fbpx

Traktaat Nr. 5

 “Hoe lang hinkt gij op twee gedachten?”

DE ZEVEN BAZUINEN

Het Verslag van de Openbaarder

Openbaring 8:6-13; 9:1-4,13-19

Openb.8:6-13. “En de zeven engelen, die de zeven bazuinen hadden, maakten zich gereed om te bazuinen. En de eerste blies de bazuin, en er kwam hagel en vuur, vermengd met bloed, en het werd op de aarde geworpen; en het derde deel van de aarde verbrandde en het derde deel van de bomen verbrandde en al het groene gras verbrandde. {TN5: 3.1}

“En de tweede engel blies de bazuin, en er werd iets als een grote berg, brandend van vuur, in de zee geworpen, en het derde deel van de zee werd bloed, en het derde deel van de schepselen in de zee, die leven hadden, stierf, en het derde deel van de schepen werd vernietigd. {TN5: 3.2}

“En de derde engel blies de bazuin, en er viel een grote ster, brandend als een fakkel, uit de hemel, en zij viel op het derde deel der rivieren en op de bronnen der wateren. En de naam van de ster wordt genoemd Alsem. En het derde deel der wateren werd alsem en vele mensen stierven van de wateren, omdat zij bitter geworden waren. {TN5: 3.3}

“En de vierde engel blies de bazuin, en het derde deel van de zon werd getroffen en het derde deel van de maan en het derde deel van de sterren, zodat het derde deel daarvan verduisterd werd, en de dag voor het derde deel geen licht had en de nacht desgelijks. {TN5: 3.4}

“En ik zag en hoorde een engel vliegen in het midden des hemels, die met luider stem zeide: Wee, wee, wee hun, die op de aarde wonen, vanwege de overige stemmen van de bazuin der drie engelen, die nog bazuinen zullen!” {TN5: 3.5}

3

Openb.9:1-4. “En de vijfde engel blies de bazuin, en ik zag een ster, uit de hemel op de aarde gevallen, en Hem werd de sleutel van de bodemloze put gegeven. En hij opende de bodemloze put en er steeg rook op uit de put, als de rook van een grote oven; en de zon en de lucht werden verduisterd door het rook van de put. En uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde te voorschijn en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben. En hen werd gezegd, dat zij aan het gras der aarde geen schade zouden toebrengen, noch aan enig gewas, noch aan enige boom, maar alleen aan de mensen, die het zegel van God niet op hun voorhoofden hadden.” {TN5: 4.1}

Openb.9:13-19. “En de zesde engel blies de bazuin, en ik hoorde en stem uit de vier horens van het gouden altaar, dat voor God staat, zeggende tot de zesde engel, die de bazuin had: Laat de vier engelen los, die bij de grote rivier, de Eufraat, gebonden zijn. En de vier engelen, die voor een uur en een dag en een maand en een jaar waren gereed gehouden, werden losgelaten om het derde deel van de mensen te doden. En het getal der legerscharen van de ruiterij was tweehonderd duizend duizend; ik hoorde hun aantal. En aldus zag ik in dit gezicht de paarden en hen, die erop gezeten waren: zij hadden borstplaten van vuur, hyacinth en zwavel, en de koppen der paarden waren als leeuwenkoppen, en uit hun bek kwam vuur en rook en zwavel. Door deze drie plagen werd het derde deel van de mensen gedood: door het vuur en de rook en de zwavel, die uit hun bek kwamen. Want de macht der paarden ligt in hun bek en in hun staarten. Want hun staarten zijn als slangen, met koppen, en daarmede brengen zij schade toe.” {TN5: 4.2}

Vanaf de tijd dat Johannes deze ontzagwekkende symbolisatie had opgetekend, heeft de kerkelijke geschiedenis, door al haar bladzijden

4

heen, herhaaldelijk, bij het maken van iedere betredende poging om haar verborgenheid te ontgrendelen,  slechts geresulteerd in het nog meer barricaderen ervan met mysticisme en verwarring. Het is daarom noodzakelijk, teneinde een opheldering te brengen in het mysticisme, om allereerst

DE OORZAAK VAN DE VERWARRING TE VINDEN. {TN5: 4.3}

Alleen al het feit, dat het voor negentien eeuwen lang onderzoeken van het onderwerp om het te onthullen, het slechts nog meer ondoordringbaar heeft gemaakt, is het meest sterkst mogelijke bewijs dat God de Schriften beheerst, en Ze alleen openbaart op de goddelijke bestemde tijd. De waarheid van deze verklaring wordt overtuigend bewezen door de woorden van de engel: “Ik zal u te kennen geven, wat getekend is in het geschrift der waarheid; en er is niet een, die zich met mij versterkt tegen deze dingen, dan uw vorst Michael.” Dan.10:21. {TN5: 5.1}

En “wanneer Hij komt, de Geest der waarheid,” zegt Christus, in een breder uitleg van dezelfde waarheid, “zal Hij u in al de waarheid leiden.” Johannes 16:13. {TN5: 5.2}

Door dit vroegtijdig voortzetten en zonder de aanmoediging van de Geest der Waarheid, hebben menselijke pogingen dienovereenkomstig gefaald om de waarheid van de “bazuinen”te ontdekken en uit te leggen. En aangezien geen enkel schriftgedeelte ooit geopenbaard wordt zonder Inspiratie, dan zijn de uiteenzettingen van ongeïnspireerde gedachten daarom van eigenmachtige uitlegging, waarvan de Bijbel van te voren waarschuwt: “….geen profetie der Schrift is van eigen uitlegging.” 2 Pet.1:20. {TN5: 5.3}

5

Voordat iemand aldus de ladder der Waarheid kan beklimmen, moet hij zichzelf eerst vrijmaken van verkeerde theorieën, die hem in de duisternis gebonden houden. En om zichzelf los te krijgen van zulke gewichten der dwaling, teneinde de bovenste trede van de ladder der Waarheid te bereiken, moet hij zorgvuldig “alle dingen beproeven” en onderzoeken in

Openheid. {TN5: 6.1}

“Lees het Woord niet in het licht van vroegere meningen; maar onderzoek het zorgvuldig en in gebed, met een verstand vrij van vooroordelen. Als er bij het lezen, overtuigingen opkomen, en u ziet dat uw gekoesterde meningen niet in harmonie zijn met het Woord, probeert dan niet het Woord aan te passen tot die meningen. Laat uw meningen aangepast worden tot het Woord. Laat hetgeen u in het verleden heeft geloofd of gepraktiseerd, uw inzicht (of begrip) niet beheersen.”-Messages to Young People, blz. 260. {TN5: 6.2}

Deze voorname noodzaak confronteert op dringende wijze degenen, die geneigd zijn om als onbetwistbare bijbelse waarheden, theorieën aan te nemen, die het resultaat zijn van

Het Toevoegen Aan en Afnemen Van de Schriften. {TN5: 6.3}

Iedere uitlegging van een profetie, die toevoegt aan of afneemt van welke relevante schriftgedeelte dan ook, teneinde de interpretatie te harmoniseren, kan alleen maar vals zijn. Wanneer Gods Geest de Schriften uitlegt, hoeft Hij op geen enkel manier een deel ervan  te veranderen teneinde de uitlegging te doen

6

kloppen met datgene wat wordt geopenbaard. Bovendien, wanneer de ware verklaring van een profetie is gegeven, bevat het altijd een les van tegenwoordige waarheid, “die speciaal bedoeld was voor de behoeften van Gods volk” (De Grote Strijd , blz.563, The Great Controversy, blz.609) in de tijd dat het schriftgedeelte is geopenbaard. Dit wetende, is Satan voortdurend bezig om

de Weg te Banen voor het Zondigen tegen de Heilige Geest. {TN5: 6.4}

Niemand gaat verloren door het geloven in een valse (of verkeerde) interpretatie van een profetie, voordat de waarheid ervan is geopenbaard, tenzij de verkeerde interpretatie hem doet afwijken van een andere waarheid. Dergelijke individuen zijn echter in groot gevaar, omdat, zoals de geschiedenis het openbaart, zeer weinigen die aldus betrokken raken in dwaling, gewillig zijn om zichzelf te verootmoedigen door afstand te doen van hun dwaling en de waarheid aan te nemen, wanneer het bekend is gemaakt. Zij zijn daardoor in voortdurend gevaar van het zondigen tegen de Heilige Geest. En aangezien Satan zich hiervan heel goed bewust is, geeft hij verkeerde uitleggingen aan de profetieën voordat zij goddelijk geopenbaard zijn. Hij beseft zeer goed dat velen, die ongewillig zijn om gecorrigeerd te worden en hun fouten om te ruilen voor geopenbaarde waarheid, daardoor geleid zullen worden tot eeuwige vernietiging. De noodzaak is daarom hoogstbelangrijk, dat de onderzoeker der waarheid zichzelf versterkt  met alle eerlijkheid en nederigheid, omdat het licht der waarheid nu doordringend wordt gekeerd tot

Populaire Theorieën. {TN5: 7.1}

Om te beginnen wordt de aandacht van de lezer getrokken tot het boek van Ouderling Uriah Smith, oorspronkelijk

7

 getiteld Gedachten over Daniël en de Openbaring, en later Daniël en de Openbaring, waarin er, onder andere onderwerpen, wordt verklaard het onderwerp van “de zeven bazuinen.” Hierbij zal men opmerken, dat Ouderling Smith niet de oorspronkelijke schrijver is van de uiteenzetting van de bazuinen. De oorspronkelijke schrijvers waren de heren Keith, Clark, Barnes, en anderen. “Tot zover,” zegt Ouderling Smith, “heeft Keith ons verschaft met een illustratie van het bazuinen van de eerste vijf bazuinen.”-Daniël en De Openbaring, blz.506. {TN5: 7.2}

Verder in hetzelfde hoofstuk, en in een uitlegging van Openbaring 9:17, lezen wij: “Zoals de Turken hun vuurwapens te paard afschoten, zou het voor de van verre afstand bekijkende toeschouwer lijken, alsof het vuur, de rook en de zwavel uit de bek van de paarden voortkomt, zoals wordt weergegeven op de begeleidende afbeelding.”-Idem, blz.510. “Barnes denkt dat dit het geval was,” vermeldt Ouderling Smith; “en een verklaring van Gibbons bevestigt dit standpunt.”-Idem, blz.510, voetnoot. {TN5: 8.1}

Het is dus duidelijk, dat de uitlegging van de zeven bazuinen, zoals het wordt gevonden in Gedachten over Daniël en de Openbaring, niet was voortgekomen uit de Kerkgenootschap der Zevende Daags Adventisten. Maar het plaatsen van hun bevestiging (of erkenning) erop, doet het lijken op een Zevende Daags Adventistische leerstelling. Met andere woorden, de beweringen van ongeïnspireerde mannen, die de Z. D. A. stempel van goedkeuring hebben, worden tot de Z.D.A. lekenbeweging voorgehouden als betrouwbare, Z.D.A. bijbelse leerstellingen. Dit bewijst dat de meerderheid der Zevende Daags

8

 Adventisten, zoals alle anderen, niet vragen: “Is het waarheid? -in overeenstemming met Gods woord? maar: Door wie wordt het ondersteund?”-Getuigenissen voor Predikanten (Testimonies to Ministers), blz.106. En als de bewering via een welbekende kanaal komt, nemen zij het over het algemeen zonder twijfel aan! {TN5: 8.2}

Een mooi voorbeeld is hun zonder aarzelen applaudisseren bij zulke manipulaties zoals het rationaliseren van “de leeuwenkoppen” (in het symbolisme van Openbaring 9:17) tot koppen van Arabische paarden, en de slangachtige staarten (Openb.9:19) tot gewone paardenstaarten (zoals wordt bewezen door de begeleidende afbeelding), teneinde de bazuinen in verband te brengen met de Turkse oorlogen! {TN5: 9.1}

Maar het is nog erger, dat zij zonder aarzelen overeenstemmen, dat het “vuur,” de “rook”en de “zwavel”, niet voortkwam, zoals Johannes het zag, uit de leeuw-achtige bekken, maar eerder uit een geweer in de hand van een Turk! {TN5: 9.2}

Hun aanvaarding van deze toevoegingen aan en afnemingen van de heilige Schrift, een praktijk die afgekeurd wordt door de Schriften (Openb.22:18,19), toont aan dat zij slachtoffers zijn van een gebrekkig visioen, wat maakt dat zij denken dat zij gelijk hebben, terwijl zij allen het bij de verkeerde eind hebben (Getuigenissen, Deel 3, Testimonies, Vol.3. blz.252,253). {TN5: 9.3}

Hun ondersteuning aan een dergelijk praktijk, ondermijnt bovendien het geloof in de Bijbel, want als de Openbaarder het verkeerd heeft gezien in een geval, kan hij dan ook niet in andere gevallen een vergissing hebben gemaakt? En als wij niet kunnen rekenen op het boek De Openbaring,

9

 dat het precies is zoals het leest, hoe kunnen wij dan ons vertrouwen stellen op ieder ander deel van de Bijbel? En als geïnspireerde profeten niet de daadwerkelijke waarheid kunnen verkondigen over wat zij zien, hoe kunnen dan ongeïnspireerde onderzoekers van hun geschriften dat wel

10

verkondigen? Aldus zullen degenen, die leren om “verantwoording” te geven “aan al wie” hen “rekenschap vraagt van de hoop, die in” hen “is,” geen probleem hebben met het beantwoorden van de vraag: {TN5: 9.4}

Heeft Johannes het Goed Gezien?

Weliswaar was de ziener van Patmos een zondig mens net als wij, maar degene die zijn geschriften dicteerde-de grote en feilloze Ik Ben, de Opzichter en Proeflezer van de Schriften-was daar om erop toe te zien, dat Johannes een betrouwbaar verslag maakte van wat hij zag, omdat de juiste waarheid van het symbolisme voor ons van levensbelang is. Het is waarlijk onmogelijk, dat de Heer onze verlossing op het spel zou zetten, door het symbolisme zo ver van het gezichtsvermogen van Johannes weer te geven, dat hij het niet accuraat kon zien en opschrijven, en daarbij ook nog verwachten ons erdoor te kunnen redden. {TN5: 11.1}

Als Johannes faalde om de symbolen in het visioen correct te zien, zoals deze zogenaamde geleerde en ervaren mannen schijnbaar oprecht verklaren, impliceert het dan niet dat God onverschillig is in het al dan niet op een misleidende manier openbaren van waarheid dat essentieel is voor onze redding? En zo niet, en als Johannes het verkeerd had, waarom heeft God hem dan niet gecorrigeerd? Was het onmogelijk voor Hem om Zijn profeet hier te corrigeren? {TN5: 11.2}

“En de tweede engel,” zegt de Openbaarder, goot zijn schaal uit in de zee, en zij werd bloed als van een dode; en alle levende ziel is gestorven in de zee.” Openb.16:3. {TN5: 11.3}

11

Als Johannes, zoals er wordt beweerd, niet precies kon zien waar het “vuur,” “rook,”en “zwavel” vandaan kwam, hoe kon hij dan zien dat “alle” levende wezens, zoals hij zegt in de zojuist geciteerde woorden, op de bodem der zee waren gestorven? Welke toestand is moeilijker om met exactheid te zien? {TN5: 12.1}

Het aannemen en het leren van dergelijke interpretaties, is een uithangbord voor het bewijs dat er tegenwoordig een grove duisternis is over de kerk, die zowel de leken als de wachters omgeeft, die beweren dat zij de “mannen van ervaring” zijn, die vermeld staan in Getuigenissen, Deel 5 (Testimonies, Vol.5), blz.293, en die nader worden toegelicht in Traktaat Nr.4, De Laatste Nieuws voor Moeder, Herziende Editie, blz.32-35. Hoewel deze mannen uitermate “onbekwaam zijn in het Woord,” zoals wordt gezien uit de voorafgaande opmerkingen, verbieden zij dat alles wat nieuw is en waarin zij geen licht zien, tot de mensen gebracht wordt. En ondanks het feit dat zulke volkomen onwettige en licht-verduisterende restricties zijn bedacht om de mensen voor altijd in hun dwalingen te houden, accepteren de leken hen zonder twijfel, en beschouwen degenen die ze bedenken als wijze en oprechte vrienden. En allen die weigeren om gebonden te worden aan deze restricties, worden “verstoten” (Jes.66:5), terwijl er menigten, die niet geloven in de Geest der Profetie, worden aangehouden, en andere menigten met soortgelijke ongeloof  worden aangenomen als leden met een goede reputatie! Aldus wordt opnieuw in scene gezet, de uitnemende zonde van de Joden, welke uit de lippen van de Heiland de doordringende verklaring voortbracht:

12

“Indien nu wat licht in u is, duisternis is, hoe groot is dan de duisternis!” Matt.6:23. {TN5: 12.2}

“De vijand,” zegt de Geest der Profetie, “bereidt zich voor op zijn laatste onderneming tegen de kerk. Hij heeft zichzelf zodanig uit het gezicht verborgen, dat velen nauwelijks kunnen geloven dat hij bestaat, en nog minder ervan overtuigd kunnen worden van zijn verbazingwekkende activiteit en macht. Zij hebben voor een groot deel zijn verslag uit het verleden vergeten, en wanneer hij een andere voorgaande handeling uitvoert, zullen zij hem niet herkennen als hun vijand, de oude slang, maar zij zullen hem beschouwen als een vriend, als iemand die een goed werk doet.”-Getuigenissen, Deel 5 (Testimonies,Vol.5), blz.294. {TN5: 13.1}

O, wat een grote duisternis heeft de mensen bedekt! Zult u, Broeder, Zuster, in kalme onbezorgdheid neerzitten, en toekijken hoe de vijand hen blindelings in de hel dompelt? De Heer zegt: “Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten. Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster.” Openb.22:16. Dan voegt Hij eraan toe de angstaanjagende aankondiging: “Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort; Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek beschreven zijn; en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het Boek des Levens en van de Heilige Stad, en van de dingen die in dit

13

boek beschreven zijn.” Openb.22:18,19 (K.J.V.). {TN5: 13.2}

Indien Johannes nu faalde in zijn werk, en de Schriften inderdaad zo onvolmaakt geschreven zijn zoals de hierin onderzochte uitleggingen ons dwingen te concluderen, hoe durft Christus ons dan, onder belasting van zulk een vreeswekkende vonnis, te bezweren om niet te sleutelen aan het Heilig Woord van God? Want indien Johannes het verkeerd had in wat hij schreef, dan gaan wij verloren. En als wij zijn geschriften veranderen, gaan wij ook verloren! Wat nu? Waren de Schriften bedacht voor onze vernietiging in plaats van voor onze verlossing? Geen denken aan! De zojuist geciteerde, onveranderlijke woorden van Jezus, bevestigen dat Zijn Boek volmaakt is, en dat Het door niemand veranderd hoeft te worden. {TN5: 14.1}

Het is echter ironisch, dat dezelfde mensen die gewoonlijk betrokken raken in het beoefenen van het veranderen van de Schriften, degenen zijn die het luidst spreken over een grote zorg ervoor dragen dat men niet verstrikt raakt in valse leerstellingen. En om hun rede te ondersteunen, houden zij zichzelf zorgvuldig op afstand van alles wat nieuw is, dat niet van hen zelf afkomstig is. Dezulken zullen nooit over hun vreselijke blindheid heen komen, totdat zij naar “oogzalf” (Inspiratie) beginnen te zoeken als naar goud, want alleen nieuwe waarheid kan hun ogen openen, hun dwalingen ontmaskeren, en hen doen overhalen tot de waarheid. Satan echter, wetende dat hun zicht snel zal genezen als zij met een open hart tot het licht komen, vervult hen daarom met vooroordeel, om hen ervan te weerhouden om een onbevooroordeelde persoonlijke onderzoek te doen tot de openbarende

14

 waarheden.   {TN5: 14.2}

Dergelijken zijn de “lauwe” kerkleden, die geen gelijke tred hebben gehouden met het licht, en die als resultaat zijn achtergebleven bij iedere vooruitgang der waarheid. Terwijl degenen, die ontevreden waren met hun mate van verlichting, die “of koud of heet” zijn, zijn voortgegaan met tegenwoordige waarheid in iedere generatie. {TN5: 15.1}

Laat daarom de ernstige waarheid nooit worden vergeten, dat Gods kerk in geen enkele tijd op een dwaalspoor werd gebracht door het onderzoeken van nieuwe leerstellingen, die aan haar deuren klopten, pleitende om aanvaard te worden. In tegendeel is zij vele keren in duisternis gelaten door luiheid, onverschilligheid, en vooroordeel in het onderzoeken om uit te vinden of de zogenaamde “vreemde leringen” al dan niet van God waren. En jammer genoeg vindt dezelfde toestand plaats in deze tijd. {TN5: 15.2}

“Wij hebben veel meer te vrezen van binnen,” verklaart de Geest der Waarheid, “dan van buiten. De obstakels van de kerk, tegen kracht en succes, zijn veel groter dan die van de wereld.”-Christus Onze Gerechtigheid (Christ Our Righteousness), blz.45. {TN5: 15.3}

Tegenwoordig roepen kerkleiders en predikanten, net als in vroegere tijden, het uit tegen elke toename van licht, en zij weerhouden de mensen ervan. Tegelijkertijd voeden zij de kudde met zoveel met-waarheid-bedekte dwaling, dat de schapen geestelijk uitsterven. {TN5: 15.4}

“De voeding, die wordt voorbereid voor de kudde, zal geestelijke vertering, achteruitgang en dood veroorzaken. Wanneer degenen, die belijden te

15

 geloven in tegenwoordige waarheid, tot bezinning komen, wanneer zij het Woord Gods aannemen zoals het leest, wanneer zij niet meer trachten de Schriften te verdraaien, zullen zij vanuit de schatkamer van het hart oude en nieuwe dingen voortbrengen, om zichzelf en degenen waarvoor zij arbeiden, te versterken.”-Review and Herald, Deel 78, Nr.25,Dinsdag, 18 juni, 1901. (Zie ook Early Writings, blz.62/Eerste Geschriften, blz.64) {TN5: 15.5}

Zulk een goede praktijk wordt echter, daar het niet naar zijn wens is, door Satan eindeloos tegengewerkt, om het te voorkomen. En zijn misleidingen zijn zo machtig, dat de “bokken” onder de “schapen”,onwetend en tegen hun eigen eeuwig belang zichzelf tot instrumenten verlenen voor het volbrengen van zijn dodelijke plannen. {TN5: 16.1}

De originele titel van het boek van Ouderling Smit, Gedachten over Daniël en De Openbaring, erkent dat hij het boek niet heeft bedacht en geopenbaard. Het woord “gedachten,” wat een idee, een theorie aangeeft, niet een absolute waarheid, toont aan dat hij alleen maar het boek heeft aanbevolen aan de lezers ervan voor wat de inhoud ook waard mag zijn voor hen. Natuurlijk heeft hij dit gedaan, met de onbetwistbare verstandhouding inbegrepen, dat wanneer de tijd er is voor de “ontvouwing van de rol” (Getuigenissen/Testimonies, Deel/Vol. 6, blz.17), wanneer de geschriften van Daniël en van Johannes de Openbaarder verlicht zullen worden, de lezer zijn “gedachten,” als zij verkeerd zijn, zou omruilen voor de waarheid, zoals het de nederige volgeling van Christus altijd betaamt. {TN5: 16.2}

16

De kerkgenootschap echter, die voorbijgaat aan de bescheiden bedoelingen van de schrijver, heeft bij de latere uitgaven van het boek het woord “gedachten” weggelaten, het eerste woord van de oorspronkelijke titel. En nu proberen sommige leidinggevende mannen ons te doen geloven dat Zuster White werd getoond dat een engel de hand van ouderling Smith begeleidde terwijl hij de theorieën van ongeïnspireerde mannen opnieuw uitbracht! En zodoende wordt het duidelijk dat, hoewel een groot deel van het boek de absoluutheid van de Schriften benadeelt, de aanhangers van het boek desondanks tegen elke prijs de dwalingen aannemen-zelfs ten koste van de waarheid! Hun verheffing van de verzinsels van mensen, en hun bestempeling daarvan als dragende de zegel van Inspiratie, terwijl zij de juistheid van De Openbaring onderschatten, bewijst waarlijk dat Satan degene is die hen tot e deze rationalisering heeft geleid. {TN5: 17.1}

Ook nog belijden deze commentators enerzijds meer te weten over het visioen van Johannes dan Johannes zelf, terwijl deze aanhangers van de geschriften van Uriah Smith anderzijds handelen alsof zij meer weten over zijn ervaring met Inspiratie dan hijzelf wist, want hij beweerde nooit dat hij geïnspireerd was, terwijl zij verklaren dat hij dat wel was. En nu daar de apostel Johannes, Ouderling Smith en Zuster White dood zijn en zichzelf niet kunnen verdedigen, kan de levende menigte, slapende onder de bedekking van hun zonden, de valstrikken van de duivel niet herkennen. Wat een les is dit, om de raad van de Heer te volgen, om Zijn woord te vertrouwen, zelfs tot “een jota of een tittel” (Matt.5:18), en indien nodig ieder

17

sterfelijk wezen te wantrouwen (Jes.2:22)! {TN5: 17.2}

Als degenen die groot licht hebben, en die belijden dat zij “de geboden van God bewaren, en de getuigenis van Jezus hebben,” aldus durven om te gaan met de Bijbel en de Geest der Profetie, is het dan verwonderlijk, dat er zoveel twijfel is over de inspiratie van de Schriften en dat er bijna ontelbare interpretaties ervan zijn? {TN5: 18.1}

Ons gedrag als Z.D.Adventisten heeft maar al te nauwkeurig de profetie tegen de Laodiceanen vervuld, en bestempelt ons aldus onuitwisbaar als dat volk. Laat ons daarom onze zonden belijden, en met blijdschap de raad van de Vader aannemen: “Omdat gij zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet niet , dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte, raad Ik u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur gelouterd is, opdat gij rijk moogt worden, en witte klederen, opdat gij die aandoet en de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde; en ogenzalf om uw oogleden te bestrijken, opdat gij zien moogt.” Openb.3:17,18. Met de ogen aldus bestreken, zal men dan al zoekende naar de waarheid, ontdekken dat

Zuster White Nooit Heeft Gezegd Dat Het Boek Geïnspireerd is. {TN5: 18.2}

Elke laatste voortdurende twijfel of Zuster White niet zei en niet had kunnen zeggen dat het boek Gedachten over Daniël en De Openbaring geïnspireerd is, wordt volledig verbannen

18

 door Ouderling Arthur L.White in de volgende brief: {TN5: 18.3}

“Er is onder onze oudere werkers een aantal mensen die denken dat Mw. White woorden heeft geschreven die beweren dat zij in een visioen een engel zag staan ter zijde van Ouderling Uriah Smith, en hem hielp terwijl hij het bovenaan vermelde boek schreef. Een zorgvuldig onderzoek echter in de dossiers van haar manuscript heeft gefaald om een dergelijke verklaring onder haar geschriften vrij te geven, en wij geloven dat een dergelijke verklaring niet staat geschreven…Ouderling A.C.Bordeau sprak enige jaren geleden de volgende verklaring uit: {TN5: 19.1}

“’Vele jaren geleden, toen de overleden Ouderling Uriah Smith het boek “Gedachten over Daniël en De openbaring”schreef, terwijl Ouderling James White en Ellen G.White bij mij thuis waren in Enosburg, Vt., ontvingen zij per post een rol afgedrukte proefbladen over “Gedachten over Openbaring” die Ouderling Smith naar hen had verzonden. Broeder White las delen ervan voor aan het gezelschap, en drukte veel plezier en tevredenheid uit omdat zij zo beknopt ern duidelijk waren geschreven. Toen verklaarde Zuster White als volgt uit wat haar werd getoond:– {TN5: 19.2}

“ ‘De Heer inspireert Broeder Smith-leidt zijn verstand met Zijn Geest, en een engel begeleidt zijn hand bij het schrijven van deze “Gedachten over Daniël en de Openbaring.’” {TN5: 19.3}

“’Ik was aanwezig toen deze woorden werden gesproken.”’ {TN5: 19.4}

(Getekend) A.C.Bordeau.’” 

