15 dec Beantwoorder, Boek Nr. 5
1
Kopierecht, 1944, door
V.T. Houteff
Alle Rechten Voorbehouden
Opdat een ieder die dorst naar de Waarheid, het kan verkrijgen, wordt dit traktaat kosteloos per post verzonden. Het vereist één vordering, de verplichting van de ziel aan zichzelf om alle dingen te onderzoeken en vast te houden aan datgene wat goed is. De enige voorwaarden die verbonden zijn aan dit aanbod zijn de gouden stranden en de karmozijnrode koorden van Golgotha–de banden die bindend zijn.
Namen en adressen van Z.D. Adventisten die naar ons worden verzonden zullen gewaardeerd worden.
2
De BEANTWOORDER
Boek Nr. 5
Vragen en Antwoorden over Onderwerpen van Tegenwoordige Waarheid in het belang van de Broeders en Zusters der Zevende-dags Adventisten en Lezers van
De Herdersstaf
door V.T. Houteff
Deze “schriftgeleerde,” die is onderwezen betreffende het Koninkrijk der Hemelen, “brengt te voorschijn(…)nieuwe en oude dingen.” Matt. 13:52.
“Heiligt” nu “de Here God in uw harten, altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is, doch met zachtmoedigheid en vreze.” 1 Petr. 3:15.{KJV}.
3
INHOUDSOPGAVE
4
Vragen En Antwoorden
———–
IS ONDERWIJS SCHADELIJK?
Vraag Nr. 108:
Wat is er verkeerd aan onderwijs{scholing}? Waarom produceert het zoveel mislukkelingen? Neem ik niet een gevaarlijke risico door mijn kinderen naar school te zenden? {ABN5: 5.1}
Antwoord:
Het probleem ligt niet aan het onderwijs zelf, maar eerder aan het soort onderwijs dat men ontvangt. Ja, er zijn twee soorten onderwijs—het menselijke en het Goddelijke, het natuurlijke en het geestelijke, het verkeerde en het juiste. Daar de mens geboren is met het verlangen om het natuurlijke lief te hebben en het geestelijke te haten, dan wordt vanzelfsprekend de menselijke werkwijze van onderwijs in hoge mate beoefend, en de Goddelijke werkwijze in grote mate, indien niet volkomen, verwaarloosd. Dit is dus de oorzaak van “zoveel mislukkelingen.” {ABN5: 5.2}
Het is een erkend feit dat het eerstgenoemde in feite is berekend om de leerling te trainen, niet om te produceren, maar om te consumeren—om inhalig en zelfzuchtig te zijn; terwijl het laatstgenoemde is bedoeld om de leerling te trainen om meer te produceren dan wat hij consumeert—om weldadig en onzelfzuchtig te zijn, te leven voor anderen, niet voor zichzelf. {ABN5: 5.3}
Men moet zich ook nog realiseren dat zelfs indien de scholen het juiste soort training zouden geven, dan zou het worden tegengewerkt door ouders die hun kinderen toestaan om hun tijd
5
te verspillen, in plaats van hen te leren hoe zij iemands lasten kunnen verlichten en de kost kunnen verdienen. Als er dus geen wederzijdse samenwerking is tussen de school en het thuisleven, dan zouden de kinderen, ondanks dat er zelfs een goed onderwijssysteem aanwezig is in de school, niettemin worden getraind om een last te worden voor zichzelf, een blok aan het been voor hun ouders, en een nadeel voor de wereld. {ABN5: 5.4}
In plaats van hun schoolperiode tot een voorbereiding op het leven te maken, maken de meeste studenten het tot een vakantie van het leven. Wanneer dan de dag van het afstuderen aanbreekt, hebben zij daardoor geen idee van wat zij daarna zouden moeten doen! En zelfs wanneer zij wel “een beroep in gedachte hebben, hebben zij vaak jaren nodig om de fundamentele werkgewoonten te verkrijgen op hun terrein.” {ABN5: 6.1}
Het is een onderzocht feit dat gedurende hun schoolperiode, de studenten ervan houden om te parasiteren, iets wat een ondeugd is geworden. En hoe langer zij naar school gaan, hoe sterker deze zelfzuchtige gewoonte lijkt te worden. En dit is de reden waarom “werkgevers niet langer,” verklaart Dr. Henry C. Link, de psycholoog, “met elkaar strijden in hun haast om afgestudeerden van de universiteit aan te nemen. Bovendien worden zij, bij het samenstellen van hun selectie, vaak meer beïnvloed door de buitenschoolse activiteiten van de student en zijn verworvenheden bij het omgaan met zijn medestudenten, dan door zijn succes bij de leraars.” {ABN5: 6.2}
Wat de tegenwoordige generatie het meest moet leren op school is om op te houden te parasiteren
6
en te beginnen met te produceren, juist datgene waar zij in toenemende mate tegen opzien. Kinderen zouden moeten worden geleerd dat de enige manier waarop men per slot van rekening het leven waard kan zijn, is door voornamelijk een producent te zijn, iemand die meer produceert dan dat hij consumeert {verbruikt}, en om bekommerd te zijn, niet om te krijgen, maar om te geven, en om zich te realiseren dat zulk een onzelfzuchtige, weldadige gewoonte juist de poort is tot succes en geluk. {ABN5: 6.3}
Het gebeurde tegen de tijd dat Abraham zijn oprechte, edelmoedige en vriendelijke gastvrijheid ten toon spreidde door de drie vreemdelingen hartelijk uit te nodigen en daarna krachtig te overreden om even hun doorreis te onderbreken om te rusten en een maaltijd te nuttigen, dat de belofte van een zoon, die hem jaren tevoren werd gegeven, een werkelijkheid werd. En het getrouwe dwingen van Lot bij twee van deze zelfde vreemdelingen om hun doorreis te onderbreken en in zijn huis te overnachten, verloste hem van de vurige vernietiging van Sodom. {ABN5: 7.1}
Laat ons niet vergeten dat de belichaming van deze Goddelijke beginselen de eerste stap is tot iemands bekering tot de godsdienst van Christus. Het over het hoofd zien van deze noodzakelijke vereisten terwijl men poogt een Christen in alle opzichten te worden, is niet minder absurd dan het uitnodigen van een predikant om een huwelijksceremonie te voltrekken zonder een gewillige partner te hebben om mee te trouwen. {ABN5: 7.2}
Over het onderwerp van persoonlijkheid schrijft Dr. Link: “Een gemoed is niet aangeboren, het wordt verkregen door training. Een persoonlijkheid wordt niet aangeboren, het wordt ontwikkeld door oefening. Maar wij hebben geen bibliotheek van wetenschappelijke boeken over
7
het laatstgenoemde. Het grootste en meest geloofwaardige leerboek over persoonlijkheid is nog steeds de Bijbel, en de ontdekkingen die psychologen hebben gedaan zijn geneigd de systematisering van persoonlijkheid die daar wordt gevonden eerder te bevestigen dan tegen te spreken. Psychologie verschilt in dit belangrijk opzicht van alle andere wetenschappen. Terwijl de andere wetenschappen ons hebben geleerd dat onze vorige ideeën en geloofsovertuigingen over de natuur verkeerd waren, bewijst de psychologie dat vele van de vroegere ideeën en voorschriften over het ontwikkelen van een goed karakter en persoonlijkheid het juist hadden. {ABN5: 7.3}
“De hoofdgedachte die door alle elementen en gewoonten van persoonlijkheid die bij dit onderzoek zijn inbegrepen heen loopt, is deze: Het kind ontwikkelt een goede persoonlijkheid of ten minste de fundamenten van zulk een persoonlijkheid, door vele dingen te doen die hij van nature niet doet, en vele dingen waarvan hij feitelijk een afkeer heeft. Eten met mes en vork kan voor hem na verloop van tijd een vanzelfsprekendheid en zelfs plezierig worden, maar pas wanneer zijn ouders vier tot acht jaren van zware inspanning hebben verricht om hem ertoe te brengen om ze op de juiste wijze te gebruiken. Natuurlijk verschillen kinderen in geaardheid en overerving; maar ongeacht hoe goed zij ook zijn, moeten de basisgewoonten door een proces van discipline ingeprent worden. Met het oog op de onvermijdelijke wrevel tegen discipline die kinderen ontwikkelen en hun traagheid in het verwerven van vele wenselijke gewoonten, moet iedere beschikbare invloed, druk, of middel, welke hun verwerving van deze gewoonten zal verhaasten,
8
aangewend worden. De meeste ouders hebben iedere bron van hulp en ondersteuning nodig die beschikbaar is bij dit proces.”—The Return to Religion{De Terugkeer naar Godsdienst}. {ABN5: 8.1}
Noodzakelijkerwijs moet men, ten einde waarlijk succes te boeken in het leven, een overwicht verkrijgen in vaardigheden, een grotere bekwaamheid verkrijgen in een paar, en duidelijk verheven bekwaamheid verkrijgen in één; en ook een hunkerend verlangen om eerst anderen te behagen en te zegenen, en alleen in de tweede plaats zichzelf tevreden te stellen. God heeft de wereld zo liefgehad, dat Hij Zijn enige Zoon gaf. De mens behoort daarom ook vrijgevig te zijn in die mate dat ook zij hun tijd en energie vrijelijk besteden aan het behartigen van de belangen van anderen. “Een Verwijzing(en) [sluiten] [2:4] 1 Kor 10:24; 13:5.
ieder zie niet op het zijne, maar een ieder zie ook op hetgeen der anderen is.” Fil. 2:4. Bij zulk een gelukkige handelwijze zullen zij zichzelf meer van nut zijn dan anderen. “Maar Verwijzing(en) [sluiten][6:33] 1 Kon 3:13. Ps 37:25; 55:23.zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.” Hij die de werking van deze Goddelijke wet ten volle begrijpt, en het zonder aarzelen gehoorzaamt, is de enige die ware succes maakt van het leven. En het feit dat zij die het belang van hun werkgever het voornaamste belang maken in hun leven, de enigen zijn die promotie ontvangen en die hoge en verantwoordelijke posities verkrijgen, toont aan dat deze Goddelijke wet zelfs werkt onder niet-Christenen. {ABN5: 9.1}
De vooruitgaande student moet de theorieën op de proef stellen naar gelang hij voortgaat en voordat hij nieuwe theorieën aanleert. Dat wil zeggen: In plaats van
9
zich alleen maar te voegen bij het navolgen van de kennis, moet hij de kennis die hij heeft verworven toepassen om een bestaan te kunnen leiden. Bovendien, hoe langer iemand beschermd wordt van de werkelijkheden van een werkend leven, hoe minder bekwaam hij wordt om hen tegemoet te treden wanneer hij met de noodzaak daarvan wordt geconfronteerd. Zulk een onderwijs kan alleen maar tot mislukkelingen leiden—sociale parasieten. Maar het ware onderwijs “bereidt de student voor op de vreugde van dienstbaarheid in deze wereld, en op de hogere vreugde van een uitgebreidere dienstbaarheid in de toekomende wereld.” –Education, p. 13{Karaktervorming, blz. 13}. {ABN5: 9.2}
Vandaar dat ouders die hun kinderen zouden willen helpen om het leven succesvol en de moeite waard te maken, het niet zouden moeten nalaten om de jeugd alzo te trainen. Dan zullen zij duidelijk inzien dat het juiste soort onderwijs niet alleen iets prettigs is, maar dat het alles is wat bijdraagt tot het ontwikkelen van een goed karakter. Niemand kan het zich veroorloven om hun kinderen zonder dit onvervangbare onderwijs achter te laten. Als uw kinderen dus een dergelijke training niet op school ontvangen, dan zouden zij het onvermijdelijk thuis moeten ontvangen. {ABN5: 10.1}
En bij het opnemen van deze verantwoordelijkheid zouden ouders altijd in gedachten moeten houden dat mensen van nature geboren parasieten zijn. Een zuigeling doet niets om zichzelf te behelpen. Alles wat nodig is voor het bestaan ervan wordt gedaan door anderen. En de enige manier om een kind volledig van deze naar binnen gekeerde gewoonten af te helpen, is door
zo vroeg mogelijk te beginnen hem te leren hoe zichzelf te behelpen, totdat hij uiteindelijk
10
over al zijn behoeften de baas is geworden. Zodra een vogel uit zijn nest is, leren de ouders het hoe te vliegen en zijn eigen bestaan te leiden. Ouders die verzuimen om aldus hun kinderen te trainen, zijn minder verstandig dan de stomme dieren, en zeer zeker de ergste vijanden van hun kinderen. {ABN5: 10.2}
Een zekere vader faalde erin, zoals Eli de priester van het vroegere Israel dat deed, om deze verantwoordelijkheid op zich te nemen en had daardoor grote moeilijkheden met zijn zeventienjarige zoon. Aan Dr. Link vertrouwde hij zijn situatie toe: {ABN5: 11.1}
“Ik geloof dat mijn zoon goed van verstand is, maar gedurende de laatste paar jaren is zijn werk op school in toenemende mate slecht geworden. Dit semester faalde hij in drie vakken. Maar wat mij zelfs meer zorgen baart dan zijn schoolwerk, is zijn algemene houding ten opzichte van het leven. Hij schijnt te denken dat de wereld en in het bijzonder zijn ouders het hem verschuldigd zijn om in zijn levensonderhoud te voorzien. Het is zo dat wij leven in een welgestelde gemeenschap. Velen van de gezinnen zijn rijker dan wij, en hoewel ik zeer liberaal ben geweest met mijn zoon, door hem een ruime zakgeld en goede kleding te geven, hem het gezinsauto te laten rijden, enz., is hij verre van tevreden. Nu wil hij zijn eigen auto, en blijft hij spreken over de vele jongens in de stad die hun eigen auto hebben. {ABN5: 11.2}
“Wanneer ik hem vraag om te zorgen voor de oven of de laan, of om enige andere werkzaamheden te verrichten, vertelt hij mij dat de andere jongens dit soort dingen niet hoeven te doen. Hoewel ik hem soms wel zover krijg om een taak uit te voeren, kan ik er nooit op rekenen dat hij het op de juiste wijze uitvoert. Hij heeft geen gevoel voor verantwoordelijkheid of verplichting, maar hij acht zijn familie verantwoordelijk voor het mogelijk maken van alles wat hij wil doen. In feite is zijn hoofddoel in het leven om plezier te hebben, en zijn idee van een leuke tijd hebben, voor zover ik dat kan
11
beoordelen, houdt in te doen wat hij wil, wanneer hij dat wil, ongeacht wat iemand anders daarvan vindt. Ik ben vreselijk bezorgd dat hij een karakter aan het ontwikkelen is dat hem ongeschikt zal maken voor de wereld; net zoals het hem reeds ongeschikt heeft gemaakt voor zijn studies.” {ABN5: 11.3}
Er zijn duizenden van dergelijke ongelukkigen van verschillende leeftijden, wiens falen in het leven terug te vinden is bij hun ouders. Door in het geheel teveel te doen voor hun kinderen, beroven zij hen van de gelegenheid om gewoonten van zelfvoorziening te verkrijgen. In plaats daarvan hebben zij het denkbeeld gekregen dat of hun eigen of andermans ouders het hen verschuldigd zijn om hen van levensonderhoud, een opleiding te voorzien, en van weelde, die zij ernstig als een noodzakelijkheid achten. {ABN5: 12.1}
Hoewel materiële voordelen eraan meewerken om iemands leven te vergemakkelijken, verzwakken zij zijn karakter. Het onbeteugelde verlangen van de ouders om aan hun kinderen goed te doen, plus de middelen om dat te doen, brengen aan hen onherstelbare schade toe. En aldus worden de zonden van de dwaasheid van de vader en zijn onverstandig geleide voorspoed bezocht aan de kinderen. In dit verband wordt steeds meer de waarheid gezien in de Goddelijke terechtwijzing: “Zie, dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom: in trots, overdaad en zorgeloze rust leefde zij met haar dochters zonder de ellendige en de arme te ondersteunen.” Ezech. 16:49. {ABN5: 12.2}
Het is een welbekend feit dat de meest geleerde mensen over het algemeen het meest aarzelend zijn om het evangelie van Christus aan te nemen, en dat zij zich onder de laatsten bevinden die gelijke tred houden met de Waarheid. In
12
dit verband is meer dan in enig ander het spreekwoord van toepassing: “Zalig, gij armen, want uwer is het Koninkrijk Gods.” Lukas 6:20. {ABN5: 12.3}
Ouders kunnen hun kinderen alleen maar van het verlangen afhelpen om in het bezit te geraken van rijkdommen die door anderen zijn verdiend, als zij zeer vroeg in het leven van het kind beginnen met het ontwortelen van zijn naar binnen gekeerde gewoonten en daarvoor in de plaats naar buiten gerichte gewoonten inprenten. In de strijd voor karakter, persoonlijkheid en bruikbaarheid, hebben de kinderen van arme ouders het voordeel over die van rijke ouders. {ABN5: 13.1}
De meest eerbare en meest belangrijke mannen en vrouwen van de wereld, die de wereld iets waardevols hebben nagelaten, kwamen uit arme gezinnen. Als voorbeeld zullen wij de lezer slechts een paar van zulke persoonlijkheden ter herinnering brengen: {ABN5: 13.2}
Jack London’s kinderjaren was bestempeld door armoede en ontberingen, en toch werd hij, geobsedeerd door een gedreven ambitie om een grote schrijver te worden, de beroemde schrijver van eenenvijftig boeken, evenals van ontelbare verhalen. Zijn jaarlijks inkomen werd tweemaal zoveel als die van de president van de Verenigde Staten. {ABN5: 13.3}
En Helen Jepson, die eens zo arm was dat ze geen muzieklessen kon nemen, werd een van onze grootste zangers. {ABN5: 13.4}
Andrew Carnegie begon te werken voor twee cent per uur, en hij verwierf vierhonderd miljoen dollars. {ABN5: 13.5}
13
De laatst overleden John D. Rockefeller, die waarschijnlijk het grootste fortuin in de gehele geschiedenis heeft vergaard, begon in het leven met het schoffelen van aardappelen onder de kokendhete zon voor vier cent per uur. {ABN5: 14.1}
Thomas A. Edison, die de meest bekwame burger van de wereld wordt genoemd, begon zijn carrière als een krantenjongen op de Grand Trunk Railway. Zijn eerste laboratorium werd opgericht in een compartiment van een bagagewagen. {ABN5: 14.2}
Benjamin Franklin was een man die zich op haast ieder terrein van inspanning onderscheidde. Uitvinder, wetenschapper, schrijver, staatsman, filosoof, drukker, diplomaat, humorist – voorzeker zijn er weinig andere mensen die zich aan zoveel carrières gewaagd en ze zo succesvol uitgewerkt hebben. Toch was hij geboren in een arm gezin van een kaarsenmaker, en had hij geen bijzondere voordelen als kind. {ABN5: 14.3}
Luther Burbank, die genoemd wordt de “Plantentovenaar,” was niet in staat verder te gaan op school dan het stadsacademie, en toen hij jong was begon hij te werken in een fabriek. {ABN5: 14.4}
Het leven en de geschiedenis van Dr. G.W. Carver brengt ook het feit sterk naar voren dat ten einde het karakter te vormen, een opleiding te verwerven, en een waar succes te maken van het leven, het noodzakelijk is dat men vanaf nul begint, zichzelf behelpt, en door de schooltijd heen zelf de kosten betaalt. {ABN5: 14.5}
Wij citeren uit een korte biografische beschrijving van deze grote wetenschapper, zoals het werd gepubliceerd in The Reader’s Digest, december 1942, net voor zijn dood: {ABN5: 14.6}
14
”Geboren in Missouri rond 1864, heeft Dr. Carver zijn vader en moeder nooit gekend—zij werden weggevoerd door slavendrijvers toen hij een zuigeling was. Een blanke plantage-eigenaar, Moses Carver, voedde het kind op, gaf hem zijn naam, en vanwege de slechte gezondheid van de jongen, liet hij hem vrouwenwerk doen: koken, kleren naaien en wassen. {ABN5: 15.1}
Maar er brandde een vreemd vuur{verlangen} in hem. Het enige boek dat hij zich kan herinneren dat er in het huis van de Carvers was, was Webster’s Speller. Hij leerde het uit het hoofd. Daar zij zelf door moeilijke tijden werden overvallen, waren de Carvers niet in staat om hem naar school te sturen. Hij ging uit zichzelf; hij sliep in schuren en hooischuren; werkte voor zijn voedsel bij welke baan dan ook dat hij tegenkwam, nam al de lessen die het een-kamer-grote schoolhuis te bieden had. “Het wassen van witte mensen kleding” zorgde ervoor dat hij zijn middelbare school kon betalen. {ABN5: 15.2}
Hij werd per schrift toegelaten tot de Universiteit van Iowa, alleen om te worden afgewezen toen hij daar aankwam, omdat hij een neger was. Als gevolg daarvan opende hij een kleine wasserette en had aan het eind van een jaar genoeg fondsen verworven om toelating te verkrijgen tot Simpson College te Incrianola, Iowa. Door de drie jaren heen op die school waste, boende hij en maakte hij schoon en ging door om vier jaren af te ronden van landbouwkundige studies te Iowa State College. Daar verwierf zijn bekwaamheid met grondsoorten en planten hem, bij de diploma-uitreiking, een plaats op de school. {ABN5: 15.3}
Rond die tijd, in het centrum van Alabama, droomde Booker T. Washington—oprichter en voorzitter van Tuskegee Institute–van een economische onafhankelijkheid voor de negride boer. De droom had een man nodig. Washington koos voor de jonge Carver. {ABN5: 15.4}
Toen Carver te Tuskegee aankwam in 1896, scheen er maar weinig te zijn waarop hij kon werken en niets waarmee hij kon werken. Washington wilde een agrarische laboratorium; er was noch apparatuur noch geld aanwezig. Hij wilde een boerderijschool; de grond was armoedig. Hij wilde gras op het Tuskegee terrein; er was alleen maar zand. {ABN5: 15.5}
15
Vandaag de dag bevindt zich in een glazen kast in het museum het materiaal waarmee Carver zijn eerste laboratorium maakte. Ter verwarming verstelde hij een tweedehandse schuurlantaarn. Zijn mortier was een zware keukenmok; hij gebruikte een plat stuk ijzer als vijzel. Bekers {of buizen} werden gemaakt door de kop van oude flessen af te snijden, die werden gehaald uit het schoolafval. Hij veranderde een inktfles in een alcohollamp en maakte zijn eigen kous daarvoor. {ABN5: 16.1}
