fbpx

Traktaat Nr. 2

Een Tijdige Openbaring

1

Kopierecht, 1937,1941

Alle Rechten Voorbehouden

V.T.HOUTEFF

In het belang van het bereiken van iedere naar waarheid zoekende verstand die ernaar verlangt om aan het pad te ontkomen, dat tot vernietiging leidt van zowel het lichaam als de ziel, wordt dit traktaat kosteloos uitgegeven zolang de uitgave beschikbaar is.

TRAKTAAT NR. 2

1948 Herdruk

2

INLEIDING

De Noodzaak Van Onderzoek

 

“God heeft kostbaar licht dat tot Zijn volk zal komen(¼)Wanneer er nieuw licht aan de kerk wordt aangeboden, is het gevaarlijk om uzelf ervan af te sluiten(¼) Door datgene te veroordelen wat u niet heeft gehoord en niet begrijpt zal uw wijsheid niet verheven worden in de ogen van degenen die nauwkeurig zijn in hun onderzoekingen naar waarheid. En met minachting spreken over degenen die God heeft gezonden met een boodschap van waarheid, is dwaasheid en waanzin(¼) {TN2: 3.1}

“(¼)want God zal Zijn Woord verheerlijken, dat het kan verschijnen in een licht waarin wij het nooit tevoren hebben aanschouwd(¼) Licht zal komen tot iedere ernstige zoeker naar waarheid, zoals het kwam tot Nathanaël(¼)Er zou vrijheid gegeven moeten worden voor een openhartig onderzoek van de waarheid, opdat een ieder voor zichzelf kan weten wat de waarheid is. {TN2: 3.2}

“(¼)Als er een boodschap  komt die u niet begrijpt, neem de moeite om de redenen te horen die de boodschapper kan geven,(¼) want uw standpunt zal niet aan het wankelen gebracht worden door in contact te komen met dwaling(¼)Geen van degenen die zich inbeelden dat zij het allemaal weten is te oud of te intelligent om te leren van de nederigste der boodschappers van de levende God.” –Testimonies on Sabbath School Work{Getuigenissen over Sabbatschool Werk}, blz.60-66. {TN2: 3.3}

Aangezien iedere gebeurtenis, in verband met de kerk, wordt vooraf gegaan door een boodschap, en aangezien elk

3

van dergelijke gebeurtenissen is voorzegd geweest door de profeten, dan is het belangrijk dat een ieder zich realiseert:

De Noodzaak Van Profetie. {TN2: 3.4}

Er is nog nooit in de geschiedenisboeken van de Christelijke kerk een dergelijke schudding geweest zoals die welke snel toeneemt als gevolg van de verspreiding van De Herdersstaf {The Shepherd’s Rod}series van boeken en traktaten door rij en gelid van het kerkgenootschap der Zevende-dags Adventisten. Het presenteert een zeldzame en verwarrende probleem waarbij menselijke wijsheid volkomen onmachtig is die op te lossen. In deze buitensprigheid, moeten wij ons dan keren tot goddelijke wijsheid. Zowel de strijd als het geneesmiddel ervan moeten gevonden worden in profetie. Daarom nemen wij blijmoedig de uitdaging aan: “Vraag Mij naar toekomstige dingen betreffende Mijn zonen, en betreffende het werk Mijner handen geeft gij Mij bevel.” Jes.45:11{KJV} {TN2: 4.1}

Alleen wanneer de kerk tot de ontdekking komt dat zij gestrand is op een klip van haar eigen dwaasheid, met de hevige golven van goddelijke vergelding die haar zijden slaan, is zij in een toestand om zich het vreselijke gevaar en haar behoefte aan van alles te realiseren. En alleen wanneer zij aldus in gevaar is gebracht en gealarmeerd is, kan zij mogelijkerwijs opgewekt worden tot de absolute noodzaak  voor het hebben van de gave van profetie–haar meest belangrijke behoefte in haar huidige hachelijke situatie. “Zeker, de Here God zal geen ding doen, maar Hij openbaart Zijn verborgenheid aan Zijn knechten, de profeten.” Amos 3:7.{KJV} “Verlangt naar geestelijke gaven, maar eerder dat gij moogt profeteren(¼)Hij die profeteert, sticht de

4

gemeente.” 1Kor.14:1,4. “Want het getuigenis van Jezus is de Geest der Profetie.” Openb.19:10. Dus, als zij niet nu ontwaakt tot het feit dat “waar er geen gezicht is, het volk omkomt”(Spr. 29.18{K.J.V.}), dan zal zij nooit ontwaken. {TN2: 4.2}

 De belangrijkheid van de gaven van de Geest benadrukkend, zegt Paulus: “ En Hij gaf sommigen, apostelen; en sommigen, profeten; en sommigen, evangelisten; en sommigen, herders en leraars, voor de vervolmaking der heiligen, voor het werk der bediening, voor de opbouw van het lichaam van Christus.” Ef.4;11,12.{KJV} “Daarna wonderen, dan gaven der genezingen, helpers, besturen, verscheidenheid van tongen.”  1Kor.12:28{KJV} {TN2: 5.1}

Maar terwijl de meeste van deze gaven, in het bijzonder die van tongen en van besturen, ijverig worden nagejaagd door de kerken, is hetgeen dat werd veracht door de Joden-de gave van “profeten”- in het geheel verworpen door bijna het gehele Christendom. Daarom is de geest, die het doden van de vroegere zieners door de hand van de Joodse leiders aanstichtte, in feite vandaag hetzelfde soort vernietigend werk door middel van de georganiseerde godsdienst aan het doen. {TN2: 5.2}

Terwijl de Joden lof en eer toeschreven aan de dode profeten die waren gedood door de voorvaders, verwierpen zij de levende profeten, aldus over zich brengend de betreurenswaardige aankondiging van de Meester: {TN2: 5.3}

“Wee u, gij schriftgeleerden en Farizeeën, gij geveinsden{huichelaars}! Want gij bouwt de graftomben der

5

profeten, en versiert de graftekenen der rechtvaardigen; en zegt: indien wij in de dagen onzer vaderen waren geweest, zouden wij geen deelhebbers met hen zijn geweest aan het bloed der profeten.” Matt. 23:29,30.{KJV} {TN2: 5.4}

De hedendaagse Christenen die de gave van profetie verachten en het gezag van de Oud-Testamentische Geschriften over het evangelie dispensatie ontkennen, verwerpen daardoor al de profeten, hoewel zij hen tegelijkertijd de lippendienst bewijzen door hen te erkennen als de dienstknechten van God. Door zo een dienst te verlenen, bouwen en versieren zij slechts de graftomben van de profeten, zoals de Joden dat deden, maar wanneer op de proef gesteld, zullen ook zij leugenaars bevonden worden. Louter lipbelijdenissen van te geloven in de gehele Bijbel, zijn erger dan helemaal geen belijdenis, en dubbel zo erg wanneer de belijders tegelijkertijd onderwijzen dat al de wetten en verordeningen, al de waarschuwingen en veroordelingen, alleen van toepassing zijn op de vroegere Joden, terwijl al de genadegaven de Christelijke kerk toebehoren! {TN2: 6.1}

Door deze koers te volgen, zijn zij zo ver ertoe geleid tot het verderven van de gaven, dat hun zogenaamde gave van tongen niets anders is dan wartaal, en niet meer de Bijbelse gave is dan dat Zondag de “geheiligde” Sabbatdag is! Ook verdorven is de gave van besturen, welke is verlaagd tot een instelling van voorrechten, formaliteiten, doelen, en dergelijke, welke, als zij ooit heilzame uitvindingen waren, zeker in hun huidige lage staat, niets anders zijn dan werktuigen die in feite strijden tegen de Waarheid,

6

en de vroomheid van de kerk te niet doen. Schijnen de besten van deze belijdende Christenen van vandaag, met deze stand van zaken, beter te zijn dan de slechtste der Joden van gisteren? Daarom, O gemeente van God, “Ontwaakt, ontwaakt”! “Dooft de Geest niet uit. Veracht de profetieën niet. Beproeft alle dingen; houdt vast aan datgene wat goed is.” 1 Thess.5:19,21.{KJV} “Maak u los van de [door mensen gemaakte] banden van uw hals, o gevangen dochter van Sion.” Jes.52:2.{KJV} {TN2: 6.2}

Aangezien de gave van profetie, volgens de Schriften, de tweede is in rangorde van de gaven tot de kerk, en de gave van besturen en dat van verscheidenheid van tongen de laatste zijn, dan is het vanzelfsprekend, dat degenen die de gave van profetie verachten maar de gave van besturen en de gave van tongen verheffen, de wagen aan de achterkant ervan aan het trekken zijn, en de verkeerde richting inslaan. Tot dezulken is Christus aan het zeggen: “Weet niet,  dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt.” Openb.3:17.{KJV} {TN2: 7.1}

“Komt dan, en laat ons tezamen richten, zegt de Here; al zijn uw zonden als scharlaken, zij zullen wit zijn als sneeuw; al zijn zij rood als karmozijn, zij zullen zijn als wol.” Jes.1:18.{KJV} {TN2: 7.2}

Deze toestand ligt ten grondslag aan het huidige probleem van de kerk, welke samen met de uitkomst ervan figuurlijk wordt voorgesteld in de profetische symbolisatie van Zacharia:

7

8

DE PARADOX. {TN2: 7.3}

 

 “En ik keerde mij om, en hief mijn ogen weder op, en ik zag; en ziet, vier wagens gingen er uit van tussen twee bergen, en die bergen waren van koper. Aan de eerste wagen waren rode paarden; en aan de tweede wagen waren zwarte paarden. En aan de derde wagen witte paarden; en aan de vierde wagen gevlekte en voskleurige {sterke} paarden. Toen antwoordde ik en zeide tot de engel, die met mij sprak: Wat zijn deze, mijn heer? En de engel antwoordde, en zeide tot mij: Deze zijn de vier geesten des hemels, die voortgaan van waar zij stonden voor de Here der ganse aarde. De zwarte paarden die daaraan zijn gaan uit naar het Noorderland; en de witte gaan uit, hen achterna; en de gevlekte paarden gaan uit naar het Zuiderland. En de voskleurige {sterke} paarden gingen uit, en trachtten te gaan opdat zij de aarde konden doorwandelen; en hij zeide: Gaat heen, doorwandelt de aarde. Toen doorwandelden zij de aarde. Toen riep hij mij toe, en sprak tot mij, zeggende: Zie, dezen die uitgaan naar het Noorderland, hebben Mijn geest tot rust gebracht in het Noorderland.”-Zach.6:1-8{K.J.V.}. {TN2: 9.1}

Deze verzen bevatten één van de meest opmerkelijke en belangrijke afgebeelde profetieën die staan opgetekend in het Heilige Schrift, en hun ware uitlegging brengt aan zielenaangrijpende openbaring van gedenkwaardige kerkelijke geschiedenis. Het eerste symbool dat in beschouwing zal worden genomen zijn

9

De “Bergen van Koper.”

Samengesteld zijnde uit koper, kunnen de bergen nooit, zelfs niet voor het kleinste deel, weggevoerd worden door wind of vloed. Het maakt niet uit wat hen overkomt, zijn staan onbeweegbaar. En aangezien zij voorstellingen zijn van Gods heilige kerk (zoals wordt gezien uit het schriftgedeelte: “Zo zegt de Here: Jeruzalem zal worden genoemd een stad der waarheid; en de berg van de Here der heerscharen de heilige berg”-Zach.8:3), moeten zij daarom haar voorstellen op een tijd waarin zij in staat is de storm te doorstaan–wanneer zij reine en geschikte plaats is voor het vertoeven van Zijn Heilige Aanwezigheid, welke, zoals de bergen aanduiden, voor Zijn heiligen is een machtige vesting en “een schuilplaats tegen de wind, en een toevlucht tegen de storm; als waterstromen in een droge plaats, als de schaduw van een grote rots in een dorstig land.” Jes.32.2. Maar “hij die bedrog pleegt,” zegt de Heer, “zal binnen Mijn huis niet blijven; hij die leugens spreekt, zal niet vertoeven voor mijn ogen.”PS.101:7.{K.J.V.} {TN2: 9.2}

De feiten die tot dusver zijn vastgesteld tonen Gods Woonplaats aan in twee gescheiden afdelingen, want Hij heeft slechts één kerkelijke organisatie in elke tijd. Het dal dat tussen de twee bergen ligt (de ruimte van waaruit de wagens voortkomen), geeft daarom de periode aan tussen de twee heilige kerkelijke organisaties die bergen voorstellen. {TN2: 10.1}

Dit solide fundament belooft een vaststaande structuur van waarheid welke een kerkelijke

10

geschiedenis behelst dat zijn hoogtepunt bereikt in een les van tegenwoordige waarheid welke gedenkwaardige gevolgen heeft voor iedereen. Alleen als het zulk een waarheid openbaart kunnen wij weten dat onze uitlegging goddelijk geïnspireerd is, niet “eigenmachtig,” en dat het iedere Bijbelse test zal doorstaan. In navolging van dit doel, komen wij nu tot de beschouwing van

De Tijd van het Feitelijk Bestaan van de Bergen. {TN2: 10.2}

 