19

“Bij het schatten van de nauwkeurigheid van de woorden die werden toegeschreven aan Mw.White door Ouderling Bordeau,” vervolgt Ouderling Arthur White, betreffende Ouderling Bordeau’s verklaring, “moet men gedenken dat een aantal jaren zijn voorbijgegaan tussen het betreffende incident en de beschrijving ervan. Wij kunnen niet consequent geloven dat zij het idee probeerde bekend te maken dat Ouderling Smith op dusdanige wijze was geïnspireerd dat zijn geschriften onfeilbaar waren. {TN5: 20.1}

***

“Ouderling W.C.White getuigt dat hij aanwezig was toen Ouderling Smith werd overgehaald om acht-en-dertig verbeteringen aan te brengen in de vroegere uitgaven van Gedachten over Daniël en De Openbaring, maar het besef hiervan vermindert in geen geval zijn enthousiasme betreffende de verkoop van dit wonderbaarlijk boek. {TN5: 20.2}

***

“Van tijd tot tijd, wanneer er aan hen wordt verzocht om enige uiteenzettingen van profetie te beschouwen, …weigeren onze broeders om een openhartig gehoor daaraan te geven en zij rechtvaardigen per ongeluk hun handeling door te zeggen dat Mw.White dit boek heeft bestempeld met goddelijke goedkeuring.  Dit standpunt staat in tegenstelling tot reden en de Getuigenissen.” {TN5: 20.3}

Ter toevoeging tot aansprakelijkheid voor de zojuist geciteerde verklaringen, beëindigt de brief met de kredietlijn: “Verklaring voorbereid door W.C.White en A.L.White, Kantoor ‘Elmshaven’, St.Helena, Calif., 22 Februari, 1934.” {TN5: 20.4}

Van wat dit document op tegenstrijdige

20

 wijze zegt aangaande de verkoop van het boek, is het nogmaals op te merken dat onze broeders bij lange na niet zo zorgvuldig zijn als zij ons proberen te doen geloven aangaande wat zij leren en aan het publiek overdragen. Let op wat het zegt: “…maar het besef hiervan[de fouten] vermindert in geen geval zijn [W.C.White’s] enthousiasme betreffende de verkoop van dit wonderbaarlijk boek”! Een duidelijkere belijdenis van iemands mentale blindheid, zou voor iemand waarlijk moeilijk zijn dat opzettelijk voor te bereiden! {TN5: 20.5}

Dat Ouderling Smith niet alleen ongeïnspireerd was, maar ook dat zijn leringen in directe tegenstelling zijn tot wat Zuster White in visioen werd getoond, wordt echter betuigd door de volgende verklaring uit een eerdere Z.D.A. publicatie: {TN5: 21.1}

“Ik zag,” zegt Zuster White, “dat allen die ‘het merkteken van het beest en van zijn beeld niet wilden ontvangen op hun rechterhand of op hun voorhoofd,’ niet konden kopen of verkopen [Openb.13:15-17]. Ik zag dat het getal (666) van het Beeld-beest [het twee-hoornig beest van vers 11] was opgemaakt; en dat het het beest [het tien-hoornig beest van vers 1] was dat de sabbat had veranderd, en dat het Beeld-beest [het twee-hoornig beest] het achterna volgde, en de sabbat van de paus, en niet de sabbat van God, vierde.”-Een Woord Tot de Kleine Kudde, blz.19. {TN5: 21.2}

In tegenstelling tot deze door-de hemel-gegeven standpunt schrijft het boek Gedachten over Daniël en De Openbaring het getal “666” toe aan de paus.

21

 Hieruit zien wij dat Ouderling Smith niet dezelfde Inspiratie deelde die Zuster White begeleidde. Hoewel hij als haar volgeling door haar beïnvloed was, geeft zijn boek echter aan dat hij ook werd beïnvloed door de geschriften van ongeïnspireerde schrijvers. Daar het boek leerstellingen bevat van zowel haar als van hun geschriften, is het daaruit volgend een mengsel van waarheid en dwaling. {TN5: 21.3}

Maar het meest onvergeeflijke deel van de hele zaak is dat de leidinggevende broeder volledig de geïnspireerde visioen betreffende het getal 666 (Openb.13:18)hebben genegeerd, en daarvoor in de plaats hebben zij bijna eenstemmig deze tradities en theorieën van mannen hebben aangenomen. Het droevige resultaat is dat zij blind zijn geworden voor het licht, opstandig tegen de Geest van Christus, en daaruit volgend onbetrouwbare dienstknechten, ongeschikt en gediskwalificeerd als leiders van Zijn volk. En desondanks gaan zij met zelfgenoegzaamheid door, zichzelf ervan verzekerend dat zij de “mannen van ervaring” zijn, die alleen bekwaam zijn om te onderzoeken en te beslissen of de boodschappen die tot het volk komen al dan niet van God afkomstig zijn! Een aanspraak op een bevoegdheid zijnde waarop niemand het recht heeft om het zich toe te eigenen, is dit het onderdrukkende zaad van eigenwaan en

Verblindende Tegenstrijdigheid. {TN5: 22.1}

“Nou, ik denk heel vaak na over Zuster White en haar geschriften,” begint een Z.D.A.-predikant bij een van onze Conferenties in Californië, in een poging om een zekere broeders vertouwen in Zuster White’s

22

geschriften teniet te doen. “Ik lees ze zelf ook,”vervolgt hij, “maar zoals ik u getoond heb, neemt noch de mannen van de Generale Conferentie, noch zijzelf, noch wie dan ook, haar erg serious; zij nemen alleen maar aan wat hen schikt en laten de rest na.” {TN5: 22.2}

 Terwijl de Z.D.A.-ambtenaren degenen, die de Staf(the Rod) aannemen, hun lidmaatschap ontzeggen, met het argument dat het in strijd is met Zuster White’s geschriften, ontzien zij zulk een uitermate ondermijnende verklaring als de net geciteerde, en staan de uitspreker ervan toe om, terwijl hij een inkomen ontvangt, zijn onheilig werk voort te zetten. Als zij oprecht waren in hun gebaar van het afschrijven van Staf-(Rod-)aanhangers, zouden zij nooit predikanten, die openlijk leren en schrijven tegen de geschriften van Zuster White,  aanhouden en ondersteunen.  Dan zouden zij hen allereerst het lidmaatschap ontzeggen. {TN5: 23.1}

Als de zojuist geciteerde predikant gelijk heeft over wat hij schrijft over de leden van de Generale Conferentie, dan is hun afschrijving van iemand die de Herders Staf (The Shepherds Rod) bestudeert, om de valse reden dat het in strijd is met Zuster White’s geschriften, en tegelijkertijd zichzelf (met hun ongeloof in haar geschriften) in ambt houden, op zijn zachts gezegd, een verblindende tegenstrijdigheid. Of zelfs als hij hen vals beschuldigt, dan is het feit dat zij hem in zijn functie houden, een andere, zeer vreemde tegenstrijdigheid. {TN5: 23.2}

De handelwijze van de grote meerderheid, die volledig de hier geciteerde uitdagende belijdenis uitdraagt, beschuldigt de leidinggevende broeders

23

onvermijdelijk ervan, dat zij Zuster White’s geschriften niet onbetwistbaar aannemen als zijnde geïnspireerd, maar in plaats daarvan ze alleen maar gebruiken als het schikt, als een hulpmiddel, als dekmantel om de leken in de maling te nemen, en daarbij het licht van hen weg te houden. {TN5: 23.3}

Door deze zelf ingestelde voorrecht op zich te nemen, drijven zij als het kwaad zijnde degenen uit, die hun beslissingen niet accepteren, terwijl zij in goede reputatie de menigten behouden, die, hoewel zij twijfel en ongeloof koesteren in de Geest der Profetie, blindelings op hen vertrouwen en naar hun pijpen dansen. In het afschrijven van dezulken die het niet met hen eens zijn, en het behouden van dezulken die hen verheffen, ondanks dat diegenen ongeloof tonen in de Geest der Profetie of de geboden van God overtreden, veronderstellen deze mannen als gevolg zichzelf boven God te plaatsen! Zal het licht over deze toestand de kerk niet aansporen om acht te slaan op de volgende raad?- {TN5: 24.1}

“Maar behoed u voor het verwerpen van datgene wat waarheid is. Het grote gevaar voor ons volk is dat het zich afhankelijk heeft gesteld van mensen, en vlees tot haar arm maakt. Degenen die niet de gewoonte hebben om de Bijbel zelf te onderzoeken, of bewijzen te overwegen, hebben vertouwen in de leidinggevende mannen en aanvaarden de beslissingen die zij nemen; en aldus zullen velen juist de boodschappen verwerpen die God tot Zijn volk zendt, als deze leidinggevende broeders ze niet aannemen.” -Getuigenissen voor Predikanten (Testimonies to Ministers), blz. 106. {TN5: 24.2}

“U heeft het recht niet om te beheren,” zegt

24

de Geest der Waarheid verder, “tenzij u beheert onder Gods bevel. Staat u onder Gods leiding? Ziet u uw verantwoording in tot Hem? …Dat deze mannen op een heilige plaats zouden staan om als de stem van God tot het volk te zijn, zoals wij eens geloofden dat de Generale Conferentie zou zijn,–dat is verleden tijd. Wat wij nu willen is een re-organisatie”(Bulletin van de Generale Conferentie, 34ste sessie, Deel 4, Extra Nr.1, 3 April 1901, blz. 25, Rubriek 1,2), in plaats van de tijd te verspillen aan het stellen van de vraag:

Waarom Liet Hij de Dwalingen Toe? {TN5: 24.3}

Het afvragen waarom God het toelaat dat er dwalingen insluipen onder Zijn volk, en zo wijd en zijd verspreid worden, is hetzelfde als het afvragen waarom Hij het toeliet dat er dwalingen rond Zijn vroegere volk binnendrongen tot zo een mate dat zij uiteindelijk zodanig vervreemden van het inzicht tot het ware centrale punt van de gehele ceremonieel systeem-de grote, onfeilbare Wegwijzer, de lang verwachte Zoon van God-waardoor Hij niet alleen uit het oog werd verloren, maar dat Hij, toen Hij was gekomen, ook nog werd verworpen en gekruisigd tussen dieven! {TN5: 25.1}

De reden waarom het Joodse volk tot deze duistere en tragische koers werd geleid, is omdat zij de profeten, die God zond om hun verkeerde wegen te corrigeren, verwierpen en doodden, totdat er “geen herstel meer mogelijk was.” 2 Kron. 36:16. De ervaring van de hedendaagse kerk heeft in elk punt dat van de Joden geëvenaard. In feite, “Zeide de engel: ‘Gij hebt erger gedaan dan hen.’”-Getuigenissen (Testimonies),

25

Deel 1, blz. 129. Zelfs vanaf het begin heeft het Israël van vandaag betreffende de Getuigenissen gezegd: “Wij zullen dat gedeelte geloven waarvan wij denken dat het van God is, en zullen geen acht slaan op het andere deel.” -Idem, blz. 234. {TN5: 25.2}

“Als de Heer voor het oog van deze klasse mensen in onze tijd een visioen zou geven,” openbaart de Geest der Profetie verder, “dat hun fouten zou aanwijzen, hun eigen gerechtigheid zou berispen en hun zonden zou afkeuren, zouden zij in opstand komen, zoals de inwoners van Nazaret dat deden, toen Christus hen hun ware toestand toonde.” -Getuigenissen (Testimonies), Deel 5, blz.689. {TN5: 26.1}

Het is daarom hoog tijd om te ontwaken tot deze roeping: {TN5: 26.2}

“Waak op, waak op, trek uw sterkte aan, o Sion! Trek uw sierlijke klederen aan, o Jeruzalem! Gij heilige stad.” “Sta op, word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid des Heren gaat over u op.” Jes. 52:1;60:1. Verblijf niet langer in blindheid en vooroordeel, maar kom en laat ons tezamen richten-ten eerste om uit te vinden of de bazuinen

Symbolisch of Letterlijk zijn-Wat is Waar? {TN5: 26.3}

Alleen wanneer deze vraag juist is beantwoord zullen wij de sleutel-de juiste verklaring-hebben, om de grote symbolische schatkamer der waarheid te openen. Laten wij, bij het inleiden van dit onderzoek, logischerwijs beginnen bij het begin van Johannes’ verslag over zijn visioen van de bazuinen. {TN5: 26.4}

 Openb.8:7. “De eerste engel heeft

26

gebazuind, en er is geworden hagel en vuur, gemengd met bloed, en zij zijn op de aarde geworpen; en het derde deel der bomen is verbrand, en al het groene gras is verbrand.” {TN5: 26.5}

Wij weten, dat letterlijk “vuur,” “hagel,” en “bloed,” als zij samengevoegd zouden worden, zou resulteren in het smelten van de hagel, en het verbranden van het bloed, door het vuur. Dit resultaat vond echter niet plaats nadat deze drie elementen, het “hagel” en “vuur”en “bloed,” samengevoegd werden bij het blazen van de eerste bazuin. Het is daarom onvermijdelijk, dat zij symbolisch verklaard moeten worden. En deze conclusie wordt opnieuw versterkt door het feit dat het vuur al het “groene gras,” en alleen een “derde deel” van de “bomen” verbrandde. Deze onnatuurlijke omstandigheid maakt de conclusie onvermijdelijk dat het droge gras, dat veel makkelijker verteerd wordt, onbeschadigd is gebleven; anders zou er geen vermelding gemaakt worden over welk soort gras door het vuur werd verteerd. Maar aangezien het in tegenstelling is tot de natuur dat het droge gras niet verteerd wordt bij de verbranding van groen gras, zijn het “groene gras”en de “bomen” daarom symbolisch voor iets levends, en kwetsbaar voor beschadiging, daar het droge gras dat niet is. {TN5: 27.1}

En als laatste bewijs, in “goede, neergedrukte, …overlopende maat” (Lucas 6:38), dat de bazuinen symbolisch zijn, richten wij ons aandacht op  de hoofdgebeurtenissen die plaats zullen vinden in verband met enigen der andere bazuinen. {TN5: 27.2}

Bij het blazen van de tweede bazuin, “werd iets als een grote berg,” brandend

27

van vuur, “in de zee geworpen.”  Als de “berg” niet symbolisch was, dan zouden de golven, nadat het in de “zee”was geworpen, het vuur hebben uitgeblust, of het vuur zou het water in stoom hebben veranderd. In plaats daarvan echter, werd een deel van de zee “bloed”-een toestand die volledig onlogisch, en ook nog on-historisch is. {TN5: 27.3}

Vanzelfsprekend zijn dan de “berg,” het “vuur,” de “schepen,” de “schepselen,” en het “leven” dat zij hadden, elk figuurlijk. Evenzo ook de zee, want alleen de “schepselen” die in de zee zijn, en die “leven” hadden, “stierven,” wat aantoont dat er anderen waren die geen leven hadden maar desondanks voort leefden. Als de schepselen niet symbolisch zijn, dan zou het overbodig zijn om te zeggen dat zij die “leven hadden,” “stierven.” Want hoe konden zij dan sterven, tenzij ze leven hadden? Een letterlijke zee is bovendien nooit onbeweeglijk, maar altijd golvend. Als deze “zee” dienovereenkomstig letterlijk was, zou het onmogelijk zijn om het “bloed” binnen de grenzen van het “derde deel der zee” te houden. {TN5: 28.1}

Als de “ster,” die bij het blazen van de derde bazuin, op “het derde deel der rivieren, en op de fonteinen der wateren” viel, niet symbolisch maar letterlijk was, zou het de aarde uit haar baan doen schudden en het vernietigen! {TN5: 28.2}

Bij het blazen van de vierde bazuin, werd “het derde deel” van de “zon,” de “maan,” en de “sterren,” “geslagen.” Aangezien het echter

28

onmogelijk is om de lichtgevende hemellichamen te slaan, dan zijn dezen, die hier als “geslagen” staan opgetekend, duidelijk symbolisch. Dit wordt ten tweede male duidelijk gemaakt met het licht van de wetenschap, dat al zouden zij letterlijk zijn, en een deel van hen waarlijk werd geslagen (of getroffen), dan zou het resterende, niet getroffen, tweede deel van deze lichamen alsnog meer dan genoeg licht geven om duisternis te voorkomen. {TN5: 28.3}

Uit de “rook,”die bij het blazen van de vijfde bazuin, uit de “bodemloze put” opkwam, kwamen er fantastische “sprinkhanen” voort, die in een onbestaanbare vorm worden beschreven. De “sprinkhanen,”de “rook” en de “put” moeten daarom een voorstelling zijn van iets anders. En aangezien het persoonlijk voornaamwoord “hij” (K.J.V.) aan de “ster” wordt gevoegd, is de “ster”daarom een voorstelling van een manlijk persoon. {TN5: 29.1}

Dat een paard, zoals bij het blazen van de zesde bazuin, een staart van slangen, een leeuwenkop, en een bek die vuur, rook en zwavel uitspuwt heeft, is volkomen en schijnbaar onmogelijk! Deze onnatuurlijke en vreemde combinaties openbaren daarom, dat de waarheid van de zeven bazuinen alleen ontgrendeld kunnen worden door de sleutel der symbolische interpretatie, en dat daardoor de Bijbel alleen een verklaring moet geven van

De Aard van de Bazuinen. {TN5: 29.2}

Dat er een unieke overeenkomstigheid bestaat tussen de verscheidene uitwerkingen van de zeven bazuinen en de verscheidene uitwerkingen van de zeven laatste plagen, wordt duidelijk gezien bij de volgende samenstellingen: {TN5: 29.3}

29

(1) Zowel de elementen van de eerste bazuin (“hagel en vuur gemengd met bloed”) en de inhoud van de schaal van de eerste plaag worden op de “aarde”geworpen (Openb.8:7;16:2). {TN5: 30.1}

(2)        De “berg” bij het blazen van de tweede bazuin en de inhoud van de “schaal”   bij het uitgieten van de tweede plaag vinden hun toevallige overeenkomst in het vallen in de “zee.” (Openb.8:8;16:3). {TN5: 30.2}

(3)  Zowel de “ster” van de derde bazuin als de inhoud van de “schaal” van de derde plaag vallen “op de rivieren en de fonteinen der wateren.”(Openb.8:10;16:4). {TN5: 30.3}

(4)        Net zoals bij het blazen van de vierde bazuin, wordt ook bij het uitgieten van de “schaal” van de vierde plaag, de zon beïnvloed. (Openb.8:12;16:8). {TN5: 30.4}

(5)        Duisternis (Openb.9:2;16:10) vloeit gemeenschappelijk voort bij het blazen van de vijfde bazuin en bij het uitgieten van de vijfde plaag. {TN5: 30.5}

(6)        Net zoals bij het zesde bazuin, is ook bij de zesde plaag de “rivier de Eufraat” het centrale punt (Openb.9:14;16:12). {TN5: 30.6}

(7)        En komende tot de zevende vergelijking, tonen de zevende bazuin en de zevende plaag identieke onderdelen; de tempel in de hemel, de daaruit komende stemmen, en donderslagen en bliksemstralen, de aardbeving en de hagel (Openb.11:15;16:17-21)-de wederkomst van Christus. {TN5: 30.7}

30

Deze toevalligheden demonstreren boven de kleinste twijfel dat de aard

en het doel van de zeven bazuinen hetzelfde soort zijn als de aard en het doel van de zeven laatste plagen: vernietigend; en dat voor de goddelozen nadat hun genadetijd is afgelopen. {TN5: 31.1}

Laat het echter niet aangenomen worden, dat de respectieve vernietigingen die geopenbaard zijn in het onderwerp van de zeven bazuinen hetzelfde moeten zijn in tijd en gebeurtenis als de overeenkomende vernietigingen van de zeven laatste plagen; want deze conclusie wordt onmogelijk gemaakt door het feit dat de stem, die tot de engel sprak bij het blazen van de zesde bazuin, zeggende: “Laat de vier engelen los, die bij de grote rivier, de Eufraat, gebonden zijn,” kwam “uit de vier horens van het gouden altaar.” Openb.9:13,14. Aangezien het altaar in het heilige afdeling van het heiligdom is bij het blazen van de zesde bazuin, bewijst dit dat de bazuin werd geblazen voordat de afdeling van het Heilige der heiligen werd geopend voor gebruik. Want als het toen in gebruik was, zou de “stem” logischerwijs daar vandaan zijn gekomen, waar de troon is. Daarom moet het blazen van deze bazuin hebben plaatsgevonden voordat de deur van het Heilige der heiligen werd geopend en de troon werd bezet. {TN5: 31.2}

Net zoals de zeven plagen daarom de oordelen openbaren waarmee de levende goddelozen bezocht zullen worden, nadat zij de boodschap in de afsluitende periode van deze wereldgeschiedenis hebben verworpen, zo openbaren de zeven bazuinen, zoals er gezien zal worden, de opeenvolgende vernietigingen van de achtereenvolgende generaties

31

 van de goddelozen, waarvan bij elk de genadetijd werd gesloten als gevolg van hun verwerping van Gods respectievelijke, tot hen gezonden boodschap. Aldus bereiken de bazuinen hun hoogtepunt bij degenen die Zijn boodschap tot hen in deze tijd verwerpen. {TN5: 31.3}