De grond op zijn 16 hectaren grote “experimentele boerderij” was zanderig, geërodeerd en verarmd. Hij zond zijn leerlingen naar de zwampen en de bossen, bewapend met manden en emmers. Dagelijks brachten zij modder en droge bladeren, en zij bedekten de grond daarmee. Op die hectaren grond toonde hij aan dat het slechtste soort grond kan worden gemaakt om iets voort te brengen—niet een, maar twee oogsten van zoete aardappelen per jaar. Daar oogstte hij ook een van Alabama’s eerste baal-per-hectare oogstopbrengst van katoen. {ABN5: 16.2}
“Iedereen vertelde mij,” zegt hij, “dat het grond onvruchtbaar was. Maar het was het enige soort grond dat ik had. Het was niet onvruchtbaar. Het was alleen maar ongebruikt.” {ABN5: 16.3}
Hij vond andere functies ervoor. Van de meervoudig gekleurde klei van Macon County maakte hij aardewerk, inkt voor muurbehang, kleursel voor siercementstenen. Daar hij een verstokte vijand is van afval, maakte hij van maïs-, katoen-, en sorghumstengels isolatieplaten; hij produceerde papier van de takken van wistaria, zonnebloemen en de wilde hibiscus; weefde decoratieve tafelmatjes van zwampkattenstaart; maakte tafellopers door heldere kleikleurstof als kleur te gebruiken, van voeder-en
zaadzakken. {ABN5: 16.4}
Om zijn Groene Weiden Evangelie aan de boer te brengen veranderde hij een tweedehandse buggy in een mobiele agrarische school, beladen met bewijsstukken, leende een paard, en maakte regelmatig tochten over het platteland. Dit was de eerste der “mobiele scholen” die vandaag, behuisd in vrachtwagens en aanhangwagens, en ondersteund door de Afdeling Landbouwkunde van de VS, over geheel Alabama doortrekken. {ABN5: 16.5}
Toen groeide er in Macon County, zoals het meeste van het Zuiden, naast katoen weinig andere gewassen. Om het grond te sparen
16
en het inkomen van de boerderij te vergroten, ondersteunde Carver het planten van zoete aardappelen en pinda. Vandaag de dag is de zoete aardappel een stempeldrager van de zuidelijke boerderij; en onze pindaboeren van het zuiden zullen dit jaar bijna $70,000,000 vergaren voor hun oogstopbrengst. Dr. Carver heeft meer dan welk ander persoon dan ook bijgedragen aan het verbreken van het katoenstempel van de zuidelijke landbouw. {ABN5: 16.6}
Tijdens zijn pionierswerk in Macon County, vond hij haast geen groentetuinen, weinig varkens, kippen of koeien. Pellagra-veroorzaakt door een ongebalanceerd dieet—was wijd verspreid. Daarom predikte hij over keukentuinen en werkte recepten uit die aantonen hoe men groenten kan bereiden en bewaren. Vandaag de dag is er, volgens het plaatselijke landbouwbureau, haast geen boerderij van een neger zonder een groentetuin, varkens, kippen, en tenminste één koe. De ziekte Pellagra is feitelijk verdwenen. {ABN5: 17.1}
Dr. Carver houdt standvastig aan dat de begin-waar-je-bent-formule overal zal werken. Enige jaren geleden sprak hij bij een Negride organisatie in Tulsa, Oklahoma. Om materiaal ter illustratie te verzamelen bracht hij een vroege morgen door te Sand Pipe Hill, dichtbij Tulsa. Hij kwam terug met 27 planten, die allemaal geneeskrachtige eigenschappen bevatten. {ABN5: 17.2}
“Toen,” zei hij, “ging ik naar Ferguson’s Drugstore en kocht zeven patente medicijnen die bepaalde elementen bevatten die in die planten worden gevonden. De medicijnen zijn per schip overgebracht vanuit New York. Zij zouden van Sand Pipe Hill vandaan moeten komen. visioen{gezicht} is, komt het volk om.’” {ABN5: 17.3}
* * *
Hij werd genoemd – deze man wiens ouders negerslaven waren –“ de eerste en grootste chemurgist.” Er zijn miljoenen dollar zaken {bedrijven} opgericht, die geheel of gedeeltelijk voortvloeien uit zijn ontdekkingen –waarvan de grootste onder hen een $ 200,000,000 per jaar opbrengende pinda-industrie is. Zijn oogstopbrengst-pionierswerk brengt ieder jaar vele miljoenen op voor de zuidelijke boeren. {ABN5: 17.4}
17
Hij is overspoeld geweest met oorkondes. Thomas Edison nodigde hem uit om zich bij zijn personeel aan te sluiten voor $50,000 per jaar. Henry Ford heeft hem een laboratorium geschonken voor onderzoeken over voedsel in oorlogstijd. Jongstleden in juni gaf “The Progressive Farmer” hem haar jaarlijkse prijsuitreiking voor “uitnemende dienstverlening tot de zuidelijke landbouw.” Het Theodore Roosevelt Medaille kwam hem tegemoet in 1939 als “een bevrijder van mensen zowel van de blanke als van de zwarte ras.” {ABN5: 18.1}
“Welk ander mens van onze tijd,” vroeg de New York Times, “heeft zoveel gedaan voor de landbouw in het Zuiden?” {ABN5: 18.2}
De wereld die aldus vraagt naar Dr. George Washington Carver, vindt hem nog steeds in het wetenschappelijke instituut waar hij 46 jaren lang heeft gewerkt: Macon County, Alabama, en het terrein van het Tuskegee Institute, de befaamde negerschool. {ABN5: 18.3}
Het is zijn eigen filosofie dat hem daar houdt; hij gelooft dat er geen groenere weiden zijn die dichtbij zijn. Wetenschapshalve heeft hij die overtuiging gereduceerd tot een formule: “Begin waar je bent, met wat je hebt, maak daar iets van, wees nooit tevreden.” Nu hij bijna de 80 bereikt, laat hij die formule nog steeds voor zich werken. {ABN5: 18.4}
Hij gaf mij recentelijk een rondleiding door de George Washington Carver Museum te Tuskegee—gebouwd met zijn spaargeld om de resultaten van zijn dichtbijzijnde verkenningstochten en ontdekkingen te behuizen. Hij draagt nog steeds de bekende gehavende pet en de gerafelde grijze dikke trui. Zijn stem is zacht{zwak} en zijn schouders gebogen. Maar er zijn geen tekenen van zwakheid aan zijn verstand en geest. {ABN5: 18.5}
Op een kleine veld achter het museum wees hij naar een halve honderd stroken aan grenenhout planken, die aan de zon waren blootgesteld. Zij waren pas geverfd: helder blauw, geel, rood, groen getint. {ABN5: 18.6}
“De reden waarom de boeren hier hun huizen niet schilderen,” zei hij, “is niet dat zij lui of onverschillig zijn. Het komt doordat zij geen contant geld hebben om verf te kopen. De verf dat aan het verweren is op deze planken kost haast niets. De kleur komt van de kleilagen die vlak hier in Macon County zijn. De basis is gebruikte motorolie.” {ABN5: 18.7}
18
Deze inlandse verf, gemaakt en getest door Dr. Carver te Tuskegee, wordt nu gebruikt door de Tenessee Valley Authority bij een demonstratie van de plattelandse huisverfraaiing in 14 TVA locaties. {ABN5: 19.1}
Dr. Carver was de eerste en is nog steeds de grootste vertegenwoordiger voor het gebruik van de braakgelegen landerijen en afvalproducten van het Zuiden ten einde het dieet van de zuidelijke boerderijen te balanceren. Dit vereiste meer dan landbouwkundige kennis, dus leerde hij hoe een gespecialiseerde diëtist en kok te zijn. Zijn “43 Manieren om De Wilde Pruimen Oogstopbrengst te Redden” is een verzameling van door Carver geverifieerde recepten: marmelade, stroop, azijn, soep, kroketten. {ABN5: 19.2}
Zijn beroemde experimenten met de pinda leidde tot de productie van meer dan 300 bruikbare artikelen. Onder dezen worden nu op commerciële basis vervaardigd zijn pindakaas en pindabloem, naast verscheidene oliën en {kunst}mest. Wijdverspreid wordt gebruikt een pamflet voor de vrouw van de boer: “105 Manieren Hoe de Pinda te Bereiden voor Tafelgebruik,” inclusief recepten voor pindasoep, brood, pasteitjes, pasteikorst, doughnuts{soort oliebol}, kaas. Met zulk een wijdverspreid gebruik nam de pinda oogstopbrengst toe van 700 miljoen pond in 1921 tot 1400 miljoen in 1941. {ABN5: 19.3}
Afgelopen maart publiceerde Dr. Carver zijn eigen Victory Garden bulletin: “De Tuin van de Natuur voor Overwinning en Vrede.” De Voorpagina ervan citeert uit Genesis: “Zie, Ik heb u gegeven iedere kruid(…) het zal u tot spijze dienen.” Daarin bevindt zich een lijst van meer dan 100 grassoorten, onkruid en wilde bloemen die kunnen worden gebruikt als voedsel, en recepten die aantonen hoe ze te gebruiken. Daarin inbegrepen zijn: cichoreikoffie—“sommigen hebben een voorkeur ervoor dan voor echte koffie”—gebak “gelijkvormig aan appel of rabarber” gemaakt van zuurgras; “aspergetopjes” van de stengels van zijde-onkruid; wilde klaver “voor lekkere en luxe salades”; grassalade broodjes, die een aanzienlijke populariteit hebben op het Tuskegee universiteitsterrein. {ABN5: 19.4}
* * *
De Bijbel, vertelde Dr. Carver mij, is even belangrijk in zijn werk als zijn laboratorium dat is. Hij heeft twee
19
favoriete Bijbelteksten. Een van hen noemt hij zijn “licht” passage. Het is Spreuken 3:6 : “Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden rechtmaken.” De ander is zijn “kracht” passage. Het is Filippenzen 4:13 : “Ik vermag alle dingen door Christus Die mij kracht geeft.” {ABN5: 19.5}
“Dit is de enige vraag die gekleurde mensen moeten beantwoorden,” hoorde ik hem zeggen tot een groep negride predikanten: “Hebben wij datgene wat de wereld wilt hebben?” Hij vertelde over het vernemen van een groep blanke mannen die op zoek waren naar een man die olie kon opsporen. “Zij waren vergeten te zeggen of zij een blanke man, een rode man, een gele of zwarte man wilden; zij zeiden alleen maar dat zij een man wilden die olie kon opsporen. {ABN5: 20.1}
“Ga niet op zoek naar Nabot’s wijngaard,” zei hij. Een ieder van u heeft ongetwijfeld al de wijngaarden die hij nodig heeft {binnen zijn bereik}.” {ABN5: 20.2}
Laten ouders nu deze toepasselijke vraag beantwoorden: Wat maakte Dr. Carver tot een geweldige wetenschapper, en zijn onmisbare prestaties mogelijk? Was het niet datgene wat verarmde omstandigheden hem leerden en wat zijn alles in beslag nemende verlangen om de mensheid te zegenen bij hem erop aandrong te doen? {ABN5: 20.3}
Het is duidelijk dat kinderen vanaf het prille begin van hun training {opvoeding} de waarde van tijd en de waarde van een dollar geleerd zouden moeten worden, en zelfs ertoe gedwongen zouden moeten worden, indien noodzakelijk, zichzelf te behelpen en de rechten van het eigendom van anderen te respecteren—om opbouwers te zijn, geen afbrekers, geen klaplopers, verspillers of verkwisters. Slordige werkgewoonten hebben als resultaat een slechte persoonlijkheid. {ABN5: 20.4}
In het licht van de tien geboden zouden deze beginselen meer dan welke anderen ook,
20
dag aan dag moeten worden ingeprent in het verstand van de jeugd. {ABN5: 20.5}
“Maar gij zult deze Mijn woorden in uw hart en in uw ziel leggen,” gebiedt de Heer, “gij zult ze tot een teken op uw hand binden en zij zullen een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn. Gij zult ze uw kinderen leren en daarover spreken, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat; gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten, opdat gij en uw kinderen in het land, waarvan de Here uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het hun zou geven, zó lang leeft, als de hemel boven de aarde staat.” Deut. 11:18-21. {ABN5: 21.1}
WAT IS GODSDIENST?
Vraag Nr. 109:
Bestaat godsdienst alleen maar uit studeren en bidden, vasten en wenen, prediken en troosten, bekeren en vergeven, bedelen en geven? Hoe kan men godsdienstig worden, en wat voor verschil zal het maken in iemands leven? {ABN5: 21.2}
Antwoord:
Net zoals het Grote Voorbeeld van Bijbelse godsdienst het Woord (de Zoon) van God was in menselijke vorm (1 Johannes 1:1), zo is Bijbelse godsdienst op zichzelf de geboden (gerechtigheid) van God in menselijke vorm ( 2 Kor.3:3; Ex. 31:18). Maar het medium waardoor de ziel in vitaal contact komt met Bijbelse godsdienst, is de Heilige Geest. En deze levende verbinding met het Woord
21
van God is de onmisbare voorwaarde voor de beoefening van Bijbelse godsdienst—het enige middel voor de verlossing van het {menselijk} ras,– haar terugkeer van haar rondzwervingen in de wildernis tot haar Edense thuis. Hij die dus ware godsdienst zou willen bezitten, moet bidden voor de Geest der Waarheid. Op geen andere wijze kan hij waarlijk godsdienstig worden—de “vlezen tafelen”, de geboden van God in menselijke vorm worden. Door ze uit te leven (te beoefenen) behoedt hij zich niet alleen voor het aanbidden van hetzij valse goden of enige gelijkenis van God Zelf, maar ook voor het verspillen van tijd. Getrouwheid aan de geboden veroorzaakt hem al zijn werk te doen in de zes werkdagen van iedere week, waarbij hij niet één daarvan nalaat om achterstallig te blijven van week tot week. En door de geboden wordt hij zowel eraan herinnerd dat de zevende dag een Heilige Gedenkteken van de schepping is (Ex. 20:3-17), alsmede ingeprent dat hij zijn naaste zou moeten liefhebben als zichzelf (Markus 12:31). Aldus zien wij dat ware godsdienst inderdaad meer inhoudt dan slechts bidden, vasten, geven, en prediken; en dat het zeer zeker geen “bedelen” inhoudt. {ABN5: 21.3}
De leden van het Koninkrijk-kerk zullen, volgens Jesaja, bekwaam zijn in hun respectievelijke ambachten en beroepen. Als bouwers, ingenieurs, timmerlieden, metselaars, machinisten, of wat dan ook, zullen zij “de overoude puinhopen herbouwen, het verwoeste uit vroeger tijd doen herrijzen, en (…) de steden vernieuwen, die in puin liggen, die verwoest hebben gelegen van geslacht op geslacht.” Jes. 61:4. Zij zullen ook beheerders van dieren zijn,
22
wijngaardeniers, bedreven landbouwkundigen. En als zodanig zullen zij bekwaam zijn in de kennis van het beheren, het in dienst nemen van duizenden vreemdelingen, niet alleen om hen te bedienen in hun noden en te bouwen (Jes. 60:10), maar ook om “gereed te staan om” hun kudden te weiden, en om hun akkerlieden en wijngaardeniers te zijn (Jes. 61:5). Aldus is het dat “de studie in de richting van de landbouw het A, B, en C zou moeten zijn in de opleiding die in onze scholen wordt gegeven.” –Testimonies, Vol. 6{Getuigenissen, Deel 6}, p. 179. “Zuivere, praktische godsdienst zal worden geopenbaard bij het behandelen van de aarde als Gods schatkamer. Hoe intelligenter een mens wordt, des te meer zou de godsdienstige invloed moeten zijn die hij uitstraalt. En de Heer wil dat wij de aarde behandelen als een kostbare schat, die aan ons in bruikleen is toevertrouwd.”—Testimonies to Ministers {Getuigenissen aan Predikanten}, p. 245. {ABN5: 22.1}
Naast bekwame grondbewerkers, handwerkslieden en handelaren{winkeliers} te zijn, zullen deze bestuurders van het Koninkrijk, als levende belichamingen van ware Christendom, bedreven internationale bankiers, econonomen, personeel-en verkeersingenieurs, en voorzieners zijn, die tezamen “het vermogen”en “de rijkdommen der Heidenen” beheren. Jes. 60:5, 11; 61:6. En daar zij dus zo op verscheidene wijze toegerust zijn met deze uitstekende bedrevenheden, zullen zij bovenal “Priesters des Heren, (…)Dienaars van onze God”—“bewonderenswaardige mannen” zijn. Jes. 61:6; Zach. 3:8. {ABN5: 23.1}
De evangeliebedienaar zal dienovereenkomstig degelijk op de hoogte zijn van de praktische navolgingen
23
van het leven en zal bedreven zijn in tenminste één ding. Voorzeker zou iedere prediker, die tien procent (de tiende) van het inkomen van een boer ontvangt, moeten bestuderen hoe hij in staat kan zijn hem te helpen om zijn boerenwerkmethoden op een praktische wijze te verbeteren, als de gelegenheid daartoe zich ooit aanbiedt. Kortom, hij zou in staat moeten zijn de leden van zijn kerk te kunnen assisteren in het organiseren, corrigeren, of verbeteren van hun werk en bedrijf. Jezus leerde Zijn discipelen niet alleen hoe te bidden, te prediken en de Waarheid in praktijk te brengen, te geven en te vergeven, maar ook hoe te dienen, te vissen, zich te voeden en zich te kleden, en hoe zij rekeningen op een zakelijke wijze konden betalen. (Zie Mattheüs 6:5-13; 10:5-7, 27; 5:19, 20; 23:3, 4; Johannes 3:20, 21; Handelingen 20:35; Mattheüs 6:14, 15; 18:21, 22; 20:25-28; Markus 6:35-41; Lukas 22:7-13; Johannes 21:3-6; Mattheüs 25:31-45; 17:24-27.) {ABN5: 23.2}
Maar om een dergelijke Christen, een oprechte godsdienstig persoon te zijn, moet men allereerst zijn gehele wezen organiseren, door zijn kracht, zijn energie, zijn middelen en zijn tijd op de juiste wijze te beheersen, te coördineren, en te gebruiken. Een ieder die erin faalt om deze geïntegreerde viervoudige spaarzaamheid van zijn wezen tot stand te brengen, kan nooit enige ware succes bereiken. Om zo te doen, moet hij “zestig waardige seconden” verkrijgen “aan verlopen afstand van iedere onvergeeflijke minuut,” zestig minuten verkrijgen aan maximale toepassing en prestatie uit iedere werk-en rustuur, en de hoogste doeltreffendheid bereiken uit iedere beweging of slag. Kortom, hij moet iedere verspilde beweging verdrijven, evenals iedere onbedachtzame, omslachtig dupliceren en
24
overlappen van bewegingen, die geen resultaat opleveren, maar zijn voorraad aan reserve energie alleen maar uitputten. Het werk van zulk een Christen in alle opzichten, zal nooit worden ondervonden als dat het op een prutserige of ondoeltreffende manier is gedaan. {ABN5: 24.1}
Voorts wordt hij nooit ondervonden als levende boven zijn vermogen, maar dat hij zijn inkomen zo zorgvuldig begroot dat hij in staat is binnen zijn vermogen te kunnen leven en ook regelmatig wat spaargeld terzijde te kunnen leggen voor een moeilijke tijd. Hij schuwt het veroorzaken van schulden; hij weet dat de gewoonte om altijd te lenen en nooit in staat zijn om terug te kunnen betalen, een vorm van diefstal is—liegen. {ABN5: 25.1}
Zo iemand, of hij nu arm of rijk is, is nooit bang voor de toekomst. Hij vertrouwt op onaanmatigende wijze in de Heer voor zijn dagelijkse behoeften; hij heeft nooit zorgelijke gedachten “over de morgen.” Matt. 6:27-34. {ABN5: 25.2}
Al met al zien wij, dat Bijbelse godsdienst, Christendom, niets meer of minder is dan dat men zich keert van het gehoorzamen van de Duivel, tot het gehoorzamen van de Heer, zich keert van een leven van het verkeerde doen, tot een leven van het goede doen,–van consumeren {verbruiken} tot produceren; van lenen tot uitlenen; van bedelen tot geven; van bedriegen tot herstellen en op eerlijke wijze handelen; van veeleisend zijn tot vergeven; en van gediend worden tot dienen. {ABN5: 25.3}
“Ware godsdienst wordt altijd onderscheidend gezien in onze woorden en ons gedrag, en in iedere handeling van het leven. Bij de volgelingen van Christus zou godsdienst nooit gescheiden moeten zijn van het zakenleven. Zij zouden hand in hand moeten samengaan, en
25
Gods geboden zouden strikt in acht genomen moeten worden in alle bijzonderheden van wereldse zaken. De wetenschap dat wij kinderen van God zijn zou een hoge toon van karakter moeten geven zelfs in de alledaagse levenstaken, wat ons niet slordig maakt in zaken, maar vurig van geest. Zulk een godsdienst als deze doorstaat het kritische onderzoek van een kritische wereld met een verheven bewustzijn van rechtschapenheid.” –Testimonies, Vol. 4 {Getuigenissen, Deel 4}, pp. 191. {ABN5: 25.4}
“Christendom heeft een veel bredere betekenis dan velen het tot nu toe hebben gegeven. Het is geen geloofsbelijdenis. Het is het woord van Hem die voor eeuwig leeft en blijft. Het is een levend, bezielend beginsel, die bezit neemt over het verstand, het hart, de motieven, en de gehele mens. Christendom—Och, dat wij haar werkzaamheden mochten ervaren! Het is een vitale, persoonlijke ervaring, die de gehele mens verheft en veredelt.”—Testimonies to Ministers{Getuigenissen aan Predikanten}, pp. 421, 422. {ABN5: 26.1}
Dit alles is wat de godsdienst van Christus inhoudt, en hij die het beoefent, bezit ware liefde{liefdadigheid} ( 1 Kor. 13)—is waarlijk “wedergeboren.” {ABN5: 26.2}
Nogmaals gezegd: iedere ware Christen organiseert eerst zichzelf, daarna zijn gezin, en dan zijn zaak{of bedrijf}. En wat nog meer is, is dat hij door dit alles heen leert dat sommigen georganiseerd kunnen worden, terwijl het bij anderen niet kan; dat sommigen arbeiden tot prestatie, terwijl anderen arbeiden tot niets{tevergeefs}; dat sommigen produceren, terwijl anderen alleen maar consumeren{verbruiken}; dat sommigen altijd geven als de ahornboom, terwijl anderen
26
altijd nemen als een droge spons; dat sommigen de wereld zegenen met goedheid, terwijl anderen leven en arbeiden voor zichzelf en denken dat alle anderen zouden moeten leven en arbeiden voor hen; dat sommigen rustig {zonder veel omhaal} hun godsdienst beoefenen, terwijl anderen een vertoning maken van heiligheid door veel godsdienstig gepraat en gebed, met maar weinig daarmee overeenkomende werken; en dat sommigen weten zowel wanneer te bezoeken en wanneer niet te bezoeken, terwijl anderen noch weten wanneer het tijd is om te bezoeken, noch weten wanneer het tijd is om te vertrekken, en dat zij als eendenmossels losgetrokken moeten worden als zij eenmaal gezeteld zijn! Wat is het probleem van een predikant toch een wildernis! {ABN5: 26.3}
IS ER EEN VISIOEN NODIG?
