er onbetwistbaar bewijs is voordat zij erkennen dat de boodschap van God is, maar het kan hen geen goed doen op dat late uur. {1TG12: 25.1}

Zach.2:10–“Zingt en weest verheugd, O dochter van Sion; want zie, Ik kom, en Ik zal in het midden van u wonen, zegt de Here.” {K.J.V.}

Natuurlijk is deze komst van de Heer niet dezelfde waarin de heiligen Hem in de lucht ontmoeten (1Thess.4:16, 17), want de Heer zegt in dit schriftgedeelte niet dat Hij komt om Zijn tot Zich te nemen zodat zij met Hem kunnen wonen en regeren duizend jaren, maar dat, nadat de zondaars onder hen zijn weggenomen,  Hij komt om met hen te “wonen,” om hen te beschermen van de woedende Heidense natiën gedurende de “tijd der benauwdheid, zoals er nooit geweest is, sinds er een natie was.”  Hij beschermt hen door middel van een “muur van vuur rondom” hen. Die tijd der benauwdheid is haast hier{aangebroken}. De wereld ziet het aankomen. Ziet u het, Broeder, Zuster? En wat doet u eraan? {1TG12: 25.2}

“Te dien dage zal de spruit des Heren mooi en heerlijk zijn, en de vrucht der aarde zal voortreffelijk en aantrekkelijk zijn voor hen die ontkomen zijn van Israël. En het zal geschieden, dat hij die achtergelaten is in Sion, en hij die overblijft in Jeruzalem, heilig genoemd zal worden, namelijk een ieder die geschreven is onder de levenden te Jeruzalem.Wanneer de Here het vuil der dochters van Sion zal hebben afgewassen, en het bloed van Jeruzalem uit het midden daarvan zal hebben gereinigd door de Geest van gericht, en door de Geest van verbranding. En de Here zal over iedere woonplaats van de berg Sion, en over haar samenkomsten, des daags een wolk en rook scheppen, en het schijnsel van een vlammend vuur des nachts: want over alle heerlijkheid zal een beschutting

25

 zijn. En er zal een tent zijn tot een schaduw des daags tegen de hitte, en tot een toevluchtsoord, en een beschutting tegen storm en tegen regen.” {K.J.V.} {1TG12: 25.3}

Zacharia’s komst van de Heer is daarom dezelfde als het opstaan van Michaël  om al denen te verlossen wiens namen staan geschreven in het Boek. Dan.12:1. Gedenk altijd, dat de boeken open zijn en onderzocht worden gedurende de Dag des Oordeels. (Dan.7:10). Dat onze namen gevonden mogen zijn in dat “Boek,” zou nu het meest in beslag nemende zorg van elk van ons moeten zijn. {1TG12: 26.1}

Zach.2:11–“En vele natiën zullen te dien dage tot de Here toegevoegd worden, en zullen Mijn volk zijn; en Ik zal in het midden van u wonen, en gij zult weten, dat de Here der heerscharen mij tot u gezonden heeft.{K.J.V.}.

Net zodra wij als Kerkgenootschap ontwaken tot het feit “vele natiën  tot de Here toegevoegd zullen worden,” en Zijn volk zijn, net zo gauw zal de theorie van slechts eerste vruchten uitsterven. En net zodra deze boodschap iedere kerklid bereikt, net zo gauw zal de reiniging plaatsvinden. “En Hij zal zitten, als een smelter en reiniger van zilver; en Hij zal de zonen van Levi reinigen, en hen louteren als goud en als zilver, opdat zij de Here in gerechtigheid een offer kunnen brengen. Dan zal het offer van Juda en Jeruzalem de Here aangenaam zijn als in de dagen van ouds, en als in vroegere jaren. ” Mal.3:3,4.{K.J.V.} “De goddeloze zal niet meer door” haar “heentrekken,” “hij is volkomen afgesneden.” Nah.1:15{K.J.V.}. {1TG12: 26.2}

Nu wordt het duidelijk gezien hoe bekrompen onze ideeën zijn geweest van Gods groot werk en van Zijn manier van het afronden ervan, niet wetende dat terwijl het werk wordt voltooid, een grote schare, die niemand tellen kan, uit

26

alle natiën(Openb.7:9), zich zal voegen bij de “berg van het huis des Heren” en Zijn volk zal zijn(Jes.2:2). Bid: “Uw koninkrijk kome, Uw wil geschiede op aarde zoals het is [geschied] in de Hemel.” De noodzaak van een ware herleving en hervorming wordt nu uiterst duidelijk. Wat betekent herleving en hervorming?–“Herleving en hervorming zijn twee verschillende dingen. Herleving betekent een vernieuwing van het geestelijk leven, een verkwikking {opwekking} van de vermogens van verstand en hart, een opstanding van geestelijk dood” en “hervorming betekent een herorganisatie, een verandering van ideeën en meningen, gewoonten en praktijken.” Christ Our Righteousness{Christus Onze Gerechtigheid}, blz.121, 1941 editie. {1TG12: 26.3}

Ten slotte, merk op dat Zacharia 2 dezelfde waarheid bevat die Jesaja 2, Micha 4, Jeremia 31 en Ezechiël 36 bevat. {1TG12: 27.1}

Laat ons onze studie voortzetten met: {1TG12: 27.2}

Zach.2:12–“En de Here zal Juda voor Zijn deel erven in het Heilige Land, en zal Jeruzalem wederom verkiezen. {K.J.V.}.