De fundamentele waarheid dat elke periode van vernietiging alleen volgt na een daarmee overeenkomende periode van verzegeling, wordt bevestigd door het feit dat de symbolische sprinkhanen, die opkwamen bij het blazen van de vijfde bazuin, alleen schade toebrachten aan de mensen, die “het zegel van God niet op hun voorhoofden  hadden.” Dit alles geeft niet alleen aan, dat elke bazuin opvolgt na zijn verzegelingsperiode, maar ook dat de aard van de bazuinen de straf openbaart voor degenen die verzuimd hebben om de zegel in hun specifieke perioden te ontvangen. {TN5: 32.1}

Openb.8:1,6. “En toen Hij het zevende zegel opende, kwam er een stilte in de hemel, ongeveer een half uur lang…. En de zeven engelen, die de zeven bazuinen hadden, maakten zich gereed om te bazuinen.” {TN5: 32.2}

De verklaring: “hetgeen weldra moet geschieden”(Openb.1:1), en: “Ik zal u tonen, wat na dezen geschieden moet”(Openb.4:1), wil zeggen dat de Openbaring werd gegeven met het oog op een speciaal doel, namelijk om “de dingen”te tonen die, niet achter , maar vooruit de tijd van Johannes liggen, waarbij er alleen maar incidenteel wordt verwezen naar het verleden, om de noodzakelijke fundament te leggen waarmee de toekomst wordt opgebouwd. {TN5: 32.3}

Bijvoorbeeld: Daniël’s visioen van de

32

vier beesten werd gegeven om in het bijzonder aan te geven dat de “kleine horen” (Dan.7:8) van het vierde beest, de heiligen van de Allerhoogste zou onderdrukken (Dan.7:25), en niet speciaal om de ontwikkelingen van de Babylonische, Medo-Perzische, Griekse en Romeinse rijken te voorspellen. Want deze koninkrijken werden reeds bekend gemaakt in het visioen van het grote beeld in het tweede hoofdstuk, wat op zijn beurt hoofdzakelijk is bedoeld om te tonen dat de koninkrijken van deze wereld achteruit zullen gaan en uiteindelijk verbroken zullen worden door het koninkrijk van Christus, dat over de gehele wereld zal heersen. Om ons echter te helpen, zodat wij nog beter de waarheid kunnen zien van deze laatste gebeurtenissen, begint de profetie weer terug bij Babylon, en in de snelle voortschrijding behelst het de opkomst en val van de grote historische koninkrijken, en beëindigt met de oprichting van het koninkrijk van Christus en het einde van deze wereld (Dan.2:44). {TN5: 32.4}

Nogmaals: Het elfde hoofdstuk van Daniël, hoewel het niet hoofdzakelijk werd gegeven om te tonen wat had plaatsgevonden gedurende de lange tijdsperiode die daarin wordt behandeld, begint met het Medo-Perzische rijk en beëindigend met de “eindtijd,” vestigt desondanks onze aandacht tot de lange lijn van de profetische geschiedenis, om ons zodoende de “koning van het noorden”te laten identificeren “in de eindtijd,” hij die “tot zijn einde” zal “komen, zonder dat iemand hem helpt.” {TN5: 33.1}

Hoewel al deze profetieën onze aandacht dus noodzakelijkerwijs vestigen tot dingen die eeuwen geleden reeds hebben plaatsgevonden, zijn zij desondanks bedacht,

33

net als de Openbaring, om Gods volk “hetgeen”te “tonen, wat weldra moet geschieden.” De reeds vervulde profetieën worden daarom, zoals wij zien, door de Schriften gebruikt slechts als grondslag voor dat gedeelte der profetie dat nog in vervulling moet gaan. {TN5: 33.2}

Als hoofdzaak echter beschrijven de bazuinen en de zegels een gebeurtenis die toekomstig is van de tijd van Johannes, en die plaatsvindt in de hemel, hoewel zij ook verwante gebeurtenissen beschrijven. Van deze gebeurtenissen zijn sommigen bijdragend, en sommige zijn volgend op de voornaamste profetische gebeurtenis. De eerste gaat natuurlijk vooraf en de laatste volgt natuurlijk erna, op geschiedkundige wijze. {TN5: 34.1}

Deze tweevoudige waarheid wordt nadrukkelijk toegelicht in verband met de laatste fase ervan, in het feit dat toen de deur was geopend in het hemels heiligdom en het Oordeel was begonnen,-de gebeurtenis die “na”de tijd van Johannes zou plaatsvinden,-al de historische ontwikkelingen die in verband staan met de bazuinen en de zegels werden geopenbaard, de een de ander opvolgend, zoals elke opeenvolgende periode in overzicht kwam voor het oordeelsgerechtshof. Met andere woorden, toen de deur was geopend in het heiligdom, werden de perioden die voorgesteld worden door de bazuinen en de zegels overzien voor de ogen van Hem die op de troon zat, en Die in Zijn rechterhand het boek hield waarin de gebeurtenissen van de bazuinen en de zegels geopenbaard waren. {TN5: 34.2}

Opnieuw beginnend op de juiste manier met de bazuinen, nemen

34

wij weer de verklaring op, dat zegt: “de zeven engelen, die de zeven bazuinen hadden, maakten zich gereed om te bazuinen.” Hoewel zij niet bazuinden totdat de laatste zegel was geopend, garandeert dat de conclusie niet, dat de gebeurtenissen die beschreven worden in de bazuinen noodzakelijkerwijs moeten plaatsvinden na de gebeurtenissen die beschreven zijn in de zegels. Het toont eerder simpelweg aan dat, doordat de zegels het ene onderwerp behandelen en de bazuinen het ander, de gebeurtenissen van beiden niet tegelijkertijd opgeschreven kunnen worden, maar eerst de een, dan de ander, in hun logische volgorde. {TN5: 34.3}

Aldus beschreef Johannes eerst de bijzonderheden van de zegels, en daarna de bijzonderheden van de bazuinen. De zegels komen als eerst aan bod, omdat zij in het oordeel de verscheidene perioden van de verzegeling van de heiligen openbaren, wat noodzakelijkerwijs vooraf gaat aan de verscheidene bij-horende bazuin-perioden van vernietiging van degenen, die de zegel niet hebben ontvangen. Vanzelfsprekend moet de eerste zegel dan vooraf gaan voor de eerste bazuin, de tweede zegel voor de tweede bazuin, en zo voort, zoals de naald en de draad, in plaats van dat alle zeven zegels vooraf moeten gaan aan alle zeven bazuinen. {TN5: 35.1}

Zodoende zien wij hoe de gebeurtenissen van de zegels vooraf gaan voor de gebeurtenissen van de corresponderende bazuinen, en hoe, als resultaat daarvan, de “sprinkhanen” wisten wie de zegel wel en wie het niet hadden, en daardoor wisten wie zij konden “pijnigen”en wie niet. {TN5: 35.2}

Aldus, vanwege hun logische volgorde, elke periode van verzegeling voorafgaand aan elke periode van vernietiging, was het noodzakelijk

35

dat de zegels en de bazuinen op die manier opeenvolgend werden uiteengezet. Daarbij werd er getoond dat degenen die in elke periode de waarheid, zoals het hen toen werd geleerd, hadden verworpen, niet werden verzegeld, met als gevolg dat zij werden vernietigd door Gods oordelen die over hen kwamen. En zodoende openbaart een onderwerp de opeenvolgende perioden van verzegeling, terwijl het ander onderwerp de overeenkomende voortkomende perioden van vernietiging: tezamen tonen zij dat zij collectief dezelfde tijdsperiode inhouden. {TN5: 35.3}

(Voor een verklaring van “de zegels,” lees Het Openbreken van De Zeven Zegels.) {TN5: 36.1}

Net zoals het alfabet zichzelf verleent tot het verzinnen van woorden, uitdrukkingen en zinnen, tot een van tevoren besloten, geaccepteerde en vast patroon van een gedachte, evenzo bouwt ook de Bijbel, wanneer het volledig zelf-uitleggend gemaakt wordt, op wonderbaarlijke wijze, haar rijkelijk gevarieerde inhoud (typen, symbolen, gelijkenissen, allegorieën, numeriek, e.d.), op tot een torenhoge, voorbestemde openbaring van op volmaakte wijze samengestelde, levensreddende waarheid. Daarom heeft, net zoals iedere letter, ieder woord en spreekwoord van een zin, zijn eigen toegewezen rol speelt in het geven van een consequente uitdrukking van de bestemde gedachte, ook iedere schriftgedeelte zijn toegewezen rol in het openbaren van Bijbelse waarheden. Wanneer elke schriftgedeelte zorgvuldig in zijn juiste verband wordt toegevoegd bij het toonbeeld van geopenbaarde waarheid, waarbij de een tot verwijzing naar en verlichting van de ander leidt, dan steekt het grote, alles omvattende ontwerp uit met alle plechtige majesteit van haar bergenhoge vastberadenheid en grootsheid. {TN5: 36.2}

36

“Het getal zeven,” zegt de Geest der Profetie betreffende de juiste betekenis van dit fundamenteel getal in de Bijbel, “duidt volmaaktheid aan.”-Van Jeruzalem tot Rome, blz.426 (Acts of The Apostles, blz.585). {TN5: 37.1}

De waarheid van de zeven bazuinen moet daarom alle vernietigingen omvatten, die volgden op iedere verzegeling vanaf het ontstaan van de wereld. Aangezien het  bovendien zo is, dat zij ter inzage kwamen voor de hemelse oordeelsgerechtshof toen het gericht zich zette, en de boeken werden geopend, en dat zij beginnen met degenen die het eerst op de aarde leefden, dan is het tweemaal duidelijk, dat zij, hoewel zij gedurende het oordeel geopenbaard worden, in hun verband, net zoals de zegels doen in hun verband, de gehele menselijke geschiedenis overspannen. {TN5: 37.2}

Daar nu deze voorgaande opmerkingen de weg bereid hebben tot een verbonden studie van de bazuinen, zullen wij hen nu een voor een in hun opgetekende volgorde behandelen, beginnend met

DE EERSTE BAZUIN.

Openbaring 8:7. {TN5: 37.3}

Openb.8:7. “En de eerste engel blies de bazuin, en er kwam hagel en vuur, vermengd met bloed, en het werd op de aarde geworpen; en het derde deel van de bomen verbrandde en al het groene gras verbrandde.” {TN5: 37.4}

Aangezien de bazuinen op symbolische wijze de vernietiging beschrijven van de goddelozen na hun verwerping van Gods tot hun gezonden boodschappen, en het getal “zeven,” wat volmaaktheid aangeeft, de gehele periode

37

van de genadetijd inhoudt tot aan de tweede komst van Christus, moet het blazen van de eerste bazuin daarom gezocht worden zo ver terug in de geschiedenis als bij de eerste vernietiging van en goddeloze menigte, als gevolg van hun verwerping van Gods tot hen gezonden boodschap. En aangezien de zondvloed de eerste is van een dergelijke vernietiging, dan openbaart de eerste bazuin vanzelfsprekend, zoals het ter inzage kwam voor het gericht, Noach’s prediking, zijn doel in het bouwen van de ark, en Gods reden voor het overstromen van de oude wereld. {TN5: 37.5}

Gebruikmakend nu van het verstand, als mondstuk voor het symbolisme, opdat het voor zichzelf kan spreken, vertelt het ons dat de “hagel en vuur vermengd met bloed” en het “op de aarde geworpen,” iets aangeeft wat noodzakelijkerwijs buiten de aarde zelf afkomstig is. Anders kon er niet worden  gezegd dat zij “op de aarde” werden “geworpen”. Bovendien stellen de drie elementen (de hagel, het vuur en het bloed) iets voor dat uit drie delen bestaat, en dat, omdat het niet begrensd is tot enige bepaalde deel of delen van “de aarde,” zodoende tot de aarde werd “geworpen.” {TN5: 38.1}

Als wij nu doorgaan om het symbolisme te begrijpen, zoals het aldus voornamelijk zichzelf verklaart, zal de student terwijl hij vervolgt inzien dat haar onderwerp niet steeds duidelijker wordt, de ene waarheid in verbinding staande met de ander, en allemaal het geheel versterkende, maar ook dat het een levendige les van tegenwoordige waarheid inhoudt. Dit beseffend, zal hij weten dat de door de hemel toegewezen tijd voor het openbaren van de bazuinen is gekomen, om de daarin omsloten belangrijke waarheid uiteen

38

te zetten. {TN5: 38.2}

Dan, als hij vervolgt, in het licht van deze bewustwording, om de betekenis van het “vuur”(dit als eerste nemende, omdat het de meest gewone van de drie betreffende elementen is) te onderzoeken, zal hij geleid worden door het drievoudige feit, dat Gods aanwezigheid in de “struik” aan Mozes kenbaar werd gemaakt door een vuurvlam (Ex.3:2;19:18); dat de Heer Zijn Woord vergelijkt met vuur (Jer.23:29), en dat op de Pinksterdag de Heilige Geest verscheen “als tongen van vuur.” Hand.2:3. {TN5: 39.1}

In het licht van deze drie incidenten, wordt het werpen van vuur op de aarde symbolisch gezien als het afdalen van de Heilige Geest met de woorden der Waarheid, waarin de Vader en de Zoon vertegenwoordigd zijn, evenals de Vader in de Zoon is (Joh.14:9). Aldus is de Heer “heengegaan”en heeft “gepredikt” tot de bewoners voordat de vloed kwam, door middel van de Geest, Wiens alomtegenwoordige invloed niet beperkt kan worden. Door Hem werd onze Heer ook “levend gemaakt.” 1Petr.3:18,19,20. {TN5: 39.2}

Vervolgens, aangezien het Woord verklaart dat “het leven van het vlees is in het bloed” (Lev.17:11,K.J.V.), wordt “het bloed” daarom gezien als zijnde symbolisch voor sterfelijk leven. {TN5: 39.3}

En de eenvoudige vraag die God aan Job stelt, namelijk: “Hebt gij de schatkamers van de hagel gezien? Die Ik ophoud tot de tijd der benauwdheid,” openbaart dat de “hagel”symbolisch is voor vernietiging. {TN5: 39.4}

39

En aangezien hagel bevroren water is, geeft het vernietiging aan door water-de zondvloed, wat niet gesymboliseerd kon worden met water in een vloeibare vorm, omdat vloeibaar water symbolisch staat voor “leven,” of “mensen.” (Zie Johannes 4:14 en Openbaring 17:15.) Hagel is daarom het enige element dat op volmaakte wijze een vernietiging door water kan symboliseren. {TN5: 40.1}

Zodoende wordt door deze drie elementen (hagel, vuur en bloed) figuurlijk de boodschap beschreven die Noach predikte: namelijk, de vernietiging door water (hagel); het bouwen van de ark om sterfelijk leven (bloed)te behouden; en de kracht van de Geest der Waarheid (vuur), waardoor de boodschap werd overgebracht en verkondigd. Om de feiten met andere woorden uit te spreken, voorzag de Geest der Waarheid (vuur) in Noach’s boodschap door middel van de ark in het behouden van de levens (bloed) van allen die naar Zijn stem hoorden en naar binnen gingen. Voor allen echter, die naar Zijn stem niet hoorden en binnen gingen, bracht de boodschap vernietiging door de vloed (hagel). {TN5: 40.2}

Toen Noach wist dat zijn door -God-gegeven werk was volbracht, omdat de goddelozen zijn boodschap hadden “veronachtzaamd, tegengesproken, bespot, en verworpen,” trokken hij en zijn gezin in bij de ark. Toen kwam de vloed, an allen die geen schuilplaats zochten bij de ark werden weggevoerd door de woedende wateren. {TN5: 40.3}

Aldus is het dat de slachtoffers van de vloed worden gesymboliseerd door de “bomen” en door het “groene gras” (Openb.8:7),

40

die werden verbrand (veroordeeld door de kracht van de Geest waartegen zij zondigden), en die twee klassen van mensen onderscheidt. {TN5: 40.4}

Maar waarom “verbrand”in plaats van “verdronken”? Laat ons niet vergeten dat wij hierbij waarheid bestuderen door middel van symbolen. Als de vernietigende handeling werd aangeduid door de letterlijke acceptatie van het woord “verdronken,” dan zou het werkelijkheid zijn in plaats van symbolisch, en dat zou aldus de sleutel der interpretatie verdraaien; want als iedere term niet symbolisch is, hoe zullen wij dan de dezulken die dat wel zijn kunnen onderscheiden van dezulken die dat niet zijn? En hoe zullen wij weten waarmee de waarheid kunnen definiëren? Het woord “verdronken” zou niet symbolisch vernietiging voorstellen, maar eerder ondergedompeld in leven-verzonken in de grote mensenmassa (Openb.17:15). {TN5: 41.1}

En aangezien “vuur” symbolisch is voor de Geest der Waarheid, volgt daarom hieruit, dat degenen die tegen Hem zondigden door Noach’s boodschap te verwerpen, figuurlijk werden “verbrand,” en dat de goddelozen daardoor onder Zijn wraak (“vuur”) leden, voor het zondigen tegen Hem. {TN5: 41.2}

Ter illustratie: Als iemand een moord pleegt en veroordeeld wordt door een wet die de doodsvonnis vereist, dan zou zijn leven verloren gaan door een werktuig des doods. Maar is de misdaad of het executerende werktuig de oorzaak van zijn dood?-de misdaad, natuurlijk; want als de beschuldigde onschuldig wordt verklaard, kan de wet het vonnis niet uitvoeren.

41

Alzo was het met antediluvianen: zij kwamen niet om doordat de vloed opkwam, want een ieder die dat wilde, kon de ark binnengaan. Waarlijk, als allen zich hadden bekeerd, hadden zij daardoor God zelf een reden gegeven om de vloed tegen te houden. Maar zij begingen de onvergeeflijke zonde tegen de Heilige Geest, verwierpen Noach’s boodschap, en weigerden de ark binnen te gaan-een zonde, die het vonnis over hen bracht van de goddelijke wet (de vloed). {TN5: 41.3}

Dat het “groene gras”en de “bomen”symbolisch zijn voor twee klassen levende wezens, wordt gauw gezien bij Nebukadnezar‘s droom waarin hij zichzelf zag gelijkende op een “boom,” en de gewone mensen van zijn koninkrijk als het “tedere gras des velds.” Dan. 4:10,14,15,20,22; Jes.40:6,7. En Jezus, sprekende over mensen in verantwoordelijke posities, zei dat “elke boom dan, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.” Matt.3:10. Klaarblijkelijk dan, werden de gewone mensen die werden verdelgd door de vloed, gesymboliseerd door het “groene gras,” en hun leiders door een derde deel van de “bomen.” “Alzo werd verdelgd,” leest het verslag, “al wat bestond, dat op de aardbodem was, van de mens aan tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels, en zij werden verdelgd van de aarde; doch Noach alleen bleef over, en wat met hem in de ark was.” Gen.7:23. {TN5: 42.1}

Alleen maar omdat een derde deel werd verbrand, wat de conclusie doet trekken dat er tweederde

42

 deel overbleef, moeten wij daarom geloven dat er tweemaal zoveel zielen werden gespaard als er verloren zijn gegaan? En aangezien er maar acht gered waren, zullen wij dan concluderen, dat er maar vier zielen (bomen) verloren zijn gegaan? {TN5: 42.2}

Zulke conclusies worden alleen genomen door de regel der interpretatie opzij te zetten. Gedenk altijd dat wij profetische gebeurtenissen bestuderen door middel van symbolen. Laat het verstand niet afgeleid worden van een symbolische tot een letterlijke telling van zij die omkwamen, en zij die leefden. {TN5: 43.1}

De uitlegging vindend in het “derde deel der sterren van de hemel” (Openb.12:4), -de boosaardige engelen die Satan met zich meetrok,-zien wij, dat “het derde deel der bomen” de boze regeerders aanduidt van de antediluviaanse wereld. Het tweederde deel van de sterren, of engelen, die in de hemel achterbleven, zijn de rechtvaardigen. Dienovereenkomstig, is het tweederde deel van de “bomen,” die niet werden verbrand, symbolisch voor de rechtvaardigen die de vloed overleefden. Als Inspiratie had verklaard dat tweederde verbrandde en een derde achterbleef, in plaats van het tegenovergestelde, zou de verklaring in de symbolische zin onjuist zijn, omdat een figuurlijk “derde deel” bij de bazuinen altijd de goddelozen betekent, ongeacht het aantal. {TN5: 43.2}

Waarom werden alle mensen die in de ark waren gesymboliseerd met bomen? Waarom niet met gras?-Omdat gras, vergeleken met bomen, ontbreekt aan de passende kenmerken, zoals gestalte, stevigheid, vastigheid, en

43

 lang leven. Daarom zou gras zowel logischerwijs als schriftuurlijk de inwoners van de ark niet  kunnen symboliseren als de voorvaders van alle post-diluviaanse volken. {TN5: 44.3}

Aldus wordt er, zoals er in een korte vers van de Schrift de gehele geschiedenis van de zondvloed wordt verteld, in het symbolisme van de eerste bazuin, niet alleen een wonderbaarlijke eenvoud en nauwkeurigheid bij het vertellen van het verleden gezien, maar ook een groot economisch gebruik van tijd en schrijfmateriaal, waarbij het laatstgenoemde een voorwerp was dat in die tijd een grote toegift betekende. En dezelfde verheven wijsheid geldt door, als wij vervolgen met

DE TWEEDE BAZUIN.

Openbaring 8:8,9. {TN5: 44.1}

Openb.8:8,9. “En de tweede engel blies de bazuin, en er werd iets als een grote berg, van vuur brandende, in de zee geworpen; en het derde deel der zee is bloed geworden. En het derde deel der schepselen in de zee, die leven hebben, is gestorven; en het derde deel der schepen is vergaan.”  {TN5: 44.2}

Aangezien de vervulling van de eerste bazuin ons brengt tot en als  inhoud heeft de zondvloed, moet de tijd van de tweede bazuin daarom gezocht worden bij de eerste vernietiging na de zondvloed, die vooraf ging aan een boodschap. En om dit begin te lokaliseren, hoeven wij alleen maar te bedenken, dat aangezien een berg in de Schriften een kerk of een koninkrijk voorstelt (Zach.8:3; Jes.2:3), dan kan de “grote berg,” omwikkeld met vuur, zoals de braambos was van waaruit God tot Mozes sprak (Ex.:2,4),

44

 alleen maar betekenen dat Gods aanwezigheid toen in het midden en rondom Zijn volk was. En in die tijd was het, zoals wij weten, de Israëlische beweging, de eerste kerk na de zondvloed met een boodschap-het ceremonieel stelsel. Ter begeleiding van dit machtige leger van de Heer, ging er een vuurkolom voor hen uit; en als bescherming volgde er een wolkkolom achter hen. {TN5: 44.3}

Nadat de berg in brand stond, werd het “in de zee geworpen.” De zee, de voorraadschuur van de wateren, stelt de oorspronkelijke woonplaats voor van “volken, en scharen, en natiën, en tongen (Openb.17:15).Terwijl het daarom staat voor de gehele wereld, de plaats waar de natiën (wateren) wonen, lokaliseert het duidelijk de plaats waar de kerk (berg) verschijnt. Dit wordt bevestigt door de woorden van de profeet: “Zingt de Here een nieuw lied, Zijn lof van het einde der aarde; gij die ter zee [waar de wereld uit voortkomt-Palestina] vaart, en al wat daar in is, gij eilanden en hun inwoners.” Jes.42:10. {TN5: 45.1}

Houdt in gedachte dat slechts het derde deel van de “zee”[wereld] “bloed” was geworden, en ook dat de Israëlische beweging maar een gedeelte van de wereld (in symbolische term, het“ derde deel” der “zee”) bereikte-de heidenen waarmee de beweging in nauw contact kwam, in het bijzonder in het beloofde land. Klaarblijkelijk dan, is de “berg”een voorstelling van de kerk in het Oude Testament. {TN5: 45.2}

Toen de “berg” (de kerk) in

45

de “zee”was geworpen, en “het derde deel der zee “ bloed” was geworden, toen “stierf” het “derde deel der schepselen, die leven hadden.” Het “bloed” stelt natuurlijk nogmaals sterfelijk leven voor. Aangezien dit zo is, dan volgt hieruit dat het derde deel der “zee”(wereld) dat “bloed” (leven) was geworden, dat gedeelte was waar de “berg”werd “geworpen,” waarin Gods volk werd gebracht. Daardoor werd dat gedeelte, Palestina, een levensreddende toevlucht voor degenen die zich volledig verenigden met de beweging, maar een ramp voor degenen die dat niet deden, net zoals Noach’s ark een levensreddende toevlucht was voor degenen die er binnen gingen, maar en vernietigingsinstrument voor hen die erbuiten bleven. {TN5: 45.3}

Wat betreft het derde deel der schepselen dat omkwam, zou de Bijbel zich schuldig maken aan grote overbodigheid door te zeggen dat zij “leven hadden,” als Het daarmee sterfelijk leven bedoelde, want hoe konden zij sterven tenzij zij eerst vergankelijk leven hadden? Vandaar dat zij slechts een figuurlijke voorstelling zijn van degenen die het voorrecht hadden tot het eeuwig leven, en het eens aannamen, maar die later, door kwaadaardigheid, het verloren. Aldus werd slechts een symbolische “derde deel” van allen die het eeuwig leven hadden, maar het weg-zondigden (“stierven”), vernietigd. {TN5: 46.1}

Openb.8:9, laatste gedeelte. “En het derde deel der schepen is vergaan.” {TN5: 46.2}

Daar de “zee” symbolisch is voor de oude wereld, dan moeten de “schepen” daaruit volgend en figuurlijke voorstelling zijn van objecten

46

die moesten dienen tot schuilplaats en transportmiddel voor mensen, en die, hoewel zij beloofden dat zij hen veilig over de zee (wereld) zouden vervoeren, faalden om het hiernamaalse kust te bereiken. Daardoor kunnen zij allen maar de heidense godsdiensten en hun tempels voorstellen, die tot hun aanhangers transport aanboden tot een wereld na deze. Maar daar zij niet zeewaardig waren, kwamen zij op hun reis rampspoed tegen. Zowel zij als hun tempels werden vernietigd door de Israëlieten, als antwoord op het bevel van de Heer: “Gij zult volkomen vernielen al de plaatsen [tempels-“schepen”], alwaar de volken, die gij zult erven, hun goden gediend hebben; op de hoge bergen, en op de heuvels, en onder alle groene bomen. En gij zult hun altaren neerwerpen, en hun opgerichte beelden verbreken, en hun bossen met vuur verbranden, en de gesneden beelden van hun goden neerhouwen; en gij zult hun naam te niet doen uit die plaats.” Deut.12:2,3. {TN5: 46.3}

In een ander geval, onder andere omstandigheden, waarbij de kerk figuurlijk over het land gaat in plaats van over water, worden er wagens gebruikt in plaats van schepen, om de kerk te symboliseren. ( Zie Traktaat Nr.2, De Waarschuwende Paradox.) {TN5: 47.1}

Door op volmaakte wijze respectievelijk te passen bij de eerste twee perioden van de oude wereld, geven de eerste twee bazuinen de garantie dat de daarop volgende perioden ook op volmaakte wijze zijn gesymboliseerd door de daarop volgende bazuinen. De waarheid betreffende de derde periode, is daarom gesymboliseerd door

47

DE DERDE BAZUIN.