Vraag Nr. 110:
Is het noodzakelijk dat wij een mentaal beeld hebben van de dingen waarvoor wij bidden? {ABN5: 27.1}
Antwoord:
Als wij een dergelijke visie niet hebben, zullen wij niets concreets en tastbaars hebben om voor te bidden en naartoe te werken. En het is dan vanzelfsprekend dat noch onze gebeden noch onze inspanningen iets zullen bereiken. Een ieder moet een duidelijke visie hebben van zijn noden en zijn doelen; door daarin gebrek te lijden, gaat hij blindelings te werk, en komt zo nergens terecht. Gedenk dat “waar er geen gezicht is, komt het volk om.” Spr. 29:18 {KJV}.{ABN5: 27.2}
Allen zouden van tevoren moeten weten wat zij zullen doen, en wat zij zullen worden. Daarna zouden zij zich ervan moeten verzekeren dat hun wil Gods wil is, hun doel hoog stellen, en ervoor zorgen dat zij het bereiken. {ABN5: 27.3}
27
KAN MEN DE WAARHEID VINDEN ZONDER VISIOENEN{GEESTVERVOERINGEN} TE KRIJGEN?
Vraag Nr. 111:
Aangaande hetgeen zij schrijft zegt Zuster White: “Mij werd getoond” of “Ik werd in visioen weggevoerd.” Mag ik vragen hoe wij kunnen geloven in de literatuur van “De Herdersstaf” {“The Shepherd’s Rod”} als de inhoud ervan niet werd geopenbaard op een soortgelijke wijze—door een wonder? {ABN5: 28.1}
Antwoord:
Het is nooit veilig voor iemand om zijn besluit aangaande een boodschap van de Heer te baseren op de wijze waarop het is ontvangen. Bovennatuurlijke ervaringen zijn niet het sterkste bewijs dat men in contact is met Goddelijke macht. In feite zijn zij in het geheel niet noodzakelijkerwijs enig bewijs, want er zijn vele leerstellingen en geloofspunten gebouwd op de ene of de andere wonder, die toch volledig afwijken van waarheid. En niemand zou het feit over het hoofd moeten zien dat de komende misleiding die zal woeden over de wereld zal worden bekrachtigd door wonderen, zelfs tot het doen neerdalen van vuur uit de hemel (Openb. 13:13, 14). Niettemin worden wij door het Woord van God ervoor gewaarschuwd om niet erdoor verleid te worden. {ABN5: 28.2}
Men zou ook niet moeten vergeten dat niet al de profeten van de Bijbel geestvervoeringen hadden. David en Salomo tekenden niet datgene op, wat hen werd gegeven in geestvervoering, maar wat zij ontvingen op andere wijzen. En Johannes de Doper werd zelfs meer dan een profeet genoemd, en toch werd er geen enkele profetische uitspraak door hem opgetekend, noch staat er ergens opgetekend dat hij ooit in geestvervoering werd gebracht en hem visioenen werd gegeven. Hij was
28
slechts een uitlegger van de geschriften van de profeten. Aldus sprak God eertijds op verscheidene wijzen tot Zijn profeten (Hebr. 1:1{KJV}).{ABN5: 28.3}
Er zou echter moeten worden opgemerkt dat slechts een klein deel van Zuster White’s geschriften werd ontvangen door geestvervoering. En de dingen die in zulke visioenen werden getoond zijn, over het algemeen, profetisch—vooruitblikkend op een toekomstige gebeuren—en in meer of mindere mate, een toevoeging tot de profetieën, niet ter uitlegging van hen. {ABN5: 29.1}
Het is duidelijk dat Gods volk in het bijzonder in deze tijd geen behoefte heeft aan visioenen, maar eerder aan uitleggers van de visioenen van de vroegere profeten die nog niet zijn begrepen. En dat is wat Hij geschikt heeft geacht om ons dat te geven zodat wij de Bijbel kunnen begrijpen. Dit is de grootste wonder die verbonden is met De Herdersstaf {The Shepherd’s Rod}. (Zie de illustratie in Tract No. 6, Why Perish{Traktaat Nr. 6, Waarom Omkomen}, 1944 editie, p. 18.) {ABN5: 29.2}
Maar laat uw geloof zijn niet in wonderen of in de ervaringen van mensen, maar in de openbaringen van Zijn profetisch Woord. {ABN5: 29.3}
En nu is de enige veilige en zinnige procedure, om nauwkeurig iedere bladzijde te lezen van de plechtige boodschap die De Herdersstaf publicaties bevat. Laat niet één regel aan uw aandacht voorbijgaan. Bestudeer ieder woord zorgvuldig en onder gebed. Wees ernstig en ijverig bij uw nauwkeurig lezen van Waarheid, en “onderzoekt alle dingen; houdt vast aan datgene wat goed is.” 1 Tess. 5:21{KJV}. {ABN5: 29.4}
29
WAAROM IS ER EEN OORDEEL NODIG?
Vraag Nr. 112:
Ik kan de noodzaak voor een oordeel niet inzien. Waarom zouden wij geoordeeld moeten worden nadat wij gered zijn? {ABN5: 30.1}
Antwoord:
Dat de Bijbel leert over een komende oordeel, kan niemand ontkennen. Daarom behoeven wij alleen maar de reden ervoor te geven. Het ware volk van God, wordt ons verteld, is vermengd met het ontrouwe, het “tarwe” vermengd met het “onkruid.” Het oordeel is er daarom om vast te stellen wie het “tarwe’” en wie het “onkruid” zijn, en om de toekomst van elk van hen te bestemmen. {ABN5: 30.2}
Volgens de gelijkenis van Jezus vindt dit werk plaats in de tijd van de oogst, de voleinding der wereld (Matt. 13: 30, 40). En daar de gemeente der doden evenals de gemeente der levenden vermengd is met de goede en de kwade, vindt het oordeel onder beiden plaats, eerst onder de doden, daarna onder de levenden. In het oordeel wordt de beslissing uitgemaakt wie waardig is tot het eeuwig leven, en wie tot de eeuwige dood (Johannes 5:28, 29); wie zal opstaan bij de eerste opstanding (Openb. 20:6), en wie bij de tweede; ook wie zal worden veranderd wanneer Jezus komt (1 Tess. 4:16, 17), en wie zal omkomen bij de verschijning van Zijn komst (2 Tess. 2:8). Dit is het eerste aspect van het oordeel, en omdat het slechts een boekwerk is (Dan. 7:10), een werk dat noch de doden in hun graf noch de levenden in de kerk verstoort, vindt het plaats in de hemel. {ABN5: 30.3}
30
Het tweede aspect is geen boekwerk, maar een daadwerkelijke scheiding van de doden op de dag der opstanding, en van de levenden op de dag van de reiniging—de rechtvaardige doden worden herrezen, en de onrechtvaardige doden worden achtergelaten in hun graven, de rechtvaardige levenden worden verzegeld en leven voor eeuwig, en de onrechtvaardige levenden achtergelaten om te sterven(Ez. 9:2-7). {ABN5: 31.1}
Aldus worden de waardige doden geoordeeld om op te staan bij de eerste opstanding, en de onwaardige bij de tweede opstanding, terwijl de waardige levenden worden geoordeeld om voort te leven, en de onwaardige geoordeeld om te sterven. En dit is de eenvoudige reden voor het oordeel. {ABN5: 31.2}
IS “HIJ” HET, OF MOETEN WIJ EEN ANDER VERWACHTEN?
Vraag Nr. 113:
“Hij die aan stukken slaat,” zoals ik het zie na Tract No. 14, “War News Forecast” {Traktaat Nr. 14, “Oorlogs Nieuws Voorspelling”} te hebben gelezen, is Hitler. Maar hoe kan dit zo zijn, terwijl hij nu het ergst aan toe is, en de geallieerden de oorlog aan het winnen zijn? {ABN5: 31.3}
Antwoord:
Het traktaat identificeert niet bij name degene die “aan stukken slaat.” Daarom kan iedere conclusie die afgeleid kan zijn van iemands analyse over de inhoud ervan, alleen maar afleidbaar en dus voorlopig zijn. {ABN5: 31.4}
Uit de huidige ontwikkelingen in de Europese theater van de oorlog, ziet het er inderdaad naar uit alsof Hitler gedoemd is. Ondanks deze blijkbaarheid echter, is Nahum’s profetie analytisch gezien toepasselijk op hem, hoewel het mogelijk is dat iemand anders nog kan voortkomen om de voorzegging
31
verder in vervulling te brengen. En als de profetie gedurende deze oorlog niet volledig in vervulling gaat, dan moet het zo zijn dat de verzegeling van de heiligen nog niet compleet is, dat het werk van de boodschap nog niet afgerond is, dat de eerste vruchten nog niet gereed zijn om te staan op de berg Sion. Dit schijnt de enige obstakel te zijn. {ABN5: 31.5}
Dus, terwijl wij de wijze nog niet zien waarop de profetie zichzelf in vervulling zal doen gaan, wordt het ons echter duidelijk verteld dat in de tijd dat “Assyrië” ten val komt, de Heer zijn volk zal bevrijden, niet alleen van de zondaars in hun midden, maar ook van de Heidense heerschappij. {ABN5: 32.1}
De Assyriër echter, zal “vallen door het zwaard, dat niet van een machtige is; en het zwaard dat niet van een geweldige is, zal hem verslinden; maar hij zal voor het zwaard vlieden en zijn jongelingen zullen in verlegenheid gebracht worden.” “Want door de stem des Heren zal de Assyriër verslagen worden, die met een roede sloeg.” Jes. 31:8; 30:31{KJV}. {ABN5: 32.2}
Daarom, terwijl de Heilige Stem der profetie verklaart: “Want nu zal ik zijn [de Assyrische] juk van u verbreken, en zal uw banden zal ik verscheuren,” gebiedt het ook: “Zie, op de bergen de voeten van hem die goede berichten brengt, die vrede verkondigt!(…) want de goddeloze zal niet meer door u heentrekken; hij is geheel en al afgesneden.” Nah.1:13, 15{KJV}.{ABN5: 32.3}
Nu is het de “gelegener tijd,” dierbare lezer, om een vastberaden standpunt in te nemen met hem die goede berichten brengt! Stel het niet uit. {ABN5: 32.4}
32
ZULLEN WIJ ZUINIGHEID BETRACHTEN TERWIJL WIJ TROTS SCHUWEN?
Vraag Nr. 114:
Zouden vrouwen zijden of katoenen kousen moeten dragen? {ABN5: 33.1}
Antwoord:
Her beroep en de omstandigheden van sommige vrouwen maken het dragen van zijden kouzen, en van anderen het dragen van katoenen kouzen, zeer ompraktisch. Maar het dragen van alleen maar zijden kouzen, omdat het in geen geval noch bescheiden noch praktisch is, moet natuurlijk duidelijk geen sprake van zijn voor alle Christenen. Als dienstbare zijden kouzen meer bruikbaar e spaarzamer blijken te zijn, alsmede gerieflijker, dan zou er vanzelfsprekend daaraan de voorkeur moeten worden gegeven. Er is geen niet afwijkbare regel hierover voor alle mensen. Dit is een kwestie waarbij de individuele oordeelsvermogen en het geweten beoefend moet worden. {ABN5: 33.2}
“Spaarzaamheid bij het besteden van middelen{inkomsten} is een uitstekende onderdeel van Christelijke wijsheid(…)Geld is een uitstekende gave van God. In de handen van zijn kinderen betekent het voedsel voor de hongerigen, drank voor de dorstigen, en kleding voor de naakten; het is een bescherming voor de verdrukten, en een middel tot gezondheid voor de zieken. De inkomsten zouden niet onnodig of rijkelijk besteed moeten worden ter bevrediging van torts of eerzucht.” –Testimonies, Vol. 4{Getuigenissen, Deel 4}, p. 571. {ABN5: 33.3}
“Bij het vaststellen en voortzetten van het werk, zal altijd de meest strikte spaarzaamheid moeten worden getoond.”—Counsels on Health, p. 319. {ABN5: 33.4}
33
EEN VOORBEELD BUITEN DE WERELD, OF OOK IN DE WERELD?
Vraag Nr. 115:
Sommigen vinden dat de kleren {jurken} die worden goedgekeurd door hen die wonen te Mt. Karmel te lang zijn voor ons die in de steden wonen. Is dat zo? {ABN5: 34.1}
Antwoord:
Als een korte jurk geen “bescheiden voorkomen” vormt voor een Christelijke vrouw in een afgezonderde plaats zoals Mt. Karmel dat is, dan zou het zelfs nog schandelijker zijn in de stad. {ABN5: 34.2}
Elke vrouw zal waar dan ook er veel beter uitzien in een fatsoenlijke jurk van bescheiden lengte en dat van goede smaak betuigt, dan dat zij zal zijn in een korte, onbetamelijke jurk. Ze zal zich zodoende aanbevelen bij de verstandigen, en zal, boven iedere andere overweging, een kracht ten goede in plaats van ten kwade zijn. {ABN5: 34.3}
Om te beginnen hebben de modeontwerpers dwaze vrouwen aangezet om korte jurken te dragen, en de wereldse meerderheid heeft onvermijdelijk hun voorbeeld nagevolgd. En als de stylisten nu dezelfde modellen langere, nette en bescheiden jurken zouden doen dragen, dan zou de meerderheid der Christelijke vrouwen zonder aarzeling hun navolgen. {ABN5: 34.4}
Een jurk die halverwege tussen de kniebuiging en de enkel uitkomt, is een bescheiden lengte, en is zeker niet te lang voor iedere Christelijke vrouw, waar zij zich dan ook mag bevinden. {ABN5: 34.5}
God verwacht van Zijn volk dat zij het hoofd zijn, dat zij de juiste maatstaf hanteren. Daarom is het geven van een onchristelijke getuigenis in kleding
34
als men weg is van Mt. Karmel, waar men de menigte van de wereld tegenkomt, zelfs erger dan dat te doen waar iemands invloed strikt beperkt is tot gelovigen. {ABN5: 34.6}
“Er zal aan u geen rekenschap worden gevraagd voor geen van de zonden van uw broeders, tenzij uw voorbeeld hen heeft veroorzaakt te struikelen, hun voeten heeft veroorzaakt te worden afgeleid van het smalle pad.” –Testimonies, Vol. 2{Getuigenissen, Deel 2}, p. 256. {ABN5: 35.1}
ZAL HET HAAR GEKRULD MOGEN WORDEN?