Toen het vroegere Israël aanrukte uit Egypte, “toog de Here voor hun aangezicht, des daags in een wolkkolom, om hen op de weg te leiden; en des nachts in een vuurkolom, om hen licht te geven, om voort te gaan dag en nacht.” ”En in de plaats, waar de wolk bleef, daar legerden zich de kinderen Israëls.” Ex.13:21; Num.9:17. Maar enige jaren nadat de Israëlitische beweging was aangerukt tot “het beloofde land,” onttrok God Zijn persoonlijke aanwezigheid van onder hen, vanwege hun grote zonde waarvan zij zich weigerden te bekeren. {TN2: 11.1}

“Daarom deed Hij tegen hen opkomen de koning der Chaldeeën, die ¼het huis Gods verbrandden en zij braken de muur van Jeruzalem af, en al de paleizen daarvan verbrandden zij met vuur, verdervende ook alle kostelijke vaten daarvan. En zij die ontkomen waren aan het zwaard, voerde hij weg naar Babylon, waar zij hem en zijn zonen tot dienstknechten waren, tot het regeren van het koninkrijk van Perzië.” 2 Kron.36:17,19,20. {TN2: 11.2}

11

Ware het niet voor het feit dat een soortgelijk incident plaatsvindt in de Christelijke periode, dan zouden wij mogelijkerwijs moeten concluderen zonder verder te gaan dat de “twee bergen” van “koper” symbolisch staan voor de twee afdelingen van de kerk in de tijd van het Oude Testament. Maar in zoverre de Duistere Middeleeuwen, van 538 N.Chr. tot 12798 N.Chr. (Dan.7:25; Openb.12:6,14), de Heilige Berg van God in twee gescheiden afdelingen deelt, zijn wij gedwongen om vanuit een andere invalshoek te bewijzen de tijd waarop deze twee figuurlijke “bergen van koper” van toepassing zijn. {TN2: 12.1}

Nooit is deze symbolische profetie begrepen door welk volk dan ook; en nooit kon het vervuld zijn geweest en niet zijn geopenbaard (want dan zou de waarheid ervan ontoegankelijk zijn geweest voor het volk in het verleden en slechts half doeltreffend zijn nu voor ons). De vervulling ervan, is dan noodzakelijkerwijs nog in de toekomst, enige tijd in het laatste gedeelte van de Christelijke periode. {TN2: 12.2}

Het metaal dat de “bergen” samenstelt moet datgene voorstellen wat samenstelt waarvoor zij staan. Nadrukkelijk, moet het “koper” de mensen vrijgeven die twee heilige afdelingen van de Christelijke kerk zullen vormen. {TN2: 12.3}

In het tweede hoofdstuk van Daniël, worden vier wereldrijken gesymboliseerd door een groot metalen beeld van goud, zilver, koper, en ijzer–een wel begrepen profetie van Babylon, Medo-Perzië, Griekenland en Rome. {TN2: 12.4}

12

Goud, zijnde de eerste in waarde onder de orde van metalen, is in het bijzonder toegepast bij het symboliseren van het eerste wereldrijk na de zondvloed. Zilver, zijnde het tweede na goud, is metaal nummer twee, en symboliseert precies het tweede wereldrijk– Medo-Perzië. Terwijl koper, zijnde het derde na goud, precies toepasselijk is voor het derde wereldrijk (Griekenland), en dus de cijferwaarde heeft van drie. {TN2: 13.1}

De “bergen,” zijnde van koper, geven dus aan dat de kerk welke zij voorstellen, zich bevindt in periode nummer drie. En het feit dat er een derde periode is, stelt voorop twee voorafgaande perioden, wat in het geheel drie grote afdelingen van tijd veroorzaakt–de eerste, vanaf de schepping tot de zondvloed; de tweede, vanaf de zondvloed tot de kruisiging van Christus; en de derde, vanaf de kruisiging tot aan Zijn tweede komst. De Christelijke periode is daarom díe periode waarop de symbolische “bergen van koper” van toepassing zijn. {TN2: 13.2}

Het is dan noodzakelijk, dat de eerste van de twee “bergen” symbolisch staat voor de met-de-geest vervulde eerste Christelijke kerk vóór 538 N.Chr., en de laatste, voor de Christelijke kerk enige tijd na 1798 N.Chr., wanneer het, zoals het was met de eerste Christelijke kerk, geschikt is als Gods Heilige Woonplaats, zoals wordt beschreven in de volgende schriftgedeelten: “O, gij verdrukte, door de storm geworpen, en ongetrooste, zie, Ik..zal uw vensters van agaat maken, en uw poorten van karbonkels¼en al uw kinderen zullen van de Here geleerd zijn, en groot zal de vrede uwer kinderen zijn.” Jes. 54:11-13{K.J.V.}. {TN2: 13.3}

13

Dit kan niet, zoals sommigen kunnen denken, een symbool zijn van de Heilige Stad, welke neer”daalt van God uit de hemel” (Openb.21:2), want de hemelse stad heeft poorten van “één parel” (Openb.21:21), terwijl de poorten welke Jesaja beschrijft zijn gemaakt van “karbonkels.” Deze symbolische taal kan daarom alleen een beschrijving zijn van de mensen die het geestelijke huis van God zullen vormen. (Zie Efeziërs 2:20-22.) Al haar “stenen” zijn van “schone kleuren“: zij zijn allen kostbare juwelen. Geen puin, geen “onkruid,” geen “lauwe” belijders bevinden zich onder haar heerscharen, noch kunnen die er werkelijk ooit zijn, want er wordt, zoals het zeer gemakkelijk wordt gezien, door de “grondvesten” van tevoren voorgesteld de grondleggers; door de “vensters,” waar het licht doorheen schijnt, haar levende profeten of zieners; en door de “poorten van karbonkels” haar “wachter,” die alleen degenen zullen inlaten die het recht hebben om binnen te gaan, en alle anderen erbuiten zullen houden. En de “grenzen van aangename stenen” zijn de leden die het huis mooi maken. Het is dan duidelijk, dat alleen “degenen die gered zouden worden” ervan deel zullen worden. {TN2: 14.1}

“In gerechtigheid zult gij bevestigd worden; gij zult verre zijn van verdrukking; want gij zult niet vrezen: en van verschrikking; want het zal tot u niet naderen. Ziet, zij zullen voorzeker zich vergaderen, door niet door Mij: wie zich tegen u vergaderen zal, die zal om uwentwil vallen¼en iedere tong die tegen u in het gericht zal opstaan, zult gij veroordelen.” Jes. 54:14, 15,17.{K.J.V.} {TN2: 14.2}

14

Deze symbolisch voorzegde kerk kan niet het Koninkrijk in de “Nieuwe Aarde” zijn, want dan zal er geen goddeloze zijn om zich ertegen te vergaderen, terwijl tegen deze kerk zich vergaderen de goddelozen, welke zij zal “veroordelen.” En als zij ze zal veroordelen, dan zijn ze niet veroordeeld voordat zij zich tegen haar verzamelen. {TN2: 15.1}

“Gekleed met het harnas van Christus’ gerechtigheid, zal de kerk ingaan tot haar laatste strijd. ‘Schoon als de maan, helder als de zon, en vreselijk als een leger met krijgsbanieren, ‘ zal zij voortgaan over de gehele wereld, overwinnende en om te overwinnen.”-Prophets and Kings, blz.725{Profeten en Koningen, blz. 445}.{TN2: 15.2}

“Gekleed in het volledige harnas van licht en gerechtigheid, nadert zij tot haar laatste strijd. Het afval, het waardeloze materiaal, zal verteerd worden, en de invloed van de waarheid getuigt tot de wereld van haar reinigende, veredelende karakter.”-Testimonies to Ministers{Getuigenissen voor Predikanten},blz.17. {TN2: 15.3}

“Daarom zullen uw poorten gedurig open zijn; zij zullen dag noch nacht gesloten zijn; opdat  men tot u kan brengen de vermogens van de Heidenen en dat hun koningen kunnen worden gebracht. Want de natie en het koninkrijk dat u niet zal dienen zal vergaan: ja, die natiën zullen volkomen verwoest worden.” Jes. 60:11,12{K.J.V.} {TN2: 15.4}

De kerk die hier wordt beschreven in deze paragraven is vanzelfsprekend niet de kerk in haar Laodiceese staat – “noch koud noch heet,”en

15

op het punt staande uitgespuwd te worden(Openb.3:16). En aangezien de symbolische bergen van koper gelijk zijn, daar er geen verschil tussen hen is, zal de tweede “berg”daarom niet minder zijn in macht en reinheid dan datgene wat de eerste “berg”kenmerkte, de eerste Christelijke kerk, waarvan er een glimp zal worden opgevangen van uit de volgende schriftgedeelten: {TN2: 15.5}

“En toen de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eensgezind in één plaats. En zij waren vervuld met de Heilige Geest¼en diezelfde dag werden er aan hen toegevoegd ongeveer drieduizend zielen. En de Here voegde dagelijks aan de kerk toe degenen, die gered zouden worden.”De Handelingen 2: 1,4,41,47{K.J.V.}. {TN2: 16.1}

Maar een zekere man genaamd Ananias, met Saffira, zijn vrouw, verkocht een bezit, en hield een deel van de prijs achter¼Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft Satan uw hart vervuld om te liegen tegen de Heilige Geest, en een deel van de prijs van het land achter te houden?…En Ananias, deze woorden horende, viel neer en gaf de geest. ¼En het was na verloop van ongeveer drie uren daarna, dat zijn vrouw,¼.inkwam. Toen zeide Petrus tot haar: Hoe hebt gij samen kunnen overeenkomen om de Geest des Heren te verzoeken?…En zij viel terstond neer voor zijn voeten, en gaf de geest.”De Handelingen 5:1-3,5,7,9,10. {TN2: 16.2}

16

Is er enige vergelijking tussen de kerk die wordt beschreven in de Handelingen en die van de tegenwoordige tijd? Waar is de kracht van de Heilige Geest in de kerk van vandaag? In de vroegere kerk was iedereen Ermee vervuld! Waar lezen wij dat de apostelen ooit trachtten financiële doelen te bereiken? Maar hoe vaak horen wij dat velen van degenen die vandaag tot de kerk worden binnengebracht, eruit gaan. En hoe weinigen van zij die achterblijven zijn werkelijk bekeerd tot de Waarheid. En waarom zulk een treurige verkwisting, zulk een armzielig verlies? En waarom zoveel onkruid dat de tarwe verstikt? Jezus zegt: “Terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide het onkruid temidden van de tarwe, en ging zijns weegs.”Matt. 13:25. Waarom? – klaarblijkelijk omdat de wachters op de muren van Sion slapen. (Zie Testimonies, Vol. 5, blz.235{Getuigenissen, Deel 5, blz. 191}.) {TN2: 17.1}

Het licht werpend op deze toestand, zegt de Geest der Profetie: “Welke grotere misleiding kan het verstand der mensen bevangen dan een zekerheid dat zij allen gelijk hebben, terwijl zij allen het verkeerd hebben! De boodschap van de Waarachtige Getuige vindt het volk van God in een beklagenswaardige misleiding, doch oprecht in die misleiding. Zij weten niet dat hun toestand betreurenswaardig is in Gods ogen. Terwijl de geadresseerden zichzelf vleien dat zij in een verheven geestelijke toestand verkeren, verbreekt de boodschap van de Waarachtige Getuige hun zekerheid door de alarmerende veroordeling van hun ware toestand van geestelijke blindheid, armoede, en ellendigheid. Het getuigenis, die zo doorsnijdend en scherp is, kan geen vergissing zijn, want het is de Waarachtige Getuige

17

die spreekt, en Zijn getuigenis moet correct zijn.”-Testimonies, Vol.3{ Getuigenissen, Deel 3},blz.252,253. {TN2: 17.2}

Met bazuinklank maken deze al te duidelijke feiten bekend dat de kerk, die in haar huidige toestand zo anders is dan de eerste Christelijke kerk, daarom niet geïllustreerd kan worden door hetzelfde symbool als zij dat werd. Aangezien dus de kerk zo ver af is van het gelijken op de eerste kerk zoals de duisternis dat is van het licht, dan moet de heilige kerk van God, gesymboliseerd door de tweede berg van koper, nog in de toekomst zijn. Laat ons daarom God prijzen, dat wij nu binnen ons bereik hebben de heerlijkheid van

De Zegevierende Kerk! {TN2: 18.1}

Wanneer zal de kerk werkelijk Gods Woonplaats worden? Door menselijk pogen is het net zo onmogelijk om een verandering tot stand te brengen als het is om de oceaan droog te leggen. Alleen God kan dit doen. Maar wanneer Hij dat doet, dan zal Hij zeker een schoon werk ervan maken: {TN2: 18.2}

“En Ik zal, “zegt Hij, “hen wannen met een wan, in de poorten des lands; Ik zal hen van kinderen beroven, Ik zal Mijn volk verdelgen, omdat zij zich niet afkeren van hun wegen.” Jer.15:7. {TN2: 18.3}

Zijn “wan is in Zijn hand, en Hij zal Zijn dorsvloer grondig reinigen, en Zijn tarwe in de schuur samenbrengen; maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur.” Matt.3:12. {TN2: 18.4}

“Ik zag dat de Heer Zijn zwaard aan het wetten{scherpen} was in de hemel, om hen ten onder te snijden. Och,

18

dat iedere lauwe belijder zich kon realiseren het reinigingswerk dat God op het punt staat te doen onder Zijn belijdend volk.” -Testimonies, Vol.1{Getuigenissen, Deel 1}, blz.190. {TN2: 18.5}