Openbaring 8:10,11. {TN5: 47.2}

Openb.8:10. “En de derde engel blies de bazuin, en er is een grote ster, brandende als een fakkel, gevallen uit de hemel, en is gevallen op het derde deel der rivieren, en op de fonteinen der wateren.” {TN5: 48.1}

Vallende uit de hemel, geeft de “ster” duidelijk aan dat het alleen maar een soort hemels object kan voorstellen, dat tot de aarde neerdaalt. Het branden als een “fakkel” (“lamp”-K.J.V), duidt een object aan dat wezenlijk de kracht heeft om licht te geven, en het enige, soortgelijke, licht-dragende object, komende uit de hemel, is het Woord: “Uw Woord,” bevestigt de Psalmist,“is een lamp voor mijn voet, en een licht op mijn pad.” Ps.119:105. En aangezien de ster slechts op het “derde deel” der rivieren (natiën-Openb.17:15) valt, openbaart het zichzelf als de Oud-Testamentische Schriften, want het was de Oud-Testamentische Schriften die in die tijd niet toegankelijk waren voor alle natiën (rivieren) van de aarde, maar slechts een deel (een symbolisch, niet werkelijk, derde deel) daarvan. {TN5: 48.2}

Hoewel de ster viel op slechts het derde deel der rivieren, scheen het op al “de fonteinen der wateren.” Dit feit toont aan dat de Oud Testamentische Schriften in handen viel van twee klasse mensen-“rivieren” en “fonteinen.” De eerste stelt natiën voor die in nauw contact kwamen met de Bijbel. (Dat zijn dergelijke als “die sterke en geweldige wateren van de rivier, de koning van Assyrie.”Jes.8:7.)  De

48

 laatste stelt zijn uitverkoren volk voor (de twaalf stammen van Israël), waarin Zijn Woord de wateren des levens was, wat hen maakte tot levende fonteinen. Aldus verklaarde de Heer Zelf: “Die in Mij gelooft, ….stromen van levend water zullen uit zijn buik vloeien” (Johannes 7:38); en: “De fontein van Jakob zal zijn in een land van koren en wijn.” Deut.33:28,K.J.V. {TN5: 48.3}

Openb.8:11. “En de naam van de ster wordt genaamd Alsem; en het derde deel der wateren werd tot alsem; en vele mensen zijn gestorven van de wateren, want zij waren bitter geworden.” {TN5: 49.1}

Als een bitter en geurig kruid, werkt alsem zowel laxerend als versterkend — eigenschappen en deugden die de symbolische betekenis van de naam “Alsem” moeten ontsluieren. Aangezien een laxeermiddel iets is dat zuiverende en reinigende deugden bezit, moet de naam “Alsem” daarom allereerst een zuiverend instrument aanduiden. En aangezien het Woord van God de macht heeft om de oorzaak en het effect van geestelijke zwakheid weg te zuiveren, en de door-zonde-verziekte ziel te versterken en de gezonde functies te herstellen, dan is het vanzelfsprekend de enige soortgelijke werktuig, welke de naam “Alsem,”in dit verband, op gepaste wijze symboliseert. {TN5: 49.2}

Daaruit volgt, dat de reinigende en versterkende deugden van deze bittere kruid aangeeft, dat het Woord van God, hoewel het inderdaad bitter is voor iemands vleselijke smaak, maar voor de oprechten, die ervan houden vanwege de goede dingen die het voor hen doet (reinigen van hart en ziel), de meest aangename vreugde is; terwijl voor de onrechtvaardigen, wiens vleselijke smaak hun god is, en

49

die de waarheid niet liefhebben, het Woord als gal smaakt. En dit is tweemaal zo omdat zij boven de wegen der verlossing, de wegen van de wereld liefhebben, welke Het (het Woord) veroordeelt. {TN5: 49.3}

De welriekende eigenschap van de kruid openbaart dat degenen die het Woord van God eten, ondanks de altijd durende bitterheid ervan voor hun vleselijke smaak, daarin de overtreffende geur van hemelse invloed zullen vinden, die hen “een geur van leven ten leven” zal doen uitademen. {TN5: 50.1}

Aangezien elk van de eerste drie bazuinen vooruitgaande belangrijke waarheden openbaren, geven zij aan dat de overblijvende vier bazuinen, die vervolgens dichterbij komen tot die periode, ten behoefte waarvan de aangroeiende lessen van het gehele symbolisme zijn gegeven, nog meer toenemende belangrijke lessen moeten openbaren. En dit is precies wat de student van dit onderwerp zal ondervinden, als hij nu ingaat tot de studie van

DE VIERDE BAZUIN.

Openb.8:12. {TN5: 50.2}

Openb.8:12. “En de vierde engel blies de bazuin, en het derde deel der zon werd geslagen, en het derde deel der maan, en het derde deel der sterren; opdat het derde deel ervan zou verduisterd worden, en dat het derde deel van de dag niet zou lichten, en van de nacht eveneens.” {TN5: 50.3}

Door de sterren, de maan, en de zon, een symbolisatie van de gehele zonnestelsel, waarvan het bestaan van het leven afhankelijk is, te beïnvloeden, geeft de handeling die omsloten is in deze verzen aan, dat deze hemelse objecten iets voorstellen, waarbij al het aardse leven er

50

zonder zou ophouden te bestaan. Zonder argument moeten zij daarom in dit geval Gods kerk afbeelden-het licht en leven van de wereld. Aldus is de tweevoudige les op doordringende wijze duidelijk, dat de wereld vandaag slechts omwille van de kerk nog bestaat, en dat zonder haar (de kerk) licht en levend makende kracht, het leven op aarde zo snel zou uitsterven als wanneer de zon en de maan hun invloed op de aarde zouden terugtrekken. {TN5: 50.4}

Aangezien de interpretatie hierbij echter niet alleen gebaseerd is op logica, maar ook op de Schriften zelf, keren wij ons daarom tot Hen voor het laatste woord in het huidig verband. En dit vinden wij in Jozef’s droom en de verklaring daarvan: “En ziet, de zon, en de maan, en elf sterren,” zei Jozef, “bogen zich voor mij neer…en zijn vader bestrafte hem, en zeide tot hem: Wat is dit voor een droom, die gij gedroomd hebt? Zal ik, en uw moeder, en uw broeders werkelijk komen, om ons voor u ter aarde te buigen?” Gen.37:9,10. {TN5: 51.1}

In Jakobs tijd, was zijn gezin (1) de opslagplaats van het ongeschreven Woord van God, (2) de heilige tempel, en (3) de vergadering der heiligen. Daar zij alle drie onderdelen was, was het daarom de levende kerk van God. Daardoor interpreteerde Jakob de zon, de maan en de sterren als een symbool voor zijn huisgezin-het licht voor de wereld in die tijd. {TN5: 51.2}

En het feit dat de vader, de moeder,

51

en de twaalf zonen de kerk inhielden in die tijd, is het beslissend bewijs in de aanduiding, dat de zon, de maan en de sterren figuurlijk staan voor Gods kerk in drie onderdelen, waarvan het eerste deel hier wordt gesymboliseerd door

De Geslagen Zon. {TN5: 51.3}

De zon, als de grote lichamelijke, lichtgevende en levendmakende kracht van het gehele zonnestelsel, stelt vanzelfsprekend het Woord van God voor in de kerk-de grote geestelijke lichtgevende en levensbehoudende kracht in de wereld. Daaruit volgt dat het feit dat het werd geslagen aangeeft dat het licht van de kerk voor een bepaalde tijd was verminderd. En dat leidt ons vervolgens tot het symbolisme van

De Geslagen Maan en Sterren. {TN5: 52.1}

Als het licht van de zon reflecterende waar de zon het niet kan doen schijnen, symboliseert de maan daaruit volgend de kerk die de boodschap (licht) van het Woord (zon) voortbrengt tot deze donkere wereld. Deze symbolische onderlinge afhankelijkheid tussen de maan en de zon toont aan dat het Woord Zelf zonder de kerk niet op de aarde kan schijnen. En aangezien het licht van het Woord (zon),dat hier gesymboliseerd wordt, het ceremonieel stelsel was, dat niet uitgevoerd kon worden zonder een bepaald structuur, is de “maan”daarom een symbool voor de tabernakel en voor de tempel, waardoor het licht van de boodschap-de offerdienst-werd gereflecteerd. Aangezien dit waar is, dan zijn de “sterren”vanzelfsprekend figuurlijk voor de kerkleden. En Daardoor openbaart

52

het slaan van hen samen met de zon en de maan symbolisch een bestraffing van het vroegere Israël. {TN5: 52.2}

Maar slechts een derde deel van hen werd geslagen. Zodoende volgt hieruit dat de Israëlische natie onder drie delen valt, waarvan een werd geslagen. En aangezien de geschiedenis van de natie drie verschillende perioden inhoudt (ten eerste: vanaf de uittocht uit Egypte tot aan het in bezit nemen van het beloofde land, ten tweede: vanaf het bezetten van het beloofde land tot aan de gevangenschap in Babylon; en ten derde: vanaf de bevrijding van Babylon tot aan de eerste komst van Christus), werden zij daarom gedurende een van deze perioden “geslagen.” {TN5: 53.1}

Uit de interpretatie van deze solaire symbolen (“zon,”“maan,”en “sterren”), die niet tegengesproken kunnen worden, zien wij dat de vierde bazuin de straf openbaart die de Joodse natie onderging in de tijd van de koningen. Want het was in die dagen dat de tempel, haar diensten, en haar volk werd “geslagen”; dat is, de natie (sterren) werd in de Babylonische ballingschap weggevoerd, de tempel (maan) werd vernietigd, en de dienst (zon) werd voor een bepaalde tijd afgeschaft. Aldus was er als resultaat geestelijke duisternis op aarde, zoals het wordt beschreven door de“verduistering” van het “derde deel”van de “dag” en van de “nacht.” {TN5: 53.2}

Deze grote verwoesting werd tot stand gebracht door de Joodse leiders, omdat “zij spotten met de boden Gods, en verachtten Zijn woorden; zij verleidden zichzelf tegen Zijn profeten; totdat de gramschap des heren zich zozeer tegen Zijn volk verhief,

53

dat geen herstel meer mogelijk was. Want Hij deed tegen hen opkomen de koning der Chaldeeën, die hun jongelingen met het zwaard in het huis van hun heiligdom doodde, en hij spaarde de jongelingen niet, noch de maagden, de ouden noch de stokouden; Hij gaf hen allen in zijn hand….En zij verbrandden het huis Gods, en zij braken de muur van Jeruzalem af, en al de paleizen daarvan verbrandden zij met vuur, verdervende ook alle kostbare vaten ervan. Ook voerde hij hen die aan het zwaard ontkomen waren, naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot slaven, totdat het koninkrijk van Perzië de heerschappij verkreeg; Opdat het woord des Heren vervuld zou worden.” 2Kron.36:16,17,19,20,21. “En zij slachtten de zonen van Zedekia voor zijn ogen, en men verblindde Zedekia’s ogen, en zij bonden hem met twee koperen ketenen, en voerden hem naar Babel.”2Koningen 25:7. {TN5: 53.3}

Zodoende werd, doordat de religieuze diensten, het tempelgebouw, en de natie werden geslagen, het licht dat eens door scheen uitgeblust voor meer dan zeventig jaren, totdat de tempel werd herbouwd en de offerdiensten opnieuw werden opgericht. Daarom staat de “dag” (dat gedeelte van de aarde waar het licht van de zon direct op schijnt) ongetwijfeld voor het “beloofde land,”en de “nacht”(dat gedeelte van de aarde waar het licht van de zon gereflecteerd wordt door de maan en de sterren) staat voor de heidense landen. {TN5: 54.1}

Het symbolisme openbaart dan duidelijk,

54

dat toen de natie in gevangenschap werd genomen, en de heilige vaten werden weggenomen en toen in onbruikbare staat werden achtergelaten, er overal geestelijke duisternis neerdaalde. Deze waarheid wordt bevestigd door de gelijklopende natuurlijke waarheid (waarvan het symbolisme wordt afgeleid), dat de aarde binnen een dag en een nacht een volledige omkeer maakt rond haar as, waarbij iedere centimeter enige tijd binnen de betreffende vier-en twintig uren verduisterd wordt. Dienovereenkomstig geeft het symbolisme aan dat het godsdienstig systeem van het vroegere Israël het enige geestelijk licht was in de gehele oude wereld, en dat Israël zelf de enige kerk was die werd erkend door de Schrijver van de Schriften. {TN5: 54.2}

Wat een belangrijke waarheid in deze tijd voor een sektarische Christendom! Laat dit allen waarschuwen, die verkiezen om in het licht te wandelen, om

De Fouten van Anderen te Vermijden. {TN5: 55.1}

O, hoe vreselijk de gedachte van het hart sluiten en daardoor een gesloten oor keren tot de pleidooien van Gods Geest! Bedenk eens wat een groot verdriet en lijden voorkomen had kunnen worden als de mensen niet zo verhard waren in trots en eigenwaan! Het was te vernederend voor die leiders van het oude Israël om hun dwalingen te erkennen en verbeteringen aan te nemen van Gods nederige dienstknechten, de profeten. Maar hun negeren van de waarheid deed hun verering in het oog van het volk niet voortduren, zoals zij dat hadden verwacht. Ook het doden van de profeten maakte hun fouten niet goed of bedekte hun zonden niet. En het deed God

55

ook niet zwijgen, maar deed eerder na verloop van tijd hun totale onwetendheid en hun schande  blootleggen voor de gehele wereld. {TN5: 55.2}

Als Gods volk in deze tijd de fouten van de Joden zou herhalen, dan zou de bestraffing die is uitgevaardigd in de woorden: “daar zal het geween zijn en het tandengeknars”( Matt.24:51), falen om in iedere eeuw in haar intensiteit een gelijkenis te vinden. Een volledig besef bovendien van alleen al de teleurstelling, dat men reeds nu juist op het punt staat het Paradijs binnen te stappen, maar tekort schiet en zichzelf in plaats daarvan in de hel gedompeld bevindt, zou genoeg zijn om iemand aldoor te doorsteken met de meest lijdzame spijt! Laat ons daarom onze harten wijd open houden als wij de medelijdende pleidooi van de Heer lezen: {TN5: 56.1}

“O Jeruzalem, Jeruzalem! Gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijk een hen haar kuikens bijeenvergadert onder de vleugels; en gij hebt niet gewild. Ziet, uw huis wordt u woest gelaten.” Matt.23:37,38. “De stem des Heren roept tot de stad, en de man van wijsheid zal Uw naam zien: Hoort de roede, en Wie ze besteld heeft!” Micha 6:9. En als men verzuimt om naar Zijn stem te horen, gedenk dat

God wel kan slaan, maar de mens niet. {TN5: 56.2}

Net zoals het onmogelijk is voor enig wezen behalve God, om de hemelse planeten te beschadigen, alzo is het onmogelijk, zoals het symbolisme openbaart, voor iemand de kerk

56

te kwetsen als zij zich volledig heeft overgegeven aan God en daardoor onder Zijn bescherming verkeert. Aldus verzekert Hij symbolisch Zijn volk dat Hij niet zal toestaan dat er enig kwaad over hen komt behalve datgene wat zij zelf uitnodigen en wat Hij, om hun bestwil, toelaat. “Ziet,” zegt de Psalmist, “de Bewaarder Israëls zal noch sluimeren noch slapen.” Ps.121:4. “…want die u aanraakt, die raakt Zijn oogappel aan.” Zach.2:8. {TN5: 56.3}

Deze beloften werden door velen van Gods dienstknechten gerealiseerd. Ter opmerking was het incident toen de exodus beweging de Rode Zee bereikte, en later de Jordaan rivier, en beide waterlichamen “rezen op een hoop” om het volk een veilige doorgang te bieden, en hun vijanden te vernietigen; en ook toen de drie Hebreeërs werden bevrijd uit de hete oven; Daniël uit de leeuwenkuil; Mordechai en zijn volk van de executie die werd aangespoord door Haman; en Elia, uit de handen van Achab en Izebel. {TN5: 57.1}

Waarlijk, “indien gij een geloof hebt als een mosterdzaad, zult gij tot deze berg zeggen: Verplaats u vanhier daarheen en hij zal zich verplaatsen en niets zal u onmogelijk zijn” (Matt.17:20), ondanks dat de goddelozen

De Weeën Brengen.

Openbaring 8:13. {TN5: 57.2}

Openb.8:13. “En ik zag en hoorde een engel vliegen in het midden van de hemel,

57

zeggende met grote stem: Wee, wee, wee, hun die op de aarde wonen, vanwege de overige stemmen van de bazuin der drie engelen, die nog bazuinen zullen.” {TN5: 57.3}

Aangezien de laatste drie van de zeven bazuinen wee-bazuinen zijn, niet gelijkend op de eerste vier, moet er klaarblijkelijk en grote verandering plaatsvinden tussen de eerste vier en de laatste drie. {TN5: 58.1}

Door ons tot nu toe gebracht te hebben tot de verwoesting van de eerste tempel en tot het bouwen van de tweede, leidt het profetisch Woord van God ons nu tot de eerste komst van Christus en tot Zijn kruisiging, de volgende grote gebeurtenissen die in verband staan met de bazuinen. En deze gebeurtenissen, die het Oude Testament beëindigen en het Nieuwe inleiden, maken bekend dat de laatste drie bazuinen de geschiedenis van de periode in het Nieuwe Testament inhouden. Daaruit volgend verwijzen de weeën eerst naar Satans vervolging tegen de heiligen in zijn poging om hen ervan te weerhouden om het Christendom aan te nemen, en ten tweede zijn vervolging tegen de heidenen in zijn poging om hen tot Christenen te maken! De eerste wee komt met

DE VIJFDE BAZUIN.

Openbaring 9:1-12. {TN5: 58.2}

Openb.9:1-4. “En de vijfde engel blies de bazuin, en ik zag een ster, gevallen uit de hemel op de aarde, en hem werd gegeven de sleutel van de bodemloze put. En Hij opende de bodemloze put en er steeg rook op uit de put, als de rook van een grote oven; en de zon en de lucht werden verduisterd door de rook van de put. En uit de rook kwamen er sprinkhanen op

58

de aarde te voorschijn en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben. En hen werd gezegd, dat zij het gras der aarde niet zouden beschadigen, noch enig groen, noch enige boom, maar alleen de mensen, die het zegel van God niet op hun voorhoofden hadden.” {TN5: 58.3}

Door de onderdelen (de “ster,” de “sleutel,” de “put,”de “rook,” de “duisternis,” en de “sprinkhanen”) van deze vijfde bazuin in volgorde te behandelen, komen wij eerst tot

De Ster. {TN5: 59.1}

Net als de ster van de derde bazuin, daalde deze ster van de vijfde bazuin van de hemel neer tot de aarde. En zoals de “ster” van de derde bazuin overtuigend werd geïdentificeerd als een voorstelling van de komst van de Bijbel, dan moet deze laatste, aangezien het gelijk is aan de eerste, staan voor iets dat gelijkwaardig daaraan is. {TN5: 59.2}

Aangezien de Bijbel en Christus aanvullende gelijkenissen zijn, namelijk dat beiden het Woord van God zijn (Johannes 1:1-4), dan dwingt het feit dat de afdaling van de eerste “ster” symbolisch is voor de komst van de Bijbel, tot de conclusie, dat de afdaling van de tweede ster symbolisch is voor de eerste komst van Christus. Bovendien wordt de ster verpersoonlijkt met “Hem” (van het manlijk geslacht), waardoor het aldus wordt beperkt tot een manlijk persoon. En tot besluit geeft Christus Zelf als getuigenis dat Hij “de blinkende morgenster” is. Openb.22:16. Laat ons gedenken, dat aan Hem werd gegeven

“De Sleutel van de Bodemloze Put.” {TN5: 59.3}

“En ik zag een engel afkomen uit de

59

hemel, hebbende de sleutel van de bodemloze put, en een grote keten in zijn hand; en hij greep de draak, de oude slang, welke is de duivel en satan, en bond hem duizend jaren.” Openb.20:1,2. {TN5: 59.4}

Daar Christus degene is die Satans gevangenschap verzekert, en daarbij het millennium inleidt, kan Hij alleen op gepaste wijze gesymboliseerd worden door de “engel(…)hebbende de sleutel van de bodemloze put,” en door de “ster,” aan wie de “sleutel” werd gegeven. En aangezien het “geven” van iets aan een zeker persoon vooraf moet gaan aan het “hebben” ervan door die persoon, dan verwijzen de werkwoorden “gegeven” (Openb.9:1) en “hebbende” (Openb.20:1; 1:18) vanzelfsprekend naar twee verschillende tijden. Klaarblijkelijk daarom, ontving Christus de “sleutel” bij het bazuinen van de vijfde bazuin — enige tijd voor het millennium. En zodoende is Hij aan het begin van het millennium reeds in bezit ervan. {TN5: 60.1}

Aangezien de missie van Christus was om verlossing te brengen uit de gevangenis van zonde en dood (de bodemloze put), en dat te doen door het prediken van het evangelie, moet de sleutel daarom figuurlijk staan voor het evangelie, de enige macht die in staat is om degenen te bevrijden die gevangen zijn in

“De Bodemloze Put.” {TN5: 60.2}

Gezien het feit dat de “bodemloze put” van Openbaring 20:3 een symbool is voor de aarde als een gevangenis gedurende het millennium, dan moet  “de bodemloze put” van Openbaring 9:1, die daaraan identiek is, eveneens symbolisch zijn

60

voor de aarde als een gevangenis in een andere tijd. {TN5: 60.3}

Deze absolute Bijbelse verklaring van de “ster,” de “sleutel,”en de “bodemloze put,” openbaart dat de aarde, bij de eerste advent van Christus, een gevangenis (een put) was geworden voor Gods volk en dat Christus kwam om het te openen om hen zodoende te kunnen redden. {TN5: 61.1}