Vraag Nr. 116:
Mijn haar is zo sluik{glad}dat het mij vreemd doet uitzien. Zou het verkeerd zijn om er krullen in te zetten? {ABN5: 35.2}
Antwoord:
Aangezien de losbandige mode van de wereld wordt afgekeurd in het Woord, dan kunnen wij u niet aanmoedigen om te doen zoals de wereld dat doet. De Christen wordt vermaand om zich bescheiden, netjes en betamelijk te kleden. Maar terwijl hij of zij de buitensporigheden en de losbandigheid van de wereld vermijdt, zou de Christen voorzichtig moeten zijn om niet tot het andere uiterste te gaan, om er niet verwilderd uit te zien. Blijf op het midden van de weg; dat betekent: schik uw haar op dusdanige wijze, dat u voorkómt dat u de aandacht trekt van het zicht der publiek vanwege welk uiterste dan ook. (Lees Jesaja 3:16-26). {ABN5: 35.3}
FLANELLEN BROEKEN OF ROKKEN?
Vraag Nr. 117:
Is het goed dat een vrouw flanellen broeken draagt terwijl zij werkt bij de defensie? Is dat geen mannenkleding? {ABN5: 35.4}
35
Antwoord:
Als het dragen van flanellen broeken zouden moeten worden beperkt tot alleen bestemd te zijn voor mannen omdat mannen vandaag de dag over het algemeen broeken dragen, dan zouden het dragen van rokken in vroegere tijden de vrouwen ontzegd moeten zijn geweest, want dat kledingstuk was het algemene kleed van mannen toentertijd. {ABN5: 36.1}
Maar omdat zowel mannen als vrouwen toen rokken droegen, dan zou de vraag niet moeten zijn of rokken of flanellen broeken altijd of af en toe zouden moeten worden gedragen door vrouwen, maar of de kleding van de vrouwen er precies zou moeten uitzien als de kleding van de mannen. {ABN5: 36.2}
Laat ons gedenken dat er geen Bijbelse gebod is over wat voor soort kleding de leken van de kerk zouden moeten dragen, behalve het gebod dat het bescheiden, niet duur zou moeten zijn (1 Tim. 2:9), en dat die van een man duidelijk te onderscheiden zou moeten zijn van die van een vrouw. “Een vrouw,” zegt de Heer, “zal geen mansklederen dragen en een man geen vrouwenkleed aantrekken, want ieder die deze dingen doet, is de Here, uw God, een gruwel.” Deut. 22:5. {ABN5: 36.3}
Als de flanellen broeken nu het duidelijk te onderscheiden voorkomen hebben van een kleed dat voor een vrouw bestemd is, dan kunnen zij niet geclassificeerd worden als mansklederen. {ABN5: 36.4}
Er is ook een andere fase van de vraag die in beschouwing zou moeten worden genomen: Als het kleed bescheiden, niet buitensporig, gemaakt is om in de nood van de drager, en niet in de bevlieging van de altijd veranderende stijlen van de wereld te voorzien, dan zien wij geen kwaad in het dragen ervan. Wij geloven dat
36
bescheiden flanellen broeken veel beter zijn dan de korte, onbescheiden jurken. Maar zelfs flanellen broeken die in het openbaar worden gedragen verschaffen de vrouw niet dat bescheiden uiterlijk van Christelijke kleding. Tenzij het is bij een bepaalde gelegenheid of bij een bepaald werk, wanneer of waar de jurk een beletsel vormt, zouden de flanellen broeken de nette en bescheiden jurk, die betamelijk is voor een Christelijke vrouw, niet mogen vervangen. {ABN5: 36.5}
Als het dragen van flanellen broeken echter van iemand wordt vereist die in een fabriek werkt, dan zien wij niets verkeerds in het dragen van hen gedurende de werkuren. {ABN5: 37.1}
IS VERTOON ZONDE?
Vraag Nr. 118:
Ik geloof dat het een zonde is als mijn dochter een polshorloge draagt. Is dat zo? {ABN5: 37.2}
Antwoord:
Er is geen bezwaar tegen het dragen van een horloge van enig soort. Maar wanneer men een vertoning ervan maakt, zij het op de pols of ergens anders, dan neigt het zich tot een soort versiering, en laat het karakter van de drager alleen maar als goedkoop overkomen, het maakt hem trots, en anderen maakt het afgunstig en jaloers. Bovendien, wanneer een juweelstuk, dat wordt gedragen voor vertoon, van goedkope fabricaat en kwaliteit is, laat dit het karakter en de smaak van de drager niet alleen goedkoop overkomen, maar bestempelt hem ook als een opzichtige nabootser. Een Christen zal afstand doen van alle ijdele voorkomens, en zal in alle opzichten onberispelijk zijn. Als hij een horloge moet dragen, zal hij dat onopvallend doen, als een noodzakelijke accessoire{bijkomstigheid}, en het niet voornamelijk dragen als blijk van stijl of voor vertoon. {ABN5: 37.3}
37
ZAL DE VROUW HAAR HOED OPHOUDEN, WANNEER DE MAN ZIJN HOED AFZET?
Vraag Nr. 119:
Wat bedoelt Paulus in 1 Korinthe 11 betreffende de vrouw die haar hoofd bedekt? Toont vers 15 niet aan, dat het haar haar bedekking is? {ABN5: 38.1}
Antwoord:
“Doch ik wil,” zegt de Heilige Geest, “dat gij weet, dat Christus het hoofd is van iedere man, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus.”1 Kor.11:3. {ABN5: 38.2}
Merk de volgorde op waarin goddelijkheid en menselijkheid zijn verbonden: God, Christus, de man, de vrouw. Daarom is het, dat “iedere man die bidt of profeteert met bedekten hoofde, doet zijn hoofd [God] oneer aan. Maar iedere vrouw die blootshoofds bidt of profeteert, doet haar hoofd [de man] oneer aan, want zij staat gelijk met ene, die kaalgeschoren is. Want indien de vrouw zich het hoofd niet dekt, moet zij zich maar ook laten kaalscheren [dat wil zeggen, als een vrouw geen hoed wil dragen, moet zij zich ook maar het haar laten afknippen]: maar als het een schande is voor een vrouw, als zij zich het haar laten afknippen of zich kaal laat scheren, dan moet zich dekken [dan moet zij een hoed dragen]. Want een man behoort inderdaad zijn hoofd niet te dekken, hij is het beeld en de heerlijkheid Gods; maar de vrouw is de heerlijkheid van de man.” De verzen 4-8, {King James Vertaling}.{ABN5: 38.3}
Dit Schriftgedeelte leert duidelijk, dat een man zijn hoed behoort af te zetten wanneer hij bidt of
38
profeteert (de Schriften onderwijst), terwijl de vrouw haar hoed op behoort te zetten. {ABN5: 38.4}
Men kan uit vers 15 niet op logische wijze vaststellen dat het haar van de vrouw de bedekking is waar naar verwezen wordt. Als dat het geval was, dan moet de man zijn hoofd kaalscheren om het verschil tussen die twee aan te maken. {ABN5: 39.1}
Verder is het zo, dat, indien het haar van de vrouw de bedekking is dat vereist wordt, waarom zegt de Schrift dan dat zij het moet dragen wanneer zij “bidt of profeteert”? Wat kan zij anders doen? En kan zij haar haar (bedekking) afzetten wanneer zij niet bidt, tenzij zij een pruik draagt? {ABN5: 39.2}
De Schrift maakt het dus duidelijk, dat iedere godsdienstige gelegenheid die vereist dat de man zijn hoed afzet, vereist dat de vrouw haar hoed opzet. {ABN5: 39.3}
HOE ZIT HET MET HET AVONDMAAL?
Vraag Nr. 120:
Zouden gelovigen die wel gegrond zijn in de boodschap, het avondmaal mogen vieren wanneer zij samenkomen? {ABN5: 39.4}
Antwoord:
Wat het machtigen van het onderhouden van het avondmaal onder onszelf, geloven wij dat aangezien wij allen, als Zevende-dags Adventisten, ons verontreinigd hebben zoals de Joden dat deden bij de eerste komst van Christus (The Desire of Ages, p. 104{de Wens der Eeuwen, blz. ..}, en aangezien deze heilige dienst verordeling uitwerkt voor hen die het op onwaardige wijze ontvangen (1 Kor. 11:29), dan wagen wij het daarom
39
nu niet, als Davidianen, om het geheiligde voorrecht ervan tot onszelf te nemen, totdat ons leven als volk een overtuigend bewijs levert van onze bekering van de Laodiceese toestand. {ABN5: 39.5}
De les in het niet machtigen van deze gezegende dienst in ons midden in deze tijd, staat op omgekeerde wijze evenwijdig aan hetgeen Johannes de Doper onderwees in het verordenen van en het aandringen op de doopdienst in die tijd; dat betekent: het instellen van de doopdienst door Johannes in die tijd toonde aan dat de Joden niet gereed waren om hun Koning te ontmoeten, en het niet instellen van het avondmaal door de Staf nu in deze tijd, toont aan dat ook wij niet gereed zijn om onze Koning te ontmoeten, en dat wij daarom ons haastig moeten bekeren van onze lauwheid, het “ogenzalf” moeten kopen, en onze ogen moeten zalven. Dan zullen wij op glorieuze wijze het avondmaal vieren, en de schande onzer naaktheid zal niet zichtbaar worden (Openb. 3:18). {ABN5: 40.1}
Zij die deze grote noodzaak niet begrijpen, zijn nog blind voor de ongedane toestand van de kerk, en voor de heiligheid van de Heer. Slechts een standvastig uitwendig geloof in de boodschap is niet genoeg; het inwendig werk ervan in ons leven is het allerbelangrijkste en meest verheven werk dat moet plaatsvinden in het leven van ons allen, voordat wij op gewetensvolle en voordelige wijze het avondmaal kunnen vieren. Laat ons die blijde dag verhaasten. {ABN5: 40.2}
WAT IS MIJN GAVE?
Wat is de betekenis van 1 Timotheus 4:14: “Veronachtzaam de gave in u niet, die u krachtens
40
een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten”? {ABN5: 40.3}
Antwoord:
In het schriftgedeelte in kwestie, dringt de apostel Paulus bij de Christen erop aan om getrouw en vol ijver te zijn in de taken die God op hem heeft gelegd, en om zijn voorrechten en gelegenheden niet te veronachtzamen, noch om tekort te schieten in zijn giften en de mogelijkheden om zijn “talenten” te vermenigvuldigen. {ABN5: 41.1}
De eerste taak van elke Davidiaan is om getrouw te zijn in het gehoorzamen aan de beginselen van de leer, in het doen van wat voor werk dan ook hem is gegeven te doen, en door voorbeeld en voorschrift anderen ertoe de leiden om op gelijke wijze te handelen. {ABN5: 41.2}
Sommigen doen dit door Mt. Karmel Center te bouwen, sommigen door studies te geven, anderen door brieven te schrijven en traktaten en boeken te verzenden naar hun familieleden, vrienden en kennissen, en nog anderen door namen en adressen in te zenden van Zevende-dags Adventisten, naar wie het lectuur van Tegenwoordige Waarheid kan worden verzonden. {ABN5: 41.3}
Elkeen moet getrouw zijn in zijn taak, zoals Daniël dat was, zodat hij geen smaad brengt tegen zijn godsdienstige belijdenis, maar eerder, door consequent gedrag en getrouwe dienst in de naam van Christus, anderen leidt tot de boodschap van het uur. Vandaag de dag zal de Christen als nooit tevoren “in ijver onverdroten,” maar “vurig van geest” zijn, “dient de Here.” Rom. 12:11. {ABN5: 41.4}
41
HOE ZIT HET MET HET ONTVANGEN VAN GESCHENKEN?
Vraag Nr. 122:
Volgens Traktaat Nr. 13, “De Groeten van Christus”{Tract No. 13, “Christ’s Greetings”}, 1941 Editie, pp. 5, 6 , zouden Christenen geen “gelegenheids” geschenken moeten geven. Maar is het verkeerd om ze te ontvangen? Of zou men ze moeten teruggeven en aldus het gevaar lopen de gever te beledigen? {ABN5: 42.1}
Antwoord:
Het traktaat beoogt niet de gedachte over te brengen dat het verkeerd is om “gelegenheids”geschenken te ontvangen van hen die onwetend zijn betreffende de kwade gevolgen van de gewoonte, maar dat het niet juist is voor hen die beter weten, om ze te geven bij traditionele gelegenheden. Als men zulk een geschenk zou weigeren, dan zou hij ongetwijfeld de gever beledigen. {ABN5: 42.2}
HOE KAN MEN STAAN ALS MEN VAN PLAN IS TE VALLEN?
Vraag Nr. 123:
Wilt u alstublieft Hebreeën 6:4-6 uitleggen? {ABN5: 42.3}
Antwoord:
Aangaande degenen die niet leven naar zelfs de eerste beginselen van de leer van Christus en die zich niet “richten op het volkomene,”maar die “opnieuw het fundament” leggen “van bekering van dode werken, (…)die eens verlicht zijn geweest, en de hemelse gave genoten hebben en deel gekregen hebben aan de Heilige Geest, en het goede woord Gods en de krachten der toekomende eeuw gesmaakt hebben, en daarna afgevallen zijn, waarschuwt Paulus: “Het is onmogelijk(…)degenen(…)weder opnieuw tot bekering te brengen, daar zij wat hen betreft
42
de Zoon van God opnieuw kruisigen en tot een bespotting maken.” Hebr. 6:1, 4-6. {ABN5: 42.4}
Het Schriftgedeelte zelf maakt duidelijk dat zij die in het bijzonder begunstigd zijn geweest met groot licht, maar die de geïnspireerde beginselen van de leerstellingen der Waarheid niet uitleven, een fundament aan het leggen zijn die hen weer terug zal leiden naar de wereld, en dat als zij aldus achteruit zouden gaan, het onmogelijk zou zijn voor het evangelie van Christus om hun bekering te vernieuwen op een “gelegener tijd.” De klassieke voorbeelden van Koning Agrippa en Felix (Handelingen 24, 25, 26) zijn boeiende bewijzen hiervan. {ABN5: 43.1}
HOE ZULLEN WIJ BIDDEN?
Vraag Nr. 124:
Mij is verteld dat wanneer wij tot God de Vader bidden, wij altijd zouden moeten zeggen: “In de naam van Uw gezegende Zoon Jezus, Die voor mij is gestorven, vraag ik op nederige wijze, enz.” Is dit de juiste wijze van bidden? {ABN5: 43.2}
Antwoord:
Hoewel de voorafgaande vorm van aanspreken in gebed onberispelijk kan zijn, behoeven bij smeekbeden toch niet altijd noodzakelijkerwijs precies deze vorm overgenomen te worden. {ABN5: 43.3}
In het voorbeeldig gebed des Heren zal de volmaakte wijze worden gevonden. Daar vinden wij het mooie, volmaakte gebed, waar ieder woord ervan boordevol is van doelstelling en betekenis—“onze Vader,” niet “mijn Vader” (in het bijzonder is dat zo in het openbare gebed); “vergeef ons(…)gelijk,” niet slechts “vergeef ons”; “Uw koninkrijk kome, Uw wil geschiede, op aarde”—niet in de hemel, maar “zoals het geschiedt in de hemel.” {KJV}.{ABN5: 43.4}
43
Hoewel het kort, maar toch allesomvattend en zonder herhalingen is, leert het ons onze Schepper aan te spreken met Zijn ouderlijke titel: onze Vader, wat ons tot een nauwere gemeenschapsband met Hem brengt dan al Zijn andere titels dat kunnen doen. Het doet ons onze volkomen afhankelijkheid van Hem realiseren voor al onze noden. Het heeft betrekking op onze zonden en verzoent ons met onze Vader, en maakt ons tot vrienden van onze medemensen, zelfs van hen die tegen ons zondigen. Het schept in ons liefde voor Zijn Koninkrijk, en inspireert ons met ijver om te arbeiden voor de komst ervan. En ten slotte, leidt het ons ertoe alles te doen wat wij kunnen voor de verheffing tot de troon van Zijn wil hier op aarde. {ABN5: 44.1}
Daar dit het gebed der gebeden is, gebiedt het ons de verheven beginselen ervan op de meest eerbiedige wijze te bestuderen en na te leven. (Zie Gedachten van de Berg der Zaligsprekingen, blz.{Mount of Blessings, pp. 151-176}).{ABN5: 44.2}
ZULLEN WIJ AANMATIGEND EN INACTIEF ZIJN?
Vraag Nr. 125:
Getuigt het niet van gebrek aan geloof om te bidden voor de zieken en dan te trachten hen te genezen? {ABN5: 44.3}
Antwoord:
Alleen maar bidden voor iemand die ziek is zonder iets voor hem te doen, kan in laatste instantie alleen betekenen, dat de smekeling rechtvaardiger is en meer medelijden heeft dan God, en daarom de Heer tracht te overtuigen van Zijn plicht om iets te doen voor de zieke, alsof Hij dat niet reeds wilde doen. {ABN5: 44.4}
Wanneer wij voor anderen bidden, stellen wij God niet in kennis van iets waarvan
44
Hij niet reeds oneindig beter op de hoogte is dan wij dat zijn of ooit zullen zijn. Daar Hij alles van de zaak weet, is de reden waarom wij bidden niet om Hem ervan te overtuigen dat iemand Zijn hulp nodig heeft, maar om Zijn zegeningen te vragen over wat wij in staat zouden zijn te kunnen doen voor de behoeftige. De Leviet en de priester deden niets voor de gewonde man, en werden veroordeeld vanwege hun meedogenloosheid, terwijl de Samaritaan wel wat deed, en werd aanbevolen vanwege zijn humanitaire instelling. {ABN5: 44.5}
Of wij nu dus voor anderen bidden of voor onszelf, zijn wij ervoor aan het bidden dat de zegeningen van de Heer mogen komen over onze eigen zwakke inspanningen. Als de Heer daarbij het geschikt acht om ons de wijsheid en de bekwaamheid te geven om het antwoord op onze eigen gebeden tot stand te brengen, is dan Zijn genezing van de zieken door middel van onze inspanningen zelfs niet veel heerlijker, dan wanneer Hij hen zou genezen zonder dat wij een vinger behoeven te verroeren? {ABN5: 45.1}
WANNEER WEL EN WANNEER NIET SCHRIJVEN?
Vraag Nr. 126:
Is het geoorloofd om op de sabbat zendingsbrieven te schrijven en zich in te schrijven voor evangelisatielectuur? {ABN5: 45.2}
Antwoord:
Hoewel het goed is om wél te doen op de sabbat, zijn er toch sommige soorten pogingen, zoals het schrijven van zendingsbrieven en het verkopen of aannemen van bestellingen voor evangelisatielectuur, die zelfs wanneer zij worden gedaan in het belang van het werk van de Heer, niet geoorloofd zijn. (Zie Testimonies, Vol. 1{Getuigenissen, Deel 1}, pp. 471, 472; Vol. 8{Deel 8}, p. 250.) Het maakt de sabbat tot een
45
dag van werk en handel, en heiligt het niet als een dag van rust en toewijding. En als het wordt uitgevoerd in het huis van God, is zulk soort van handeldrijven een ontheiliging ervan. {ABN5: 45.3}
Hoewel het schrijven van zendingsbrieven meer verkiesbaar schijnt te zijn dan het verkopen van evangelisatielectuur op de sabbatdag, verandert ook dat het oorspronkelijke doel van de sabbat van dat van een dag van rust tot een dag van werk. Op de sabbatdag rustte God van “al Zijn werk.” Gen. 2:2. Vandaar dat Christenen op die dag ook moeten rusten van al hun werk. {ABN5: 46.1}
Als een leidraad om ons te helpen in deze zaak, zou men als een algemene regel moeten gedenken dat alles wat kan worden gedaan op een andere dag, een zonde is om het te doen op Gods heilige dag. {ABN5: 46.2}
Het bouwen van de tabernakel en de offers waren even volledig van groot belang bij de aanbidding van God (bij het voortzetten van het evangelie in type in de tijd van het Oude Testament) als het verkopen van evangelisatielectuur en het schrijven van zendingsbrieven dat is in deze tijd. Toch liet Hij, terwijl het vroegere Israël de Tabernakel aan het oprichten was voor Gods eigen eredienst, hen niet toe enig werk daaraan te doen op de sabbat. {ABN5: 46.3}
“Zojuist waren aanwijzingen gegeven,” zegt de Geest der Profetie, “voor de onmiddellijke oprichting van de tabernakel voor de dienst van God; en nu zou het volk de gevolgtrekking kunnen maken, omdat de bouw van dat voorwerp tot eer van God was, en ook zijzelf dringend behoefte hadden aan een plaats van aanbidding, dat ze
46
op de sabbat aan het bouwen ervan konden werken. Om hen voor deze dwaling te behoeden, werd de waarschuwing gegeven. [“(…)ieder die daarop werk verricht, zal uitgeroeid worden uit het midden van zijn volksgenoten.” Ex. 31:14.] Zelfs de heiligheid en de noodzaak van het speciale werk voor God mocht hen niet ertoe brengen een inbreuk te doen op Zijn heilige rustdag.” –Partiarchen en Profeten, blz. 278{Patriarchs and Prophets, pp. 313, 314}.{ABN5: 46.4}
En Jezus dreef met een zweep van kleine koorden degenen uit de tempel die aan het kopen en verkopen waren (Johannes 2:15), hoewel de dieren die werden gekocht en verkocht, zouden worden gebruikt in de offerdienst. {ABN5: 47.1}
Over het algemeen doen zij die het geoorloofd vinden om zendingsbrieven te schrijven op de sabbat zeer weinig, als zij überhaupt iets doen, voor God gedurende de zes werkdagen. Zij zijn niet gewillig om Hem hun tijd te geven, zelfs niet de tijd het neemt om een brief te schrijven. Daarom zijn de brieven die zij schrijven op de sabbat in werkelijkheid brieven die voortkomen, niet uit een hart van liefde, maar eerder uit een verlangen om tijd te besparen voor het eigen ik. De gewoonlijke correspondentie wordt vaak bedekt met godsdienst ten einde het geweten tot rust te brengen en om een excuus te verschaffen waarmee de zonde van het gebruiken van de sabbaturen te beschermen. Satan inspireert zulke handelingen om de zonde buitengewoon meer zondig te maken. {ABN5: 47.2}
WIE ZAL ONS UITBETALEN?