“De Heer zal werken om Zijn kerk te reinigen. Ik vertel u in waarheid, dat de Heer op het punt staat de instellingen die naar Zijn naam zijn genoemd, te keren en om te keren. Hoe spoedig dit zuiveringsproces zal beginnen, kan ik niet zeggen, maar het zal niet lang uitgesteld worden. Hij, wiens wan in Zijn hand is, zal Zijn tempel reinigen van haar zedelijke vervuiling. Hij zal Zijn dorsvloer grondig reinigen.” Testimonies to Ministers{Getuigenissen voor Predikanten}, blz. 373. {TN2: 19.1}

“De tijd is aangebroken voor ernstige en krachtige pogingen om de kerk te ontdoen van het slijk en vuiligheid welke haar reinheid bezoedelt.” -Idem, blz. 450. {TN2: 19.2}

Zeg niet, mijn broeders en zusters: “Het gezicht, dat hij ziet, is voor vele komende dagen, en hij profeteert van tijden, die verre zijn.” Want “de dagen zijn nabij, en de werking van ieder gezicht.” Ezech.12:27,23{K.J.V.}. “Om Sions wil zal Ik niet stil zijn, en om Jeruzalems wil zal Ik niet rusten, totdat de gerechtigheid daarvan zal voortgaan als een glans, en de verlossing daarvan als een lamp, die brandt.” Jes.62:1{K.J.V.}. {TN2: 19.3}

“Maar de dagen van de reiniging van de kerk komen snel naderbij. God zal een zuiver en waarachtig volk hebben. In de grote zifting die spoedig zal plaatsvinden, zullen wij beter

19

in staat zijn de sterkte van Israël te meten¼.Zij die vertrouwd hebben op intellect, genie en talent, zullen niet¼aan het hoofd staan van rang en gelid” (Testimonies, Vol.5, blz.80{Getuigenissen, Deel 5, blz.70}),

Wanneer De Kerk Op Gepaste Wijze Wordt Voorgesteld Door De Bergen. {TN2: 19.4}

Hoewel de tijd van dit ernstig werk -een onderwerp van voornaamst belang voor de kerk van God op dit kritisch moment -duidelijk wordt voortgezet in de Bijbel en de Geest der Profetie, toch is het, ironisch genoeg, een zaak waaraan er weinig gedacht en weinig begrepen wordt door de mensen in de desbetreffende kerk. Daarom zullen wij op dit moment verder onderzoek erover doen. {TN2: 20.1}

Onder de bevoegdheid van Inspiratie, schreef de profeet Jesaja: “Want door vuur en door Zijn zwaard zal de Here pleiten met alle vlees: en de verslagenen des Heren zullen velen zijn¼En Ik zal hen, die van hen ontkomen zijn, zenden tot de natiën,¼en zij zullen al uw broeders brengen¼in een rein vat tot het huis des Heren.” Jes.66:16,19,20{K.J.V.}. {TN2: 20.2}

Merk op dat deze profetische woorden zeggen dat zij die “ontkomen” zijn onder “de verslagenen des Heren” zullen worden gezonden “tot de natiën,” en dat zij “zullen [Zijn]heerlijkheid onder de heidenen verkondigen. En¼ zullen al [hun] broeders brengen¼uit alle natiën.” {TN2: 20.3}

20

Aangezien dit wereldwijde werk van verzameling niet gedaan kan worden nadat de genadetijd is gesloten, moet u de vijand u niet laten misleiden “met goede woorden en mooie preken.” Toon hem dat hij deze geïnspireerde passages niet op een andere manier kan uitleggen, en toch zijn uitlegging in overeenstemming te laten zijn met wat de Heer heeft gezegd in het voorafgaande schriftgedeelte evenals in de volgende verklaring van de Geest der Profetie: {TN2: 21.1}

“Terwijl het onderzoekend oordeel voortgaat in de hemel¼zal er een bijzonder werk van reiniging zijn¼onder Gods volk op aarde¼Dan zal de gemeente, welke de Heer tot Zich zal nemen bij Zijn komst, zijn ‘een heerlijke gemeente, hebbende geen vlek, of rimpel, of iets dergelijks.’ Dan zal zij voortkomen ‘als de morgen, schoon als de maan, helder als de zon, en vreselijk als een leger met krijsbanieren.’” -The Great Controversy, blz.725{De Grote Strijd, blz.445}.{TN2: 21.2}

Deze verklaring van de Geest der Profetie geeft ook duidelijk aan dat de reiniging plaatsvindt voordat de genadetijd afsluit, of “terwijl het onderzoekend oordeel voortgaat in de hemel, “ en dat de kerk dan, schoon en vlekkeloos, zal uitgaan in de gehele wereld, overwinnende en om te overwinnen. (Prophets and Kings, blz.725 {Profeten en Koningen, blz. 445}). {TN2: 21.3}

Broeder, zuster, staat niet op tegen deze boodschap van uitredding, en door zo te doen u te voegen bij de gelederen van de vijand, die het onkruid zaaide in de kerk, en die vastbesloten is om hen daarin te houden, want hij weet

21

dat met een gereinigde kerk, zijn macht zal worden verbrijzeld, en de barrières die hij ertegen heeft opgericht aan stukken vergruisd zullen worden! Inderdaad, “wij hoeven nooit te verwachten dat wanneer de Heer licht heeft voor Zijn volk, Satan er rustig bij zal staan, en geen poging zal doen om te voorkomen dat zij het zullen ontvangen. Hij zal op het verstand werken om wantrouwen en jaloezie en ongeloof op te wekken.” -Testimonies, Vol. 5, blz.728{Getuigenissen, Deel 5, blz. 592}. {TN2: 21.4}

Uit de bewijzen die zijn aangehaald, torenen de feiten zich uit dat  de reiniging plaatsvindt voordat het werk van het evangelie is volbracht in welk deel dan ook van de wereld: want zij die de slachting “ontkomen” worden gezonden  om “al [hun] broeders {te} brengen tot een offer voor de Here uit alle natiën.” Het is dan noodzakelijk, dat de vervulling van dit “bijzonder werk van reiniging” voorafgaat aan de aanvang van “De Luide Roep.” Het dubbele afdoende bewijs hiervan is dat de Geest der Profetie verklaart dat “het ware volk van God, dat de geest en het werk van de Heer(..)heeft, zal altijd aan de kant staan van een getrouwe en eenvoudige afhandeling met zonden¼In het bijzonder in het afsluitingswerk voor de kerk, in de verzegelingtijd van de honderd vierenveertig duizend¼” Dit bijzonder werk van reiniging en “verzegeling van de dienstknechten Gods is dezelfde die aan Ezechiël in een visioen werd getoond.” -Testimonies, Vol.3{Getuigenissen, Deel 3}, blz.266;Testimonies to Ministers{Getuigenissen voor Predikanten}, blz.445. {TN2: 22.1}

Het visioen van Ezechiël openbaart dat zij die “zuchten en uitroepen voor al de gruwelen die

22

bedreven worden in het midden daarvan”(de kerk) worden gemerkt, of verzegeld, en dat de mannen met “slachtwapens” dan “doden volkomen oud en jong, beide maagden en kleine kinderen en vrouwen” die het merkteken niet hebben. De reiniging van de kerk, is daarom een scheiding van de zondaars van het ware volk van God.Tegen de tijd van de vervulling ervan, in de ogenblikkelijke toekomst, ontvangen de 144.000 het zegel, of teken, ontkomen van de slachting, worden de “dienstknechten van God,” en gaan voort tot de natiën om het werk te volbrengen. Dit maakt hun tot de “eerste vruchten” van de levenden die opgenomen zullen worden, en “al hun broeders” die zij binnenbrengen (de “grote schare” van Openbaring 7, vers 9), de tweede vruchten van de levenden die opgenomen zullen worden: want waar er geen tweede vruchten zijn, kunnen er ook geen eerste zijn. (Voor meer licht over dit onderwerp, lees Traktaat Nr.1, Hetgeen Extra Vooraf Gaat aan het Elfde Uur {Tract No.1, Pre-“Eleventh Hour” Exrta!}) {TN2: 22.2}

Broeders en zusters, wij moeten “zuchten en uitroepen” tegen de zonden in de kerk; niet tegen de boodschap die ons zal verzegelen voor opname en ons tot een volk zal maken, die op passende wijze wordt gesymboliseerd door de bergen van koper. Uw zuchten en uitroepen voor de gruwelen bedreven in haar “midden”, maakt u geschikt voor het “teken”; maar als u zou trachten de gruwelen te bedekken, dan zult u vallen onder de slachtwapens van de engelen. De kerk zal gereinigd en schoon en geschikt gemaakt worden, om Gods Woonplaats te zijn. Zij kan op geen andere manier geïdentificeerd worden als de

23

“berg van koper,” het symbool van standvastigheid{duurzaamheid}. Dit is de kerk die zal “ingaan tot haar laatste strijd,” en de ene waarop de draak “toornig” zal zijn: want de symbolische “vrouw” en “haar zaad,” bewaren als een lichaam de geboden van God en hebben de “getuigenis van Jezus Christus.” Openb.12:17{K.J.V.} {TN2: 23.1}

Hebbende volledig opgehelderd het eerste gedeelte van Zacharia’s symbolisme, richten wij nu aandacht tot

Het Vallei Tussen De Twee Bergen. {TN2: 24.1}

De waarheid stevig vastgesteld hebbende, dat de eerste Christelijke kerk wordt voorgesteld door één van de “koperen bergen,” en de kerk die het evangeliewerk afsluit door de andere, dan volgt het als een logische aaneenschakeling dat het vallei{dal} dat er tussen ligt, van waaruit de vier wagens komen, een voorstelling moet zijn van de periode vanaf de ene kerk tot de ander. Het volgende symbolisme om dan in beschouwing te nemen, zijn

De Vier Wagens. {TN2: 24.2}

De profeet Zacharia zegt: “Te dien dage zal op de bellen der paarden staan: DE HEILIGHEID DES HEREN.” Zach.14:20. Als symbolen die verscheidene lessen illustreren, worden paarden op een zeer uitstekende wijze in de Schriften gebruikt, zijnde natuurlijk, in elk geval uitstekend aangepast op de omstandigheid of situatie. In dit verband, stellen zij mensen voor, want de klank van hun “bellen” is “DE HEILIGHEID

24

DES HEREN”; terwijl “de krampachtige, onregelmatige bewegingen van sommigen die beweren Christenen te zijn, wordt op herkenbare wijze voorgesteld door het werk van sterke, maar ongeoefende paarden. Wanneer de één naar voren trekt, trekt een ander naar achteren.” -Testimonies to Ministers {Getuigenissen voor Predikanten}, blz. 489, 490. {TN2: 24.3}

Deze symbolische “paarden” beschrijven daarom elk een zekere klasse mensen, in verband staande met de kerk. En wegens het feit dat elke groep een wagen leidt, kunnen zij alleen een klasse kerkleiders aanduiden. De wagens moeten dus op enige wijze beschrijven de kerklidmaatschap welke de symbolische paarden leiden. Bovendien, op Zacharia’s vraag: “Wat zijn deze, mijn heer?…antwoordde de engel, en zeide: ¼Deze zijn de vier geesten des hemels, welke voortgaan van waar zij  stonden voor de Here van de ganse aarde.” Zach. 6: 4,5. Vandaar dat deze symbolisme staat voor door de hemel geschapen boodschappen die worden gedragen door de kerk op aarde. En aangezien de boodschap zelfuitleggend is, dan beantwoordt het de vraag:

Waarom een Wagen als Symbool voor een Kerk? {TN2: 25.1}

De Schriften symboliseren Gods kerk met verscheidene aardse voorwerpen. Ter illustratie: “Te dien dage,” zegt de Heer, “zal Ik Jeruzalem maken tot een laststeen voor alle volken: allen die zichzelf ermee belasten zullen aan stukken gesneden worden.” Zach,12:3{K.J.V.}. “Gij zult ook een kroon der heerlijkheid zijn in de hand des Heren.” Jes. 62:3. “En

25

 de zeven kandelaren die gij zag, zijn de zeven gemeenten.” Openb.1:20. {TN2: 25.2}

Hetzelfde voorwerp kan niet op volmaakte wijze de kerk beschrijven onder verscheidene situaties en omstandigheden en verhoudingen. Bijvoorbeeld, de kerk die Christus baarde (Openb.12:1,2) kan enerzijds niet op gepaste wijze worden gesymboliseerd door een wagen, maar eerder alleen door een vrouw, terwijl anderzijds de kerk, waarmee God de natiën zal breken, niet op gepaste wijze kan worden vergeleken met een vrouw, maar eerder met een “steen”(Dan.2:45), of een “bijl.” Jer.51:20. Voor een kerk in haar werk van het vergaderen van zielen, is het meest passende symbool een “wagen,” en voor haar leiding, vanzelfsprekend “paarden.” {TN2: 26.1}

Aangezien er, in de symbolisatie die vóór ons is, vier wagens zijn om geïdentificeerd te worden, moeten wij daarom elk één apart in beschouwing nemen, beginnend met

De Eerste Wagen. {TN2: 26.2}

De ononderbroken volgorde van de wagens toont aan een reeks van evangelische gebeurtenissen. “Aan de eerste wagen waren rode paarden.” Dat de kleur rood staat voor bloedvergieten, bevestigt de Geest der Profetie: “Terwijl wij doorreisden, ontmoetten wij een gezelschap¼Ik bemerkte als een rode zoom aan hun klederen¼Ik vroeg Jezus wie zij waren. Hij zei dat zij martelaren waren die voor Hem waren gedood.”– Early Writings, blz. 18,19{Eerste Geschriften, blz.10,11}. De rode zoom aan de klederen van dit gezelschap