Het ware feit dat Gods volk de macht bezit om de bodemloze put open te houden, geeft aan dat indien zij verslagen zouden zijn, dan zou de put gesloten worden en een gevangenis worden vanwaaruit er geen ontsnapping mogelijk zou zijn tenzij het heropend zou worden. En zodoende viel Satan in de laatste dagen van de Joden hen aan, zoals de heilige geschiedenis vermeldt, nam hen gevangen, en sloot aldus de put. En wetende dat wanneer de Heiland zou komen, Hij het zou openen, stond de draak daarom gereed om “het kind” te verslinden “zodra zij het kind gebaard had.” Openb.12:4. Maar door de baby Christus uit het oog te verliezen, beïnvloedde hij Herodes om “in Bethlehem en het gehele gebied daarvan al de jongens van twee jaar oud en daar beneden om te brengen” (Matt.2:16), in de hoop de Heiland daardoor uit de weg te ruimen. Maar onder de bescherming van Voorzienigheid, werd Christus uit de bloederige handen gehouden van Herodes. En naderhand opende Hij met de evangeliesleutel de “put” en verloste Zijn volk. Dit beleed Hijzelf: {TN5: 61.2}

“De Geest des Heren ,” verklaarde Hij, “is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen,

61

om te genezen, die gebroken zijn van hart; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren.” Lucas 4:18,19. En als resultaat van het openen van de put, kwam er

“De Rook, de Duisternis, en de Sprinkhanen.  {TN5: 61.3}

Openb.9:2. “En Hij opende de bodemloze put en er steeg rook op uit de put, als de rook van een grote oven; en de zon en de lucht werden verduisterd door de rook van de put.” {TN5: 62.1} 

Voor de betekenis van de “rook” hoeven wij niet verder te zoeken dan bij het ceremonieel systeem, wat een “profetische samenvatting” was “van het evangelie.”-Van Jeruzalem tot Rome, blz.12 (Acts of the Apostles, blz.14). Daar zien wij de opstijgende rook van de ceremoniële offers die, zoals wij weten, het grote offer van Christus voorspelden ten behoeve van de mensheid. Dienovereenkomstig is de rook die opkwam uit de “put” symbolisch voor de kruisiging van Christus en de “verduisterde zon” en “lucht” zijn symbolisch voor de “duisternis over het gehele land” van “het zesde uur…tot het negende uur” (Marcus 15:33)-terwijl Hij aan het kruis stierf. En dat de duisternis het land bedekte over de periode van deze drie uren, geeft aan dat op het moment dat het zesde uur aanbrak, de “put”werd geopend. {TN5: 62.2} 

Deze duidelijke opvolging van feiten toont aan dat Christus met de evangeliesleutel( het goede nieuws van verlossing door Zijn vergoten bloed) voor

62

 Zijn gevangen volk, de weg der verlossing opende uit de gevangenis-de “bodemloze put” van zonde en dood.  {TN5: 62.3} 

Aldus zien wij, als een korte samenvatting, dat de “ster” symbolisch is voor Christus, de “sleutel”voor het evangelie; de “put” voor de aarde, de “rook”voor Zijn offer; en de verduistering van de “zon en de lucht” voor de “duisternis” die de wereld bedekte tijdens Zijn kruisiging. Volmaakte symbolen. {TN5: 63.1} 

Openb.9:3,4. “En uit de rook kwamen er sprinkhanen op de aarde te voorschijn en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben. En hen werd gezegd, dat zij het gras der aarde niet zouden beschadigen, noch enig groen, noch enige boom, maar alleen de mensen, die het zegel van God niet op hun voorhoofden hadden.” {TN5: 63.2}

Met de rook als symbool voor de kruisiging, en de sprinkhanen komende uit de rook, is de enige aannemelijke conclusie die genomen kan worden, dat zij symbolisch zijn voor de Christenen die voortkwamen als gevolg van het offerbloed dat werd vergoten op Golgota. En het feit dat zij “alleen de mensen”moesten beschadigen, “die het zegel van God niet op hun voorhoofden hadden,” maakt deze conclusie nog onvermijdelijker. Want alleen een ware Christen, iemand die een persoonlijke ervaring heeft met God, een complete kennis van Zijn Woord, en die vervuld is met Zijn Geest, kan onderscheid maken tussen een heilige en een zondaar. Alleen hij kan herkennen wie de zegel van God heeft en wie het niet heeft, wanneer de laatstgenoemde is bedekt met een vervalste kleed der gerechtigheid. {TN5: 63.3}

63

Het idee dat de sprinkhanen symbolisch zijn voor de “Arabische” strijders is zowel onbijbels als onlogisch, want in tegenstelling tot de sprinkhanen, doodden de Arabieren iedereen die hen in de weg stond. En zij hinderden in het bijzonder de Christenen-zij die het “zegel van God op hun voorhoofden” hadden. En dit is precies de zaak van Satan, opdat hij allen kan doden die het zegel van God hebben. Maar aan degenen, die de “sprinkhanen” voorstellen, werd het weerhoudend bevel “gegeven, dat zij” niemand “zouden doden”(Openb.9:5), maar in de plaats was hun zaak om schade toe te brengen “alleen aan de mensen, die het zegel van God niet op hun voorhoofden hadden.” Openb.9:4. Om deze reden, en de hiervoor genoemde, kunnen de “sprinkhanen” geen symbool zijn voor de volgelingen van Mohammed of voor welke andere instrument ook van Satan. {TN5: 64.1}

Als de Christenen niet werd verteld “dat zij niet zouden doden,” dan zouden zij natuurlijk niet hebben geweten, dat zij de periode van genade ingingen, en zodoende zouden zij het voorbeeld van de Joodse natie hebben gevolgd, die als een theocratie werd belast met het uitvoeren van Gods oordelen, en het bevel kreeg om te doden en uit te drijven uit het land (zoals werd geopenbaard door de eerste drie bazuinen) zowel degenen die zich van Hem scheidden, als degenen die Hem niet erkenden als de enige waarachtige God. Zijn bevel echter tot de sprinkhanen, dat “zij niet zouden doden,” wijdt een veelbetekenende verandering in aangaande de aanpak van Zijn volk tegenover Zijn vijanden. Het grote beginsel van geweldloosheid die wordt opgelegd in deze

64

verandering, sprak Christus duidelijk uit tijdens Zijn bergrede: {TN5: 64.2}

“Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand. Maar Ik zeg u, de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook het andere toe.” Matt.5:38,39. {TN5: 65.1}

Het verkondigen van Christus en Die gekruisigd was een bittere beker te drinken voor degenen die, omdat zij de zonde liefhadden en terechtwijzing verachtten, Hem en Zijn volk haatten. De Christenen werden daardoor een grote plaag en kwelling voor hun tegenstanders. Inderdaad, net zoals de Oude en Nieuwe Testamentische Schriften, de “twee getuigen,” die de “twee olijfbomen”zijn, -“twee profeten”( Openb.11:3,10), -zo een grote pijniging waren voor de goddelozen gedurende de “twee en veertig maanden”(Openb.11:2), evenzo werden de sprinkhanen zo een grote pijniging door het verkondigen van het evangelie, dat zowel de Joden als de Romeinen zoveel mogelijk van hen vervolgden en doodden als de tijd het toeliet, aldus tot vervulling brengende “de eerste wee.” {TN5: 65.2}

Bedenk eens hoevelen werden bekeerd alleen al op de Pinksterdag-“ongeveer drieduizend zielen”! En “de Here voegde” daarop volgend “dagelijks toe aan de gemeente, die behouden werden.” Handelingen 2:41,47. Deze plotselinge grote toename in aantal onder de Christenen na de kruisiging, deed hen wemelend voorkomen als “sprinkhanen.” {TN5: 65.3}

Daarbij komend, kunnen sprinkhanen niet bang

65

gemaakt noch gedwongen worden zichzelf te verdedigen onder geen enkele provocatie. Noch wordt er in het menselijk hart enige verdriet of medelijden gevoeld voor hen, al werden zij op meedogenloze wijze gedood. En toch kunnen zij niet door mensenhanden vernietigd worden. Om deze redenen zijn zij het volmaakte symbool voor de ontembare moed en zachtmoedigheid van de eerste Christenen, voor het aangezicht van hun wrede onderdrukking door hun harteloze vijanden, en van de onmogelijkheid van de laatsten om een uitroeiing van het Christendom tot stand te brengen. {TN5: 65.4}

 Openb.9:7,eerste deel: “En de gedaanten der sprinkhanen was als van paarden, die tot de oorlog bereid zijn.” {TN5: 66.1}

Paarden zijn bereid voor de oorlog door goed getraind te zijn, een feit dat in dit verband aangeeft dat de eerste Christenen snel en bekwaam aanrukten met hun boodschap, als paarden in veldslag orde. {TN5: 66.2}

Openb.9:7,tweede deel. “En op hun hoofden waren kronen als van goud.” {TN5: 66.3}

Zo duidelijk dat het geen uitleg vereist, betekent de sprinkhanen hebbende “kronen van goud” dat zij bemachtigd zijn met een zuivere en verheven bevoegdheid: de bevoegdheid van Christus. En dit was exceptioneel de bekleding van de leden van de eerste Christelijke kerk. Christus gaf hen deze verzekering in Zijn belofte: {TN5: 66.4}

“Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen; en zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemel gebonden

66

zijn; en zo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn.” Matt.16:19. {TN5: 66.5}

Openb.9:7, derde deel. “En hun aangezichten was als aangezichten van mannen.” {TN5: 67.1}

Observeer dat de sprinkhanen hebbende menselijke gezichten een symbool is voor intelligentie, maar merk in het bijzonder op dat zij mannelijk zijn. Als zij vrouwelijk waren, zou het symbool onvolledig zijn, want het gezicht van een vrouw is geen natuurlijke kenmerk van een soldaat. {TN5: 67.2}

Openb.9:8, eerste deel. “En zij hadden haar als het haar der vrouwen.” {TN5: 67.3}

Aangezien het haar van de vrouw haar heerlijkheid is (1Kor.11:15), en een “vrouw” symbolisch staat voor de kerk (Jer.6:2),geeft het vrouwelijk haar aan dat de “sprinkhanen”verbonden waren aan de kerk, en dat zij hun heerlijkheid was. “Alzo dat wijzelf,” zegt Paulus, “van u roemen in de gemeenten Gods, over uw lijdzaamheid en geloof in al uw vervolgingen en verdrukkingen, die gij verdraagt.” 2 Thes.1:4. {TN5: 67.4}

Openb.9:8, tweede deel. “En hun tanden waren als tanden der leeuwen.” {TN5: 67.5}

Hoewel een leeuw het meest vreeswekkend is der dieren, zou hij, als hij geen tanden had, nauwelijks vreselijker zijn dan een hond. Dat de sprinkhanen tanden van leeuwen hebben geeft aan dat de eerste Christenen een veel grotere potentiële macht hadden om zichzelf te verdedigen en ieder beest (mens) te doden die niet van hun soort was (een Christen), dan het vroegere Israël had tegen de heidenen in hun tijd. Om

67

 deze reden was het noodzakelijk om de “sprinkhanen”te bevelen om niet te doden. Een demonstratie van de macht die zij bezaten wordt gezien in het lot van Ananias en Safira, die onmiddellijk, nadat Petrus hun voorgewende zonde openbaarde, dood neervielen aan de voeten van de apostel (Handelingen 5:1-11). Klaarblijkelijk dan zou  Petrus, als hij zonder eigen inspanning, genoeg macht had om de huichelaars die in zijn aanwezigheid kwamen te vernietigen, zeer zeker net zoveel macht hebben om de heidenen te vernietigen die probeerden om de vooruitgang van het evangelie tegen te houden. {TN5: 67.6}

Openb.9:9, eerste deel. “En zij hadden borstplaten als ijzeren borstplaten.” {TN5: 68.1}

De Bijbelse betekenis van een “borstplaat” is “geloof en liefde” (1 Thes.5:8)-de enige bescherming van de Christen. En de borstplaten van de sprinkhanen waren “als ijzeren borstplaten,” van de sterkste metaal die men kent. Daarom was het geloof van die onbevreesde soldaten van het kruis was zo onverslaanbaar, en hun liefde voor Christus en voor Zijn volk zo zuiver en onoverwinnelijk, dat “zij hielden niet op, elke dag, in de tempelen en bij de huizen, te leren, en Jezus Christus te verkondigen” (Handelingen 5:42), ondanks dat zij door zo te doen als sprinkhanen werden gedood. O, wat een tegenstelling tussen deze heldhaftige liefdeslaven van Christus, en de meeste belijdende Christenen in deze tijd! {TN5: 68.2}

Openb.9:9, tweede deel. “En het gedruis van hun vleugels was als een gedruis der wagens, wanneer  vele paarden naar de strijd lopen.” {TN5: 68.3}

Zoals er tot dusver wordt gezien, tonen de symbolen van

68

de vijfde bazuin aan, dat hoewel de eerste discipelen op meedogenloze wijze werden vervolgd en gedood, zij openlijk en onbevreesd tot de strijd zwermden om het evangelie van Christus te verkondigen. En om een  individueel voorbeeld te geven van hun onbevreesde pogingen, zegt Paulus: “Hoe ik niets achtergehouden heb van hetgeen nuttig was, dat ik u niet zou verkondigd en u geleerd hebben, in het openbaar en bij de huizen, betuigende beide Joden en Grieken….niet wetende wat mij daar overkomen zal.” Handelingen 20:20-22. {TN5: 68.4}

Hoevelen van de discipelen van Christus in deze tijd zouden bewust hun leven willen riskeren om het evangelie te verkondigen? Zelfs in een tijd van vrede zouden de meeste Christenen liever een zendeling sturen om het werk te doen waarvoor de Heer hen oproept, dan dat zij het zelf doen. Door zo te dienen door vervanging, door proxy (indirect) als het ware, lijken zij niet weinig op de koekoek, die haar eieren legt in de nest van de andere vogels, om ze zodoende door hen te laten broeden en te verzorgen. En sommigen, vanwege hun onwetendheid van de majesteit van Christus en Zijn macht om te beschermen, en vanwege hun blindheid voor hun taak en de “vergelding der loon,” zijn zelfs beschaamd om Hem openlijk in woord en daad te belijden. {TN5: 69.1}

(Openb.9:10 zal uitgelegd worden na Openb.9:11). {TN5: 69.2}

Openb.9:11. “En zij hadden over zich tot een koning de engel van de bodemloze put; zijn naam was in het Hebreeuws Abaddon, en in de Griekse taal had hij de naam Apollyon.” {TN5: 69.3}

Ware Christenen hebben, als onderdanen van het

69

 koninkrijk van Christus, over zich Christus, als hun Koning. Heersende over hen zowel in de periode van het Oude Testament (1Kor.10:1-4) als in het Nieuwe Testament, is Hij daardoor Koning over hen in beide perioden. Daardoor geven de Oud Testamentische Schriften, die oorspronkelijk in de Hebreeuwse taal zijn geschreven, Hem de naam Abaddon, terwijl de nieuw Testamentische Schriften, die oorspronkelijk in het Grieks zijn geschreven, Hem de naam Apollyon geven. {TN5: 69.4}

In het vurige licht van dit symbool, die de illustratie van de gehele reeks symbolen waarvan het deel uitmaakt, versterkt, en welk geen menselijk verstand kon hebben bedacht noch zodoende op de juiste manier hebben verklaard, wordt Christus gezien als zijnde de Koning van Zijn volk in zowel de Oude als in de Nieuwe Testamentische periode, en de Schrijver van de Schriften in zowel het Hebreeuws als in het Grieks. En uit dit feit volgt, dat, aangezien Hij het “Woord”is (de Bijbel in menselijke vorm), zijn Hebreeuwse naam, Abaddon, dan ook de naam is van de Oud-Testamentische Schriften, en Zijn Griekse naam, Apollyon, ook de naam is van de Nieuw-Testamentische Schriften. {TN5: 70.1}

Als bewijs dat hij de soevereiniteit van Christus over de kerk erkende, niet alleen in het Nieuwe Testamentische periode, maar ook in het Oude Testamentische periode, verklaarde Paulus, in zijn brief tot de Korintiers: “En ik wil niet, broeders, dat gij onwetend zijt, dat onze vaders allen…in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee;…en allen dezelfde geestelijke drank

70

gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus.” 1Kor.10:1-4. {TN5: 70.2}

Wee degene die het ene Testament aanneemt en de andere ter zijde legt, geen aandacht schenkt aan geen van beide, of traditie verheft boven beide! {TN5: 71.1}

Abaddon, de Hebreeuwse naam van Christus, geeft Hem aan als een “vernietiger,” wat aangeeft dat Hij in de Oud-Testamentische periode gewoonweg velen van Zijn vijanden vernietigde; maar Apollyon, Zijn Griekse naam, geeft Hem aan als een “uitroeier,” wat betekent dat Hij in de Nieuw Testamentische periode al de goddelozen zal uitroeien. (Wat een prachtige nauwkeurigheid van zinspeling in deze symbolische benamingen!) En dit uitroeiingswerk wordt levendig afgebeeld in de volgende, hoogtepunt bereikende scene: {TN5: 71.2}

“En uit Zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmee de heidenen te slaan. En Hijzelf zal hen hoeden met een ijzeren staf en Hijzelf treedt de persbak van de wijn der gramschap en van de toorn van de Almachtige God. En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij geschreven de naam: KONING DER KONINGEN, HERE DER HEREN. En ik zag een engel, staande in de zon en hij riep met luider stem en zeide tot alle vogels, die in het midden des hemels vlogen: Komt, verzamelt u tot de maaltijd van de grote God, om te eten het vlees van koningen en het vlees van oversten over duizend en het vlees van sterken en het vlees van paarden en van hen, die

71

daarop zitten, en het vlees van allen, vrijen en slaven, kleinen en groten.” Openb.19:15-18. {TN5: 71.3}

Daarom is Christus voor degenen, die Hem aannemen als hun Koning, een Verlosser, maar voor degenen die weigeren om Hem over hen te laten regeren (Lucas 19:14), is Hij een uitroeier. Aldus vallen de vervloekingen en oordelen (zoals de bazuinen openbaren) dienovereenkomstig op degenen die de leringen en de bevoegdheid van de Bijbel verwerpen, en die als resultaat daarvan de zegel niet hebben. {TN5: 72.1}

Deze serieuze feiten raden ons ernstig aan om de Bijbelse waarschuwing niet te vergeten, dat de manier waarop wij Het behandelen een van de twee resultaten tot stand zal brengen-dood of leven. {TN5: 72.2}

Openb.9:10,eerste deel. “En zij hadden staarten als de schorpioenen, en er waren angels in hun staarten.” {TN5: 72.3}

Wij hebben gezien dat de “sprinkhanen” symbolisch staan voor de soldaten van het kruis; wij weten dat de staart van een dier het achterste lid is van zijn lichaam; met andere woorden zijn achterhoede. Wij hebben dus geen keus dan te concluderen dat de staarten van de sprinkhanen symbolisch zijn voor de achterhoede van de kerk-haar volgelingen. Bovendien, daar de staart een verbonden deel is van het lichaam, toont dit aan dat zowel de leiders als de leken van de eerste Christelijke kerk onafscheidelijk met elkaar verbonden waren in Christus (Rom.12:5), de een toegewijd aan de ander. Aldus staat geschreven: “want zovelen als er bezitters waren van landen of huizen, die verkochten zij, en brachten de prijs der verkochte goederen, en legden

72

 die aan de voeten der apostelen. En aan een ieder werd uitgedeeld, naar dat elk van node had.” Handelingen 4:34,35. {TN5: 72.4}

Openb.9:10,tweede deel. “En er waren angels in hun staarten.” {TN5: 73.1}

Aangezien hun staarten hun bekeerlingen voorstellen, en tegelijkertijd dat zij angels in zich hebben, dan was er vanzelfsprekend, door de snelle opvolging van discipelen tot de godsdienst van Christus, een steek, een pijniging voor de goddelozen. “Wat zullen wij,” riepen zij uit in de resulterende wanhoop, “deze mensen doen? Want dat er een bekend teken door hen geschied is, is openbaar aan allen, die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen. Maar opdat het niet meer en meer onder het volk verspreid worde, laat ons hen scherp dreigen, dat zij niet meer tot enig mens in deze naam spreken. En toen zij hen geroepen hadden, zeiden zij hen aan, dat zij in het geheel niet zouden spreken, noch leren, in de naam van Jezus,” want “de gehele wereld gaat Hem na.” Handelingen 4:16-18; Johannes 12:19. {TN5: 73.2}

Openb.9:5,6. En hun werd gegeven, dat zij hen niet zouden doden, maar dat de mensen zouden gepijnigd worden, vijf maanden lang; …en in die dagen zullen de mensen de dood zoeken, maar hem geenszins vinden; en zij zullen begeren te sterven, maar de dood zal van hen vlieden. {TN5: 73.3}

Aangezien de “sprinkhanen” symbolisch zijn voor de volgelingen van Christus na de kruisiging, en dat zij werden bevolen hun vijanden niet tegen te staan, dan beginnen de “vijf maanden” daarom in die tijd. En gezien bovendien het feit, dat de dood voor nog geen enkel mens vlucht, maar nog steeds over allen heerst, dan zijn de “vijf maanden” daaruit volgend een figuurlijke

73

tijd, die zich uitspreidt vanaf de kruisiging tot aan een tijd waarin “de dood” van sommige mensen “zal vlieden”; dat is, tot een tijd waarin sommigen onkwetsbaar gemaakt zullen worden voor de dood. {TN5: 73.4}

Openb.9:10, derde deel. “En hun macht was de mensen te beschadigen, vijf maanden lang.” {TN5: 74.1}

Ook het feit dat de bazuinen figuurlijk zijn, is een ander bewijs dat deze vijf maanden een figuurlijke tijd zijn. Maar waarom zou deze periode, waarin de sprinkhanen, de Christenen, de macht hebben om de mensen te pijnigen beperkt worden tot “vijf maanden”? Laat er opgemerkt worden, dat de 144.000 de “eerste vruchten” (K.J.V.) worden genoemd, aangevende dat zij worden verzegeld aan het begin van “de oogst”-het begin van de tijd om “het onkruid” van het “tarwe”te scheiden. Daarom moeten wij ons wenden tot de gelijkenis van de “oogst,” voor een volledige verklaring van de “vijf maanden”periode. {TN5: 74.2}

In Traktaat Nr.3, De Oogst, wordt de tijd vanaf de doop van Christus tot het einde van de genadetijd in een afbeelding weergegeven door twaalf figuurlijke maanden-zes maanden vanaf Christus’ doop tot aan Zijn kruisiging, vijf vanaf de kruisiging tot aan de  inzameling van de eerste vruchten (de 144.000-Openb.14:4), en een maand overblijvend voor de inzameling van de tweede vruchten (de grote schare-Openb.7:9). {TN5: 74.3}

Gedurende de figuurlijke vijf maanden, werden de “sprinkhanen” opgedragen om degenen die het zegel van God niet hebben te pijnigen, maar niet te doden.  Dit bevel geeft aan dat na de voleinding van deze periode, het

74

weerhouden om te doden zal ophouden, en dat vanaf die tijd de goddelozen ook gedood, in plaats van alleen maar gepijnigd zullen worden. In die tijd zullen “de vier engelen” van Openbaring 9:15 zich hebben voorbereid om “het derde deel der mensen te doden.” {TN5: 74.4}

Deze verscheidene, met elkaar verbonden feiten presenteren een vaste keten van bewijs dat God in de Christelijke tijdperk, gedurende de figuurlijke vijf maanden, Zijn wraak heeft uitgesteld voor de genade. En van daaruit volgt onvermijdelijk, dat dergelijke Christenen, die de doodvonnis uitvoerden op degenen die het oneens met hen waren, tegen Christus werkten in plaats van voor Hem. Want als Christenen (sprinkhanen) kregen zij de opdracht niet te doden, maar zelfs te zegenen degenen die hen “op wrede wijze” behandelden. Waarlijk moesten zij voor degene die hen sloeg op de “ene wang,” ook de “andere wang” toekeren. En als hij hun “mantel” zou afnemen, moesten zij hem ook hun “jas” laten nemen. Lucas 6:28,29. {TN5: 75.1}

Na de afloop van de vijf figuurlijke maanden van weerhouding waarin zij niet mochten doden, zullen sommigen onkwetsbaar gemaakt worden voor de dood, voor het afsluiten van het evangeliewerk, en zullen, indien noodzakelijk voor het loslaten van hun verantwoordelijkheid,

Blij zijn te Sterven, Maar het Niet Kunnen. {TN5: 75.2}

Openb.9:6.”En in die dagen zullen de mensen de dood zoeken, en zullen die niet vinden; en zij zullen begeren te sterven, en de dood zal van hen vlieden.” {TN5: 75.3}