Dit is wat de Bijbel leert, en niemand kan het zich veroorloven om aan het Woord van God te twijfelen. Aangezien dit de boodschap van het uur is, en aangezien allen Erdoor geoordeeld zullen worden, dan zouden wij, als wij Het niet ten volle aanvaarden, in Gods ogen niets meer dan “last van de aarde.” Onze zogenaamde goede werken alleen zullen ons niet uit Babylon leiden, maar ons begrip van de Waarheid voor deze tijd, en onvoorwaardelijk gehoor geven aan Gods oproep, wél. {1TG12: 27.3}

U herinnert zich dat terwijl Noach predikte dat er een vernietiging zou komen van de Almachtige, hij ook een plaats van toevlucht voorbereidde–de ark bouwde. Zij die twijfelden aan Noach’s aankondiging van de vloed, en die de spot dreven met de gedachte dat zij de

27

ark van veiligheid zouden moeten binnengaan in een tijd waarin er niet eens de kleinste teken van bedreigende regenval {aanwezig} was, waren niet langer twijfelaars toen de elementen van de natuur werden losgelaten. Toen haastten zij zich als bezetenen naar de ark; maar tot hun ontzetting en volledige teleurstelling, troffen zij de deur,stevig gesloten voor hen, aan. Aldus kwamen allen, zowel goeden als slechten die verkozen om buiten de ark te blijven, om. De ervaring van de antediluvianen zou als een geheugensteun moeten dienen voor ons, dat wij niet aanmatigend moeten zijn zoals zij dat waren. Wij zouden in de plaats de duidelijke waarschuwing ter harte moeten nemen, die betrekking heeft op dit uur, want wij worden verteld dat zoals het was in de dagen van de zondvloed, het alzo zal zijn tegen de tijd van de komst van de Heer. {1TG12: 27.4}

De ark van vandaag is “Sion en Jeruzalem,” “want vanuit Sion zal de wet uitgaan, en het Woord des Heren van Jeruzalem.” Mich.4:2 {K.J.V.}. {1TG12: 28.1}

Zach.2:13–“Wees stil, o alle vlees, voor het aangezicht des Heren: want Hij is opgestaan uit Zijn heilige woning.” {K.J.V.}.

Merk nauwgezet op wat het Woord zegt: “Hij is opgestaan,” niet: “Hij zal opstaan.” Het is dan duidelijk, dat toen de Heer deze profetie uitsprak, Hij Zijn woorden projecteerde naar de toekomst, sprekend in de tegenwoordige tijd alsof het was juist op de tijd dat de profetie in werking was om vervuld te worden. Aldus betekent de verklaring: “Hij is opgestaan” dat nu, bij de openbaring van deze Waarheid, “Hij is opgestaan,” en de verklaring: “De Here zal Juda voor Zijn deel erven in het Heilige Land,” betekent dat Hij Juda, de gereinigde kerk, nog zal erven. Wij leven daarom nu tussen deze twee punten des tijds–tussen “Hij is opgestaan,” en “Hij zal erven.” {1TG12: 28.2}

Wat zal nu ons besluit zijn? Zullen wij onze ogen sluiten voor deze ernstige en heerlijke openbaringen van

28

gebeurtenissen die nu plaatsvinden? Zullen wij nog steeds twijfelen en doorgaan met het afwachten van resultaten? of zullen wij met het gehele hart opstaan en Gods bevel uitvoeren? Zal zijn Koninkrijk of onze eigen huisgezinnen tot onze eerste belang gemaakt worden? Als wij niet nu onze verdorven motieven corrigeren, hoe kunnen wij op oprechte wijze zeggen:”Uw Koninkrijk kome,  Uw wil geschiede?” en hoe kunt u verwachten de tijdelijke dingen van het leven ” u toegevoegd” te zullen “worden?” Matt.6:3 {K.J.V.} {1TG12: 28.3}

Hebben wij voor eens en altijd besloten om God, niet het eigen ik, te dienen, om als nooit tevoren te studeren, en alle twijfels ter zijde te leggen? {1TG12: 29.1}

De Heer zegt: “(…)Het is te gering, dat gij Mijn knecht zoudt zijn, om op te richten de stammen van Jakob, en om terug te brengen de bewaarden van Israël; Ik zal u ook geven tot een licht voor de Heidenen, opdat gij Mijn heil kunt zijn tot aan het einde der aarde.” Jes.49:6 {K.J.V.}. {1TG12: 29.2}

“(…)Hij zal de wereld richten met gerechtigheid, en de volken met Zijn Waarheid.” Ps.96:13. {1TG12: 29.3}

29

————–0—————

It Shall Be Well With Thee{Het Zal U Goed Vergaan}

Be tranquil, O my soul, {Wees gerust, O mijn ziel,}

Be quiet every fear!{Zwijgt, iedere vrees!}

Thy Father hath supreme control,

{Uw Vader heeft de hoogste macht,}

And He is ever near.{En Hij is altijd nabij.}

Never of  thy lot complain,

{Klaagt nooit over uw lot,}

What ever may befall,{Wat u ook mag

Sickness or sorrow, care or pain,

{Ziekte of  verdriet, zorgen of pijn,

‘Tis well appointed all.{Alles is goed vastgesteld.}

A Father’s chastening hand

{Des Vader’s louterende hand}

 Is leading thee along;{Die geleidt u;}

 Nor distant is the promised land,

{Noch is het beloofde land veraf,}

 Where swells the immortal song.{Waar het onsterfelijk lied aanzwelt.}

O, then, my soul, be still!

{Weest dan stil, o mijn ziel!}

 Await heaven’s high decree;

{Wacht op des hemels hoge bevel;}

 Seek but to do thy Father’s will,

{Zoekt slechts uw Vader’s wil te doen,}

     It shall be well with thee.{Het zal u goed vergaan.}

–Thomas Hastings

 

>