26

 zijnde symbolisch voor marteling, dan geeft de rode kleur van de “paarden” klaarblijkelijk aan de gemartelde leiders van de kerk vóór 538 N.Chr. {TN2: 26.3}

Ter beantwoording op de vraag van Zacharia betreffende wie de paarden waren en waar zij heengingen, antwoordde de engel: “De zwarte paarden die daaraan zijn gaan uit naar het Noorderland; en de witte gaan uit, hen achterna; en de gevlekte paarden gaan uit naar het Zuiderland. En de voskleurige {sterke} paarden gingen uit, en trachtten te gaan opdat zij de aarde konden doorwandelen.” Zach. 6:6,7. Hoewel  het antwoord van de engel de respectievelijke richtingen vrijgeeft waarheen de zwarte, witte, gevlekte, en voskleurige paarden gingen, verzuimt het de geringste opmerking te maken over de rode paarden, aldus richtend op de slotsom dat de rode paarden waren gemarteld en nergens heengingen in zoverre het hun uiteindelijke bestemming betreft. Daar dit duidelijk is, is onze volgende stap logischerwijs, om te identificeren

De Tweede Wagen. {TN2: 27.1}

“En aan de tweede wagen {waren} zwarte paarden.” Over het algemeen gesproken, is de figuurlijke betekenis van “zwart” slavernij. Aangezien dus de marteling van de eerste Christelijke kerk  werd gevolgd door de Duistere Middeleeuwen van godsdienst, van 538 N.Chr. tot 1798 N.Chr., dan is het duidelijk, dat de wagen met de zwarte paarden de kerk en haar leiding voorstelt gedurende deze lange profetische periode in de Kerkelijke Romeinse slavernij. Dit feit wordt bevestigd door de uitlegging van de engel van de

27

 bestemming van de paarden: “De zwarte paarden,” zei hij, “¼gaan uit naar het Noorderland.”  En “het Noorderland” is de Bijbelse term voor het vroegere Babylon, zoals er snel wordt gezien uit de volgende schriftgedeelten: {TN2: 27.2}

“¼zegt de Here God; ¼Ik zal Nebukadnezzar, de koning van Babylon, ¼van het noorden¼brengen.” Ezech.26:7.” Nogmaals: Toen de Joden terugkeerden van Babylon naar Jeruzalem, sprak God door Zijn profeet Zacharia, zeggende: “Oh, Oh, komt voort, en vlucht uit het land van het noorden” (Zach.2:6), aldus Babylon identificerend als “ het Noorderland.” Maar aangezien wij te maken hebben met de vervulling van profetie in de periode van het Nieuwe Testament, dan moet het Noorderland in dit verband het antitypische Babylon zijn -het Christelijk gemaakte Rome -waarheen Gods volk gedurende de periode van het Nieuwe Testament is gegaan. Deze scherp omlijnde waarheid betreffende de tweede wagen, leidt ons tot de uiteenzetting van

De Derde Wagen. {TN2: 28.1}

En er waren “aan de derde wagen witte paarden.” Aangezien zwart slavernij betekent, dan moet wit, zijnde het tegenovergestelde van zwart, vrijheid aanduiden. Daarom, moeten de witte paarden met hun wagen een voorstelling zijn van de kerk die volgt na haar 1260 jaren periode van Romeinse slavernij. De engel zei tot Zacharia: “De witte gaan uit achter” de zwarte paarden, naar het Noorderland. De witte wagen stelt daarom

28

 een vrije kerk voor, die een van de hemel gezonden boodschap uitdroeg tot het Noorderland, kort na 1798 N.Chr., in een tijd van vrijheid. De enige soortgelijke boodschap die opgetekend wordt gevonden, is dat van de Millerieten beweging, waarvan wij lezen: {TN2: 28.2}

“Aan William Miller en zijn medearbeiders was het gegeven om de waarschuwing te verkondigen in Amerika. Dit land werd het middelpunt van de grote Advent Beweging¼De geschriften van Miller en zijn medewerkers werden vervoerd naar verre landen. over de gehele wereld, waar dan ook de zendelingen hadden binnengedrongen, werd het goede nieuws van Christus’ spoedige wederkomst verzonden.” -The Great Controversy, blz.368{De Grote Strijd, blz.343}. {TN2: 29.1}

Maar hoewel “de witte paarden” naar het “Noorderland” gingen, waren de Millerieten, of “Eerste Advent Beweging,” niet in antwoord op de roeping, “kom uit van haar, Mijn volk.”  Dit wordt duidelijk gemaakt door de eigen woorden van Miller: “Tijdens al mijn werk¼had ik nooit ernaar verlangd of eraan gedacht om enige apart belang te vestigen van die van de bestaande kerkgenootschappen, of om één te bevoordelen ten koste van een andere. Mijn gedachte was om voor allen nuttig te zijn.”The Great Controversy, blz.375{De Grote Strijd, blz.351}. {TN2: 29.2}

De beëindigende openbaring is:”Zie, dezen die uitgaan naar het Noorderland, hebben Mijn Geest tot rust gebracht in het Noorderland.” Zach.6:8. Nadat de waarschuwende boodschap door de Millerieten beweging werd verworpen door de kerken, ter vervulling van de woorden,”hebben Mijn Geest tot rust gebracht in het

29

 Noorderland,” onttrok God Zijn Geest van hen. Als bewijs hiervan, kondigde “de Tweede Engel” aan: “Babylon is gevallen.” Openb.14:8. {TN2: 29.3}

De voorafgaande keten van feiten die de eerste drie symbolische “wagens” omgeven, toont aan dat de reeks van evangelische gebeurtenissen die zij omvatten, eindigden met de Millerieten beweging in 1844 N.Chr. En het toegevoegde feit dat de “witte” kleur van de “paarden “ ook reinheid aangeeft, toont aan dat de “derde wagen” een voorstelling is van de kerk die van al de zeven kerken de enige is die wit is, zonder veroordeling-de gemeente Filadelfia (Openb. 3:7). {TN2: 30.1}

Het Woord van God is vol betekenis; de diepte ervan is ondoorgrondelijk; en de waarheid ervan, is als de golven die altijd de kuststrook verbreken, de kust des levens bespoelend met nooit ophoudende golven, waarvan één het feit inbrengt dat de Millerieten gemeente “Filadelfia” wordt genoemd, niet slechts bijkomstig was. De naam, wat “broederlijke liefde” betekent, was goddelijk ontworpen, en zal, in de gehele Christelijke tijdperk, op geen andere kerkelijke organisatie toepasselijk zijn dan de die van de Millerieten-de enige {kerk} die zich niet schuldig heeft gemaakt aan het uitwerpen van haar broeders en zusters voor het horen naar een boodschap van God, of aan het beperken van hun godsdienstige vrijheid om voor zichzelf welke beweerde waarheid dan ook te onderzoeken!  Zij alleen, staat daarom vrij van de schuld en veroordeling die wordt benadrukt in de aanklacht van de Heer: {TN2: 30.2}

30

“Hoort het woord des Heren, gij die voor Zijn woord beeft; Uw broeders die u haatten, die u uitwerpen om Mijn Naams wil, zeiden: Laat de Here verheerlijkt worden: maar Hij zal verschijnen tot uw vreugde, en zij zullen beschaamd zijn.” Jes. 66:5{K.J.V.}. Deze door de hemel veroordeelde, omdat zij zichzelf aangesteld hebben, rechters, gingen zelf niet binnen, en zij die binnengingen, hielden zij tegen (Lukas 11:52). Ter herhaling: De Millerieten, of “Eerste Advent Beweging,”  zijnde de enige die nooit welke broeder dan ook van hen heeft uitgeworpen, is dus de enige kerk die voorgesteld kan worden door de witte wagen, en de enige die waardig is tot de naam “Filadelfia”– “broederlijke liefde.” {TN2: 31.1}

Alle zeven van deze antitypische kerken (Openb. 2 en 3) begonnen goed, mar vroeg of laat slaagde Satan erin om in elke van hen opeenvolgend een vloed van satanische werktuigen (figuurlijk gesproken, het “onkruid”) binnen te brengen in een kleed van belijdende gelovigen van de Waarheid. In het bijzonder is dit het geval geweest met de geestelijke leiding, door wie hij in staat is geweest om gehele kerken op een dwaalspoor te leiden. En altijd zijn sommigen van de leden die hebben geweigerd de leiding van mensen te volgen in plaats van dat van Christus, eruit geworpen. Inderdaad, wanneer dan ook God een boodschap zendt naar Zijn kerk, heeft de geestelijke leiding, in plaats van de boodschappers bij te staan en te helpen de boodschap tot het volk te brengen, ertegen gestreden, haast als een eenheid in de weg staande ervan, zodat het de mensen niet bereikt! Aantonend hoe de geestelijke leiding probeerde de “Eerste Advent Boodschap”

31

 uit te blussen, en hoe zij de leken vervolgden die het waagden de preken van Miller bij te wonen, zegt de kerkelijke geschiedenis: {TN2: 31.2}

“Maar toen bedienaren en godsdienstige leiders een besluit namen tegen de adventleer, ernaar verlangden alle opschudding rond het onderwerp te onderdrukken, stonden zij het niet alleen tegen vanaf het kansel, maar ontzegden hun leden ook het voorrecht om predikaties over de tweede advent  bij te wonen, of zelfs te spreken over hun hoop in de sociale bijeenkomsten van de kerk.” “¼Daarom werd het grotendeels toevertrouwd aan nederige leken. Boeren verlieten hun velden, monteurs hun werktuigen, handelaren hun handelswaar, vaklieden hun beroep; en toch was het aantal werkers klein in vergelijking met het werk dat moest worden volbracht.” – The Great Controversy, blz. 376,368{De Grote Strijd, blz.351,352, 344}. {TN2: 32.1}

“Het werk was niet gegrondvest op de wijsheid van geleerde mensen, maar op de kracht Gods. Het waren niet de meest getalenteerde mensen, maar de meest nederige en toegewijde mensen, die het eerst de oproep hoorden en gehoorzaamden¼zij die voorheen leidden in de zaak behoorden tot de laatsten die zich bij de beweging aansloten.”-The Great Controversy, blz. 402{De Grote Strijd, blz. 375,376}.

“Het feit dat de boodschap voor een groot deel werd gepredikt door leken werd aangemoedigd als een argument ten ongunste ervan. Zoals van ouds, werd de duidelijke getuigenis van Gods Woord ontmoet met de ondervraging: ‘Hebben enigen van de regeerders of  van de Farizeeërs het geloofd?’…Menigten, die zonder bezwaren vertrouwden op hun predikanten,  weigerden te luisteren naar de waarschuwing;

32

en anderen, hoewel zij overtuigd waren van de waarheid, waagden niet het te belijden, opdat zij niet “uit de synagoge gezet” zouden worden.”-The Great Controversy, blz. 380{De Grote Strijd, blz.355}. {TN2: 32.2}

“De ware volgelingen van Christus¼wachten niet totdat de waarheid populair wordt. Overtuigd zijnde van hun plicht, aanvaarden zij moedwillig het kruis.” – The Great Controversy, blz. 460{De Grote Strijd, blz.426}. “De halfhartigen en oppervlakkigen konden niet langer steunen op het geloof van hun broeders.” — The Great Controversy, blz. 395{De Grote Strijd, blz.370}. “In plaats van hetgeen zij niet begrijpen in twijfel te trekken en te bekritiseren, laten zij gehoor geven aan het licht dat reeds op hen schijnt, dan zullen zij groter licht ontvangen.” — The Great Controversy, blz. 528{De Grote Strijd, blz.485}. {TN2: 33.1}

“Er is altijd een groep mensen geweest die belijden godsvruchtig te zijn, die, in plaats van na te volgen om de waarheid te weten, het tot hun religie maken om enige karakterfout of dwaling in het geloof te vinden bij degenen waarmee zij het niet eens zijn. Dezulken zijn helpers van Satan, die aan zijn rechterhand staan.” — The Great Controversy, blz. 519{De Grote Strijd, blz.478}.{TN2: 33.2}

“Allen die naar haken zoeken om hun twijfels daaraan op te hangen, zullen die vinden. En zij die weigeren Gods woord  aan te nemen en te gehoorzamen totdat elk bezwaar is weggenomen, en er niet langer een mogelijkheid is voor twijfel, zullen nooit tot het licht komen.”– The Great Controversy, blz. 527{De Grote Strijd, blz.485}.{TN2: 33.3}

Van al “de zeven gemeenten” (Openb. 2 en 3), is alleen de gemeente Filadelfia (de Millerieten) niet in de problemen geraakt door deze zelfde satanische praktijken. Altijd getrouw zijnde aan God, sloot het haar korte maar vlekkeloze loopbaan af in 1844, haar

33

aangewezen bestemming. Door haar gehele leven te hebben geleefd onder het persoonlijke toezicht van haar oprichter, werd het nooit opnieuw gevormd. Aldus zijnde zonder veroordeling, zoals op volmaakte wijze wordt geïllustreerd door de derde “wagen”, en zijn “witte paarden,” steekt zij in stoutmoedig reliëf uit tegen de opvolgende beweging, voorgesteld door