Vraag Nr. 127:
Zouden “deeltijds” arbeiders die enige
47
succes hebben recht moeten hebben op enige financiële ondersteuning van de Associatie? {ABN5: 47.3}
Antwoord:
Aangezien elke ware arbeid voor Christus uitsluitend een arbeid van liefde is, dan staat er bij alle trouwhartige Davidianen altijd slechts één ding bovenaan in hun gedachten—het redden van zielen. Zij laten de kwestie van {hun} loon volledig over aan de “Heer des Huizes,” met de zekere kennis dat wanneer “de avond valt” Hij hen zal geven “wat billijk is.” De getrouwen die de Meester inhuurt, gaan voort met arbeiden zonder te weten wat zij aan het eind van de dag zullen ontvangen. Daarom moeten zijn arbeiders die Hij nu, tegen het elfde uur, tot Zijn wijngaard zendt, leren dat het werk in alle opzichten zal worden uitgevoerd op Zijn manier, niet op de manier van mensen. {ABN5: 48.1}
Als de boodschap financiële ondersteuning zou geven aan hen die deeltijds veldwerk doen, dan zou het daardoor zich verplichten tot een traditie van het ondersteunen van iedereen en een ieder die wat dan ook doet, of dat nu weinig of veel is. Zulk een traditie zou vanzelfsprekend niet kunnen worden nagevolgd. En zelfs al zou dat kunnen, dan zou het alleen maar schade toebrengen aan de werker en aan degenen voor wie hij zou kunnen arbeiden. {ABN5: 48.2}
Dus is het de enige juiste werkwijze dat allen die betrokken raken in het werk van deze verzegelende boodschap, hun activiteiten rapporteren bij het Hoofdkwartier van het werk, zodat het Kantoor de resultaten van hun arbeid aan hen crediteren. En als er vanuit hun inspanningen voldoende inkomsten toekomen om hen in staat te stellen hun volledige tijd te besteden aan het onderwijzen van de boodschap,
48
dan kan er een voltijdse status aan hen worden verleend, wat hen recht zal geven op een noodzakelijke levensonderhoud uit de financiële gevolgen van hun arbeid. {ABN5: 48.3}
In deze oproep voor arbeiders hebben allen,–klein of groot, rijk of arm, geleerd of ongeleerd–, het hoge en verheven voorrecht om dienaars van Christus te worden. {ABN5: 49.1}
“Tegenwoordige waarheid leidt voorwaarts en opwaarts, en brengt bijeen de behoeftigen, de verdrukten, zij die lijden, de hulpbehoevenden. Allen die willen komen zullen in de schaapskooi worden gebracht. In hun leven zal er een hervorming plaatsvinden, die hen zal aanstellen tot leden van het koninklijk gezin, kinderen van de Hemelse Koning.” –Testimonies, Vol. 8{Getuigenissen, Deel 8}, pp. 195, 196. {ABN5: 49.2}
Ten slotte wordt er van alle leraren van de Tegenwoordige waarheid gevraagd dat zij het Kantoor op de hoogte houden van hun pogingen, en het zal op haar beurt iedere mogelijke ondersteuning verlenen om hun werk tot een succes te maken. {ABN5: 49.3}
ZULLEN WIJ ALLEEN DE SCHAPEN VOEDEN, OF OOK DE LAMMEREN?
Vraag Nr. 128:
Is het even belangrijk om de pas bekeerden tot Laodicea te benaderen als het is om de oudere leden te benaderen? Ik heb de indruk dat zij die Zevende-dags Adventisten zijn geworden vanaf de verzegelende boodschap het eerst werd gegeven een kans kunnen maken om binnen te komen met de schare; hoe kan het werk anders worden afgerond, als wij in beschouwing nemen dat de nieuwkomers sneller tot Laodicea binnenkomen dan dat wij mogelijkerwijs om hen heen kunnen? {ABN5: 49.4}
49
Antwoord:
Wij zien geen reden waarom zij die recentelijk het Adventgeloof hebben aangenomen zouden worden verwaarloosd. In feite zou het een haast onmogelijke taak zijn om hen gescheiden te houden. Het is daarom niet alleen juist maar noodzakelijk om gebruik te maken van iedere gelegenheid om de Waarheid aan Zevende-dags Adventisten te presenteren, of zij nu jong of oud zijn in de Derde Engel Boodschap. Verder dan dit ligt de verantwoordelijkheid bij de Heer. Hij heeft beloofd dat Hij de teugels in Eigen handen zal nemen, en het werk in gerechtigheid zal afsnijden. {ABN5: 50.1}
Bij het converseren of studeren echter met iemand waarvan u weet dat hij een recente bekeerling is, zou u bijzondere voorzichtigheid en kritisch vermogen en beleid moeten uitoefenen, dat u slechts de eenvoudigste hervormende waarheden het eerst presenteert, zodat u het verstand niet verbijstert van iemand die slechts een “zuigeling” (een “Maher-Salal-Chas-Baz”) is in de Schriften. {ABN5: 50.2}
WAAROM NIET VOOR DE WERELD WERKEN IN ONZE VRIJE TIJD?
Vraag Nr. 129:
Wanneer we niet werken voor zondaars in Sion, waarom kunnen we dan niet gaan werken voor zondaars in de wereld? Heeft de Heer ons het licht gegeven om het te verbergen “onder een korenmaat,” of om de wereld ermee te verlichten? {ABN5: 50.3}
Antwoord:
Als wij niet aan het werk zijn voor zondaars in Sion, dan kunnen wij inderdaad beter aan het werk zijn voor zondaars in de wereld. Niettemin, als
50
wij de situatie waarlijk begrijpen, en geloven in het getrouw uitvoeren van onze plicht, dan zouden wij moeten werken voor de zondaars in Sion met zulk een alles in beslag nemende zorg dat wij momenteel noch de tijd noch de energie zouden over hebben om te werken voor de zondaars in de wereld, behalve voor dezulken die worden voorgesteld door de “Syrofenicische” vrouw (Markus 7:26). Dan zullen wij onze volledige deel aan het doen zijn bij het oproepen van de 144.000 tot hun taak, en aldus de tijd verhaasten van de inzameling van de grote schare uit de wereld—de dag van de Luide Roep. {ABN5: 50.4}
WELKE TRAKTATEN ZIJN GESCHIKT VOOR BUITENSTAANDERS?
Vraag Nr. 130:
Welke van “De Herdersstaf” serie van traktaten zijn geschikt om te geven aan hen die geen leden zijn van de Zevende-dags Adventisten kerkgenootschap? {ABN5: 51.1}
Antwoord:
De Herdersstaf lectuur is bedoeld voor Zevende-dags Adventisten, maar als de gelegenheid het zou vereisen dat er iets wordt gegeven aan niet-Adventisten, dan zijn de traktaten Nr. 12, 13, en 14 daarvoor het beste aangepast. {ABN5: 51.2}
WAT MOETEN WIJ BESTUDEREN?
Vraag Nr. 131:
Zouden de onderwerpen die “De Herdersstaf” publicaties bevatten of onderwerpen die andere werken bevatten, bestudeerd moeten worden bij onze Sabbatbijeenkomsten? {ABN5: 51.3}
Antwoord:
Als de Herdersstaf de boodschap van het uur bevat, dan heeft het prioriteit
51
over iedere andere waarheid, want de Geest der Profetie zegt: “Het is tegenwoordige waarheid wat de kudde thans nodig heeft.”—Eerste Geschriften, blz. 66{Early Writings, p. 63}. “’Deze dingen [de verzegeling van de heiligen] zouden het gehele verstand, de volledige aandacht in beslag moeten nemen.’”—Eerste Geschriften, blz. 136{Early Writings, p. 118}. “Breng nieuwe beginselen naar voren, en overstelp met de duidelijk omsneden waarheid.” –Testimonies to Ministers {Getuigenissen aan Predikanten}, p. 118. {ABN5: 51.4}
IS HET VEILIG OM UIT TE DAGEN{TE BETWISTEN}?
Vraag nr. 132:
Als wij “alle dingen” moeten “beproeven; vasthouden aan datgene wat goed is,” en gereed moeten staan om te allen tijde rekenschap te geven aan een ieder die ons reden vraagt voor de hoop die in ons is, behoren wij dan niet degenen uit te dagen die vijanden zijn van “De Herdersstaf,” om te bewijzen dat het in dwaling is? {ABN5: 52.1}
Antwoord:
Zelfs zij die voor eens en voor altijd hebben vastgesteld dat De Herdersstaf een door de hemel gezonden boodschap bevat, om maar niet degenen te noemen die niet in staat zijn het in al haar aspecten te verdedigen, zijn op generlei wijze gerechtvaardigd om hun kostbare sieraad van Waarheid aan de Vijand bloot te stellen, wiens enige doel het is om het van hen weg te nemen. Dit is in het bijzonder zo wanneer hij niet komt met een belofte om hen iets te geven wat datgene wat zij reeds hebben zal vervangen. Zij kunnen het zich niet veroorloven zijn uitdaging uit te nodigen om te bewijzen of hij hen wel of niet van hun schat kan beroven. Wanneer het weg is, zal het “bewijs” een schrale troost zijn! Door zich aldus op Satans voordeelterrein te plaatsen zullen zij zich schuldig maken, niet alleen maar aan de dwaasheid van aanmatiging, maar ook aan het verspillen van tijd
52
en energie. Het zal het uitnodigen betekenen van de Duivel om hen van het eeuwig leven te beroven. {ABN5: 52.2}
Ieder van ons moet onze hemelse schat bewaken met de uiterste zorg, en ons geloof bewaren door te studeren om aan een ieder verantwoording te geven die een reden vraagt voor de hoop die in ons is, maar niet door hem uit te dagen om ons lastig te vallen met misleidende vragen, en dan met hem in discussie te treden{te debatteren}.{ABN5: 53.1}
Als u echter voor enige dwingende reden het risico aanneemt om de Vijand tegemoet te treden in deze grote strijd, dan moet u hem ten minste vasthouden om te beantwoorden op de gehele Waarheid; laat hem u niet doen overschakelen op een zekere betwistbaar punt waarover niemand misschien op het moment opheldering kan geven. Sta uzelf niet toe om te worden gedreven in een verdedigende positie, maar houd uzelf in het offensief, maar ga nooit debatteren. {ABN5: 53.2}
Vergeet niet dat de Vijand die uw kroon tracht weg te nemen machtiger is dan u, en dat u daarom, als u niet absoluut gegrondvest bent in de boodschap, dan in elk geval, in plaats van te studeren met de vijanden ervan, gaat studeren met de vrienden ervan. Pas wanneer u aldus alles hebt gedaanom de boodschappers te laten bewijzen dat het juist is, en nog steeds ervan overtuigd bent dat het geen Tegenwoordige Waarheid is, kunt u op de juiste wijze studeren met de tegenstanders ervan. Doe er alles aan om ervan verzekerd te zijn dat iemand u niet berooft van een boodschap van de Heer. Laat “niemand uw kroon wegnemen.” Openb. 3:11. {ABN5: 53.3}
Gedenk dat als er iemand gereed staat om de ene waarheid te ondermijnen, dat er een ander
53
gereed staat om een andere waarheid te ondermijnen, en ga zo maar door. In feite is de Vijand bereid ieder waarheid die er bestaat in de lucht te blazen, zelfs de Bijbel Zelf, als u hem maar de kans daartoe geeft. Het staat echter vast, dat Satan niet eens een begin aan evenveel ruimte heeft om een argument op te werpen tegen de waarheden van de Staf als Zondagvierders dat hebben tegen de waarheid van de Sabbat. {ABN5: 53.4}
Houdt altijd in gedachte dat “de inspanningen die zijn gedaan om de vooruitgang van de waarheid e vertragen, zullen dienen om het te verbreiden” (“Testimonies, Vol. 5, p. 454”{Getuigenissen, Deel 5, blz…}), en dat u ermee bevorderd zult worden als u getrouw in het midden van de weg blijft, niet vooruitlopend met een ijver die niet volgens de kennis is. {ABN5: 54.1}
“Onze overtuigingen moeten dagelijks opnieuw worden versterkt door nederig, oprecht gebed en het lezen van het woord. Hoewel wij onze individualiteit bezitten, hoewel wij elk standvastig aan onze overtuigingen zouden moeten vasthouden, moeten wij ze vasthouden zoals ze zijn in Gods waarheid en in de kracht die God toebedeelt. Als wij dat niet doen, zullen zij uit onze greep worden uitgewrongen.” –Testimonies, Vol. 6 {Getuigenissen, Deel 6}, p. 401. {ABN5: 54.2}
Daarom betekent het uitdagen van de Vijand door iemand die gegrond is in de Waarheid en die op zoek is naar meer, hetzelfde als het leggen van iemands zwaard in zijn handen en hem uit te dagen om zijn hoofd af te hakken. {ABN5: 54.3}
Daag daarom nooit uitmaar wees altijd gereed om het juiste antwoord te geven op een verstandige en overtuigende wijze aan een ieder; debateer nooit,
54
maar onderwijs altijd de Waarheid; ga nooit naar een vijand of naar een niet-gelovige van een waarheid om te bewijzen of het juist of verkeerd is; breng eerder al uw bewijzen aan bij de vrienden ervan, bij de bedenkers ervan—zij die alles erover weten. {ABN5: 54.4}
WAT WORDT BEDOELD MET “DATGENE WAT GEPUBLICEERD IS”?
Vraag Nr. 133:
“De Symbolische Code” zegt: “Onderwijs alleen datgene wat gepubliceerd is.” Wilt u alstublieft uitleggen of deze beperking de Bijbel, de Geest der Profetie, en de lectuur van “De Herdersstaf” gezamelijk bedoelt in te sluiten, of alleen maar de geschriften van de “Staf”? {ABN5: 55.1}
Antwoord:
Omdat de Bijbel en de boeken van de Geest der Profetie de enige bron zijn van De Herdersstaf, dan wordt er, wanneer de Staf wordt onderwezen, de Bijbel en de Geest der Profetie onderwezen. En aangezien niets anders dan de Geest der Waarheid die de geheimenissen der Inspiratie overbracht ze kan uitleggen, dan vervallen zij die proberen hen te onderwijzen zonder deze Geïnspireerde uitleggende bevoegdheid onvermijdelijk in de verboden praktijk van eigenmachtige uitlegging (2 Petr. 1:20)—het grote kwaad dat het Christendom heeft geleid tot haar huidige haast ongebonden staat van scheuring en de daaruit volgende verwarring, strijd, en onmacht. {ABN5: 55.2}
Daar wij het niet wagen zulk een pad na te volgen, moeten wij dus als leraars van de Herdersstaf (de officiële publicaties van de
55
Davidiaanse Zevende-dags Adventisten Associatie) in het licht van de Staf, alleen die passages leren die op de ene of andere manier moeten worden uitgelegd. Alleen op deze wijze zullen Tegenwoordige Waarheid gelovigen ooit van dezelfde gedachte worden, oog aan oog zien en dezelfde dingen spreken( 1 Kor. 1:10; 1 Petr. 3:8; Jes. 52:8). {ABN5: 55.3}
En dezulken die wél verkiezen betrokken te zijn in eigenmachtige uitlegging, worden respectvol gevraagd op te houden met in de naam van de Staf en ten koste ervan te leren. Laat hen als oprechte mensen in hun eigen namen en ten koste van zichzelf leren. {ABN5: 56.1}
HOE KAN IK BEWIJZEN DAT DE SLACHTING LETTERLIJK IS?
Vraag Nr. 134:
Hoe kan ik aan een Zevende-dags Adventist bewijzen dat de slachting van Ezechiël 9 letterlijk is? {ABN5: 56.2}
Antwoord:
Ten eerste: vestig zijn aandacht op het feit dat de Here Zelf aan de dorpel van het aardse huis was terwijl de slachting daarin plaatsvond. Bestudeer zorgvuldig Traktaat Nr. 1, De Dardanellen van de Bijbel {Tract No. 1, The Dardanelles of the Bible}, wat de gebeurtenis behandelt zoals het werd gezien door de profeet, en laat de gedachte op dit punt, gezamenlijk met daaraan verwante punten, goed gericht zijn. {ABN5: 56.3}
Ten tweede: maak hem vertrouwd met Getuigenissen Deel 5, blz. 173 {Testimonies, Vol. 5, p. 211}, dat zegt: AHier zien wij dat de kerk B het heiligdom van de Heer- het eerst de slag van Gods wraak zou voelen.” {ABN5: 56.4}
56
Introduceer daarna, door het onderwerp vanuit een andere invalshoek te benaderen, het bewijs van de Geest der Profetie wat openbaart dat wanneer de boodschap van Ezechiël 9 wordt verkondigd tot de kerk, sommigen de letterlijke vervulling ervan zullen ontkennen, zeggende: ”Hij is te genadig om Zijn volk met een oordeel te bezoeken.” –Getuigenissen, Deel 5, blz. 173 {Testimonies, Vol. 5, p. 211}. En dus staat de treurige aankondiging geschreven: “Zij waren van mening dat wij niet naar wonderen en bijzondere tekenen van Gods macht behoefden uit te zien zoals in de dagen van ouds. De tijden zijn veranderd.” Getuigenissen, Deel 5, blz. 173 {Testimonies, Vol. 5, p. 211}. Door te zeggen dat de slachting van Ezechiël 9 niet letterlijk is, zegt men: ”De kerk zal nooit de slag van God voelen. wij behoeven niet naar wonderen en bijzondere tekenen van Gods macht uit te zien zoals in de dagen van ouds.” Zij die dit zeggen, worden veroordeeld vanwege het ontkennen van de duidelijke waarschuwing van de letterlijke, wonderbaarlijke slachting die wordt beschreven door Ezechiël. {ABN5: 57.1}
Ten derde: toon vanuit Jesaja 66:16, 19, 20 aan dat de slachting die wordt vermeld in vers 16 letterlijk zal zijn, want zij die ontkomen zullen letterlijk worden gezonden naar alle natiën, om Zijn heerlijkheid en Zijn gerucht te verkondigen. Verder, dat deze letterlijke slachting in de kerk plaatsvindt, wordt gezien uit het feit dat zij die “van hen ontkomen zijn,” Gods dienstknechten zijn die Hij daarop volgend zendt tot de Heidenen. Als de slachting echter niet letterlijk is, wat zal dan het doel daarvan zijn en waaraan zullen zij “ontkomen?” Ezechiël zag hen als zijnde letterlijk gedood (Ez. 9:8). {ABN5: 57.2}
57
ZIJN AL DE GAVE NÚ ONDER ONS AANWEZIG?