De ervaring van Christus’ eerste discipelen

75

zal verklaren waarom de mensen na het einde van de “vijf maanden” zullen begeren te sterven, maar het niet kunnen. Ondanks de grote vervolging tegen de getrouwen van de primitieve Christelijke kerk, dwong hun inzicht voor de grote nood van de wereld hen om het evangelie van Christus te verkondigen zelfs ten koste van hun leven. En niettegenstaande de wreedste dood die hen te wachten stond, hielden zij in geloof en moed in God het licht aan van het evangelie voor de mensen net zo voortdurend als de zon haar lichtstralen aanhoudt over de aarde. {TN5: 75.4}

“Dat ik in Azië ben aangekomen,” getuigt de ter-dood-veroordeelde apostel, “hoe ik bij u de ganse tijd geweest ben: Dienende de Here met alle ootmoedigheid, en vele tranen, en verzoekingen, die mij overkomen zijn door de lagen der Joden;… {TN5: 76.1}

“En nu ziet, ik weet, dat gij allen, waar ik doorgegaan ben, predikende het Koninkrijk Gods, mijn aangezicht niet meer zien zult. Daarom betuig ik u op deze huidige dag, dat ik rein ben van het bloed van u allen. Want ik heb niet achtergehouden, dat ik u niet zou verkondigd hebben al de raad Gods… {TN5: 76.2}

“Toen wij nu dit hoorden, baden beiden wij en die van die plaats waren, dat hij niet zou opgaan naar Jeruzalem. Maar Paulus antwoordde: Wat doet gij, dat gij weent, en mijn hart week maakt. Want ik ben bereid niet alleen gebonden te worden, maar ook te sterven te Jeruzalem voor de Naam van de Here Jezus.” Handelingen 20:18,19,25-27;21:12,13. {TN5: 76.3}

Door in de naam van Christus te prediken, zochten

76

 de Christenen in de tijd van Paulus waarlijk de dood. Aangezien zij het een groot voorrecht en eer achtten om voor Hem te sterven, verlangden zij ernaar om alzo te doen, als anderen door hun dood het eeuwig leven zouden verkrijgen. {TN5: 76.4}

Hoewel Gods volk in deze tijd een “tijd van benauwdheid zoals er nooit is geweest” (Dan.12:1) zal meemaken, wanneer de aardse rechtbanken het zullen doen geschieden “dat allen, die het beeld van het beest niet zouden aanbidden, gedood zouden worden” (Openb.13:15), verklaart het Woord desondanks: “…in die tijd zal uw volk verlost worden, al wie gevonden wordt geschreven te zijn in het boek.” Dan.12:1. {TN5: 77.1}

O, wat een belofte en wat een verzekering! Wie kan Gods grote macht bevatten, en de heerlijkheid van deze lang verwachte verlossing? Degenen die dat wel doen, en die volledig op de Here vertrouwen, zullen, voor de bestwil van Zijn volk, “dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende.” Hebr.13:13. {TN5: 77.2}

Door zodoende de richting in te slaan tegen alle aardse gunsten in (door de boodschap van het “uur”te verkondigen), zullen zij voortgaan “als schapen in het midden der wolven”(Matt.10:16)-“de dood zoekende.” En hoewel zij blij zijn te “sterven” ter wille van Christus, of, zoals de Openbaarder het stelt, hoewel zij “zullen begeren te sterven,” is de belofte, dat “de dood van hen zal vlieden,” wat het voor hen onmogelijk maakt te sterven. Zelfs het zwaard van de goddelozen dat wordt opgeheven om hen te doden, zal afbreken en

77

“zo machteloos als stro” neervallen (Eerste Geschriften, blz.27/Early Writings, blz. 34), wat hen volledig onverslaanbaar maakt. {TN5: 77.3}

“In die zelfde dag,” zegt de Heer, “zo wie zijn leven zal zoeken te behouden, die zal het verliezen; en zo wie zijn leven zal verliezen, die zal het behouden.” Lucas 17:31,33. Kortom, alleen degenen die “begeren te sterven” om Christus’ wil, zullen het eeuwig leven verkrijgen. {TN5: 78.1}

“Het eerste wee is voorbijgegaan: zie, nog twee weeën komen hierna” (Openb.9:12), waarvan de volgende zich bevindt in

DE ZESDE BAZUIN. {TN5: 78.2}

Openbaring 9:13 tot 11:14.

Openb.9:13,14. “En de zesde engel blies de bazuin, en ik hoorde een stem uit de vier horens van het gouden altaar, dat voor God staat, zeggende tot de zesde engel, die de bazuin had: Laat de vier engelen los, die bij de grote rivier, de Eufraat, gebonden zijn.” {TN5: 78.3}

Komende vanuit de “gouden altaar,”toont het bevel: “Laat de vier engelen los,” aan, dat de zesde bazuin enige tijd bazuinde voordat de gordijn tot de Heilige der heiligen-afdeling in het hemels heiligdom werd opgeheven. Anders zou de stem vanuit de troon vandaan komen-het Heilige der heiligen. (Voor een gedetailleerde behandeling van het optillen van de gordijn, zie Traktaat Nr.3, De Oogst.) maar zoals er werd gezien, zijn wij nog steeds in de periode van de vijfde bazuin, een feit dat de vraag uitlokt: Hoe kon dan de zesde bazuin gebazuind zijn voordat de

78

gebeurtenissen van de vijfde waren afgelopen? {TN5: 78.4}

Laat er opgemerkt worden, dat hoewel elk van de bazuinen op een gedefinieerde tijd begint, de een de ander echter overlapt, en alle zeven zich uitbreiden tot de tweede komst van Christus. Dit wordt gezien door de samenwerking van de waarheid van alle zeven. De vloed (eerste bazuin), de Exodus beweging (tweede bazuin), het geven van de Oud-Testamentische Schriften (derde bazuin), de kerk weggenomen in gevangenschap (vierde bazuin), Christus’ eerste komst en daaruit volgende gebeurtenissen (vijfde bazuin), dezen bazuinen allemaal in deze tijd luider dan ooit. En aangezien deze waarheden het evangelie van vandaag vormen, is het duidelijk dat, hoewel de bazuinen voortgaan in een  opeenvolgende volgorde, elk beginnend op een andere tijd, zij allemaal met kracht doorgaan tot het einde van de wereld, en daarmee eindigen. Aldus wordt, aangezien het verwerpen van één bazuin gelijkwaardig is aan het verwerpen van alle zeven, de scherpe les getrokken, dat het verwerpen van één waarheid gelijk is aan het verwerpen van de gehele waarheid.  {TN5: 79.1}

Met de veertiende vers van Openbaring 9 begint de beschrijving van de zesde bazuin, en het eindigt met de veertiende vers van Openbaring 11, welke aankondigt: “Het tweede wee [zesde bazuin]: zie, het derde wee komt spoedig.” Daarom moet iedere profetische gebeurtenis die is opgetekend tussen Openbaring 9:14 en 11:14 zijn vervulling vinden in de periode van de zesde bazuin-tussen de eerste en de tweede wee. {TN5: 79.2}

In het licht van dit feit, zien wij dat de

79

tijd waarin de “twee getuigen”van Openbaring 11:3, “met een zak bekleed,” moesten “profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang”, moet plaatsvinden gedurende het bazuinen van de zesde bazuin. En zijnde in de toekomstige tijd, geeft  het zinsdeel: “zal…profeten, twaalfhonderd zestig dagen lang” (Openb.11:3) aan, dat tegen de tijd dat de bazuin begon te bazuinen, deze periode van 1260 dagen nog in de toekomst lag. {TN5: 79.3}

De stem die kwam vanuit de gouden altaar zei: “Laat de vier engelen los, die bij de grote rivier, de Eufraat, gebonden zijn.” Om “de vier engelen” te kunnen identificeren, Moeten wij eerst begrijpen wat de letterlijke betekenis is van de rivier de Eufraat. {TN5: 80.1}

De hoofdstad van het vroegere Babylon was gebouwd aan beide oevers van de Eufraat; aldus werd de stad in twee delen gescheiden. De rivier was ook een waterbron, wat zorgde voor een versterkende plek voor de stad. En zo, omdat de vroegere Babyloniërs de eersten waren die aan de oevers van de Eufraat bouwden, en omdat de oorspronkelijke toepassing verbonden moet zijn aan de oorspronkelijke bewoners aldaar, openbaart de “grote rivier de Eufraat” zich als een type van “de wateren…waar de hoer zit” (Openb.17:15)-het moderne Babylon. En deze belangrijke waarheid wordt bevestigd door het feit, dat de vroegere stad, Babylon, nu niet meer bestaat, terwijl de profetie spreekt van een Babylon in deze tijd. {TN5: 80.2}

Als er nu dan een moderne

80

Babylon is, dan moet er noodzakelijkerwijs een herhaling zijn in deze tijd van de omstandigheden en gebeurtenissen die specifiek kenmerkend waren voor het oude Babylon in haar relatie met Gods volk. Daaruit volgend moet hun gevangenschap in Babylon, het type (Jer.29:10), zijn gelijkenis vinden in Babylon, het antitype. Vanzelfsprekend daarom moet het feit dat de engelen “bij de grote rivier, de Eufraat” gebonden zijn, figuurlijk staan voor de Christelijke kerk gedurende de periode van haar gevangenschap in de antitypische Babylon-“de grote stad” die na de tijd van Johannes opkwam. {TN5: 80.3}

Bovendien geeft de verklaring, uitgesproken door de stem uit de gouden altaar: “Laat de vier engelen los die gebonden zijn,” overtuigend aan, dat toen de “stem”sprak, de kerk (de engelen) reeds in gevangenschap was en losgelaten moest worden. {TN5: 81.1}

Openb.9:15, eerste deel. “En de vier engelen werden losgelaten.” {TN5: 81.2}

De uitvoering van het bevel: “Laat de vier engelen los,” wat betekent de kerk bevrijden van haar gevangenschap in Babylon, resulteerde in haar verlossing van haar lange gebondenheid aan de tirannie onder het kerk-en-staat-bewind, en in het terugbrengen van de Bijbels tot Gods volk, zodat zij konden bestuderen en aanbidden in vrees voor en onder goedkeuring van geen enkel mens, en onder verantwoording alleen tot hun geweten en hun God. Door de daaruit volgende ontbinding van de kerk-en-staat vereniging, werden de “vier engelen” losgelaten. {TN5: 81.3}

Openb.9:15, laatste deel. “…die bereid waren voor een uur, en een dag, en een maand, en een jaar, om het derde deel der mensen te doden.” {TN5: 81.4}

81

De vervulling van de voorspelling van Josiah Litch (berekenend “een uur, een dag, een maand, en een jaar”van Openbaring 9:15 tot een totaal van 391jaren en 15 dagen, uitgaande van een dag voor een jaar, zoals in Ezechiël 4:6), is de sterkste gelijkenis van waarheid die wordt gevonden in Uriah Smith’s interpretatie van de bazuinen. Geen wonder daarom, dat de aanhangers ervan hun best doen om de mensen erin te doen blijven geloven, door moedig aan te houden dat De Grote Strijd ondersteuning biedt aan het standpunt dat is gevestigd door Josiah Litch’s voorspelling. {TN5: 82.1}

“In 1840,” leest het genoemde verslag, “ging een andere profetie in vervulling, die algemene belangstelling trok. In 1838 had Josiah Litch, een van de belangrijkste verkondigers van de wederkomst van Christus, een werk gepubliceerd waarin hij zijn interpretatie van Openbaring 9 gaf en de val van het Ottomaanse rijk voorzegde. Volgens zijn berekeningen zou deze macht “in de loop van de maand augustus 1840″ ten val worden gebracht… {TN5: 82.2}

“Op het aangeduide tijdstip aanvaardde Turkije door bemiddeling van zijn ambassadeurs de bescherming van de Europese mogendheden en kwam het onder controle van Christelijke landen. De voorspelling was nauwkeurig uitgekomen.”-De Grote Strijd, blz. 313,314( The Great Controversy, blz.334,335). {TN5: 82.3}

Om te zeggen wat De Grote Strijd zegt, is volledig aanvaardbaar, maar om te zeggen dat het de bewering van Josiah Litch’s verklaring ondersteunt betreffende het “uur,” “dag,”

82

“maand” en “jaar,” dat dit volgens de Bijbel een periode aangeeft van “391 jaren, en 15 dagen,” die eindigen in 1840 A.D., is niet aanvaardbaar. Bovendien deed de gebeurtenis die plaatsvond in 1840, de Bijbelse voorspelling niet in vervulling gaan, om de eenvoudige reden dat aan het eind van het “uur, ..en dag, ..en maand, …en jaar,”de vier engelen “het derde deel der mensen” moesten “doden.” Het werkelijke feit echter was, dat op de datum waarop Josiah Litch’s voorspelling in vervulling ging, er geen slachting plaatsvond, maar Turkije werd, in plaats van ten val te worden gebracht, zonder bloedvergieten onder bescherming geplaatst van de Europese landen! Bovendien moesten de “vier engelen,”en niet een natie (want een natie wordt nooit gesymboliseerd door engelen), vrijgelaten worden, en dan zouden zij “het derde deel der mensen” moeten doden, terwijl de Turken niemand, doodden, maar in plaats van vrijgelaten te worden, werden zij in feite onder mandaat gesteld. Verder nog, hoorde Johannes dat het aantal van degenen die zouden doden exact 200.000.000 cavaleristen (“ruiters”) bedroeg, maar Turkije heeft in haar gehele bestaan nooit zoveel ruiters gehad! {TN5: 82.4}

Daar wij reeds hebben gezien dat het “vuur,” de “rook”en de “zwavel,” symbolisch zijn en niet letterlijk, en dat zij daardoor niet voortkomen uit de salvo van een vuurwapen in de hand van een Turk, zijn wij daaruit volgend geleid om verder te onderzoeken naar hun betekenis. Zodoende vinden wij dat Openbaring 9:20 openbaart dat de symbolische vuur, rook en zwavel resulteren in “plagen.” Het zijn daarom geen vuurwapens,maar plagen, waarmee de

83

ruiters het “derde deel der mensen” doden. {TN5: 83.1}

Aangezien “de overige mensen, die niet gedood waren door deze plagen, zich toch niet bekeerden van de werken hunner handen, dat zij niet zouden aanbidden de duivelen en de gouden, en zilveren, en koperen, en houten afgoden, die noch kunnen zien, noch horen, noch wandelen”(Openb.9:20), dan is de bedoeling van het doden van een derde deel der mensen kennelijk, niet om enige zelfzuchtige doel te bereiken, maar eerder om de mensen te helpen om tot bekering te komen. {TN5: 84.1}

Terugkomend op de voorspelling van Litch, is het duidelijk te zien dat De Grote Strijd niet probeert om, door wat het zegt aangaande de voorspelling, het onderwerp van de bazuinen te verklaren. Het brengt alleen maar verslag van een historische gebeurtenis. Daarom moet het citaat “In 1840 ging een andere profetie in vervulling, die algemene belangstelling trok” niet geïnterpreteerd worden als ondersteuning van Josiah Litch’s interpretaties van de Openbaarder’s profetie, maar in de plaats als het optekenen van het in vervulling gaan van zijn voorspelling gebaseerd op de Openbaring. Aldus was het dit laatste standpunt, en niet dat van de Bijbel of van De Grote Strijd, waarvan “de voorspelling nauwkeurig” was “uitgekomen.” {TN5: 84.2}

  Maar men zou zich kunnen afvragen: Als Openbaring 9:15, waarop Josiah Litch’s voorspelling van de vernoemde datum werd gebouwd, niet in vervulling ging op de tijd waarnaar hij verwees, wat maakte dan dat de Turken op juist die datum de Christelijke natiën accepteerden als een protectoraat? Zorgde Satan op listige

84

 wijze ervoor dat de Turken op de voorspelde datum van Litch zich lieten overhalen, om zodoende deze wonderbaarlijke waarheid van de bazuinen te dwarsbomen en onbetrouwbaar te maken, en daardoor op krachtige wijze zijn misleidingen in de kerk te bevestigen? {TN5: 84.3}

Wat dat aangaat, weten wij niet, maar wat wij wel weten is: dat ondanks het feit dat Litch onopzettelijk de Schriften verkeerd heeft gebruikt, dat er toch op juist die dag waarop hij “de val van het Ottomaanse rijk” had voorspeld, een zekere macht  het rijk onder de “bescherming van de Europese mogendheden” bracht. {TN5: 85.1}

Aldus, hoewel het vast staat dat er op de vastgestelde datum iets met Turkije gebeurde, staat het nog vaster dat deze gebeurtenis niet de vervulling was van de Bijbelse profetie. Het is echter voldoende te weten, dat de Heer de voorspelling van Litch tot een zegen veranderde: {TN5: 85.2}

“Toen dit bekend werd, kwamen zeer veel mensen tot de overtuiging dat de beginselen die Miller en zijn medewerkers volgden bij de uitleg van de profetieën [van de 2300 dagen] juist waren. Dit was een zeer grote steun voor de Adventbeweging. Knappe en invloedrijke mannen sloten zich bij Miller aan en hielpen hem bij de verkondiging en publicatie van zijn opvattingen. Het werk maakte grote vorderingen tussen 1840 en 1844.”-De Grote Strijd, blz.314( The Great Controversy, blz.335). {TN5: 85.3}

Eens bestreden mensen de astronomische bevindingen van Galileo. Zij dwongen hem zelfs om zijn standpunt, namelijk dat de aarde rond was, te herroepen. Maar hun strijd tegen de waarheid maakte de aarde niet plat. Evenzo zal de

85

strijd die iedereen levert tegen de scherp omlijnde bewijzen dat Openbaring 9:15 niet in vervulling ging in 1840, of in feite, zelfs het pogen om het licht op iedere andere Bijbelse waarheid te verduisteren, het niet eens voor een klein deel verduisteren of veroordelen, maar alleen zichzelf verduisteren of veroordelen. {TN5: 85.4}

Maar doordat zij al die tijd, in het belang van hun gekoesterde gedachten, het verstand van de leken in verwarring hebben gebracht door de leringen van de Staf (Rod) verkeerd te interpreteren, zullen de tegenstanders van Tegenwoordige Waarheid in deze tijd ongetwijfeld hetzelfde doen met deze traktaat en met de citaat van De Grote Strijd aangaande de voorspelling van Litch. Laat daarom degenen, die de gewoonte hebben om anderen toe te staan om voor hen te denken, maar die bezorgd zijn om hun eeuwige welzijn, gewaarschuwd zijn voor het dodelijk gevaar van een dergelijke koers, en zich behoeden voor het verwerpen van datgene wat waarheid is. Want “ het grote gevaar voor ons volk,” zegt de Geest der Waarheid, “is dat het zich afhankelijk heeft gesteld van mensen, en vlees tot haar arm maakt. Degenen die niet de gewoonte hebben om de Bijbel zelf te onderzoeken, of bewijzen te overwegen, hebben vertouwen in de leidinggevende mannen en aanvaarden de beslissingen die zij nemen; en aldus zullen velen juist de boodschappen verwerpen die God tot Zijn volk zendt, als deze leidinggevende broeders ze niet aannemen.” -Getuigenissen voor Predikanten (Testimonies to Ministers), blz. 106. {TN5: 86.1}

Om nu verder te gaan, vestigen wij onze aandacht op de waarheid aangaande de vier engelen, “die bereid waren voor een uur, en een dag, en een maand, en een jaar, om het

86

derde deel der mensen te doden.” Openb.9:15, laatste deel.(K.J.V.) {TN5: 86.2}

De marginale vertaling (K.J.V) weergeeft het voorzetsel “op”(of “in”) voor het voorzetsel “voor,” wat de vers als volgt doet voorlezen: “Op een uur, een dag, een maand, en een jaar.” Op een nog exactere wijze weergegeven, zou het te lezen zijn als:“Op een uur, op een dag, op een maand en op een jaar.” Aldus zijn er vier punten in de tijd vastgesteld, waar “op” de vier engelen zich moesten bereiden “om het derde deel der mensen te doden.” En aangezien het “derde deel” in de bazuinen zoals wij hebben gezien, degenen voorstelt die Gods beroepen tot hen om te bekeren gered te worden verwerpen, dan geeft de voorbereiding van de vier engelen op vier opeenvolgende gelegenheden voor de uiteindelijke uitvoering van de dood tot “het derde deel der mensen” dienovereenkomstig aan, dat de mensen een in vier fasen (vier leerstellingen)verdeelde boodschap zal verwerpen, waarbij iedere fase opeenvolgend wordt geopenbaard: {TN5: 87.1}

(1) De enige geopenbaarde waarheid aangaande en komende “op een uur” is de verkondiging van de bekendmaking van de engel: “Vreest God en geeft Hem heerlijkheid, want de ure van Zijn oordeel is gekomen.” Openb.14:7. {TN5: 87.2}

(2) De enige geopenbaarde waarheid aangaande en komende “op een dag” is “de dag der wraak” (Jes.63:4), “de grote en geduchte dag des Heren,”die bekendgemaakt moet worden door de beloofde “profeet Elia.” Mal. 4:5; Getuigenissen voor Predikanten (Testimonies to Ministers), blz.475. {TN5: 87.3}

(3) De enige openbaring aangaande

87

en komende “op een maand” is “de late regen in de eerste maand”(Joel 2:23) -het  licht van de engel die de aarde zal verlichten met zijn heerlijkheid (Openb.18:1; Eerste Geschriften, blz.331,332/Early Writings, blz.277,278). “Daarna zal het geschieden,” zegt de Heer, “dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees.” Joel 2:28. Deze heerlijke profetische belofte geeft een voorstelling van de kracht die God zal toekennen aan Zijn boodschappers die de boodschap zullen verkondigen die wordt geopenbaard in de tijd “van de late regen.” “Op de juiste tijd,”zegt de Geest der Profetie, “zendt Hij Zijn getrouwe boodschappers om een werk te doen dat gelijk is aan het werk van Elia.” –Getuigenissen (Testimonies) Deel 5, blz.254. (Voor verdere studie over de late regen, zie De Herders Staf/ The Shepherds Rod, Deel 2, blz.256,257.) {TN5: 87.4}

(4) En als laatst, de enige openbaring aangaande en komende “op een jaar,” en die de vier engelen voorbereidt “om het derde deel der mensen te doden,” zegt de Heer, is “het jaar van Mijn verlosten.” Jes.63:4.  En dit “jaar,” waarin Zijn volk wordt verlost, is natuurlijk de tijd van de verzegeling en van de bevrijding van de 144.000,-zij die verlost zijn, die ontkomen aan de slachting die wordt uitgevaardigd in Ezechiël 9.Van dezen zegt de Heer: “Ik zal een teken onder hen stellen, en Ik zal uit hen de ontkomenen zenden naar de volken-naar…de verre kustlanden, die Mijn gerucht niet gehoord, noch Mijn heerlijkheid gezien hebben; en zij zullen Mijn heerlijkheid onder de heidenen verkondigen. En zij zullen al uw broeders uit alle heidenen de Here tot en spijsoffer brengen,

88

…naar Mijn heilige berg toe, naar Jeruzalem,…in een rein vat brengen tot het huis des Heren.” Jes. 66:19,20. {TN5: 88.1}

Deze vier boodschappen bereiden de vier engelen voor “om het derde deel der mensen te doden”-allen die verzuimen om in hun leven de verlossende waarheid van het evangelie aan te nemen, zoals het wordt geopenbaard door de vier boodschappen. Zij zijn, ter samenvatting, (1) degenen die hun oren sluiten voor de verkondiging van het oordeel, dat is geopenbaard “op een uur”; (2) degenen die geen aandacht schenken aan de ernstige waarschuwing van de dag van Gods wraak, die is geopenbaard “op een dag”; (3) degenen die de late regen niet ontvangen, die komt “op een maand”; en (4) degenen die zich niet aansluiten bij “Zijn verlosten” (de 144.000), die zijn verzegeld “op een jaar.” Al dezen, die falen om de noodzakelijke voorbereiding te maken voor het heerlijke land nadat de waarheid tot hen is verkondigd, zullen omkomen op het bevel van de engelachtige ruiters, wiens leger “tweehonderd duizend duizend”  bedraagt. {TN5: 89.1}

Openb. 9:16-19. “En het getal der legerscharen van de ruiters was tweehonderd duizend duizend: en ik hoorde hun aantal.  En aldus zag ik in dit gezicht de paarden en hen, die erop gezeten waren: hebbende borstplaten van vuur, en van hyacint, en van zwavel: en de koppen der paarden waren als leeuwenkoppen, en uit hun bek kwam vuur en rook en zwavel. Door deze drie plagen werd het derde deel van de mensen gedood: door het vuur en de rook en de zwavel, die uit hun bek kwamen. Want de macht der paarden ligt in hun bek en in hun staarten. Want hun staarten zijn als slangen, met