De Vierde Wagen. {TN2: 33.4}

Aangezien de eerste drie “wagens” de geschiedenis van de kerk behelzen tot aan 1844 N.Chr., dan moet de vierde een daarna volgende kerkelijke organisatie voorstellen – een opvolger  van de Millerieten, of Filadelfia gemeente. De laatste van “de zeven gemeenten,” de gemeente der “Laodiceeërs,” is daarom noodzakelijkerwijs de ene die wordt gesymboliseerd door de vierde “wagen.” {TN2: 34.1}

Temidden van de multi-sektarische verwarring dat zich te ver spreidt over het gehele Christendom in de tegenwoordige tijd, kan het moeilijk toeschijnen om de Laodiceeërs  te onderscheid en van de rest. Maar de grote Ontwerper van typen en symbolen, de Ene Die, het einde vanaf het begin ziende, aldus voorzag wat de toestand en het werk van de laatste van “de zeven gemeenten” zou zijn, moet daarom door Zijn Woord in staat zijn om deze kerk uit de menigte van kerken uit te zoeken, en het te plaatsen als een vuurtoren, doorschijnend in het donkerste uur van de nacht. {TN2: 34.2}

Maar zelfs zoals Satan vastbesloten pogingen deed om de naam  “Filadelfia” verkeerd te gebruiken, en aldus het uit het gezicht weg te benevelen

34

en maken dat het onopgemerkt {voorbij}ging, alzo heeft hij in verwarring gebracht

De Naam van de Laatste Wagen. {TN2: 34.3}

Net zoals de naam “Filadelfia” past op slechts één kerkelijke organisatie, en op slechts één van de wagens, alzo kan de naam “Laodiceeërs” logischerwijs op slechts één van de wagens en slechts één kerkgenootschap passen. Het woord zelf, is afgeleid van het Griekse woord: Lego-dikean, wat betekent: “verkondigende oordeel.” Na het voorval van de gemeente Filadelfia, moet er daarom een gemeente zijn die oordeel verkondigt. En het is een historisch feit dat in 1844 N.Chr., juist in het jaar dat de Millerieten beweging aan het einde kwam van haar toegewezen koers, er een nieuwe beweging opkwam, het Zevende-dags Adventistische kerkgenootschap, verkondigend: “Vrees God, en geef Hem eer; want de ure van Zijn oordeel is gekomen.” Openb. 14:7. {TN2: 35.1}

Ondanks het onbenijdenswaardig verslag van de Laodiceese gemeente, verklaart de grondlegger van haar beweging, anders dan de grondleggers van andere bewegingen, eerlijk in Testimonies, Vol. 3{Getuigenissen, Deel 3}, blz.252: “De boodschap aan de gemeente van de Laodiceeërs is een opzienbarende berisping, en is van toepassing op het volk van God in de huidige tijd” – de Zevende-dags Adventisten. Het oordeel verkondigend, evenals zich bevindend in de ongedane toestand zoals is beschreven, is de Z.D.A. gemeente de enige die rechtmatig kan worden genoemd “Laodiceeër,“-Verkondigend Oordeel. Wat een absolute gelijke tussen beschrijving en toestand{conditie,situatie}!

35

O, maak met mij de Here groot, en laat ons tezamen Zijn naam verheffen,” want Hij heeft “[Zijn] Woord grootgemaakt boven gans [Zijn] naam.” Ps. 34:2;138:2{K.J.V.}. {TN2: 35.2}

Aangezien zowel de derde als de Filadelfia gemeente zijn geïdentificeerd als voorstellende de Millerieten beweging, en ook aangezien de Laodiceese gemeente is geïdentificeerd als voorstellende de Zevende-dags Adventistische beweging, dan is het onbetwistbaar gevolg dat de “vierde wagen,” de laatste van de wagens, een voorstelling is van de Z.D.A. kerk – de Laodiceese. {TN2: 36.1}

Als deze toepassing nu van “de wagen” verkeerd is, dan is vanzelfsprekend het eenvoudige en duidelijke bewijs, dat het niet passend kan worden gemaakt om te passen bij de Z.D.A gemeente, maar als het juist is, dan kan het, op dezelfde manier, niet passend gemaakt worden om bij welke andere gemeente dan ook te passen dan bij de Adventisten gemeente: want de goddelijke symbolen zijn op volmaakte wijze ontworpen om bij slechts één voorwerp te passen. De laatste test van de uitlegging die hier wordt gegeven, is daarom de overtuigendheid van het tegenstrijdige gedeelte van het symbolisme-

De Gevlekte en de Voskleurige – Dubbele Leiderschap. {TN2: 36.2}

En aan de “vierde wagen” waren “gevlekte en voskleurige paarden.” Het afwijkende {abnormale}gedeelte van deze symbolische profetie is, duidelijk gezien, dat de vierde wagen, anders dan de andere drie, een dubbele span paarden heeft. Maar

36

het meest fascinerende betreffende het gehele symbolisme, is het tegenstrijdige feit dat de gevlekte “naar het Zuiderland” gingen, en de voskleurige gingen uit, en “..doorwandelden de aarde”! Zach.6:6,7. De gevlekte gaan één kant op, en de voskleurige een andere kant, en toch trekken zij beiden aan dezelfde wagen! {TN2: 36.3}

Het is dan duidelijk, dat deze vreemde omstandigheid een speciale les van tegenwoordige waarheid moet inhouden die van groot belang is voor de kerk van God op het huidige uur, wanneer het visioen is opengelegd en de waarheid ontvouwd, de tijd waarin de kerke wordt geconfronteerd met een vreemd en verwarrend probleem, welke menselijke wijsheid niet in staat is op te lossen. {TN2: 37.1}

De verschillende spannen die gekoppeld zijn aan de vierde wagen, elk trekkend naar een andere richting dan van de ander, tonen niet alleen aan dat er en dubbele leiderschap is in de Laodiceese kerk, maar ook dat de ene weerstand biedt tegen de ander in karakter evenals in doel. Aangezien deze situatie vreemd is, zullen de wijzen het goed in beschouwing nemen. Gezien hebbende dat het Woord van God het heeft gesproken, en dat het symbolisme op volmaakte wijze de wedstrijd beschrijft welke juist voor hun ogen plaatsvindt, zullen zij vasthoudend de waarheid aangrijpen. {TN2: 37.2}

Voor de verklaring nu van het hoogtepunt bereikende en raadselachtige gedeelte van deze symbolisatie, moeten wij gaan naar het verslag van het verleden en heden van de Laodiceese gemeente. Aangezien de

37

 boodschap aan iedere kerk is gericht tot de “engel” die verantwoording heeft  de kandelaar (de kerk, Openb.1:20), werd Johannes geïnstrueerd: “En schrijf aan de engel van de gemeente der Laodiceeërs.” Openb.3:14{K.J.V.}. Maar deze engel kan geen hemelse engel zijn, want hij is schuldig: “Noch koud, noch heet,” maar “jammerlijk, en ellendig, en arm, en blind, en naakt” “en weet niet.” Openb.3:16,17. Wat anders zou deze engel kunnen zijn dan een aardse, die verantwoordelijkheid is gegeven over de “kandelaar”? Het is daarom duidelijk, dat hij en de dienstknecht “die de Here als heerser over zijn huishouden heeft gesteld, om hen voedsel op zijn tijd te geven” (Matt. 24:45) identiek zijn, waarvan beiden de leiding van de kerk voorstellen, niet het lidmaatschap. {TN2: 37.3}

Een ieder die een redelijke kennis heeft van de Schriften, zou moeten weten dat God Zijn werk op aarde niet kan afronden met een “jammerlijke, en ellendige, en arme, en blinde, en naakte” leiding; en wat erger is, één die zelfs haar conditie {situatie} niet kent. Zij die de overweldigende goddeloosheid overal verontschuldigen, zijn niet Gods ware volk; zij zijn het “onkruid,” het zaad van de Boze. {TN2: 38.1}

“De boodschap die God zendt door middel van Zijn dienstknechten,”zegt de Geest der Profetie, “zal veracht en bespot worden door ontrouwe herders, die met hun voeten het voedsel van de weiden vertreden, de kudde als voedsel gevende datgene wat zij verontreinigd hebben. ‘Wee

38

de Herders die de schapen van Mijn weide vernietigen en verstrooien! Zegt de Here.’” –Review and Herald, 25 juni, 1901. {TN2: 38.2}

Met het oog op dit droevige feit, moet God een tweede leiding hebben om Zijn grootste werk sinds de wereld begon af te ronden. Van deze tweede set dienstknechten lezen wij:”En ik zag een andere engel roepen met luide stem tot de vier engelen,¼,zeggende: Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen, totdat wij de dienstknechten van onze God aan hun voorhoofden verzegeld hebben.” “En in hun mond werd geen bedrog gevonden: want zij zijn onberispelijk{zonder schuld} voor de troon van God.” Openb.7:2,3;14:5{K.J.V.}. {TN2: 39.1}

Aldus brengt het Woord van God, door getuigenis en door symbool, twee verschillende klassen “dienstknechten” in zicht -de ene “lauw,” de ander “zonder schuld.” {TN2: 39.2}

Zo belangrijk is dit onderwerp dat de Geest der Profetie het licht werpt op nog een ander aspect ervan: {TN2: 39.3}

“Maar de dagen van de reiniging van de kerk komen snel naderbij. God zal een zuiver en waarachtig volk hebben¼Zij die vertrouwd hebben op intellect, genie of talent, zullen dan niet aan het hoofd staan van rang en rij.” – Testimonies, Vol. 5,blz.80{Getuigenissen, Deel 5, blz.70}. {TN2: 39.4}

Het feit dat onze conferenties alleen ambtelijke vergunningen verlenen aan afgestudeerden van de hoge school, toont aan dat zij vertrouwen op menselijke

39

wijsheid–wijsheid die God nú niet méér kan gebruiken dan Hij dat kon toen Mozes het ten toon spreidde. En het feit dat zij jarenlang deze dwaze koers hebben nagevolgd, is een andere onbetwistbare aanduiding in het bewijs dat de geestelijke leiding in de huidige tijd is samengesteld uit mensen die God niet kan gebruiken, niet alleen omdat zij onafhankelijk zijn van Hem, maar ook omdat zij tegen Zijn wil in uit het werk hebben buitengesloten degenen die Hij kan gebruiken: {TN2: 39.5}

“Nu wil ik zeggen, dat God geen koninklijke macht in onze gelederen heeft geplaatst om deze of die vertakking het werk te beheren. Het werk is grotendeels beperkt geweest door de pogingen om het op elk gebied te beheersen. Hier is een wijngaard die haar dorre plaatsen presenteert die geen arbeid hebben ontvangen. En als iemand deze plaatsen zou beginnen te bewerken in de naam van de Heer, dan zou hij, tenzij hij de toestemming zou krijgen van de mensen in een kleine gezagskring, geen hulp ontvangen. God bedoelt dat Zijn werkers hulp zullen ontvangen. Als er honderd een zending zouden beginnen naar behoeftige gebieden, roepende tot God, zou Hij de weg voor hen bereiden. {TN2: 40.1}

“Laat mij u vertellen, dat als uw hart in het werk is, en u geloof heeft in God, dan hoeft u zich niet afhankelijk te stellen van de toestemming van welke predikant of welke mensen dan ook: als u juist te werk gaat in de naam van de Heer, door op een nederige manier te doen wat u kan om de waarheid te onderwijzen, dan zal God u rechtvaardigen. {TN2: 40.2}

“Als het werk niet zo beperkt was geweest

40

 door een beletsel hier, en een beletsel daar, en een beletsel aan de andere kant, dan zou het voort zijn gegaan in haar majesteit. Het zou in de eerste plaats in zwakheid zijn voortgegaan; maar de God des hemels leeft.” -Review and Herald, 16 April, 1901. {TN2: 40.3}

Pas toen Paulus alle vertrouwen op menselijke wijsheid had verzaakt, het tot verlies rekenend voor Christus, was God in staat om hem te verheffen in Zijn machtige hand. “En ik, broeders,” zegt de grote apostel, “¼kwam niet met voortreffelijkheid van spraak of van wijsheid, u de getuigenis van God verkondigend.” 1 Kor.2:1. Maar anders dan de vernederde Paulus, “zijn” de voorname mensen in de kerk van vandaag “zelfverzorgend, onafhankelijk van God, en Hij kan ze niet gebruiken¼De oproep tot dit grote en ernstig werk werd,” sinds 1844, “gepresenteerd aan de mannen van leer en positie; als deze mannen klein waren geweest in hun eigen ogen, en volledig vertrouwd hadden op de Heer, dan zou Hij hen geëerd hebben met het uitdragen van Zijn standaard  in zegeviering tot de overwinning. Maar zij scheidden zich van God, gaven zich over aan de invloed van de wereld, en de Heer verwierp hen.” -Testimonies, Vol.5, blz.80,82 {Getuigenissen, Deel 5, blz.71,72}. {TN2: 41.1}

Maar “de Heer heeft getrouwe dienstknechten, die in de tijd van schudding en beproeving zichtbaar bekend gemaakt zullen worden. Er zijn kostbaren nu verborgen die hun knie niet voor Baäl hebben gebogen. Zij hebben het licht niet gehad dat in een geconcentreerde vlammenzee op u heeft geschenen. Maar het kan zijn dat onder een ruwe en onaantrekkelijk uiterlijk, de zuivere helderheid