Vraag Nr. 135:
Mogen wij uit de leer van Broeder_____ , dat de gave van genezing zich nog niet onder ons bevindt, maar zal worden hersteld na de reiniging van de kerk, verstaan dat ook de gave van onderwijzen nog niet is hersteld? Als dit niet hieruit moet worden afgeleid, hebben de leraars van “De Herdersstaf” nú wel de gave? {ABN5: 58.1}
Antwoord:
“Christus is nu dezelfde meevoelende Geneesheer,” verklaart de Geest der Profetie, “als die Hij gedurende Zijn aardse dienstwerk was. In Hem is er helende balsem voor iedere ziekte, herstellende kracht voor ieder gebrek. Zijn discipelen van deze tijd moeten even goed voor de zieken bidden als de discipelen vanouds deden. En genezingen zullen volgen; want “het gelovige gebed zal de lijder gezond maken.”–De Weg tot Gezondheid, blz. 188 {Ministry of Healing, p. 226.} {ABN5: 58.2}
Het was niet de bedoeling van Broeder_____ om de indruk over te brengen dat er geen gave van genezing onder Gods volk is nú, maar simpel dat de grote wonderen van genezing, die worden aangekondigd door de wonderen die werden verricht in de tijd van de eerste Christen gemeente, nog in de toekomst liggen. {ABN5: 58.3}
Betreffende de gave van onderwijzing lezen wij: “De Here heeft u wel brood der benauwdheid en water der verdrukking gegeven, maar uw leraars zullen niet meer in een hoek worden verwijderd, doch uw ogen zullen uw leraars zien.” Jes. 30:20{KJV}.{ABN5: 58.4}
58
Wanneer de kerk is gereinigd, zullen haar leraars de ontvangers zijn van een grotere pinkstermacht dan zelfs de 120 discipelen dat waren. Dit wordt duidelijk gezien uit de profetie van Joel van de late regen, die komt als een leraar der gerechtigheid (Joel 2:23, kanttekening), en die de ontvangers ervan bekleedt met de kracht (Joel 2:28) om die gerechtigheid te verkondigen over de gehele wereld. (Zie ook Eerste Geschriften, blz. 331-333 {Early Writings, pp. 277, 278}. {ABN5: 59.1}
WAT ZAL EEN VERSTANDIG MENS DOEN?
Vraag Nr. 136:
Wat zal iemand doen, nu daar het geld nog nooit als tevoren zo gemakkelijk te verdienen is, maar de prijzen torenhoog zijn? Zal hij alles uitgeven dat hij verdient, of moet hij zich onthouden van zulk een buitensporigheid en alles sparen wat hij kan? En waar zal hij zijn inkomen storten? {ABN5: 59.2}
Antwoord:
Uit ervaringen uit het verleden hebben de wijzen de onverbiddelijkheid geleerd van de levenswet der inflatie en crisis. Zij weten dat het abnormale hoeveelheid geld dat in circulatie is de vraag naar goederen boven wat de markt kan verschaffen doet aanzwellen, waardoor het de prijzen tornhoog doet opstijgen. Zij herkennen hierin een waarschuwende teken van een ophanden zijnde financiële ramp. {ABN5: 59.3}
De verstandigen weten ook dat de wilde orgie van het uitgeven van alles wat zij verdienen, vroeg of laat moet eindigen in een omwenteling van ontberingen, smarten en spijt—het vernietigen van vele gezinnen. Dus ondernemen de wijzen van tevoren stappen om zich veilig te stellen
59
tegen de onvermijdelijke dag van economische uitval. In de tijd van prijsinflatie zullen zij streng de waanzin verloochenen van het nog weelderiger maken van hun huidige levensstandaard. En in deze tijd van versnelde geldcirculatie zullen zij bijleggen, sparen, in plaats van te spenderen. Zij zullen niet vervallen in die zorgeloze houding die alleen de laagste soorten van het dierenleven betaamt—van “feesten vandaag en hongersnood morgen”; noch zullen zij zich voegen bij hen die zeggen: “laat ons eten, drinken en ons verblijden [ons geld uitgeven zo gauw als wij het verdienen] want morgen sterven wij.” {ABN5: 59.4}
Een ieder die nu in de plezierboot instapt op haar vrolijke tocht tot de stroom van de minste weerstand, zal zeker gezogen worden in een onlosmakelijke maalstroom van financiële wanbeleid. Te laat zal hij ondervinden een slachtoffer te zijn van zijn beruchte zorgeloosheid—grove aanmatiging. De verstandelijke gelijkenis van zulk een persoon kan alleen worden vergeleken met dat van een gevoelloze bloedzuiger—dat stomme kleine waterschepsel dat zich lusteloos verhongert wanneer er niets geriefelijks is om zich daaraan te vestigen, en zichzelf dan doodt door teveel te eten wanneer er eindelijk iets zijn kant opkomt. Deze vorm van verkwisting is van het ergste soort want voor zo iemand is er geen “vader’s huis”om daarnaar terug te keren. {ABN5: 60.1}
Als de ervaringsgerichte maatstaf dat de geschiedenis zichzelf herhaalt moet worden erkend, dan moet er uit deze oorlog een overgangsperiode komen met haar onvermijdelijke depressie {crisis}. Een dollar wordt nu makkelijk verdiend; en een dollar
60
die nu wordt gespaard kan twee of drie dollars waard zijn na de oorlog, wanneer geld nog schaarser kan worden gevonden dan het ooit is geweest. Dus is het nu de tijd om zo weinig mogelijk te spenderen en zo veel mogelijk ter zijde te leggen. Nu is de tijd van overvloed waarin er een oogst moet worden geoogst en het op te slaan voor de tijd van nood die voor ons ligt—om het niet te verbruiken aan “alles waarnaar de ziel begeert.” {ABN5: 60.2}
Naast welke noodzakelijke uitgaven en toenemende inhoudingen dan ook die men kan hebben—Inkomstenbelasting, Victory Belasting, Oorlogsobligaties, sociale verzekering, tienden en offers–zal iedere wijze loonverdiener een zeker bedrag terzijde leggen aan spaargeld, ongeacht hoe klein, en vasthoudend vaststellen dat niets hem ervan zal afleiden van dit plan, en dat niets deze fonds zal doen afnemen. Dit zal men echter zeer moeilijk ondervinden te doen, als gevolg van verleidingen tot spenderen, en van bedreven zakenlieden die hun levenlang hebben gestudeerd hoe zij het spaargeld van hun medemens kunnen uitbuiten. De Associatie heeft daarom een speciale Nalatenschapscertificaten bereid, die de houder ervan zal verzekeren van een nestei voor een “regenachtige dag,” of hem veilig te stellen tegen een financiële ongeluk in de dagen van oude leeftijd. {ABN5: 61.1}
De bezige bij bevoorraadt en spaart haar honing op gedurende de zomermaanden. Wanneer dan de winter komt, heeft niet alleen genoeg honing om haar door de moeilijke tijd heen te leiden, maar zij heeft zelfs ook wat over voor opzichter. Tegenwoordige waarheid gelovigen zouden niet minder wijs moeten zijn dan een kleine onbeduidende bij! Laat het Nalatenschapscertificaat
61
een herinnering voor u zijn dat daar waar de motten niet kunnen binnengaan en waar de dieven niet kunnen inbreken, de veiligste plaats is om uw schat te storten. En een klein beetje van zulk een vooruitziendheid nu zal het onmetelijk makkelijker maken bij het Vadershuis wanneer de inspannende tijden komen, want dan kunt u putten uit uw eigen reservefonds op uw certificaat. Het kan onmogelijk zijn voor de Associatie om al de ongelukkigen dán te dienen; en zij die geen voorziening treffen in deze korte tijd van ogenschijnlijke voorspoed, kunnen zich dán verlegen voelen. Vanzelfsprekend kunnen niemand anders dan zij die in het bezit zijn van een Lidmaatschaspscertificaat incvesteren in het Nalatenschapscertificaat—deelhebben aan deze door God gewijde spaarsysteem en ingewijde sociale zekerheid. {ABN5: 61.2}
IS HET BELASTBAAR?
Vraag Nr. 137:
Is mijn “Nalatenschapscertificaat” onderworpen aan de belasting? {ABN5: 62.1}
Antwoord:
Het Nalatenschapscerificaat dat hierbij is gereproduceerd, certificeert duidelijk dat het geld dat aldus is gelegd bij de Generale Associatie der Davidiaanse Zevende-dags Adventisten geen spaardeposito voorstelt, maar een nalatenschap, in ruil voor dat de Associatie zich vrijwillig bindt, in de zin van een morele verplichting, om de certificaathoudende leden ten minste bij te staan met het bedrag dat zij nalaten{vermaken} en storten. En nalatenschappen zijn niet belastbaar. {ABN5: 62.2}
62
HOE ZIT HET MET OVERHEIDSDIENSTEN?
Vraag Nr. 138:
Is het verkeerd voor een Christen om ondersteuning te aanvaarden van overheidshulporganisaties? {ABN5: 63.1}
63
Antwoord:
Krachtens de federale pensoen-en sociale welzijnsvoorzieningen, zijn de bejaarden-en ondersteuningsfondsen van de overheid even rechtmatig geldig voor haar burgers die kerkleden zijn als voor haar burgers die geen kerkleden zijn. Dus heeft de Christen als burger niet minder morele recht om hulp te aanvaarden van zijn regering dan dat hij als kerklid het recht heeft om hulp te aanvaarden van zijn kerk. {ABN5: 64.1}
ZOU EEN CHRISTEN ZICH MOGEN AANSLUITEN BIJ VAKBONDEN?
Vraag Nr. 139:
Wat zou ons standpunt moeten zijn wat vakbonden betreft? {ABN5: 64.2}
Antwoord:
Hoewel de Bonden in hun beginjaren niet de macht hadden noch de druk uitoefenden die zij nu uitoefenen, toch waren mensen zelfs toen moeizaam aan het werk om van hen te maken wat ze nu zijn. Om de ware gelovige dus te beveiligen tegen het in gedrang raken door hun opleggingen en aldus betrokken raken in hun stakingen en posteren (hem niet ervan weerhoudend om hen een deel van zijn loon te betalen als zij hem daartoe dwingen), verbieden de Getuigenissen hem om deel te nemen aan het bevorderen van hun onchristelijke doeleinde. (Zie Testimonies {Getuigenissen}, Vol. 7, p. 84). {ABN5: 64.3}
Door Jezus en Zijn volgelingen te vervolgen, deden de Romeinse en Joodse regeringen iets dat zelfs nog onrechtvaardiger was dan de Vakbonden vandaag de dag aan het doen zijn door arbeid
64
af te dwingen in hun gelederen, en toch gaf Jezus Zijn volgelingen toentertijd aanwijzingen om belasting te betalen aan Caesar. Dus moeten wij concluderen dat als men wordt vereist een vergoeding te betalen terwijl men een beroep uitoefent welke geen “open winkel” toelaat, dan heeft hij geen alternatief om in deze behoefte te voorzien als één van de vereisten van de winkel, ongeacht of de Vakbond nu een goede of een slechte organisatie is. Hoewel hij dus teneinde zijn baan aan te houden ter ondersteuning van zichzelf en zijn gezin, hij de vergoeding kan betalen welke de Vakbonden vorderen voor de gelegenheid tot arbeid, toch zou hij niet moeten deelnemen aan geen van hun activiteiten en functies—politiek, sociaal of anderszins. Kortom, hij zal geen enkele broederlijke verbinding dan ook met hen hebben. {ABN5: 64.4}
Onder zulke omstandigheden is er geen verschil in het betalen van een Vakbondsbijdrage, staatsbelasting, of enig andere noodzakelijke uitgave, vergoeding of kosten, ten einde aan het werk te blijven. Met het oog hierop, zullen zij die het licht navolgen de Vakbondsbijdrage alleen betalen als ze dat moeten, en zullen zo spoedig mogelijk ophouden met ze te betalen. {ABN5: 65.1}
IS HET VERKEERD OM EEN EIGENDOMSVERZEKERING TE BEZITTEN?
Vraag Nr. 140:
“Testimonies,” Vol. 1{“Getuigenissen,” Deel 1}, pp.549-551 spreekt over het tegen zijn van verzekeringen. Betekent dit dat ook een eigendomsverzekering daarin is inbegrepen? {ABN5: 65.2}
Antwoord:
De verklaring in kwestie handelt alleen over levensverzekering. Aangezien wij van geen
65
beperking weten over als men in het bezit is van een eigendomsverzekering, dan moet het besluit daarover rusten bij de persoon. {ABN5: 65.3}
HOE ZIT HET MET HET KOPEN VAN OORLOGSOBLIGATIES?
Vraag Nr. 141:
Zijn de werkers van Mt. Karmel Center of de instelling zelf Oorlogsobligaties van de Verenigde Staten aan het kopen? {ABN5: 66.1}
Antwoord:
Als werkers in een godsdienstige liefdadigheidsinstelling die gemeenschappelijk tegen een absolute minimumloon werken, verkeren de bewoners hier bijgevolg, van laagste tot de hoogste, zonder marge van koopkracht voor iets anders dan de aller-noodzakelijkste zaken van het leven. Daarom heeft niemand genoeg inkomensvermogen om hem in staat te stellen om welke soort van financiële investering dan ook te doen. {ABN5: 66.2}
De instelling zelf, die in haar totaliteit een strikte liefdadigheidsorganisatie is, verkeert in een gelijksoortige omstandigheid. Omdat het een geen-winst-makende medium is, waardoor haar leden hun aangewezen werk verrichten door een bijdrage eraan te leveren uit hun inkomen, zodat het haar werkers kan voeden, huisvesten en bekleden, godsdienstig lectuur kan afdrukken, en dit kosteloos kan verspreiden over de gehele wereld, heeft het dus van zichzelf geen eigen fondsen. Dus kan het moreel gezien, al zou het dat financieel kunnen, geen enkele investering doen die niet beantwoordt aan dit gevormde doel, hoe aanbevelenswaardig die investering op zichzelf ook kan zijn. {ABN5: 66.3}
66
Niettemin koopt de instelling, bij het ten uitvoer brengen van haar reguliere werkzaamheden ten goede van anderen, niet voor haar eigen gewin, honderden dollars aan postzegels iedere maand. Hoewel het dus niet in de positie verkeert om direct te helpen (door middel van het kopen van Oorlogsobligaties van de Verenigde Staten) bij het defensie-programma, doet het indirect haar deel (door middel van het kopen van postzegels van de Verenigde Staten), waarbij haar geld simpelweg gaat naar een ander compartiment van dezelfde nationale kas, van waaruit zij natuurlijk geen rente of kapitaal ontvangt. {ABN5: 67.1}
SALUEREN OF NIET SALUEREN?
Vraag Nr. 142:
Is het verkeerd om te salueren naar de vlag? {ABN5: 67.2}
Antwoord:
“Geeft(…)de keizer wat des keizers is,” “(…) aan allen het verschuldigde, belasting aan wie belasting, tol aan wie tol, ontzag aan wie ontzag, eerbetoon aan wie eer toekomt. Zijt niemand iets schuldig.” Matt. 22:21; Rom. 13:7, 8. {ABN5: 67.3}
Toen “trachtten de rijksbestuurders en de stadhouders een grond voor een aanklacht tegen Daniël te vinden inzake het rijksbewind, (…)zij konden geen enkele grond voor een aanklacht of iets verkeerds vinden.” Dan. 6:5 {Eng, vs. 4}. Omdat zij hem dus onberispelijk bevonden, “hebben” zijn vijanden “zich beraden, dat een koninklijk besluit behoort te worden uitgevaardigd en een verbod vastgesteld, dat ieder die binnen dertig dagen een verzoek richt tot enige god of mens behalve tot” de koning, “in de leeuwenkuil” zou “worden geworpen.” Dan. 6:8 {Eng., vs. 7}. Door
67
de handtekening van de koning vast te leggen op het verbod, trachtten zij een situatie teweeg te brengen die Daniël noodzekelijkerwijs zou betrekken in een daad van rebellie tegen de koning. Zij wisten dat hoewel hij beoogde om onfeilbare trouw te bewijzen aan de koning, hij dat niet zou doen tegen de prijs van het tonen van ontrouw aan zijn God. Daniël ging daarom voort met het bidden tot zijn God zoals hij dat gewoon was te doen, met als gevolg dat hij in de leeuwenkuil werd geworpen. Maar Degene tot Wie hij bad redde zijn leven van de hongerige beesten. {ABN5: 67.4}
Dan is er het opmerkelijk geval van Jozef, die vanwege zijn onwankelbare trouw aan de regering van Egypte, werd verheven tot een positie waarbij hij de troon deelde met Farao. {ABN5: 68.1}
Uit deze en andere Bijbelincidenten, erkennen wij dat iemands trouw aan zijn overheid, zijn wezenlijke gelofte van trouw eraan is—een saluut naar haar vlag. {ABN5: 68.2}
Alles bij elkaar genomen zien wij daarom dat terwijl enerzijds de ontrouw van iemand aan God een zonde tegen Hem is, is iemands ontrouw aan zijn overheid anderzijds en zonde daartegen, en indirect ook tegen God; want ontrouw aan iemands regering is ongehoorzaamheid aan Gods uitgedrukte bevel: “Herinner hen eraan, dat zij zich aan overheid en gezag onderwerpen, gehoorzaam, tot alle goed werk bereid zijn.” Tit. 3:1. “Onderwerpt u aan alle menselijke instellingen, om des Heren wil: hetzij aan de keizer, als opperheer, hetzij aan stadhouders, als door hem
68
gezonden tot bestraffing van boosdoeners, maar tot lof van wie goed doen.” 1 Petr. 2:13, 14. “Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. Want er is geen overheid dan door God en die er zijn, zijn door God gesteld. Wie zich dus tegen de overheid verzet, wederstaat de instelling Gods, en wie dit doen, zullen een oordeel over zich brengen.” Rom. 13:1, 2. {ABN5: 68.3}
Daar de vlag geen afgod of een fetisj is, maar een symbool, een vaandel, is een saluut ernaar geen afgodenaanbidding, zoals sommigen denken, maar eerder een openbare belijdenis van iemands trouw aan zijn regering, evenals de doop iemands belijdenis is van trouw aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. {ABN5: 69.1}
Op bevel van God maakten de Israëlieten vaandels (vlaggen) naar hun stammen, met als doeleinden zowel ter identificatie als ter symbolisatie van hun trouw aan datgene waarvoor de vla stond. (Zie Numeri 2). {ABN5: 69.2}
derhalve trouw Dus moet iedere Christen, als hij gehoorzaam zou willen zijn aan Gods geboden, trouw zijn aan het land waarin hij woont. Daarom panden wij, als Christenen in Amerika, toegewijd aan God en aan de rechtvaardige beginselen van deze vrije “regering onder God,” als eerst onze harten, ons verstand, onze handen,
69
ons alles, aan de vlag van Gods eeuwige Koninkrijk, en aan het Theocratie {Gods-koninkrijk} waarvoor het staat , een volk samengesteld uit alle natiën, en verbonden met de koorden van eeuwige liefde, vrijheid, reinheid, gerechtigheid, vrede, geluk, licht en leven voor allen; en ten tweede “zweren” wij “trouw aan de vlag van de Verenigde Staten van Amerika, en aan de Republiek waarvoor het staat, een Natie, ondeelbaar, met vrijheid en recht voor allen.” En zolang er Oude Glorie zich ontvouwt als het zinnebeeld van de ongeschonden beginselen van haar grondwet, zolang is onze gelofte van trouw eraan een ongeschonden zaak. {ABN5: 69.4}
BEHOORT PATRIOTTISME{VADERLANDSLIEFDE} TOT HET CHRISTENDOM?