89

koppen, en daarmede brengen zij schade toe.” (K.J.V.) {TN5: 89.2}

Deze verzen lokken onmiddellijk de vraag uit: Wie zijn deze “ruiters” en “paarden,” die elk 200.000.000 in aantal zijn, “het leger” dat “het derde deel der mensen” zal “doden”? {TN5: 90.1}

Bij het beantwoorden van deze vraag, moet eraan gedacht worden, dat de “vier engelen” eveneens “het derde deel der mensen”moesten “doden,” en ook dat zij de viervoudige boodschap symboliseren die in zicht werd gebracht in de vorige alinea’s. Daarom is het “leger”van “paarden” ongetwijfeld een figuurlijke voorstelling van de werkers, die de laatste boodschap verkondigen. {TN5: 90.2}

Dat het symbool, paarden, juist wordt verklaard als een voorstelling van evangeliewerkers wordt verder bevestigd door Zacharia 14:20. Daar worden paarden gebruikt om predikanten te symboliseren, zij die “de bellen” doen luiden-een alarmerende waarschuwing, een boodschap van verlossing. Net als de “sprinkhanen” stellen zij daarom de boodschappers van God voor, maar onder andere omstandigheden. (Voor een uitgebreidere behandeling van deze symbolische betekenis van de paarden, lees Traktaat Nr.2, De Waarschuwende Paradox van Zacharia 6.) {TN5: 90.3}

Aangezien de paarden aldus een voorstelling zijn van evangelie-boodschappers, en aangezien zij beheerst worden door hun berijders (goddelijke wezens),dan volgt het automatisch, dat de “ruiters” een figuurlijke voorstelling zijn van de engelenschare, die de heiligen leidt en instrueert in hun werk van het verkondigen van de boodschap,

90

 en daarop volgend, het doden van het derde deel der mensen, die het verwerpen. Daar het echter de berijders zijn, en niet de paarden, die het doden uitvoeren wanneer zij in een strijd verwikkeld zijn, zijn deze bovennatuurlijke wezens, de engelachtige ruiters, degenen die in feite het doden uitvoeren. Daarom hebben zij “borstplaten van vuur [bescherming van de Geest], en van hyacint en van zwavel.” {TN5: 90.4}

Wat is dan, kunnen wij ons afvragen, is de “macht” van de paarden? Zoals wij hebben begrepen, zijn deze 200.000.000 paarden symbolisch voor een groot leger van evangeliewerkers, uit wiens lippen een boodschap voortkomt, die leven of dood betekent. Dit moet daarom de macht zijn in hun mond.  Daaruit volgend, is het “vuur,” de “rook” en de “zwavel,” dat “uit hun bek” voortkomt, figuurlijk voor de boodschap die zij verkondigen: de kracht van de Heilige Geest (het “vuur”), de offers van Christus (de “rook”), en de vernietigende oordelen van God (“de zwavel”). Door deze drievoudige boodschap “werd het derde deel der mensen gedood.” Openb.9:18. {TN5: 91.1}

“De natie en het koninkrijk dat u niet wil dienen, zal vergaan; ja, die natiën zullen volkomen verwoest worden.” Jes.60:12, K.J.V. {TN5: 91.2}

“Heft op de hoge berg [Gods heilige kerk],” zegt de Heer, “een banier op, roept met luider stem [de verkondiging van het evangelie] hun toe, schud de hand, opdat zij de poorten der edelen kunnen binnentrekken. Ik heb Mijn geheiligden [de geestelijke leiders-“tweehonderd duizend duizend” “paarden”] bevel gegeven, ook

91

heb Ik Mijn Machtigen [de engelenschaar -“tweehonderd duizend duizend ruiters”] tot Mijn toorn geroepen, namelijk hen die zich verheugen in Mijn hoogheid. Het rumoer van een menigte [het leger van Openbaring 9:16] in de bergen, gelijk van een groot volk; een luidruchtig rumoer van de koninkrijken van natiën, die tegelijkertijd verzameld zijn. De Here der heerscharen verzamelt het leger van de strijd. Zij komen uit een ver land, van het einde des hemels, zelfs de Heer, en de wapens van Zijn gramschap, om het gehele land te vernietigen. {TN5: 91.3}

“Huilt gij, want de dag des Heren is nabij; het zal komen als een verwoesting van de Almachtige. Daarom zullen alle handen slap worden, en het hart van alle mensen zal smelten: en zij zullen bevreesd zijn, smarten en weeën zullen hen aangrijpen, zij zullen pijn hebben als een barende vrouw; zij zullen over elkander verbaasd zijn, hun aangezichten zullen als vlammen zijn. Ziet, de dag des Heren komt, meedogenloos, samen met gramschap en hevige toorn, om het land verwoest te laten: en Hij zal de zondaars daaruit verdelgen. Want de sterren uit de hemel en de gesternten zullen hun licht niet geven; de zon zal verduisterd worden bij zijn voortgang, en de maan zal haar licht niet laten schijnen. En Ik zal de wereld straffen om hun kwaad, en de goddelozen om hun ongerechtigheid; en Ik zal de hoogheid der trotsen doen ophouden, en de hovaardij der verschrikkelijken vernederen. Ik zal een man kostbaarder maken dan puur goud,

92

zelfs een mens dan de gouden wig van Ofir. Daarom zal Ik de hemelen  beroeren, en de aarde zal bewogen worden van haar plaats, vanwege de gramschap van de Here der Heerscharen, en op de dag van Zijn hevige toorn.” Jes.13:2-13, K.J.V.  {TN5: 92.1}

“En Elisa bad, en zeide: Here, ik bid U, opent toch zijn ogen, opdat hij kan zien. En de Here opende de ogen van de jongen, en hij zag; en ziet, de berg was vol paarden en vurige wagens rondom Elisa.” 2 Koningen 6:17, K.J.V. {TN5: 93.1}

Als onze ogen geopend  zouden worden zoals de ogen van “de jongen,” zouden wij ook een leger engelen zien rondom de “Elisa’s” in deze tijd. {TN5: 93.2}

En nu, betreffende wat het aantal predikers deed aanzwellen van 144.000 tot 200.000.000, zegt de Here: “En ook zal Ik uit hen [uit hen die de 144.000 uit “alle natiën” zal brengen, na de vervulling van Jesaja 66:16-de reiniging van de kerk] enigen tot priesters en tot Levieten nemen.” Jes.66:21. Het feit op zich van zulk een menigte van werkers spreekt voor zichzelf dat zij betrokken zijn in het binnenhalen van de oogst van de wereld. {TN5: 93.3}

Hier voorspelt God in plechtige woorden en in duidelijke zin, dat velen van degenen die Hij in de kerk brengt na de reiniging, zich bij de 144.000 zullen aansluiten bij het verkondigen van de boodschap tot de gehele wereld, wanneer de aarde is verlicht met de heerlijkheid van de engel (Openb.18:1). {TN5: 93.4}

93

Dan zullen “de zonen van vreemden ,” zegt de Heer, “uw muren bouwen, en hun koningen zullen u dienen; want in Mijn toorn heb Ik u geslagen(..) Ook de zonen van hen die onderdrukt hebben zullen buigend tot u komen, en allen, die u veracht hebben, zullen zich neerbuigen aan de zolen van uw voeten; en zij zullen u noemen de stad des Heren, het Sion van de Heilige Israëls (..) Er zal geen geweld meer gehoord worden in uw land, verkwisting noch vernietiging binnen uw grenzen; maar uw muren zult gij Heil noemen, en uw poorten Lof. De zon zal u niet meer wezen tot een licht des daags, en tot een glans zal u de maan niet lichten; maar de Here zal u wezen tot een eeuwig licht, en uw God tot uw heerlijkheid.” Jes.60:10.14,18,19. K.J.V. {TN5: 94.1}

“En het zal geschieden in het ganse land, zegt de Here, dat twee delen afgesneden zullen worden en sterven; maar het derde deel zal daarin achtergelaten worden. En Ik zal het derde deel door het vuur brengen, en Ik zal hen louteren, zoals zilver wordt gelouterd, en zal hen beproeven, zoals goud wordt beproefd; zij zullen Mijn naam aanroepen, en Ik zal hen horen; Ik zal zeggen: Het is Mijn volk; en zij zullen zeggen: De Here is mijn God.” Zach.13:8, 9, K.J.V. {TN5: 94.2}

Twee delen verloren en een deel gered maakt in totaal drie delen. Het “ene derde” (Openb.9:15) zal gedood worden door vuur, rook en zwavel (openb.9:18), voordat de genadetijd sluit. De overige goddelozen die worden gedood door de zeven laatste plagen ( Openb.16)

94

en door de schittering van Zijn komst (2 Tess.2:8, K.J.V.), nadat de genadetijd is gesloten, maakt het andere derde deel op. De verlosten, het laatste derde deel, zijn “het derde (..)daarin achtergelaten.” Zach.13.8. {TN5: 94.3}

Openb.9:17. “En de hoofden der paarden waren als hoofden van leeuwen.” {TN5: 95.1}

De leeuw, de koning der dieren, is sterk en onbevreesd. Dienovereenkomstig is de laatste geestelijke leiding, wat de leeuwenhoofden hier symboliseren, onbevreesd in haar poging om de evangeliewaarheid te verspreiden, en zegevierend over alle natiën. {TN5: 95.2}

Profetisch getuigend van haar overwinnende macht, verklaart de profeet Joël: “Een groot en machtig volk; desgelijks er is nooit één geweest, noch zal er ooit na haar zijn (…) Voor haar verteert een vuur, en achter haar brandt een vlam; het land voor hen is als het hof van Eden, en achter hen een woeste wildernis; ja, en niets zal hen ontkomen. {TN5: 95.3}

“Hun gedaante is als de gedaante van paarden, en als ruiters zo zullen zij lopen.  Als het gedruis van wagens op de hoogten der bergen zullen zij springen, als het gedruis van een vuurvlam, die stoppels verteert; als een machtig volk, in slagorde gesteld tot de strijd. Voor hun aangezicht zullen de mensen in veel pijn zijn: alle gezichten zullen in zwartheid betrokken zijn. {TN5: 95.4}

“Zij zullen als machtige mannen lopen, als krijgslieden zullen zij de muur beklimmen; en zij zullen voortgaan, een ieder in zijn wegen, en zij zullen hun rijen niet verbreken; noch

95

zal de één tegen de ander stoten; zij zullen lopen, een ieder in zijn baan; en wanneer zij op het zwaard vallen, zullen zij niet verwond raken. Zij zullen heen en weer lopen in de stad; zij zullen op de muur rennen, zij zullen klimmen op de huizen; zij zullen door de vensters binnengaan als een dief. De aarde zal voor hen beven, de hemelen sidderen; de zon en de maan zullen zwart worden, en de sterren zullen hun glans intrekken.” Joël 2:2-10, K.J.V. {TN5: 95.5}

“En het overblijfsel van Jakob,” verklaart Micha, “zal temidden van vele volken zijn als een dauw van de Here, als de regenstromen op het gras, dat niet talmt voor de mens, noch wacht op de zonen der mensen. En het overblijfsel van Jakob zal zijn onder de heidenen, in het midden van vele volken, als een leeuw onder de beesten des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden; die, wanneer hij doorgaat, zowel vertreedt als in stukken verscheurt, en niemand kan redden. Uw hand zal verhoogd zijn boven uw tegenstanders, en al uw vijanden zullen afgesneden worden.” Micha 5:7-9,K.J.V.;{SV, vers 6-8}. {TN5: 96.1}

“En te dien dage,” voegt de Heer toe, “zal ik Jeruzalem maken tot een lastige steen voor alle volken; allen die zich daarmee belasten zullen in stukken gesneden worden, ondanks dat alle volken der aarde zich ertegen zullen verzamelen(…) Te dien dage zal de Here de inwoners van Jeruzalem beschermen; en hij, die onder hen zwak is, zal te dien dage zijn als David; en het huis van David zal zijn als God, als de engel des Heren voor

96

hun aangezicht.” Zach.12:3,8, K.J.V. {TN5: 96.2}

Openb.9:19. “Want hun macht is in hun mond, en in hun staarten.” {TN5: 97.1}

 Zoals wij reeds hebben opgemerkt, is de enige macht in de mond van Gods volk het Woord dat zij verkondigen: “Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, dat doorsnijdt zelfs tot de verdeling van de ziel en de geest, en van de gewrichten en van de merg, en is een oordeler der gedachten en de voornemens des harten.” Hebr.4:12. {TN5: 97.2}

De “macht” “in hun staarten”-in datgene wat hen volgt-is de macht in hun bekeerlingen. Dit wordt ondersteund door de identieke betekenis van staarten van de sprinkhanen, die (zoals eerder is uitgelegd) de bekeerlingen voorstellen, die voortkwamen uit de vroegere Christelijke bediening. Dienovereenkomstig, stellen de paardenstaarten dan de bekeerlingen voor die zullen voortkomen uit de Christelijke bediening van de laatste dagen. Hebbende “staarten …aan slangen gelijk, en ..hoofden, …[waarmede] zij schade toebrengen,” zijn zij “een groot en machtig volk; desgelijks er is nooit één geweest, noch zal er ooit na haar zijn.Joël 2:2. Zij zijn Gods onoverwinnelijke leger! {TN5: 97.3}

Aldus zal Gods volk in het afsluitingswerk voor de wereld in macht zelfs de vroegere Christelijke discipelen overtreffen. Een dergelijk geloof, wijsheid, vastberadenheid, en ijver, zoals geen ander volk ooit bezat, zal ieder gelovige met een geschikte kracht bezielen, zoals geen andere ooit had.

97

Daaruit volgend, zullen voor hen “alle gezichten in zwartheid betrokken zijn,” en niets zal tegen hen bestand zijn-neen, zelfs “de poorten der helle” niet. {TN5: 97.4}

Net zoals de snelle toetreding van bekeerlingen (“staarten”) tot de vroegere kerk de vijanden van Christus, die de mensen toen onder hun controle wilden houden, woedend maakte, zo zal de bekering van de grote schare tot de kerk in deze tijdschade toebrengen” aan degenen die de mensen nu onder hun controle willen houden. Het feit op zich, dat de slangachtige staarten hoofden hebben waarmee “zij schade toebrengen,” geeft aan dat de bekeerlingen tot de kerk een actieve rol zullen hebben met de predikers in het verkondigen van het evangelie. {TN5: 98.1}

Iedere paard heeft een veelbetekenende leeuw-achtige hoofd en slangachtige “staarten,” de één vooruit kijkend en de ander wakend over de achterhoede. Daarom kunnen zij maar één onafscheidelijke leger voorstellen, “als een leger met banieren,”gaande “voort in de wereld, overwinnende en om te overwinnen.” -Profeten en Koningen, blz. 445/ Prophets and Kings, blz.725. {TN5: 98.2}

Het samengestelde symbolisme-ruiter, leeuwenhoofd, paardenlichaam, en slangachtige “staarten”- vergeleken met dat van de “sprinkhanen,” geeft aan, dat hoewel de vroegere Christenen werden gedood door hun vijanden als hulpeloze sprinkhanen, zal Gods volk in deze tijd als onverslaanbare paarden, door niemand schade lijden. De engelachtige wezens, die “erop gezeten waren,” zijn degenen die, hoewel onzichtbaar voor het menselijk oog, “een ieder” zal leiden “in

98

 zijn baan” (Joël 2:8), en die, “hebbende borstplaten van vuur, en van hyacint, en zwavel,” zullen veroorzaken dat elk zwaard dat opgeheven wordt tegen de heiligen zal breken, en “zo machteloos als een strohalm” zal neervallen. (Zie Eerste Geschriften, blz.27,340/Early Writings blz.34,285; De Grote Strijd, blz.582/ The Great Controversy, blz. 631; Life Sketches{Levensschetsen}, blz.102.) {TN5: 98.3}

Openb.9:20,21. “En de overige mensen, die niet gedood waren door deze plagen, bekeerden zich toch niet van de werken hunner handen, dat zij niet zouden aanbidden de duivelen, en de gouden, en zilveren, en koperen, en stenen, en houten afgoden, die noch kunnen zien, noch horen, noch wandelen; ook bekeerden zij zich niet van hun moorden, noch van hun toverijen, noch van hun hoererij, noch van hun dieverijen.” {TN5: 99.1}

Het feit dat “de overige mensen die niet gedood waren door” het “vuur,” “rook,” en “zwavel,” zich niet bekeerden, is overtuigend bewijs dat bij de afsluiting van de gebeurtenissen van de zesde bazuin, en aan het begin van de gebeurtenissen van de zevende, het werk van het evangelie zal eindigen, en de genadetijd zal sluiten: “in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij zal beginnen te bazuinen, dan zal de geheimenis van God voleindigd zijn, gelijk Hij Zijn knechten, de profeten, heeft verkondigd.” Openb.10:7, K.J.V. {TN5: 99.2}

Dan zal er worden gezegd: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd worde; en wie heilig is, dat hij nog meer geheiligd worde.” Openb.22:11. {TN5: 99.3}

Nu doorgaand met het vervolg van de zesde bazuin, komen wij tot de

99

Gebeurtenissen die zullen Plaatsvinden Net Voordat de Zevende Bazuin Klinkt. {TN5: 99.4}

Openbaring 10

Openb.10:1-3, 8-10-“En ik zag een andere machtige engel, afkomende van de hemel, die bekleed was met een wolk; en een regenboog was boven zijn hoofd, en zijn aangezicht was als de zon, en zijn voeten waren als pilaren van vuur. En hij had in zijn hand een open boekje; en hij zette zijn rechtervoet op de zee, en de linker op de aarde. En hij riep met luider stem, gelijk een leeuw brult; {TN5: 100.1}

“En de stem, die ik gehoord had uit de hemel, sprak weer tot mij, en zeide: Ga heen, neem het boekje, dat geopend ligt in de hand van de engel, die op de zee en op de aarde staat. En ik ging heen tot de engel, zeggende tot hem: Geef mij het boekje. En hij zeide tot mij: Neem het, en eet het op; en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honing. En ik nam het boekje uit de hand van de engel, en at het op; en het was in mijn mond zoet als honing, maar toen ik het gegeten had, werd mijn buik bitter.” {TN5: 100.2}

(Wij hebben Openb.10:4 overgeslagen, aangezien het gaat over de zeven donderslagen, een onderwerp waarvan Johannes werd gezegd het niet te schrijven, en wat on-geopenbaard blijft.) {TN5: 100.3}

Deze “machtige engel,” hij die “zijn rechtervoet” zette “op de zee, en de linker op de aarde,” en die Johannes de opdracht gaf het boek te eten, is lange tijd begrepen als zijnde een voorstelling van de boodschap die werd verkondigd op zowel het land als de zee, wereldwijd, door William Miller en zijn medewerkers, beginnend in 1831 A.D. (The Great Controversy, blz.331/ De Grote Stijd, blz 309-311), en zijn hoogtepunt bereikte in de teleurstelling

100

van 1844. (Dit onderwerp wordt uitgebreider behandeld in Traktaat Nr.6,Waarom Omkomen, Herziende Editie, blz.59-63.) {TN5: 100.4}

De overschrijdende blijdschap, waarmee de gelovigen toen, door de alle-aandacht- trekkende gedachte, dat Christus zou komen in de herfst van 1844 A.D., werden bezeten, was voor hen inderdaad  “zoet als honing.” Maar toen het lang verwachte uur kwam, en erin faalde om aan hun vreugdevolle verwachtingen te voldoen, veranderde de zoete hoop in een “bittere” teleurstelling. Dit kwam niet alleen doordat zij nog langer door de zonde ontwricht en doodvermoeid, op deze vervloekte en ongelukkige aarde moesten blijven, in plaats van binnen te gaan tot een land waar er “geen dood, noch rouw, noch geween, noch enige pijn” meer zal zijn (Openb.21:4), maar ook omdat zij werden bespot door de goddeloze menigte, die een hekel had aan het idee dat de wereld toen ten einde zou komen. {TN5: 101.1}

In deze grote vreugde van verwachting en bitterheid van teleurstelling werd vervuld de voorspelling: “het was in mijn mond zoet als honing, maar toen ik het gegeten had, werd mijn buik bitter.” Openb.10:10. {TN5: 101.2}

Zoals wij zien, heeft hoofstuk 10 vers 10 ons teruggebracht tot de teleurstelling van 1844. Ook zien wij dat vers 10 en vers 11 opeenvolgend zijn.  Vanzelfsprekend moet de laatstgenoemde ons daarom brengen tot de volgende grote gebeurtenis die zou plaatsvinden, en die licht, hoop, en bemoediging zou brengen tot de toentertijd terneergeslagen kerk van God. Johannes zegt, aangaande de voorspelling van de engel over wat er zou volgen: {TN5: 101.3}

101

Openb.10:11-“En hij zeide tot mij: Gij moet weer profeteren voor vele natiën en volken en talen en koningen.” {TN5: 102.1}

Om hun verkeerde begrip over Daniël 8:14 te corrigeren, verklaarde het profetisch Woord van God: “Gij moet weer profeteren:” dat is, herhaal de prediking van Christus’ komst tot de aarde. Maar aangezien Zijn volk toen enorm verward was en de Schriften niet kon verenigen, zond God in hun midden ene Ellen G. Harmon, zeventien jaar oud, om Zijn mondstuk tot hen te zijn. Haar werd een visioen gegeven in verband met de teleurstelling en de inzameling van de eerste vruchten, de 144.000. (Zie Early Writings, blz.13-20/ Eerste Geschriften, blz.4-13) {TN5: 102.2}

Tegen die tijd was het aangenomen dat de verklaring: “het heiligdom zal gereinigd worden,” niet betekende dat Christus de aarde zou reinigen in 1844, maar eerder dat, ter vervulling van Daniël 7:9,10, Hij het hemels heiligdom zou reinigen. Dit is juist de gebeurtenis dat de zegels opende en de bazuinen deed klinken, en waarvan, zoals wij hebben gezien, Johannes werd verteld dat het “hierna”zou geschieden. (Zie Openbaring, hoofdstuk 4 en 5.) Beheerst door dit begrip, organiseerde een kleine groep gelovigen, dat zich later “Zevende Daags Adventisten” noemde, zich tot een lichaam, en ging ijverig door met de hoop in zicht om de “dienstknechten van onze God”(de 144.000) bijeen te vergaderen. Dit werk scheen voor hen een overweldigende grote opdracht te zijn, en het werd van alle kanten met bespotting ontvangen. {TN5: 102.3}

102

Toen het langgezochte aantal (144.000) van levende kerkleden uiteindelijk was bereikt in het jaar 1917, en de wereld nauwelijks werd geraakt door de boodschap, raakten de leiders van de kerkgenootschap in verwarring, maar dit kwam alleen doordat zij de waarheid uit het oog verloren dat er zowel kwade als goede in de “net” (evangeliekerk) aanwezig waren, zoals Christus had voorspeld: {TN5: 103.1}

“Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een net, dat werd geworpen in de zee, dat allerlei soort samenbrengt; dat, toen het vol geworden was [toen het gewenste aantal was opgemaakt], zij aan de oever optrokken, en neerzaten, en verzamelden het goede in vaten, maar het kwade wierpen zij weg.” Matt.13:47,48, K.J.V. {TN5: 103.2}

Het resultaat was dat zij begonnen te twijfelen aan en vraagtekens plaatsten bij hun vorige standpunt en dit op verscheidene wijzen weg te beredeneren, zowel aangaande het aantal dat verzameld moest worden, alsook over de generatie die het einde zou aanschouwen, totdat het onderwerp van de 144.000 in deze tijd voor hen een van de meest verwarrende en besproken Bijbelse onderwerpen is geworden. {TN5: 103.3}

Maar nu openbaart de boodschap in The Shepherd’s Rod[De Herders Staf] dat de 144.000 (die zonder leugen in hun mond zullen zijn), de aangewezen aantal eerste vruchten dienstknechten die zullen worden verzegeld in de kerk, gescheiden zullen worden van de ongewijden. En aangezien het aantal dat verzegeld zal worden veel kleiner is dan het aantal kerkleden, doet dit ons helaas gedenken dat er daarin veel “onkruid” is. {TN5: 103.4}