41

 van een oprechte Christelijk karakter zal worden geopenbaard.” -Testimonies, Vol.5, blz.80, 81{Getuigenissen, Deel 5, blz.70}. {TN2: 41.2}

Aldus verheffen de Bijbel en de Geest der Profetie, in hun volmaakte wederzijdse harmonie, andermaal elkaar, en verhelderen de tegenstrijdigheid van de vierde wagen – haar dubbele span paarden waarvan elk, zoals geopenbaard door hun kleuren en doelen, vijandig is in karakter, beginsel, en doelstelling; elk vechtend voor het recht op de wagen. Zich inspannend om het in het Zuiderland (Egypte) te houden, waar zij blindelings zijn “dik geworden op hun droesem,” ”zeggen” de gevlekte, de leiding die juist aan het hoofd staat van de wagen, “in hun hart, De Here zal geen goed doen, noch zal Hij kwaad doen. Daarom zullen hun goederen een buit worden, en hun huizen een verwoesting.” Zef. 1:12.13. Terwijl de voskleurige, de leiding achter de gevlekte, trachten de aarde te doorwandelen. {TN2: 42.1}

De eersten zeggen: “Hij is te genadig om Zijn volk met een oordeel te bezoeken” bij het vervullen van Ezechiël 9 over hen, terwijl de laatsten zuchten en uitroepen vanwege de gruwelen in het midden daarvan. Aldus, terwijl er achter de gevlekte paarden een geroep is van Gods bezoeking, is er voorop van de voskleurige, een geroep van “vrede en veiligheid¼van mannen die nooit meer hun zullen verheffen als een bazuin om Gods volk hun overtredingen te tonen en het Huis van Jakob hun zonden. Deze stomme honden, die niet wilden blaffen,” zegt de stichtster van de kerk, “zijn

42

degenen die de rechtvaardige vergelding voelen van een beledigde God. Mannen, jonge meisjes, en kleine kinderen, allen komen tezamen om.“ -Testimonies, Vol. 5, blz. 211{Getuigenissen, Deel 5, blz.173}. {TN2: 42.2}

Terwijl wij daarom op profetische wijze de mislukking van de gevlekte paarden aanschouwen om het beheer over de wagen (de kerk) te behouden vanwege hun nalatigheid van plicht, zien wij anderzijds de voskleurige paarden zowel profetisch als feitelijk zich gereedmakend om de wagen over te nemen op de aangewezen tijd; of, zoals de engel, sprekende in profetisch verleden, uitlegde: zij “trachtten te gaan opdat zij de aarde konden doorwandelen.” Zach. 6:7. {TN2: 43.1}

In kleur verschillend, zijn de twee teams een figuurlijke voorstelling van twee klassen dienstknechten die van karakter verschillen. De eerste klasse (de gevlekte) zijn “mannen van leer en positie,” maar “zelfverzorgend, onafhankelijk van God en Hij kan ze niet gebruiken.”  De laatste (de voskleurige), zij die “Hij zal oprichten en onder ons verheffen,” zijn “degenen die eerder worden onderricht door de zalving van de heilige Geest, dan door de uiterlijke opleiding van wetenschappelijke instellingen¼God zal openbaren dat Hij niet afhankelijk is van geleerde, zelfingenomen stervelingen.” -Testimonies, Vol. 5, blz.82 {Getuigenissen, Deel 5, blz.72} {TN2: 43.2}

De laatste klasse heeft ,bovendien, de “zuivere helderheid van een oprechte Christelijk karakter,” “maar het kan zijn onder een ruwe en onaantrekkelijk uiterlijk”-onaangetast door zogenaamde “hogere opleiding.” “Hij zal mensen gebruiken voor het volbrengen van Zijn doel,

43

 die sommigen van de broeders zouden verwerpen als ongeschikt om betrokken te zijn in het werk.” -Review and Herald, 9 Feb., 1885. “En Ik zal het overblijfsel van Mijn kudde vergaderen uit alle landen waartoe Ik hen verdreven heb, en zal hen weder brengen tot hun kooien; en zij zullen vruchtbaar zijn en vermenigvuldigen. En Ik zal herders aanstellen over hen, die hen zullen voeden: en zij zullen niet meer vrezen, noch verontrust zijn, noch zullen zij gebrek hebben, zegt de Here.” Je. 23:3,4{K.J.V.}. {TN2: 43.3}

Hoewel deze dienstknechten Gods, die gedurende de reiniging van de kerk bekend gemaakt zullen worden, “niet het licht hebben gehad dat in een geconcentreerde vlammenzee heeft geschenen” op de anderen, toch wordt er van hen verklaard: “De meest zwakke en aarzelende in de kerk zal zijn als David – bereid zijnde te handelen en te wagen¼Dan zal de kerk  van Christus toeschijnen “‘schoon als de maan, helder als de zon, en vreselijk als een leger met krijgsbanieren.’” “Zij zal voortgaan over de gehele wereld, overwinnende en om te overwinnen.”- Testimonies, Vol. 5, blz.81,82 {Getuigenissen, Deel 5, blz.70,71};Prophets and Kings, blz.725{Profeten en Koningen, blz. 445}. {TN2: 44.1}

Waar anders in het gehele Christendom, dan in de Z.D.A. Kerkgenootschap (de kerk der Laodiceeërs), zal de vervulling van de profetische kerkelijke geschiedenis, ontvouwd in deze studie, worden gevonden? Als deze opzienbarende openbaring van tegenwoordige waarheid, zo duidelijk en zeker als het persoonlijk conflict tussen Goed en Kwaad, niet het Laodiceese hart bereikt,

44

dan kan niets het ooit bereiken. O broeder, zuster, laat uzelf niet voor dwaas houden; als dit uw hart nu niet op tijd bereikt om u te redden van het komende kwaad, dan zal het u zeker uiteindelijk overvallen, maar dan alleen om u te vernietigen, niet om te redden. Verblijf dus niet langer met de gevlekte paarden in Egypte, want door zo te doen zal het alleen zijn om daar met hen om te komen, terwijl

De Voskleurige Paarden De Wagen Brengen Naar Het Beloofde Land. {TN2: 44.2}

Aangezien de wagen wordt getrokken door beide ploegen, elk trekkend in een andere richten van de ander, is het vanzelfsprekend dat beiden niet kunnen winnen zonder het in tweeën te breken, en aldus het vernietigd en onbruikbaar achterlatend. Eén paar of de ander moet daarom van het tuig afgesneden worden. En het feit dat de voskleurige (de “sterke paarden,” Zach. 6:3, kantlijn) degenen zijn die “de aarde doorwandelen” terwijl de gevlekte paarden in Egypte blijven, toont aan dat de voskleurige alleen de wagen zullen bezitten en het zullen brengen van Egypte naar het beloofde land. {TN2: 45.1}

Hoewel deze opmerkelijke profetische symbolisatie, nu volledig geopend, simpelweg een andere gesloten profetie was toen de Herdersstaf, Deel 1 {The Shepherd’s Rod, Vol.1} werd gepubliceerd en door het gehele Z.D.A. kerkgenootschap werd gezonden in 1930, werd toch, in de gewichtige boodschap ervan aan Laodicea (verkondigend dat de profetie van het negende hoofdstuk van Ezechiël nabij is om in vervulling te gaan, en dat zij die aan de “slachting” ontkomen de toekomstige leiding van de kerk zullen samenstellen), de waarschuwende

45

 tragedie in de ongewone tegenstrijdigheid, hier geopenbaard, voorzien. Aldus zien wij dat de Herdersstaf van het begin aan, bij het projecteren{weergeven} van een voorvertoning van hetzelfde kritieke probleem, tegenkomend in de waarschuwende tegenstrijdigheid die hier wordt geopenbaard, was gepubliceerd om van tevoren uitlegging te geven van Zacharia’s profetie! En wederkerig, doet deze opmerkelijke voorzegging het Woord van God niet alleen nog wonderbaarlijker toeschijnen dan ooit tevoren, maar het ondersteunt ook de boodschap in de Herdersstaf, en ontsluiert de uitkomst van de verbijsterende moeilijkheid die voor ons ligt, welke desgelijks nooit heeft plaatsgevonden in de geschiedenis van de kerk. {TN2: 45.2}

Hoewel de leiders van het Z.D.A. kerkgenootschap vastbesloten zijn om uit de kerk te verdrijven allen die geloven in de boodschap van de Herdersstaf, proberen zij het te doen voorkomen alsof de aanhangers van de Staf zich vanzelf terugtrekken. De tegenstrijdige waarheid echter, toont aan dat zij “de wagen” zullen bezitten, en het weigeren van hen om de kerk te verlaten toont in feite de verzekering aan dat alleen de voskleurige paarden de paarden naar haar bestemming brengen-“doorheen de gehele aarde.” {TN2: 46.1}

De openbaring van deze waarschuwende tegenstrijdigheid toont ook aan dat God de Schriften beheerst en hen aan het licht brengt juist op de tijd waarin Zijn volk moet weten welke weg zij moeten inslaan! En nu, de weg gevonden hebbende, laat ons, zoals de apostelen dat deden, verblijven in de kerk met de boodschap, totdat wij worden verteld:

46

“Gaat gij heen, doorwandelt de aarde.” Aldus ons deel gedaan hebbend, zal er van ons gezegd worden: Koningen van legerscharen vluchtten haastig weg; en zij, die thuis (de kerk) bleef, deelde de roof uit. Al lag gij onder de potten, toch zult gij zijn gelijk de vleugels van een duif, overdekt met zilver, en haar veren met geel goud.” Ps.68:12,13{KJV–NBG,SV:vs 13,14}. {TN2: 46.2}

Terwijl dus de voskleurige paarden zich nu laten verzorgen om “heen en weer door de aarde” te gaan, trachten de gevlekte paarden de voskleurige weg te schoppen van de wagen en het te houden in

Het Zuiderland. {TN2: 47.1}

Om de antitypische betekenis vast te stellen van het “Zuiderland,” raadplegen wij de Openbaring: “En Ik zal Mijn twee getuigen macht geven, en zij zullen profeteren duizend tweehonderd en zestig dagen, met zakken bekleed. En als Zij Hun getuigenis zullen geëindigd hebben, zal het beest, dat uit de bodemloze put opkomt, krijg voeren tegen Hen, en zal Hen overwinnen en Hen doden. En Hun dode lichamen zullen liggen op de straat van de grote stad, welke geestelijk genoemd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook onze Here gekruisigd was.” Openb.11:3,7,8{KJV}. {TN2: 47.2}

“De twee Getuigen,” zegt de Geest der Profetie, “stellen de Schriften van het Oude en het Nieuwe Testament voor¼Zij zetten hun getuigenis voort over de

47

gehele periode van 1260 jaren¼ De periode waarin de twee Getuigen met zakken bekleed zouden profeteren, eindigde in 1798¼Het geschiedde in 1793, dat de decreten welke de Christelijke godsdienst afschaften en de Bijbel terzijde legden{veronachtzaamden}[ of de ‘twee Getuigen’ doodden], door het Franse Congres werd goedgekeurd.”-The Great Controversy. blz.267,268,287{De Grote Strijd, blz.253,254,255, 270}. {TN2: 47.3}

Aangezien de atheïstische regering daarom in 1793 door de Schriften wordt genoemd “Sodom en Egypte, alwaar ook onze Here gekruisigd was,”-het vroegere Egypte -“het Zuiderland”-symbool staat voor onze tegenwoordige wereld in het algemeen, waar “onze Here was gekruisigd.” Dus, hoewel “de zwarte”en “de witte paarden” “tot het Noorderland”(Christendom) gingen, gingen “de gevlekte paarden” naar “het Zuiderland” (de wereld). {TN2: 48.1}

In opmerkelijke bevestiging van deze bijzondere fase van de profetie ging de Zevende-dag Adventistische kerkgenootschap voort, na de teleurstelling in 1844, ter vervulling van de goddelijke opdracht: “Gij moet wederom profeteren voor vele volken, en natiën, en tongen, en koningen.” Openb.10:11. Aldus bevestigt “het vaster staande woord der profetie,” uitvoerig uitgedragen door de kerkelijke geschiedenis, het feit dat de boodschap van de Z.D.A. kerkgenootschap naar de wereld is gegaan –Egypte. Vandaar, dat het gevaar van de “vierde wagen” (de Z.D.A.) niet het ingaan is tot Babylon, maar eerder tot Egypte. {TN2: 48.2}

48

Tot verdere bevestiging van dit duidelijke en alarmerende profetische feit, zegt de Geest der profetie: “Ik ben met droefheid vervuld wanneer ik denk aan onze toestand als een volk¼De kerk heeft zich teruggekeerd van het volgen van Christus als haar Leider, en gaat gestadig terug naar Egypte. Toch zijn er weinigen ontsteld of verbaasd over hun gebrek aan geestelijke kracht.”-Testimonies, Vol.5, blz.217{Getuigenissen, Deel 5, blz.178}. {TN2: 49.1}

Maar sommigen, met de fabelachtige struisvogel gewoonte van het hoofd begraven voor gevaar, roepen uit, als het ware, van onder het zand:”er is geen gevaar. Deze beweging zal zegevieren.” Maar het allerbeste bewijs dat het grote doel van de Z.D.A. beweging zich in groot gevaar bevindt te falen, is de diepe bezorgdheid betoond door de president van de Generale Conferentie, in een adressering gepubliceerd in de Review and Herald, 14 October, 1937, welke wij gedeeltelijk als volgt citeren: {TN2: 49.2}