Vraag Nr. 143:
Zullen wij in deze oorlog het standpunt innemen van gewetensvolle bezwaarmakers of van patriottisten{vaderlandsliefhebbers}? {ABN5: 70.1}
Antwoord:
Iedereen die een ander standpunt inneemt dan dat van een patriot, kan geen ware burger zijn van zijn land. Een Christen moet echter altijd gedenken dat hij zich onder twee regeringen bevindt,–een geestelijke en een tijdelijke,–en dat hij daarbij verplicht is om beide te dienen, hoewel er momenten kunnen zijn waarbij er omstandigheden opkomen die hem verhinderen om aan beiden dezelfde “mate van toewijding” te geven. Maar hij zal altijd zijn best doen om beiden voor zover mogelijk ten volle te dienen. {ABN5: 70.2}
De Bijbel leert duidelijk, en de geschiedenis heeft talloze keren bevestigd, dat iemands veronachtzaming van Gods verordeningen noodlottig is
70
zowel voor zichzelf als voor zijn natie. Deze tragische waarheid, die zo eindeloos is vastgesteld over de lange rol der eeuwen, niet alleen temidden van het verkozen natie van Israel, maar ook temidden van al de natiën der aarde, is “voor ons ter waarschuwing over wie de einden der wereld is gekomen.” {ABN5: 70.3}
Dus, omdat iemands ongehoorzaamheid aan Gods geboden schade moet bewerkstelligen over zijn natie alsmede over zichzelf, draagt een Christen de dubbele verantwoordelijkheid van het doen van alles wat in zijn vermogen ligt om het welzijn veilig te stellen en om het succes te bevorderen van zowel de geestelijke als de tijdelijke koninkrijken. En om zich ten volle te verzekeren zijn vrijspraak van deze gewichtige tweevoudige verantwoordelijkheid, zal hij onvoorwaardelijk gehoorzaam zijn aan het gebod van de Heer: “Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is.” Markus 12:17. “Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.” Gen. 12:3. {ABN5: 71.1}
Het vroegere Israël waren als een natie en een regering verplicht hun eigendom, volk, en gezinnen te beschermen—zelfs met het zwaard. Maar zij mochten geen oorlog voeren tegen hun eigen broeders. Toen het tienstammen rijk, Israël, samenzwoer met Syrië om oorlog te voeren tegen het tweestammen rijk, Juda, rustte Gods vloek op zowel Syrië als Israël, en elkeen werd zodoende
71
verbroken door de koning van Assyrië. (Zie Jesaja 7:1-8; 8:4). {ABN5: 71.2}
Maar toen ze werden vervolgd ter wille van het evangelie, werden de Christenen geïnstrueerd om nooit te vergelden: “Ik zeg u,” zegt de Heer, “de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe; en wil iemand met u rechten en uw hemd nemen, laat hem ook uw mantel; en zal iemand u voor één mijl pressen, ga er twee met hem. Geef hem, die van u vraagt, en wijs hem niet af, die van u lenen wil. {ABN5: 72.1}
“Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten. Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is; want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.” Matt. 5: 39-45. {ABN5: 72.2}
Het licht dat schijnt vanuit zowel het Oude als het Nieuwe Testament, toont aan dat een Christen, als een trouwe burger, in tijden van oorlog zal dienen om zijn land te beschermen; maar als er in de oorlog aan beide zijden Christenen betrokken zijn, zoals het geval is met de oorlogen vandaag de dag, dan kan hij, als een burger van het Koninkrijk van Christus, niet op gewetensvolle wijze betrokken zijn in het beschieten van zijn medeburger van dat Koninkrijk. Want “indien een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld is, kan dat koninkrijk zich niet
72
staande houden. En indien een huis tegen zichzelf verdeeld is, zal dat huis niet kunnen bestaan.” Markus 3:24, 25. {ABN5: 72.3}
Maar hoewel Christenen in zulk een oorlog geen wapens moeten dragen om elkander te doden, zijn zij moreel verplicht om humanitaire werkzaamheden te verrichten zoals dat werd uitgevoerd door de barmhartige Samaritaan—de zieken, gewonden en stervenden te bedienen, ongeacht hun nationaliteit. {ABN5: 73.1}
VÓÓR Of TEGEN PENSIOEN STEMMEN?
Vraag Nr. 144:
Zou u alstublieft uw standpunt willen uitleggen met betrekking tot de pensioenkwesties die nu worden gepresenteerd aan het publiek? Denkt u dat zij het verdienen om ervoor te stemmen? {ABN5: 73.2}
Antwoord:
Er wordt ons aangespoord dat de zaak van God “het gehele verstand, de volledige aandacht in beslag zou moeten nemen.”—Early Writings, p. 118{Eerste Geschriften, blz..}. Daar wij dus niet op gewetensvolle wijze genoeg tijd kunnen wijden aan het bestuderen van deze politieke en economische zaken en van hun uiteindelijke gevolgen, om op intelligente wijze een oordeel over hen te vellen, kunnen wij niet op gewetensvolle wijze voor of tegen hen stemmen. Want onze ongeïnformeerde stemmen kan moeilijkheden en ontbering bewerken voor sommigen, terwijl het anderen kan leiden tot paden van werkeloosheid en buitensporigheid. “Zie,”zegt de Heer, “dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom: in trots, overdaad en zorgeloze rust leefde zij met haar dochters zonder de ellendige en de arme te ondersteunen.” Ez. 16:49. {ABN5: 73.3}
In de wereld van vandaag worden zowel haar politieke als haar godsdienstige belangen veel beter
73
bediend door specialisten. Alleen zij die hun gehele hart en verstand hebben gericht op de tijdelijke zaken van het leven, die genoeg tijd kunnen wijden aan het bestuderen van ´s werelds economische en politieke zaken, zijn gekwalificeerd om deel te nemen aan zulke belangen. Zij die met hart en ziel zijn toegewijd aan ´s werelds geestelijke noden, die eeuwig en van veel groter belang zijn dan de tijdelijke zaken van het leven, die spoedig zullen vergaan en zullen worden vergeten, kunnen de wereld niet meer dienen in haar politieke en economische noden dan dat degenen, die hun hart en het verstand hebben verdiept in de tijdelijke dingen, de wereld kunnen dienen in haar geestelijke noden. {ABN5: 73.4}
“Wee hun die naar Egypte trekken om hulp, die steunen op paarden en vertrouwen op wagens, omdat zij talrijk zijn, en op ruiters, omdat zij machtig in aantal zijn, maar de blik niet richten op de Heilige Israëls en naar de HERE niet vragen. Maar ook Hij is wijs, Hij doet het kwaad komen en neemt zijn woorden niet terug; Hij richt Zich tegen het huis der boosdoeners en tegen de hulp door de bedrijvers van ongerechtigheid verleend. De Egyptenaren daarentegen zijn mensen en geen God, en hun paarden zijn vlees en geen geest; daarom zal de HERE zijn hand uitstrekken, zodat de helper struikelt en de geholpene valt, en zij allen tezamen vergaan.” Jes. 31:1-3. “De rechtvaardige zal zich in de HERE verheugen en bij Hem schuilen, alle oprechten van hart zullen zich beroemen.” Ps. 64:11{Eng., vs.10}.{ABN5: 74.1}
74
“Wat zal men dan de gezanten des volks antwoorden? Dat de HERE Sion gegrondvest heeft en dat daarin de ellendigen van Zijn volk zullen schuilen.” Jes. 14:32. {ABN5: 75.1}
IS HET BETAMELIJK VOOR EEN CHRISTEN OM TE STEMMEN?
Vraag Nr. 145:
Is het goed om te stemmen? {ABN5: 75.2}
Antwoord:
Omdat het stemrecht een van de onvervreemdbare rechten is van een vrij volk, kan er niets verkeerds zijn aan het beoefenen ervan als daardoor hetzij de wet of de kantoren van het land daardoor beter kunnen worden gediend. Om echter een stem uit te brengen, die zulk een doel zal bevorderen, vereist een gewetensvolle studie; door daarin te falen, kan iemands stemmen alleen maar onverstandige giswerk, en aldus eerder nadelig dan bevorderlijk zijn voor een goede regereing. {ABN5: 75.3}
Daarom kunnen zij, die niet in een positie verkeren om de noodzakelijke tijd en de studie eraan te wijden om zich voldoende op de hoogte te stellen van politieke zaken om zich te kwalificeren voor het op verstandige wijze stemmen erover, niet op gewetensvolle wijze zulk een stem uitbrengen. {ABN5: 75.4}
Omdat wij bedienaars zijn van het evangelie, met onze tijd volledig in beslag genomen door de geestelijke belangen van de mensen, zijn wijzelf niet in staat om ook aandacht te geven aan hun politieke belangen, net zoals de politieke vertegenwoordigers van het volk niet in staat zijn om de juiste ook aandacht te schenken aan hun geestelijke behoeften. En daarom zien wij zelden, indien ooit, onze weg vrij om te stemmen. {ABN5: 75.5}
75
HOE ZIT HET MET HET GEBRUIK VAN MELK EN EIEREN?
Vraag Nr. 146:
Aangezien ziekten onder rundvee en pluimvee steeds meer in aantal, kwaadaardigheid en wijdverspreid toenemen, zouden wij dan niet nu melk en eieren uit ons dieet moeten bannen? {ABN5: 76.1}
Antwoord:
Als er een epidemie bestaat onder vee en gevogelte in uw gebied of streek, dan zou u absoluut grote voorzichtigheid moeten beoefenen wanneer u melk en eieren gebruikt, en ernaar toe moeten werken om ze te vervangen, zo snel als dat mogelijk is, met behoorlijke vervangingsmiddelen. {ABN5: 76.2}
Op dit moment hebben wij geen kennis die ons zou noodzaken of rechtvaardigen om landelijk geen gebruik te maken van dergelijke pluimvee en zuivelproducten, en nog meer zo in het bijzonder als er geen behoorlijke vervanging beschikbaar is en als de Heer geen weg heeft geopend om daarin te voorzien. Niettemin zouden wij allen naarstig op zoek moeten zijn naar iets beters, zodat wanneer de omstandigheden zich dusdanig ontwikkelen dat zij het voortgezette gebruik van deze producten onveilig maken, wij dan niet verrast komen te staan zonder een afdoende vervanging. {ABN5: 76.3}
“Laat de dieethervorming vooruitstrevend zijn. Laat het de mensen geleerd worden hoe zij voedsel kunnen bereiden zonder melk of boter. Vertel hen dat de tijd spoedig zal komen dat er geen veiligheid zal zijn in het gebruiken van eieren, melk, room en boter, omdat ziekten bij dieren aan het toenemen is evenredig aan de toename van slechtheid onder de mensen. De tijd is nabij wanneer, vanwege de ongerechtigheid van het gevallen ras, de ganse dierenschepping zal
76
kreunen onder de ziekten die onze aarde vervloeken.” –Testimonies, Vol. 7{Getuigenissen, Deel 7}, p. 135. {ABN5: 76.4}
“De tijd zal komen waarbij wij sommige voedselartikelen die we nu gebruiken zullen moeten uitsluiten, zoals melk en room en eieren; maar het is niet nodig om een benardheid over ons heen te halen door vroegtijdige en extreme beperkingen. Wacht totdat de omstandigheden dit vereisen, en en de Heer de weg ervoor bereidt. {ABN5: 77.1}
***
“(…)Mij is geinstrueerd om hen te vertellen dat zij dat voedsel moeten eten wat het meest voedzaam is. Ik kan niet tot hen zeggen: ‘U moet geen eieren, of melk of room eten. U moet geen boter gebruiken bij het bereiden van voedsel.’ Het evangelie moet worden verkondigen aan de armen, maar de tijd is nog niet gekomen om de strengste dieet voor te schrijven.”—Testimonies, Vol. 9{Getuigenissen, Deel 9}, pp. 162, 163. {ABN5: 77.2}
ZULLEN WIJ VEE EN PLUIMVEE HOUDEN?
Vraag Nr. 147:
Is het geoorloofd om koeien en kippen te houden? {ABN5: 77.3}
Antwoord:
Als melk en eieren nog steeds een gedeelte samenstellen van ons dieet, dan is het beste om ze, indien mogelijk, uit onze eigen vee en pluimvee verwerven. {ABN5: 77.4}
Zij die bezwaar hebben tegen het houden van koeien en kippen, op grond van dat de Geest der Profetie dat afkeurt, nemen een standpunt in die gebaseerd is op een extreme uitlegging van wat er staat geschreven. {ABN5: 77.5}
77
Vanaf de tijd dat het Zevende-dags Adventisten Kerkgenootschap werd georganiseerd tot aan de tegenwoordige tijd hebben zowel haar instellingen als haar leden vee en pluimvee onderhouden. Als dat verkeeerd was geweest om dat te doen, dan zou de Geest der Profetie dat duidelijk aan het volk hebben geinstrueerd. Aangezien er echter geen enkel dergelijke gepubliceerd verslag is, zijn zij die zulke extreme zienswijzen naar voren brengen de Geest der Profetie aan het verdraaien, en verlenen ondersteuning aan hun eigen radicale ideeën. {ABN5: 78.1}
Blijf op “het midden van de weg,” en sta geen extremisten toe om u tot de ene of de andere zijde te leiden. {ABN5: 78.2}
Wij zouden moeten leren om de geschriften van anderen te respecteren door aan hen niets toe te voegen noch uit hen iets weg te laten, wat de schrijver nooit heeft bedoeld of goedgekeurd. {ABN5: 78.3}
WAT IS ER VERKEERD AAN HET ETEN VAN REIN VLEES?
Vraag Nr. 148:
Is het, in het licht van Mattheus 15:11 en andere schriftgedeelten, niet duidelijk dat vegetarisme van de mens komt en niet van God? {ABN5: 78.4}
Antwoord:
Als het geciteerde schriftgedeelten de gehele behandeling van de Bijbel omvatten betreffende het onderwerp, dan kan een onvoorwaardelijk bevestigend antwoord op de vraag noodzakelijk zijn. Maar in den beginne “zei God: Zie, Ik geef u al het zaaddragend gewas op de gehele aarde en al het geboomte, waaraan zaaddragende vruchten zijn;
78
het zal u tot spijze dienen.” Gen. 1:29. Dit alles en niets anders zou het “spijze” zijn van de mensheid. {ABN5: 78.5}
Dus was er in het dieet van de mens in het begin geen vleesvoeding inbegrepen. Niet eerder dan na de zondvloed, toen ieder groen gewas op aarde was vernietigd, kreeg hij toestemming om vlees te eten. Toen zie God: “Alles wat zich roert, wat leeft, zal u tot spijze zijn; Ik heb het u alles gegeven evenals het groene kruid.” Gen. 9:3. {ABN5: 79.1}
Later echter, terwijl de kinderen van Israel in de woestijn vertoefden, voorzag God hen van manna. Maar toen zij ertegen murmureerden, en dit fenomeen {verschijnsel} alleen toeschreven aan omstandigheden, bewerend dat het onmogelijk was om vleesvoeding te verkrijgen in de woestijn, stapelde Hij letterlijk en op toornige wijze de kwakkels op hen. En tegen wat voor een prijs echter! Duizenden stierven ten einde de les te leren dat het manna niet slechts een gevolg was van omstandigheden, maar eerder een doelgerichte Voorzienigheid. Want “terwijl het vlees nog tussen hun tanden was, vóórdat het gekauwd was, ontbrandde de toorn des HEREN tegen het volk en de HERE sloeg het volk met een zeer zware slag.” Num. 11:33. {ABN5: 79.2}
Omdat de Exodus beweging een volk zou bekleden om het beloofde land in bezit te nemen en het koninkrijk van die tijd in bezit te nemen, zoals wij dan nu zullen doen, werden zij opgedragen om zich te onthouden van alle vleesvoeding. En omdat Johannes de Doper een belangrijke boodschap uitdroeg in zijn dagen (“Bekeert
79
u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.” –Matt. 3:2), gelijksoortig aan onze boodschap vandaag, bestond zijn dieet uit honing en de vrucht van de sprinkhanenboom{Johannedbrood}. Hoeveel belangrijker is het dan, zoals onze typen dat leren, dat wij die het hoogtepunt bereikende boodschap van het evangelie hebben, en die de voorhoede zijn van de heerscharen van het eeuwig koninkrijk, de tempels van onze zielen niet verontreinigen met hetgeen wat onze typen waren verboden te eten. {ABN5: 79.3}
Voorts is het zo, dat aangezien de Elia van Maleachi 4:5 en Mattheus 17:11 alle dingen zal herstellen voordat de grote en vreselijke dag des Heren komt, dan zal hij noodzakelijkerwijs ook het vegetarisme, het oorspronkelijk dieet van de mens, herstellen. Dan zullen niet alleen de mens maar ook de dieren strikte vegetariers zijn, en zullen allen wederom met elkaar omgaan in het vernieuwde gemeenschap van de Edense vrede. {ABN5: 80.1}
“Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden; de koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen zich tezamen nederleggen, en de leeuw zal stro eten als het rund; dan zal een zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken. Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren de bodem der zee bedekken.” Jes. 11:6-9. {ABN5: 80.2}
80
Verder nog, als de woorden “niet wat de mond binnengaat, maakt de mens onrein, maar wat de mond uitkomt, dat maakt de mens onrein” (Matt. 15:11), wordt begrepen als betekenend dat het niet uitmaakt wat we eten of drinken, waarom zouden wij dan geen varkensvlees eten, thee, koffie en zelfs alcohol drinken, en tabak roken,–inderdaad, alles eten en drinken wat wij maar wensen? {ABN5: 81.1}
ZIJN ALLE SPECERIJEN SCHADELIJK VOOR DE GEZONDHEID?
Vraag Nr. 149:
De “getuigenissen” keuren het gebruik van specerijen af, maar geven geen duidelijke lijst aan van die specerijen die ongeschikt worden verklaard voor menselijke consumptie. Worden alle smaakmakers afgekeurd? {ABN5: 81.2}
Antwoord:
Het feit dat salie, uien, peterselie, munt, knoflook, selderij en andere soortgelijke kruiden niet alleen maar onschadelijk, maar in feite heilzaam zijn voor het lichaam, toont duidelijk aan dat niet iedere plantaardige smaakmaker moet worden geclassificeerd bij de ongezonde specerijen. {ABN5: 81.3}
In de commerciële markt echter, zijn er sterk gekruide sauzen en smaakmakers die, als een welbekend feit, schadelijk zijn in hun uitwerking op het lichaam. Zoals wij het begrijpen, zijn het dergelijke kruiden en specerijen die Zuster White afkeurt. {ABN5: 81.4}
Wij weten niet van kaneel, nootmuskaat, piment, laurierblaadjes, foelie, vanille, capsicum (rode peper), kruidnagel en gember, indien zij met mate worden gebruikt, dat zij elementen bevatten
81
die schadelijk zijn voor de gezondheid. In feite heeft men ondervonden dat rode pepers, gedroogd en gemalen tot poeder, doeltreffend zijn in het voorkómen van verkoudheid. En ook werden er specerijen gebruikt bij de offerdiensten (Ex. 30:23-25, 34). {ABN5: 81.5}
Dus zijn niet alle specerijen schadelijk. Maar laat het worden begrepen, dat het gebruiken van welk specerij dan ook in buitensporige hoeveelheden, schadelijk is, zoals dat het geval is met alle onmatigheid. {ABN5: 82.1}
WAARAAN KAN MEN EEN DAVIDIAANSE ZEVENDE-DAGS ADVENTIST HERKENNEN?
Vraag Nr. 150:
Omdat de Davidiaanse Zevende-dags Adventisten Associatie geen formele lidmaatschap heeft, wat voor bewijs kan men dan geven om zich te identificeren als een lid van de organisatie? En hoe kan hij de lengte van tijd vaststellen dat hij erbij heeft gehoord? {ABN5: 82.2}
Antwoord:
Iemands ondersteuning van de tijdige Davidiaanse boodschap, en zijn uitleving van de beginselen ervan (de doop, Sabbatviering, gezamenlijk met de rest van de tien geboden, vegetarisme, hervorming in kleding, totale onthouding van tabak en alcoholische dranken, en al het andere wat de Geest der Profetie bevat), zijn de waarachtigste getuigen van zijn aansluiting, en het enige echte zichtbare certificaat van het feit. Dezen zijn de enige absolute overtuigende bewijzen van iemands waardigheid tot lidmaatschap bij de Davidiaanse Zevende-dags Adventisten Associatie. {ABN5: 82.3}
82
Hoe lang men een lid is geweest van de Associatie hangt in het geheel af van hoe lang men deze beginselen heeft gekend en heeft uitgeleefd. {ABN5: 83.1}
Naar hen die een aanvraag indienen, zal de associatie een blanco aanvraagformulier voor Lidmaatschap verzenden. Als de aanvrager niet in staat is volledig te voldoen aan al de vereisten van de boodschap, dan moet hij aan zijn aanvraagformulier een bevredigende uitlegverklaring toevoegen. Anders kan er geen Lidmaatschapscertificaat worden verleend. {ABN5: 83.2}
MOET IK EERST VOLMAAKTHEID BEREIKEN?