In zoverre als het voornaamste doel en

103

hoop van de Z.D.A.-kerkgenootschap vanaf  het begin was geweest om de 144.000 te verzamelen, zou het meer vertrouwd moeten zijn met dit onderwerp dan met elk ander, “altijd bereid tot verantwoording aan al wie” “rekenschap vraagt” van haar “hoop.” 1 Pet.3:15. Jammer genoeg echter, is het dat niet; in de plaats is het meer onwetend over wie en wat de 144.000 zijn, dan het misschien is over ieder andere bekende Bijbelse waarheid. En wat nog treuriger is, is dat velen van haar leraren, die weigeren deze “meest ontstellende openbaring” (Testimonies to Ministers/Getuigenissen voor Predikanten, blz.445) aan te nemen, nu erop staan dat een kennis van het onderwerp niet belangrijk is voor de zaligheid van hun zielen. En daardoor zeggen zij dat zij “rijk” zijn, “en verrijkt” zijn “geworden,” en “aan geen ding gebrek” hebben, aldus aangevend dat God een onbelangrijk onderwerp in de Bijbel heeft geplaatst! Aldus hebben zij zichzelf veroordeeld om ellendig (ongelukkig) en jammerlijk (verontrust) en arm (in nood voor waarheid), en blind (onwetend), en naakt (zonder de gerechtigheid van Christus), en daaruit volgend de woorden te verwerpen: “Ik raad u dat gij van mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden;…en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt.”Openb.3:17,18. {TN5: 103.5}

En nog betreurenswaardiger is het, dat zelfs nadat onze broeders duidelijk wordt gewezen dat de 144.000 alleen de “eerste vruchten” zijn, en dat de tweede nog steeds verzameld moeten worden, zij weigeren om overtuigd te worden, op hardnekkige wijze de fatale schreden volgend die vanaf het eerste begin

104

 iedere leiderschap tot de afgrond leidde bij de openbaring van een nieuwe boodschap. {TN5: 104.1}

Door te falen, als een natuurlijk gevolg, om het feit in te zien dat de “engel” zei: “gij moet weer profeteren voor vele volken, en natiën, en talen, en koningen”(Openb.10:11), maar niet voor alle, volharden zij blindelings erin dat zij zijn opgedragen en gereed zijn om voor allen te “profeten”; dat is, het werk af te sluiten in de gehele wereld. En dit ondanks hun betreurenswaardige Laodiceaanse toestand! {TN5: 105.1}

Het bazuin symbolisme heeft ons nu gebracht tot aan de tijd van de inzameling van de “eerste vruchten” (de 144.000). Eerste vruchten baseren op tweede vruchten , want het is noodzakelijkerwijs waar dat er geen eerste kan zijn waar er geen tweede is. Daardoor is er, net zoals er een profetische opdracht is voor het inzamelen van de eerste vruchten uit “vele natiën,” zo moet er ook een zijn voor de inzameling van de tweede vruchten uit “alle natiën.” Aangezien er bovendien een belangrijke gebeurtenis en een boodschap is aan het begin van de “eerste vruchten”uit vele natiën vanaf 1844, moet er ook een belangrijke gebeurtenis en een boodschap zijn die het begin kenmerkt  van de inzameling van de tweede vruchten, de grote schare, uit alle natiën. Deze logica leidt ons tot Jesaja’s profetie: {TN5: 105.2}

“Want met vuur, en met Zijn zwaard zal de Here pleiten met alle vlees; en de verslagenen des Heren zullen velen zijn…En uit

105

 hen, die ontkomen zijn ,zal Ik zenden tot de natiën,…die Mijn gerucht niet gehoord, noch Mijn heerlijkheid gezien hebben; en zij zullen Mijn heerlijkheid onder de Heidenen verkondigen.” Jes.66:16,19, K.J.V. {TN5: 105.3}

De handeling in vers 20 toont aan dat de slachting in vers 16 effect heeft op de scheiding van de eerste vruchten in de kerk. Waarlijk, als de kerk niet de plaats was van de slachting, dan zouden degenen die het ontkomen waren, niet door God gezonden kunnen worden tot de natiën (de Heidenen), want dan zouden zij zelf heidenen zijn in plaats van Christenen, en Hij zou dan heidenen hebben gezonden tot de heidenen! En aangezien de ontkomenen tot de Heidenen zullen gaan om Zijn gerucht tot hen te verkondigen, neemt de slachting duidelijk plaats voordat de genadetijd sluit, en het brengt geen schade toe aan degenen die tegen die tijd Zijn gerucht niet kennen. {TN5: 106.1}

Vers 20 van Jesaja 66 openbaart ook dat degenen die aan de slachting van de Heer ontkomen gezonden zullen worden, niet tot “vele,” maar tot “alle natiën.” En ook openbaart het dat de ontkomenen, in plaats van slechts 144.000 te brengen, “al” hun “broeders” zullen brengen “tot een spijsoffer voor de Here uit alle natiën op paarden en in wagens, en in koetsen, en op muildieren, en op snelle beesten, tot Mijn heilige berg Jeruzalem, zegt de Here, zoals de kinderen Israëls een spijsoffer in een rein vat brengen tot het huis des Heren.” Jes.66:20. {TN5: 106.2}

Openb.11:1-“En mij werd een riet gegeven, gelijk een staf; en de engel stond, zeggende: Sta op en meet de

106

tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden.” {TN5: 106.3}

Hoewel de laatste vers (vers 11) van hoofdstuk 10 ons brengt tot de opkomst van de Z.D.A.-kerkgenootschap, en tot de opdracht om te gaan tot “vele natiën,” openbaart het niet de boodschap die de kerkgenootschap moest verkondigen. Dus moet het elfde hoofdstuk, daar het een vervolg is van het tiende, het openbaren. {TN5: 107.1}

Gedurende de periode van de zesde bazuin is er geen letterlijke tempel. Aldus kan het meten (Openb.11:1) alleen verwijzen naar een geestelijke tempel dat is opgemaakt van levende stenen (heiligen), zoals wordt beschreven in Efeziërs 2:20-22, of naar een voorbeeld van het hemels heiligdom. In elk geval, moet het zinsdeel “meet …hen, die daarin aanbidden” figuurlijk betekenen hen te tellen, want aanbidders worden niet gemeten, maar geteld.Met het oog op dit feit, worden wij gedwongen te concluderen, tenzij anders wordt aangetoond, dat de tempel, het altaar, en de aanbidders, elk figuurlijk moet staan voor een klasse gelovigen. En alle drie moeten gemeten (geteld) worden na de teleurstelling in 1844 en gedurende de tijd van de Z.D.A.-beweging. {TN5: 107.2}

Gedenkend dat er daarin “goede” en “kwade” leden zijn, dan is dit meten, of tellen van de aanbidders,  zeer duidelijk niets meer of minder dan een werk van het onderzoeken en beoordelen van hun getrouwheid tot de waarheid. Daardoor is het een werk van het vasthouden in de boeken de namen  alleen van degenen, die tot het einde

107

toe hebben standgehouden, en die de standaard van het oordeel hebben bereikt-het  karakter van Christus. Het is daarom onbetwistbaar, dat het meten, of tellen, een onderzoekend oordeel voorstelt. {TN5: 107.3}

Aldus omvat de leerstelling van het onderzoekend oordeel, samen met de leerstelling van de inzameling en telling van de 144.000, de tegenwoordige waarheid die werd opgedragen aan de Z.D.A.-kerkgenootschap in 1844. En deze twee grote waarheden moest de Z.D.A.-kerkgenootschap, tot aan de toegevoegde boodschap van vandaag (Early Writings, blz.277/Eerste Geschriften, blz.332), verkondigen “voor vele volken, en natiën, en talen, en koningen.” {TN5: 108.1}

“Het onderzoekend oordeel” beslist de gevallen van degenen die geloof  in God hebben beleden, en wiens namen daaruit volgend zijn opgetekend in de boeken (Dan.7:10), maar sommigen daarvan hebben niet tot het einde standgehouden. Het bepaalt welke namen zullen blijven en welke uitgewist zullen worden. Dus pas wanneer het onderzoek is voltooid, het heiligdom gereinigd van onwaardige leden, zullen de boeken het excate aantal namen aangeven die zullen blijven staan en waardig worden geacht voor het eeuwig leven. {TN5: 108.2}

Het meest belangrijke gedeelte van dit werk echter, is niet het tellen, maar het scheiden-het neerzitten van het oordeels gerechtshof om, parabolisch gesproken, “het goede” te verzamelen “in vaten, maar [om] het kwade

108

weg te werpen”uit de “net” (Matt.13:48), welke de doden bevatte vanaf Adams tijd tot aan 1844, toen het opnieuw werd geworpen om de 144.000 levende heiligen te vangen. {TN5: 108.3}

Het onderzoekend oordeel van de doden neemt daaruit volgend alleen plaats in de hemelse tempel, terwijl het onderzoekend oordeel van de levenden plaatsvindt  zowel in de hemelse als in de aardse tempel. Terwijl de verslagen worden opgemaakt voor de boeken in de hemelse, worden de mensen onderzocht voor de scheiding in de aardse (Matt.22:11-13). (Zie Maleachi 3:1-3). En aangezien het meten figuurlijk is voor hetzelfde werk, dan leidt het tot de conclusie dat de “tempel,” de “altaar,” en “hen die daarin aanbidden” een figuurlijke voorstelling moeten zijn van de drie klassen die beoordeeld zullen worden. {TN5: 109.1}

De tempel en de altaar, die levenloze voorwerpen zijn, moeten twee klassen kenmerken van levenloze heiligen-de twee klassen van de levende heiligen. Een altaar, bovendien, kan vanzelfsprekend niet in een tempel geinstalleerd worden voordat de tempel is gebouwd. En verder is het wat betreft de omvang in vergelijking veel kleiner dan een tempel. Vanzelfsprekend moet het dan een groep heiligen symboliseren die niet alleen komt na degenen die worden gekenmerkt door de tempel, maar die ook qua proportie veel kleiner is. {TN5: 109.2}

Aldus moet de tempel, het eerste en het grootste voorwerp, de eerste en grootste groep van rechtvaardige doden voorstellen, degenen vanaf Adams

109

tijd tot aan het begin van het oordeel in 1844.  Terwijl de altaar, een bijzonder en kleiner voorwerp, een bijzondere en kleinere groep rechtvaardige doen moet voorstellen, die zal opkomen bij de bijzondere opstanding van Daniel12:2 (Early Writings, blz.285/Eerste Geschriften, blz.340,341). {TN5: 109.3}

Aangezien degenen die “daarin aanbidden” de levende heiligen zijn die moeten  worden “gemeten,” kunnen zij alleen de 144.000 zijn-degenen die de kerkgenootschap vanaf 1844 moeten inzamelen ter opname (of verandering). {TN5: 110.1}

Openb.11:2-“Maar laat de voorhof uit, en meet die niet, want het is aan de heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad onder de voeten vertreden twee en veertig maanden.” {TN5: 110.2}

Maar waarom moet de voorhof uitgelaten worden? Waarom wordt dat ook niet gemeten? Want aangezien het een deel van het gebouw is, moet het ook symbolisch staan voor de heiligen. Klaarblijkelijk omdat het “de grote schare, die niemand tellen [meten] kon, uit alle natiën, en geslachten, en volken en talen” (Openb.7:9) voorstelt-de laatsten die voortkomen van onder de heidenen. De “voorhof,” met andere woorden, staat symbolisch voor de onmeetbare (ontelbare) oogst der tweede vruchten die worden ingezameld na de meetbare (telbare) oogst der eerste vruchten-de 144.000. Het wordt niet gemeten (onderzocht), omdat het degenen voorstelt waaronder er geen “kwade”zijn om weggeworpen te worden; want zij worden bijeen vergaderd na de reiniging van de hemelse tempel (Dan.8:14)-na het

110

oordeel der doden-na de scheiding van “het kwade” van onder “het goede” in de kerk, zoals het wordt geïllustreerd door de gelijkenis van de net (Matt.13:47:48). Het zijn degenen die bij name, “Mijn volk” (Openb.18:4), worden geroepen om uit Babylon te komen, en die, zonder een onreine in hun midden (Jes.52:1), komen tot de reeds gezuiverde en levende kerk van God. (Voor een uitgebreidere behandeling van het onderwerp van het onderzoekend oordeel, zie onze Traktaat Nr.3.,The Harvest/ De Oogst, derde editie.) {TN5: 110.3}

De “twee en veertig maanden” (uitgaande van dertig dagen in een maand, en een dag rekenend voor een jaar–Ezech.4;6), stellen de profetische1260-jaar periode voor: 538 n.Chr. tot 1798 n.Chr.(Zie The Shepherds Rod, Vol.2/ De Herders Staf, Deel 2,blz.142,261.) “De heidenen” die hier worden vermeld zijn degenen die “de heilige stad” (de kerk) “onder de voeten” vertreden,-een daad die onze aandacht vestigt op de voorspelling van de Meester aangaande het lot van de heiligen gedurende deze periode van twee en veertig maanden: {TN5: 111.1}

“En zij zullen vallen door de scherpte des zwaards, en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken; en Jeruzalem zal door de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn” (Lukas 21:24), de tijd waarbij de heidenen uit jeruzalem zullen gaan en de Israëlieten zullen binnengaan. {TN5: 111.2}

De bezetting van het Beloofde Land door de heidenen in deze tijd werd getypeerd door de

111

vroegere heidense bezetting ervan.En toen het vroegere Israël terugkeerde uit Egypte naar het land der belofte, was de tijd van de heidenen vervuld in die tijd. Op gelijke wijze zal nu wanneer het antitypische Israël, de 144.000 argeloze dienstknechten van God, is verzegeld en gebracht tot de berg Sion, om daar te staan met het Lam, de “tijden der heidenen” in deze dagen vervuld worden. {TN5: 111.3}

(Wij slaan Openbaring 11:3-12 over bij deze discussie, want deze verzen worden behandeld in The Shepherd’s Rod, Vol. 2/De Herders Staf Deel 2, blz.270,283,289; in de herziende Traktaat Nr.2, The Warning Paradox/De Waarschuwende Paradox, blz 47-48; en in The Great Controversy,blz.286-288/ De Grote Strijd, blz. 252-258.) {TN5: 112.1}

Openb.11: 13-“En in diezelfde ure geschiedde een grote aardbeving, en het tiende deel der stad is gevallen, en er zijn in de aardbeving zeven duizend mensen gedood; en de overigen werden zeer bevreesd, en gaven de God des hemels heerlijkheid.” {TN5: 112.2}

De “ure”, “de aardbeving,” het “tiende deel,” “de stad,” de “zeven duizend” doden, en “de overigen” moeten, om de integriteit van de gehele bazuin-symbolisme te behouden, zelf ook symbolisch zijn. {TN5: 112.3}

Als hoogtepunt in de gesymboliseerde gebeurtenis, werden “de overigen zeer bevreesd, en gaven de God des hemels heerlijkheid.” Niemand dan de degenen die “de geboden van God bewaren en de getuigenis van Jezus Christus hebben” kunnen Hem waarlijk vrezen en heerlijkheid aan Hem geven.Dienovereenkomstig zijn de overigen in dit huidige verband een figuurlijke voorstelling van de rechtvaardigen, “het tarwe,” in dat deel van de stad die ten

112

 val kwam. Dit maakt de “zeven duizend”doden een figuurlijke voorstelling van de onrechtvaardigen, “het onkruid” daarin. Vandaar dat het tiende deel staat voor de Kerk die het eerst wordt gereinigd-waarin het kwade, het onkruid, wordt gescheiden van het goede, het tarwe. Vanzelfsprekend is de rest van de stad daarom in dit geval een voorstelling van de rest van de Christelijke wetreld-het Christendom in zijn geheel. {TN5: 112.4}

Aldus vindt de äardbeving plaats niet over de gehele Christendom, maar in de kerk van waaruit de eerste vruchten worden gescheiden-de 144.000. En aangezien een aardbeving een schudding is, dan is deze in feite figuurlijk voor een schudding die daarin plaatsvindt. {TN5: 113.1}

Lang geleden werd de Z.D.A.kerk door middel van de Geest der Profetie (EarlyWritings,270/Eerste Geschriften,325) van tevoren gewaarschuwd voor deze schudding.En nu wordt haar fatale einde gezien in de huidige grafische openbaring-de vernietiging van allen die niet bevreesd worden en heerlijkheid geven aan God. Door figuurlijk zeven duizend te tellen, behelsen deze “gedoden” in de kerk dat element dat niet zucht en weeklaagt om de gruwelen (Ezech.9:4), en dat als gevolg faalt om het teken te ontvangen (Ezech.9:4), of de zegel (Openb.7:3-8) van Gods goedkeuring. Allen die uit deze klasse bestaan worden afgesneden, het overblijfsel achterlatend, dat “zeer bevreesd werd”-degenen die hebben gezucht en geweeklaagd om de gruwelen, en die daaruit volgend het teken of de zegel hebben ontvangen, en aan de slachting zijn ontkomen. Dezen zijn het die “zullen

113

zingen vanwege de majesteit des Heren”(Jes.24:14) en “heerlijkheid”geven “aan de God des hemels.” {TN5: 113.2}

Hoofdstuk 10 en 11 van De Openbaring behandelen een reeks van gebeurtenissen die verschillen met die in hoofdstuk 9 staan. Vers 13 van het elfde hoofdstuk brengt ons alleen tot de tijd voor de vervulling het markeren en slachten (Ezechiël 9) in de kerk, of tot het begin van de Luide Roep van de Derde Engel Boodschap. Openb.9, verzen 20 en 21, brengt ons tot de voleinding van het evangelie en de inzameling van de heiligen. “Het tweede wee [zesde bazuin] is voorbijgegaan; ziet, het derde wee komt spoedig” (Openb.11:14)– {TN5: 114.1}

DE ZEVENDE BAZUIN.

Openbaring 11:15-19.

Openb.11:15-“En de zevende engel blies de bazuin, en er klonken luide stemmen in de hemel, zeggende: De koninkrijken van deze wereld zijn de koninkrijken geworden van onze Here en van Zijn Christus; en Hij zal heersen in alle eeuwigheid.” {TN5: 114.2}

Het bazuinen van de zevende bazuin kondigt aan dat “de koninkrijken van deze wereld zijn geworden de koninkrijken van onze Here,” net zoals de engel verklaarde: “In de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij zal beginnen te bazuinen,  zal de verborgenheid Gods voleindigd zijn, gelijk Hij zijn knechten, de profeten, heeft verkondigd.” Openb.10:7. Aldus wordt wederom gezien dat naarmate de gebeurtenissen van de zesde bazuin ten einde

114

komen,en de gebeurtenissen van de zevende beginnen, het werk van het evangelie (de verborgenheid Gods) zal worden voleindigd. {TN5: 114.3}

Verzen 16-18-“En de vier en twintig oudsten, die voor God zitten op hun tronen, vielen neer op hun aangezichten, en aanbaden God, zeggende: Wij danken U, Here God Almachtig, Die is, en was, en komen zal; omdat Gij Uw grote kracht hebt genomen, en hebt geheerst. En de volken waren toornig geworden, en Uw toorn is gekomen, en de tijd der doden, om geoordeeld te worden, en dat Gij het loon zal geven aan Uw dienstknechten, de profeten, en de heiligen, en hun, die Uw naam vrezen, de kleinen en de groten; en om te verderven degenen, die de aarde verderven.” {TN5: 115.1}

Zoals het wordt afgebeeld op de voorpagina van dit traktaat, zijn de “vier en twintig oudsten” een deel van het gerechtelijk tribunaal van het onderzoekend oordeel in het hemels heiligdom. (Voor een uitgebreidere uitleg van de “oudsten,” bestudeer The Shepherd’s Rod. Vol.2/ De Herders Staf Deel 2, blz. 187-221).Dienovereenkomstig openbaren de woorden die zij uitspreken tegen de tijd dat de zevende engel begint te bazuinen, dat het beoordelingswerk van de “Oude van Dagen”(Dan.7:9-Openb.4:3), van het Lam (Openb.5:6), van de “tienduizend maal tienduizenden, en duizend maal duizenden” engelen (Openb.5:11), en van de “oudsten” en de “beesten,” ongeveer was beeindigd. Hun woorden openbaren ook dat de tijd voor de opstanding-de tijd voor de heiligen om hun loon van het eeuwig leven te ontvangen, en voor Christus omdegenen te vernietigen die de aarde verderven-was aangebroken. Het is daarom duidelijk, dat “de tijd der doden, om geoordeeld te

115

worden” (Openb.11:18), gedurende het millennium is, en het laatste oordel is der goddelozen. {TN5: 115.2}

Vers 19, eerste deel-“En de tempel Gods in de hemel was geopend, en er werd gezien in Zijn tempel de ark van Zijn verbond.” {TN5: 116.1}

Daar de aardse tempel is nagebouwd volgens de hemelse, geeft dit aan dat de hemelse tempel is verdeeld in twee afdelingen-het heilige en het Heilige der heiligen. Op de dag van verzoening (oordeel),werd de deur tot het Heilige der heiligen geopend, en de deur tot het heilige was gesloten. Deze dienst typeerde het bebgin van de antitypische verzoening (oordeel), toen de deur tot het Heilge der heiligen in de hemelse tempel werd geopend en de toegang tot het heilige was gesloten. Met andere woorden, toen de binnenste deur was geopend, werd de buitenste deur gesloten,wat aldus de twee afdeling tot één maakte. (Zie Leviticus 16:2,17; Openbaring 4:1; 15:5; Early Writings, blz.42/Eerste Geschriften, blz.38) Zodoende maakt het sluiten van de tempel terwijl het oordeel aan de gang is, het onmogelijk voor iemand om vanuit de buitenkant “de ark van Zijn verbond” te zien, tot nadat het oordeel is voltooid, wanneer de deur die gesloten was, wederom, overeenkomstig met Openbaring 15:1,5-8, geopend zal worden. {TN5: 116.2}

Daaruit volgend, zal de vervulling van de profetische uitspraak: “de tempel Gods in de hemel was geopend, en de ark van Zijn verbond werd gezien in Zijn tempel” (Openb.11:19), net zoals het was aan het begin van het Oordeel, gerealiseerd worden

116

 nadat het oordeel is voleindigd; dat is, na de sluiting van de genadetijd,wanneer de deur van de tempel is geopend. En nadat het gerechtelijk tribunaal de tempel heeft verlaten, zal “een van de vier beesten” aan “de zeven engelen zeven gouden schalen” geven, “vol van de toorn Gods” (Openb.15:7), en de tempel zal “vervuld” zijn “met rook uit de heerlijkheid Gods, en uit Zijn kracht; en niemand “ zal “in de tempel” kunnen binnengaan,totdat de zeven plagen der zeven engelen” zijn “voleindigd.” Openb.15:8. (Voor verdere uitleg van Openbaring 15, zie The Shepherd’s Rod, Vol.2/ De Herders Staf, Deel 2, blz.170-173.) {TN5: 116.3}

En tot slot is het feit, dat de zevende bazuin niet zal luiden tot net na de voleindiging van het evangelie, een klinkend bewijs voor de bewijsvoering dat het onderwerp van de bazuinen handelt over de vernietinging van de goddelozen, degenen wiens genadetijd is gesloten vanwege hun verwerping van een boodschap die God tot hen zendt. {TN5: 117.1}

Kan er nog iemand zijn die is opgestegen tot de huidige hoogten van goddelijke openbaring, die een volledige overzicht afdwingt in het conflict der eeuwen zoals het opnieuw beschouwd wordt voor het Oordeelstroon, en zich toch niet realiseert dat zijn eeuwige bestemming afhankelijk is van zijn blijmoedig gehoor geven aan de boodschap van het uur? Indien er zo iemand is, die zich niet laat overtuigen door deze laatste waarschuwing, dan zal “[hij] ook, al ware het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen.” Lukas 16:31. Hij zal een onbeschrijfelijke tragedie ervaren: Zijn naam zal uitgedelgd worden uit de boeken.

117

Zijn leven zal verbeurd worden aan de verdelgers. Zijn ziel zal verzwakt worden met “wenen, en het knersen der tanden.” Matt.8:12. Hij zal vergaan van de aarde-voor altijd verloren gaan. {TN5: 117.2}

Hij echter, die zich laat overtuigen, en in het licht wandelt, zal onuitsprekelijke vreugde ervaren: Hij zal het “teken” (Ezech.9:4) ontvangen, de “zegel”(Openb.7:2,3) van Gods goedkeuring. Zijn zonden zullen uitgedelgd worden. Zijn naam zal onuitwisbaar geschreven staan in het boek des levens van het Lam. Hij zal aanschouwen dat Michaël zal opstaan en hem verlossen uit de “tijd der benauwdheid, zoals er niet geweest is.” Dan.12:1. Hij zal terugkeren temidden onder de vrijgekochten des Heren, en tot Sion komen met “gejuich en eeuwige blijdschap op” zijn hoofd. Hij zal “vreugde en blijdschap verkrijgen, en droefenis en zuchting zullen wegvluchten” Jes.35:10. Hij zal de aarde beërven-voor eeuwig gered! {TN5: 118.1}

——0——

“Indien de Here God is, volgt Hem na; maar indien het Baäl is, volgt hem na.” {TN5: 118.2}

——0——

118

>