“Ik vertel u ernstig dat er machten en invloeden werkzaam zijn die, indien zij ongehinderd worden, ons even onvoorbereid zullen doen zijn voor de tweede komst van Christus als Israël dat was voor Zijn eerste komst. Maakt u geen vergissing daarover. Ik zie dat die invloeden in werking zijn. De geest van Sadducee_sme is aan het werk als zuurdesem, en ik wil mijn stem verheffen in oprechte smeking dat u erop toeziet dat de deur gesloten is tegen alle dergelijke inbreuken… Ik schrijf het u allen aan om u bezig te houden met de strijd tegen de geest van Sadducee_sme, de geest van wereldse gelijkvormigheid, de geest

49

die, indien het wordt toegelaten om ongehinderd door te gaan, de gehele geest en het doel van deze beweging zal ondermijnen en veranderen¼Deze vraag kwam ook in mij op: Zijn wij, in onze verdediging van deze grote beginselen van waarheid die God ons heeft toevertrouwd, aan het toelaten dat de mantel van onze schouders valt op de schouders van anderen? Gaan wij anderen toestaan om onze plaats in te nemen en de wereld op te roepen tot een hervorming volgens enigen van deze regels? {TN2: 49.3}

De Doelstelling van de Beweging In de Weegschaal {Gewogen}”

“Ik geloof dat wij onszelf op machtige wijze in beroering behoren te brengen. Dit is geen gewone tijd. De tijden vereisen iets ongewoons. Ik wil vandaag hier voor u staan als een die gelooft, en diep, ernstig, en oprecht gelooft, dat het gehele doel en doelstelling van deze beweging vandaag in de weegschaal is. Het ligt aan ons om de gewichten aan de kant van het goede te plaatsen… {TN2: 50.1}

” Ik zeg u, mijn vrienden, in alle ernst, dat velen van onze jonge mensen vandaag de dag in de war zijn en hun geloof wordt neergehaald door wat zij zien en horen. Weet u dit niet? Is het niet de waarheid? Het kan een onfeilbare waarheid zijn, maar velen van onze jonge mensen van vandaag geloven niet in de Geest der Profetie vanwege de inconsequentie {wisselvalligheid, tegenstrijdigheid} die zij zien in de levens van degenen die hun leiders behoren te zijn. Als wij willen dat de jonge mensen geloven, moeten wij hen een voorbeeld geven in geloof en beoefening {praktijk}. {TN2: 50.2}

50

“Ik denk dat de tijd is gekomen waarin het geven van een goed voorbeeld een uitdaging zou moeten zijn voor al onze mensen. Het heeft geen nut als wij de wereld een zeker licht voortzetten, en dan onze gehele koers en doel vormen volgens een ander beleid. O, moge God ons helpen om terug te keren tot eenvoud en geloof, tot gehoorzaamheid en de juiste beoefening. De meeste van onze mensen kennen de maatstaven zoals zij worden geleerd in de Geest der Profetie, en wanneer zij zien dat wij ze overtreden in onze beoefening, verliezen zij het geloof {vertrouwen}, niet alleen in de Getuigenissen, maar in onze leiding. Laten wij consequente {standvastige} leiders zijn. Laten wij in praktijk brengen wat wij prediken… {TN2: 51.1}

“Het zijn niet de aanvallen van onze vijanden die mij doen vrezen. Neen,…waarvoor ik vrees, is ons eigen afwijken{verlaten} van de ware koers. Dat is het moeilijkste om ermee om te gaan… {TN2: 51.2}

“Wij zijn de meest behoeftige mensen op aarde. Mijn vrienden, wij hebben het nodig dat er iets buitengewoons voor ons wordt gedaan. Een grote processie {beweging} beweegt zich naar het koninkrijk. Zijn wij de gelederen van God in de juiste richting aan het leiden? {TN2: 51.3}

“Bedreigd Door Wereldse Gelijkvormigheid”

“Ik geloof dat de geest van {hogere} kringen, de geest van de wereld, in vele gevallen onder ons is binnen gekomen. Ik zou niet willen dat u denkt dat ik ontmoedigd ben over het vooruitzicht. Neen, God zij dank, weet ik dat deze beweging zegevierend en overwinnend zal voortgaan. Niettemin gevoel ik

51

dat ik nalatig zou zijn als ik verzuimde om aan te geven enige gevaartekens die gaandeweg staan, en aan welke ik geloof wij gehoor behoren te geven. {TN2: 51.4}

“Ik wens te herhalen dat velen van onze ouders verontrust zijn over het proberen om het geloof van hun zonen en dochters te behouden vanwege sommige dingen die worden onderwezen in sommigen van onze klaslokalen. Zij komen en vertellen ons dat sommige Bijbelleraren weigeren om hun leerlingen toe te staan om uit ‘De Wens der Eeuwen’ te lezen in een klas over het leven van Christus. Sommigen komen en zeggen dat de Geest der Profetie in diskrediet is gebracht in het verstand en geloof van hun zonen en dochters door middel van uitleggingen van geschiedenis die zij ontvangen, dat die interpretaties vaak worden gemaakt om de duidelijke verklaringen van de Geest der Profetie in diskrediet te brengen. {TN2: 52.1}

” Er is een ander ding waarvan ik geloof dat het aandacht nodig heeft. Het heeft te maken met het sociale leven en de activiteiten in onze opleidende instellingen. De faciliteiten moeten meer zorgdragen voor en aandacht besteden aan sommigen van deze zaken. Ik geloof dat wij in sommige van onze opleidende centra een kledingsaristocratie aan het ontwikkelen zijn die de ouders van sommige kinderen beschamen. Faciliteiten staan de jongeren toe een stijl van kleding aan te nemen die de standaard vaststelt voor al de leerlingen, en als zij zich daaraan niet schikken, worden ouders en leerlingen beschaamd. Vaak resulteert het in slechts een optocht van wereldse mode en wereldse gelijkvormigheid. Ik wil vandaag mijn

52

 stem ertegen verheffen, en ik roep u op die richting stop te zetten. {TN2: 52.2}

* * *

“Te veel van onze jongeren worden vandaag geleid tot wereldse gelijkvormigheid door sommige leiders die zelf deelnemen aan vormen van wereldse amusement en plezier. Mijn vrienden, ik wens dat onze jongeren konden worden weggehouden van alle strandfeesten en naaktheidparades en filmtentoonstellingen en andere twijfelachtige plaatsen waarnaar zij niet behoren te gaan, maar waartoe zij soms worden geleid door hun leiders. Ik geloof dat het de taak is van iedere schoolbestuur en iedere schoolfaciliteit om stappen te ondernemen om de dingen te veranderen. Hoe ver kunnen wij eigenlijk gaan in deze zaak van wereldse gelijkvormigheid? Laat ons ophouden met de geest van compromis stellen. Laat ons niet zijn als die mensen van vroeger die toelieten dat hun godsdienstige geloofspunten zo vergiftigd werden door contacten met de wereld, dat zij niet in staat waren om hun eigen Messias te herkennen toen Hij verscheen. {TN2: 53.1}

“Zouden de pioniers deze beweging vandaag kennen als zij zouden ontwaken? Zouden zij de beweging erkennen die zij in deze wereld aanvingen en overdroegen aan hun opvolgers? Zouden zij het waarlijk herkennen? Dat is voor mij een zeer beroep doende en belangrijke vraag. ‘Ach,’ kunnen sommigen zeggen, ‘zij waren een aantal oude versleten kerels! Zij waren ouderwets. Zij waren totaal achterhaald in tijd. Vandaag zijn de standaards veranderd.’ Dat is een favoriete uitspraak

53

 bij sommigen, maar ik geloof het niet. Ik houd vol dat iedere goede en ware en juiste standaard die ooit heeft overheerst en die is voorgeschreven in Gods werk, even vitaal is vandaag als het dat ooit was. Ik ben niet iemand die graag toegeeft dat de standaards zijn veranderd. Dat argument{of die bewering} suggereert dat wij vandaag lagere standaards hebben, en het wordt alleen gebruikt door degenen die de standaards willen verlagen. Hoe dichterbij wij komen tot het koninkrijk Gods, hoe hoger de standaards die wij zouden moeten hebben. {TN2: 53.2}

* * *

“Als Jezus vandaag hier was, zou Hij ons herkennen? Inderdaad kan ik zeggen, zouden wij Hem herkennen? Och, ik vertrouw erop dat de inbreuken van wereldse corruptie en vergiftiging niet dusdanig hebben overheerst dat zelfs Jezus ons niet zou kunnen herkennen! I gevoel mij zeer plechtig en zeer ernstig wanneer ik aan deze dingen denk. {TN2: 54.1}

* * *

“Mijn vrienden, waarlijk, ik maak mij zorgen om de richtingen en de neigingen. Ik geef toe een grote bezorgdheid over hen te hebben. Hier zijn wij vandaag, een groep leiders, en wanneer wij deze plaats verlaten, waartoe keren wij terug? Wij keren terug om duizenden van onze jonge mensen onder ogen te zien. Wij keren terug om door te gaan met het beïnvloeden en vormen van de levens van duizenden jongeren, en hen te leiden — maar hoe leiden wij hen? Waartoe leiden wij hen? {TN2: 54.2}

54

“Een Herleving Nodig

“Wat zou Jezus vandaag tot ons zeggen als Hij hier was? Zou Hij het willen ondernemen om de tempels van onze harten te reinigen en de geest van Sadduceëisme, van materialisme, van wereldse gelijkvormigheid uit te drijven? Ik geloof dat Hij dat zou willen. Wat ik geloof dat wij vandaag, als een groep opvoeders en leiders, meer dan wat dan ook nodig hebben, is iets dat niet tot ons kan komen van enig bestuur voor oplossingen, en dat is een herleving van de vroegere godsvrucht. Zou God willen dat deze vergadering niet kan sluiten totdat er iets tot ons komt– niet een herleving van louter lippendienst. Maar een herleving van het hart en van het leven, een verandering van praktijken, een verandering die ons zal helpen om onze doelstellingen waar te maken in deze grote beweging. Vandaag pleit ik met u allen om uw ogen van de wereld af te wenden, en hen te richten op het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt.  Laat ons meer spreken over wat Hij voor deze beweging betekent, dan wij dat doen over sommige andere dingen die zoveel aandacht van onze tijd en gesprekken opeisen…” –Review en Herald, Deel.114, Nr. 41, 14 Oktober, 1937, blz. 4-6. {TN2: 55.1}

O, hoe vreselijk duidelijk is het vanuit ieder invalshoek te zien dat de gevlekte paarden de kerk hebben ingeleid tot de wereld in plaats van eruit! Zelfs de Voorzitter van de Generale Conferentie pleit met deze wereldliefhebbende leiders om hun wijzen en hun handelingen te veranderen (Jer. 7:3). Maar ondanks dat zij hun achterwaartse koers niet stopzetten, worden zij toch behouden door

55

 het kerkgenootschap, ofschoon zij voortgaan met het volk weg te leiden van God en van de Geest der Profetie, en dichterbij tot de wereld en haar verdervende invloed. En aangezien zij degenen uitwerpen die ernaar streven om de Laodiceeërs te doen ontwaken, wilt de Voorzitter van de Generale Conferentie dan, in zijn poging om te doen ontwaken, ook opwekken tot de huidige situatie, en in plaats van  deze eigenzinnige leiders nog langer te ondersteunen, hen ontslaan, en de “zuchtenden, uitroependen” (Testimonies, Vol.5, p.210{Getuigenissen, Deel5, blz..}) die zij hebben uitgeworpen, het lidmaatschap weer toezeggen? {TN2: 55.2}

En terwijl de gevlekte paarden de tragedie over zich brengen door in “het Zuiderland”  te kwijnen, lauw en tevreden met hun verworvenheden, hebben de voskleurige paarden “gezocht te gaan opdat zij de aarde kunnen doorwandelen”; dat wil zeggen, zij hebben zich gereed gemaakt om te gaan, maar konden niet gaan totdat hen is verteld: ” Gaat gij heen, doorwandelt de aarde.” Ten slotte, echter, wandelen zij, aangevend dat zij geëerd zijn door God door Zijn vaandel te dragen in zegetocht tot de overwinning! {TN2: 56.1}

In deze beperkte omstandigheid, wordt weer het bewijs gevonden van de onfeilbaarheid van de Staf {the Rod}, want vanaf het begin heeft het verkondigd dat de boodschappen van de drie engelen niet tot de einden der aarde kunnen gaan tot na de vervulling van Eziechiël 9, en na de uitstorting van de Heilige Geest zoals het is beschreven in Joel 2:28 — de tijd waarin de Heer profetisch zei: “Ga.” {TN2: 56.2}

56

Hadden de huidige leiders, zij die worden voorgesteld door “de gevlekte paarden,” gehoor gegeven aan de “Oproep tot Hervorming,” en waren dezen klein geweest in hun eigen ogen,” zegt de geest der Profetie, en “volledig op de Heer vertrouwd, dan zou Hij hen hebben vereerd met het dragen van Zijn vaandel in zegetocht tot de overwinning. Maar zij zonderden zich af van God, gaven zich over aan de invloed van de wereld, en de Heer verwierp hen.” –Idem, blz.82. “Omdat gij dus lauw zijt en noch koud noch heet, zo zal Ik u uit Mijn mond spuwen,” zegt de Here. Openb. 3:16. {TN2: 57.1}