Vraag Nr. 151:
Moet men, ten einde het aanvraagformulier voor het “Lidmaatschapscertificaat” te kunnen ondertekenen, volmaaktheid hebben bereikt? {ABN5: 83.3}
Antwoord:
De aanvrager moet ernaar streven om een overwinnaar te zijn—om bevrijd te zijn van zonde, om de Waarheid te bewaren en voort te gaan in de wedloop; ernaar streven om niet te vallen, maar het voornemen te hebben dat hij, in het geval dat hij zou vallen, opnieuw zal opstaan en nog meer vastbesloten dan ooit ernaar zal jagen om het doel te bereiken. Hij moet op deze wijze in staat zijn om op gewetensvolle wijze het aanvraagformulier voor lidmaatschap te ondertekenen. {ABN5: 83.4}
MOET DE DOOP VOORAFGAAN AAN LIDMAATSCHAP?
Vraag Nr. 152:
Hoewel ik nooit ben gedoopt, geloof ik toch ten volle in de toegevoegde boodschap van “De Herdersstaf” {“The Shepherd’s Rod”}, en nu wens ik te weten of ik in aanmerking kom voor het aanvragen van het “Lidmaatschapscertificaat.” {ABN5: 83.5}
83
Antwoord:
Daar het de eerste stap is in de openbare belijdenis van de Christen van zijn geloof, wordt de doop vereist voor het lidmaatschap. Dus, dien eerst een aanvraag in voor de doop, en daarna voor het certificaat. {ABN5: 84.1}
IS MEN LID ZONDER IN HET BEZIT TE ZIJN VAN HET LIDMAATSCHAPSCERTIFICAAT?
Vraag Nr. 153:
Kan men een lid zijn van de Associatie zonder het bezitten van een “Lidmaatschapscertificaat”? {ABN5: 84.2}
Antwoord:
Ja, men kan lid zijn zonder het bezitten van een Lidmaatschapscertificaat. Maar om een als geloofwaardig erkende lid te zijn, bevoorrecht om ten volle van al de voordelen te genieten die de Associatie biedt, moet hij het certificaat bezitten. {ABN5: 84.3}
WIE MAG EEN AMBT BEKLEDEN?
Vraag nr. 154:
Komen Davidianen die geen “Lidmaatschapscertificaat” bezitten in aanmerking om een ambt te bekleden? {ABN5: 84.4}
Antwoord:
Alle ambtenaren die in dienst zijn van de Davidiaanse Associatie der Zevende-dags Adventisten, evenals al de bewoners van Mr. Karmel, zouden in het bezit moeten zijn van het Lidmaatschapscertificaat. {ABN5: 84.5}
WIENS SYSTEEM DUIDT GELDZUCHTIGHEID AAN?
Vraag Nr. 155:
Als alleen zij die een tweede tiende betalen in aanmerking komen voor een “Lidmaatschapscertificaat,” is dan
84
zulk een vereiste niet slechts een geldzuchtig systeem? {ABN5: 84.6}
Antwoord:
Als iemand, die wél de tweede tiende kan betalen maar dat niet doet, het Lidmaatschapscertificaat zou bemachtigen, dan zou hij inderdaad “geldzuchtig” zijn, want hij zou dan aan het oogsten zijn waar hij niet heeft gezaaid—genieten van voordelen uit een fonds waaraan hij niets heeft bijgedragen om het op te bouwen, en welke hij heeft afgewezen te ondersteunen. Anders gezegd zou hij, terwijl hij zijn eigen tweede tiende bewaart, de voordelen verkrijgen die komen uit het tweede-tiende-fonds van de Associatie. {ABN5: 85.1}
HOE ZIT HET ALS IK GEEN TIENDEN HEB TE BETALEN?
Vraag Nr. 156:
Kan men in het bezit zijn van het “Lidmaatschapscertificaat” als hij geen tienden heeft om te betalen? {ABN5: 85.2}
Antwoord:
Ja, als hij anderszins ervoor in aanmerking komt. {ABN5: 85.3}
TIENDE OF GEEN TIENDE ERUIT BETALEN?
Vraag Nr. 157:
Mijn echtgenoot is geen gelovige en zou het niet goedkeuren dat ik eerste en tweede tiende betaal van al het geld dat ik in de hand houd. Wat moet ik doen? {ABN5: 85.4}
Antwoord:
Hoewel de Heer de mens heeft geboden om tienden te betalen van al zijn toename, vraagt Hij geen rekenschap van de gelovige voor het betalen van de tienden uit het inkomen van een ongelovige metgezel die tegen het betalen is van tienden. {ABN5: 85.5}
Hij heeft ieder mens begiftigd met het onvervreemdbaar recht van godsdienstvrijheid, en
85
niemand mag het met recht van een ander wegnemen. En dit is dubbel ongeschonden in het gezin. Noch echtgenoot noch echtgenote zou zich moeten bemoeien met de beoefening van de godsdienstige keuze van de ander. {ABN5: 85.6}
De echtgenote die getrouw het huishouden draait van haar echtgenoot en getrouw voor het gezin zorgt, doet dat niet als een huurling of een slaaf; zij is een metgezel{deelgenoot}, een “hulp” in het gezin. En daarom zijn volgens alle morele rechten de inkomsten van de echtgenoot voor de helft van haar. Beiden staan dus onder de hoogste morele verplichting om elkanders recht te eerbiedigen in zake van het betalen van de tienden. Dus, als de echtgenoot ervoor kiest om van zijn helft van het gezinsinkomen geen tienden te betalen, dan heeft de echtgenote geen recht om zich ermee te bemoeien. {ABN5: 86.1}
IS EEN GERINGE INKOMEN VRIJGESTELD VAN HET BETALEN VAN TIENDEN?
Vraag Nr. 158:
Aangezien mijn inkomen zeer gering is, ben ik dan niet vrijgesteld van het betalen van tienden? {ABN5: 86.2}
Antwoord:
God heeft het plan van systematische welwillendheid ontworpen zodat het billijk is gemaakt voor zowel de arme als de rijke, dat de penning niet meer wordt belast dan het miljoen. En wij weten van geen Bijbelse bevoegdheid voor het vrijstellen van tienden uit welk inkomen dan ook, hoe gering het ook mag zijn. Allen, zowel arm als rijk, wordt het voorrecht gegeven van het teruggeven aan de Heer wat van Hem is. Velen met een inkomen van een “penning” betalen zowel eerste als tweede tiende, en
86
in ruil daarvoor ontvangen zij een rijke schenking van zegening. {ABN5: 86.3}
Dus dwingt het verstand tot de conclusie dat als men niet verplicht is om liefdadigheid te ontvangen ter toevoeging tot zijn inkomen (wat de bron ook mag zijn) om zijn levensonderhoudskosten te dekken, dan betekent het niet betalen van tienden door hem dat hij zich berooft van de overvloedige zegening, die een getrouwe in achtneming van het Koninklijke voorrecht die behoort bij van één van Gods rentmeesters zijn, bijstaat. {ABN5: 87.1}
ZIJN POPPEN AFGODEN?
Vraag Nr. 159:
Zouden poppen niet moeten worden beschouwd als afgoden? En zou ik mijn kinderen kunnen toestaan met ze te spelen? {ABN5: 87.2}
Antwoord:
Hoewel poppen niet geclassificeerd zullen worden bij afgoden, en hoewel volwassenen geen afgoden van hen kunnen maken, bestaat er toch het gevaar dat de opgroeiende kinderen teveel waarde aan hen kunnen hechten. Wijsheid raadt aan de kinderen te leren om plezier te vinden in het doen van kleine dingen rond het huis, opdat zij nuttig en hulpvaardig kunnen worden, in plaats van dat zij worden geholpen om de gewoonte te verwerven hun tijd te besteden aan spelen ten einde gelukkig te zijn. Kinderen die zijn grootgebracht om te spelen worden niet vlijtig, noch waarlijk gelukkig. De meeste spelletjes veroorzaken, net als een drug, een altijd toenemende hunkering ernaar wanneer de uitwerkingen ervan zijn afgesleten. Zolang het kind niet aandringt op {het krijgen van} poppen of speelgoed, is het veel beter om ze niet in zijn/haar weg te plaatsen. {ABN5: 87.3}
87
HOE ZIT HET MET HET SPELEN VAN SPELLETJES?
Vraag Nr. 160:
Is het verkeerd voor Davidianen om kaarten, schaken, dammen, tennis, honkbal en andere spelen te spelen? {ABN5: 88.1}
Antwoord:
“Kaarten zou verboden moeten worden.” “Er zijn amusementen zoals dansen, kaarten, schaken en dammen, enz., die wij niet kunnen goedkeurren, omdat de Hmele ze afkeurt.” –Messages to Young People, pp. 372, 392{Boodschappen aan Jonge Mensen, blz..} {ABN5: 88.2}
“Een inzicht in zaken werd mij voorgehouden waarin de studenten spellen speelden van tennis en cricket. Toen werd mij instructie gegeven betreffende de geaardheid van deze amusementen. Zij werden aan mij voorgesteld als een soort van afgoderij, als de afgoden van de natiën.”—Counsels to Teachers, p. 350{Raadgevingen aan Leraren, blz..} {ABN5: 88.3}
“De openbare zienswijze is dat handenarbeid vernederend is, en toch kunnen mensen zo vaak als zij maar verkiezen zich inspannen om cricket, honkbal, of bokswedstrijden te spelen, zonder te worden beschouwd als vernederend. Satan is in verrukking wanneer hij ziet dat mensen hun fysieke en mentale krachten gebruiken bij datgene wat hen niet erbij helpt om een zegen te zijn voor hen die hun hulp nodig hebben. Terwijl de jongeren bedreven worden in spelen die geen echte waarde hebben voor zichzelf en voor anderen, speelt Satan het spel van het leven voor hun zielen, door van hen weg te nemen
88
de talenten die God hen heeft gegeven, en plaatst in de plaats daarvan zijn eigen kwade attributen(…)Hij tracht het verstand z volledig in beslag te nemen en te absorberen, dat God geen plaats zal vinden in de gedachgen.”—Counsels to Teachers{Raadgevingen aan Leraren}, pp. 274, 275. {ABN5: 88.4}
ZIJN ER ENIGE VERREZENEN ONDER DE 144.000?
Vraag Nr. 161:
Aan zr. White werd verteld dat alleen de 144.000 de heilige tempel in de hemel mogen binnengaan. Aangezien zijzelf echter binnenging (want ze zegt: “De wonderbare dingen, welke ik daar ZAG”—“Early Writings”, p. 19{“Eerste Geschriften,” blz. 11}), is zij dan niet één van de 144.000? {ABN5: 89.1}
Antwoord:
Wij moeten ons realiseren dat zuster White de tempel in visioen binnenging, niet in werkelijkheid. De 144.000 waren niet lichamelijk daar, en ook zij was dat niet. Zij werd daartoe in visioen heengevoerd om geen andere reden dan om de dingen die daarin zijn te aanschouwen, zodat zij hen voor ons kan beschrijven. Het was dus vanzelfsprekend noodzakelijk, dat zij binnen moest gaan. En daar zij verklaart dat de 144.000 “levende heiligen” zijn—Early Writings, p. 15{“Eerste Geschriften,” blz. 6}, en omdat zijzelf is gestorven, kan zij niet één ván hen zijn, hoewel zij wel één mét hen kan zijn. {ABN5: 89.2}
Dit feit wordt duidelijk bevestigd door een ander visioen waarin zij werd gevoerd naar een planeet met zeven manen, waar zij “de goede oude Henoch zag.” De plaats was zo mooi en haar verlangen ernaar was zo intens dat zij de engel smeekte om haar daar te laten
89
blijven. “Toen zei de engel: “Gij moet teruggaan en indien gij getrouw zijt, zult gij met de 144.000 het voorrecht hebben al de werelden te bezoeken en Gods handwerk te aanschouwen.”—Early Writings, p. 40{Eerste Geschriften, blz. 36}.{ABN5: 89.3}
Dus, hoewel zij niet één ván hen zal zijn, zal zij gelukkig wel één mét hen zijn. {ABN5: 90.1}
ZIJN DE 144.000 ALLEEN MAAR JODEN DOOR AANNEMING?
Vraag Nr. 162:
Omdat “de namen van de twaalf stammen der kinderen Israëls” (Openb. 21:12) staan geschreven op de twaalf poorten van het Nieuwe Jeruzalem, moeten niet de 144.000 als gevolg dan alleen Joden zijn door aanneming? {ABN5: 90.2}
Antwoord:
Zonder uitzondering is aanneming alleen toegekend aan de Heidenen. En nergens in de Schriften wordt er zelfs de verste suggestie gevonden dat de 144.000 Heidenen zijn. In tegendeel verklaart Openbaring 7:4-8 specifiek dat de 144.000 worden gevormd door twaalfduizend uit elk van de stammen van “de kinderen Israëls.” Aanneming wordt niet alleen niet vermeld, maar ook niet eens geïmpliceerd. En laat er in gedachte worden gehouden, dat de Heidenen niet van de twaalf stammen komen, maar van vele natiën! {ABN5: 90.3}
Als er echter nog steeds wordt betoogd dat de 144.000 geen levende Israëlieten zijn maar Heidenen, en dus alleen Joden door aanneming, vertel ons dan alstublieft tot wie zij en de rest van de verloste Heidenen zullen worden
90
aangenomen? Als het ware Israëlisch geslacht niet langer bestaat, dan is aanneming niet langer mogelijk, want de levenden kunnen niet aangenomen worden tot de doden! (Zie Romeinen 8, 9.) {ABN5: 90.4}
WAT DUIDT DE “HEILIGE BERG” AAN?
Vraag Nr. 163:
Bij het behandelen van de verscheidene profetieën, past “De Herdersstaf” consequent de term: “de heilige berg” toe op Jeruzalem, de kerk, terwijl het de term: de glorieuze “heilige berg” (Dan. 11:45) toepast op de berg Sinaï. Welke reden geeft u aan voor deze omzeiling, als het ware, van de regel? {ABN5: 91.1}
Antwoord:
De uitdrukking: “de glorieuze heilige berg,” kan niet de kerk aanduiden, want het verband van de vers ondersteunt dat idee niet. In tegendeel, toont het duidelijk aan dat de koning van het noorden zal “voortgaan” van het “glorieuze land,” Palestina, en zijn tabernakels “planten” op de “glorieuze heilige berg,” terwijl andere schriftgedeelten aantonen dat de Heer zal “terugkeren” naar het glorieuze land, en Zijn tabernakels zal planten op Sion, de “heilige berg.” Zach. 1:16; 2:10-13; 8:3. Dus, omdat beide tabernakels niet op dezelfde plaats kunnen zijn, en omdat die van de Heer zal zijn in Jeruzalem, moet daarom vanzelfsprekend “de glorieuze heilige berg,” waar de koning van het noorden het zijne zal planten, ergens anders zijn. {ABN5: 91.2}
91
HOE KAN IK MIJ LATEN INSCHRIJVEN IN HET INSTITUUT?
Vraag Nr. 164:
Wat maakt iemand verkiesbaar voor inschrijving bij het Davidisch-Levitische Instituut? Welk deel van de onkosten van de student te Mt. Karmel wordt door de tweede tiende geregeld, en hoe hoeveel moet men contant betalen? {ABN5: 92.1}
Antwoord:
Allen zij die het Lidmaatschapscertificaat van de Associatie bezitten zijn verkiesbaar om zich in te schrijven bij het Davidisch-Levitisch Instituut. En er wordt vereist dat de inschrijver op de Bank van Palestina het Kwalificatieschoolgeld stort van $30. Dit honorarium zal zorgen voor zijn kamer, tafel, en wasgoed gedurende zijn oriëntatieperiode—zijn eerste twee maanden alleen. Als hij zich gemakkelijk zal hebben aangepast aan de handenarbeid-fase van zijn training en hij, gedurende deze twee maanden periode van oriëntatie, genoeg arbeidsloon zal verdienen om deze onkosten te bekostigen, dan kan het $30 schoolgeld worden gecrediteerd op zijn privé-of spaarrekening. {ABN5: 92.2}
Ter toevoeging wordt van hem vereist dat hij de som voor terugkeervervoer naar huis stort, zodat indien hij zou ondervinden zich niet te kunnen aarden bij het schoolprogramma, of hij voor welke andere reden dan ook zou besluiten om Mt. Karmel te verlaten, zowel hij als het Instituut ertegen zal zijn beschermd dat hij gestrand zou zijn zonder voldoende geldmiddelen om te vertrekken. {ABN5: 92.3}
Daarnaast wordt van hem vereist dat hij, gedurende de verlooptijd van de oorlog, zijn eigen bed (eenpersoons), veren, matras en beddengoed brengt. {ABN5: 92.4}
92
Het tweede tiende zorgt voor zijn onderwijs, boeken, en andere voorzieningen, en voor handenarbeidstraining-loon wat aan hem wordt betaald, boven hetgeen de Afdeling waarin hij is tewerkgesteld hem kan betalen—dat deel welke hij feitelijk niet verdient. Kortom, vanaf de tijd dat hij aankomt op Mt. Karmel, behoeft hij alleen maar te betalen voor hetgeen hij zou betalen als hij thuis was—tafel, kamer, wasgoed, kleren, en ander waar. {ABN5: 93.1}
(Zij die zich wensen in te schrijven, kunnen een aanvraag verzenden voor blanco inschrijfformulieren.) {ABN5: 93.2}
WACHTEN TOT NA REGISTRATIE, OF EERDER INSCHRIJVEN?
Vraag Nr. 165:
Zou een Davidiaan, die van plan is zich in te schrijven bij het Davidisch-Levitisch Instituut, en die de leeftijd van Selectieve Dienst Registratie nadert, zich moeten inschrijven na de registratie, of zou hij zich moeten inschrijven vóór de registratie, en dan zich registreren vanuit Mt. Karmel Centrum? {ABN5: 93.3}
Antwoord:
Elke Davidiaan die door God is geroepen om te studeren voor de bediening bij het Davidisch-Levitisch Instituut, maar die de leeftijd van Selectieve Dienst Registratie nadert, zou zich indien mogelijk optijd moeten inschrijven bij het Instituut om vanuit Mt. Karmel zich te registreren. {ABN5: 93.4}
Indien hij echter zich reeds heeft geregistreerd bij de Selectieve Dienst, maar van plan is zich in te schrijven bij het Instituut, dan zou hij, ongeacht of hij zijn
93
Selectieve Dienst-formulier 40 wel of niet heeft ingeleverd bij zijn plaatselijk bestuur van oorsprong, meteen het bestuur moeten verzoeken om hem over te dragen aan McLennan County, Texas, Plaatselijk Bestuur Nr. 4, ter classificatie. {ABN5: 93.5}
Als men verzuimt om deze overdracht vast te stellen voordat men vertrekt naar Mt. Karmel, kan men ondervinden dat het te laat is om dat te doen bij aankomst, en men zal dan niet in staat kunnen zijn om de ongelegen en onbevredigende gevolgen te voorkomen, die vaak gepaard gaan met het voorleggen van zijn geval per briefwisseling bij zijn Bestuur van Selectieve Dienst. {ABN5: 94.1}
Bovendien kan men, door het ondernemen van deze stappen na te laten, nauwelijks van een Bestuur verwachten dat zij hem ministeriele uitstel zullen verlenen. {ABN5: 94.2}
(Al het schuingedrukte door ons toegevoegd.)
——————–
WAT ZAL UW VOLGENDE STAP ZIJN?
Als u nu genoten, gewaardeerd en uw voordeel gedaan heeft door deze vraag en antwoord discussie van Boek Nr. 5 en als het uw wens is om verder te gaan, dan kunt u een verzoek inzenden voor Boek Nr. 6. Het zal u toegezonden worden als een Christelijke dienst zonder kosten of verplichtingen. {ABN5: 94.3}
94
Schriftuurlijke Index
95
Schriftuurlijke Index(Vervolg)