Zij zullen zoeken naar deze “extra olie,” maar helaas te laat om baat te hebben aan welk antwoord dan ook op hun bevreesde vragen: “Zijn wij… aan het toelaten dat de mantel van onze schouders valt op de schouders van anderen? Gaan wij anderen toestaan om onze plaats in te nemen en de wereld op te roepen tot een hervorming …?” {TN2: 57.2}

Weliswaar, “deze beweging” (wagen) is bestemd om zegevierend en overwinnend voort te gaan, maar alleen achter de leiderschap van de voskleurige paarden. {TN2: 57.3}

De keten van feiten die hierin geschakeld zijn betreffende de toestand van de kerk is zo stevig gesmeden door de profetie en de geschiedenis dat niemand het kan verbreken. Inderdaad, iedere profetische schakel is zo duidelijk dat zelfs de Voorzitter van de Generale Conferentie verontrust is. Toch, ondanks deze feiten, voorzegt de dienstknecht van de Heer dat ” het licht dat de aarde met haar heerlijkheid zal verlichten, zal een vals licht genoemd worden

57

 door degenen die weigeren te wandelen in haar vooruitgaande heerlijkheid.” –Review and Herald, 27 Mei, 1890. {TN2: 57.4}

“In de manifestatie van de macht die de aarde met haar heerlijkheid verlicht, zullen zij alleen iets zien waarvan zij in hun blindheid denken dat het gevaarlijk is, iets dat hun vrees zal opwekken, en zij zullen zich schrap zetten om het te weerstaan. Omdat de Heer niet werkt volgens hun verwachtingen en idealen, zullen zij het werk tegenstaan. Waarom, zeggen zij, zouden wij niet de Geest van God kennen, terwijl wij zo veel jaren in het werk betrokken zijn geweest?” –Bible Training School{Bijbel Training School}, 1907(Herdrukt in Review and Herald, 7 Nov., 1918). {TN2: 58.1}

“Wij hoeven niet te verwachten dat wanneer de Heer licht heeft voor Zijn volk, dat Satan er rustig bij zal staan, en geen poging zal maken om te voorkomen dat zij het ontvangen. Hij zal op het verstand werken om wantrouwen en ongeloof op te wekken. Laten wij op onze hoede zijn dat wij het licht dat God zendt niet verwerpen, omdat het niet op een manier komt dat ons behaagt. Laat Gods zegen niet van ons afgekeerd zijn omdat wij de tijd van onze bezoeking niet kennen. Als er enigen zijn die het licht niet voor zichzelf zien en aannemen, laten zij niet in de weg staan van anderen. Laat het niet gezegd worden van dit hoog begunstigde volk, zoals van de Joden toen het goede nieuws van het koninkrijk aan hen werd gepredikt: “Zelf gingen zij niet binnen, en zij die binnengingen, hebben zij verhinderd.’ ” –Testimonies, Vol. 5, p.728{Getuigenissen, Deel 5, blz.592,593}. {TN2: 58.2}

58

Juist dit soort ding, waaraan wij onze leidinggevende broeders herinneren, was precies wat plaatsvond in de goddeloze behandeling die werd verleend aan de boodschap van 1888, toen het werd “gekleineerd, tegengesproken, belachelijk gemaakt,…verworpen,” en “aangeklaagd als leidende tot enthousiasme{of geestdrift} en fanaticisme.” — Testimonies to Ministers {Getuigenissen voor Predikanten}, p. 468. Ware het maar zo dat die ervaring nooit herhaald wordt. Jammerlijk, echter, zegt de Geest der Profetie: {TN2: 59.1}

“Het licht dat de aarde met haar heerlijkheid zal verlichten, zal een vals licht genoemd worden…Wij verzoeken u die het licht der waarheid tegenstaan dringend, om uit de weg te staan van Gods volk. Laat het door de Hemel gezonden licht op hen voortschijnen in heldere gestadige stralen. God houdt u, tot wie dit licht is gekomen, verantwoordelijk voor het gebruik dat u ervan maakt. Zij die niet willen horen zullen verantwoordelijk worden gesteld; want de waarheid binnen hun bereik gebracht, maar zij verachtten hun gelegenheden en voorrechten.” — Review and Herald, 27 Mei, 1890. {TN2: 59.2}

Opdat niets ongedaan moge worden gelaten om hen te waarschuwen voor deze vreselijke teleurstelling die op het punt staat hen te overkomen, richten wij nog een ander verzoek

            Tot De Leidinggevende Broeders. {TN2: 59.2}

Geliefde Broeders:

Nogmaals pleiten wij met u, dat u , ondanks dat u de bron van het pleidooi veracht, een grondig onderzoek verricht over de

59

boodschap die tot u is gekomen in de naam van de Heer, opdat u de geschiedenis van de Joden niet zult herhalen.  Want van alle mensen, zou u het meest nauwkeurig moeten beseffen het vreselijke gevaar van het sluiten van uw ogen en het dichtstoppen van uw oren, al zou het zelfs de woorden zijn van slechts enige arme “vissers.” {TN2: 59.3}

Tenzij u zich bekeert van uw huidige houding naar de boodschap toe, “en bidt tot God, of de gedachten van uw hart u misschien wordt vergeven ,” dan zal uw verkeerde koers (handelwijze}, net zo zeker als uw ogen nu deze woorden lezen, over u brengen, en dat op zeer korte termijn, de vervulling van die vreselijke aankondiging van de Ware Getuige: “Omdat gij zegt, Ik ben rijk, en met goederen verrijkt, en heb aan niets [waarheid of profeten] gebrek, ” “zal Ik u uit Mijn mond spuwen.” {TN2: 60.1}

Broeders, gedenk dat “er geen trots is die zo gevaarlijk is als geestelijke trots.” — Testimonies to Ministers {Getuigenissen voor Predikanten}, p.109. {TN2: 60.2}

Vooruitziende dat de boodschap u zou vinden vol van zelfgenoegzaamheid over uw geestelijke verworvenheden, waarschuwde de Heer u op genadige wijze van tevoren:  “Gij zijt noch koud, noch heet,” dat wil zeggen, gij zijt lauw, tevreden. “Ik wenste dat gij maar koud of heet waart,” –ontevreden, — gebrek hebbend aan alles in plaats van te gevoelen dat u aan niets gebrek hebt. Dan zou u niet door uw handelingen zeggen: ” Ik ben rijk, en met goederen verrijkt en heb aan niets gebrek,” –noch aan waarheid, noch aan profeten,– maar weten,

60

dat “gij zijt jammerlijk, en ellendig, en arm, en blind, en naakt.” {TN2: 60.3}

Broeders, moge deze ontgoochelende woorden uw ogen openen opdat u uzelf kunt zien zoals u bent, zodat “de schande uwer naaktheid niet zichtbaar wordt.”  De belofte is nooit falend: “Zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt.” Ons gebed is dat u {hierin} niet faalt, want wij hebben u lief. {TN2: 61.1}

Gedenkt u, dat ondanks de Heer in Zijn grote genade u heeft geroepen uit de duisternis om te wandelen in Zijn wonderbaarlijk licht, toch zal, als u daarin niet wandelt, uw licht duisternis worden en uw goederen een buit. {TN2: 61.2}

De Heer zegt: ” Ik heb u doen vermenigvuldigen als het gewas des velds, en gij geroeid, en groot geworden, en zijt gekomen tot uitstekende sierlijkheden: uw borsten zijn vast geworden, en uw haar is geroeid, terwijl gij toch naakt en bloot waart.” Ezech. 16;7{K.J.V.}. Maar “Zo velen als Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees daarom ijverig, en bekeert u.” Openb.3:19{K.J.V.}. Anders, “daarom zal Ik terugkeren, en wegnemen Mijn koren op zijn tijd, en Mijn wijn {most} in haar seizoen, en zal Mijn wol en Mijn vlas terugtrekken, die waren gegeven om haar naaktheid te bedekken.” Hos.2:9 {K.J.V.}. {TN2: 61.3}

Let op, Broeders, opdat u niet door uw opzettelijke koers Gods misnoegen aandoet en(sprekende volgens de gemengde symbolen van deze wederzijds betrekkelijke profetieën) Hij in Zijn ontzagwekkende toorn, u totaal blootlegt, en “u uit

61

[Zijn] mond spuwt.” Dan zult u “heet” zijn, maar dan nutteloos, want het het zal voor altijd te laat zijn om te veranderen en hoewel u net als Ezau bitter zult huilen, zal de Heer naar u niet horen. {TN2: 61.4}

Niet meer oprecht in hun misleiding dan u dat bent in de uwe, gaven de Joden ten laatste toch gehoor aan Christus, terwijl u daarentegen niet zo eerlijk bent geweest. Ondanks dat Inspiratie u kenmerkt als “blind” en in een “vreselijke misleiding,” (Testimonies Vol. 3{Getuigenissen, Deel 3}, p. 254), stelt u zich op als wijze geestelijke gidsen, zelfs vereisend dat Inspiratie zich neerbuigt voor uw beslissing betreffende wat wel of wat niet voor Gods volk gebracht zal worden! Uw gedrag is even onredelijk als het kritiek van de vroegere schriftgeleerden en Farizeeën dat was tegen de leringen van Christus! {TN2: 62.1}

Op toenemende wijze roept uw uitdagende houding naar de tegenwoordige openbaringen van Gods Woord uit: “Wie is de Here, dat ik Zijn stem zou gehoorzamen om Israël te laten gaan? Ik ken de Here niet en ook zal ik Israël niet laten gaan.” Ex.5:2. {K.J.V.} {TN2: 62.2}

De raadgeving van de Heer is: “Kostbaar zal voortschijnen van het het Woord van God, en laat niemand zich aanmatigen om voor te schrijven wat wel of wat niet zal worden gebracht voor het volk in de boodschappen van verlichting die Hij zal zenden, en zo de Geest van God uitdoven. Wat zijn positie van bevoegdheid dan ook mag zijn, niemand heeft recht om het licht weg te houden van Gods volk.” — Testimonies on Sabbat School Work {Getuigenissen over Sabbatschool Werk}, blz. 65. {TN2: 62.3}

62

“God meent wat Hij zegt.” –Testimonies, Vol. 5, p. 365 {Getuigenissen, Deel 5, blz.298}. {TN2: 63.1}

“Mensen…door zelfzucht…verdringen juist degenen neer die God gebruikt om het licht dat Hij hen heeft gegeven te verspreiden…Satans vaardigheid wordt uitgeoefend…Hij werkt om godsdienstige vrijheid te beperken…Organisaties …zullen onder Satans leiding werken om mensen onder beheersing van mensen te brengen; en diefstal en bedrog zullen de schijn dragen van ijver voor waarheid en voor de bevordering van het koninkrijk van God…zulke mannen veronderstellen de voorrechten van God uit te oefenen–zij matigen zich datgene aan te doen wat God Zelf niet zal doen in het trachten het verstand van mensen te beheersen. Aldus volgen zij in het spoor van het Romanisme…Bij zulke regelingen is de mens die zijn verstand toelaat om beheerst te worden door het verstand van een ander, aldus afgezonderd van God en blootgesteld aan verleiding…maar God heeft het duidelijk voor ons opgesteld. Hij zegt: “Vervloekt is de man, die op een mens vertrouwt, en vlees tot zijn arm stelt.” ‘ –Testimonies Vol. 7, {Getuigenissen Deel 7},blz. 179, 180,181, 178. {TN2: 63.2}

Uzelf mannen van “ervaring” noemend, zegt u: “Als een broeder enig licht heeft over de Schriften, laat hij het aan ons overleggen, en als wij geen licht erin zien, laat hij ermee stoppen.” Maar, Broeders, hoe kunt u licht zien in wat dan ook zonder het in te kijken {onderzoeken}? En hoe kunt u geestelijk dingen onderscheiden tenzij u “uw ogen zalft met ogenzalf [‘geopenbaarde waarheid’] opdat gij moogt zien?” Door te weigeren dit te doen, hoe zult u dan ooit waarheid onderscheiden? {TN2: 63.3}

63

Waarom zouden wij afzien van de boodschap in de Staf {the Rod} terwijl u zo volkomen heeft gefaald te bewijzen dat het dwaling is? Waarom kostbare juwelen van waarheid terzijde werpen eenvoudigweg omdat de meerderheid hen niet kan onderscheiden van namaak -juwelen? U heeft lang openlijk dappere woorden gesproken tegen de tirannie van anderen, maar hoe zit het nu met het uwe! U brengt de beschuldiging aan dat onze standpunt ons “in slecht gezelschap plaats.” Maar u beseft niet wat u zegt, en dat wij ons identiek vandaag in dezelfde positie bevinden als Johannes de Doper, Christus, de apostelen, Luther, en Miller zich bevonden in de vroegere dagen, en als de oprichters van het Z.D.A. kerkgenootschap; niet in de positie dat u ons probeert te doen blijken ons daarin te bevinden — welke de tegenstanders der waarheid altijd hebben bezeten, en waardoor duizenden verstoken zijn geweest van de hemelse zegening! Broeders, bewijs dat wij waarlijk het verkeerd hebben, en u zult zien hoe snel wij onze standpunt zullen veranderen! {TN2: 64.1}

Onze onfeilbare bezorgdheid is dat u gehoor zult geven aan de raadgeving van de Ware Getuige, en uw armoede in geestelijke dingen zult belijden, opdat Hij over u niet de vreselijke wee uitspreekt: “Huilt, gij herders, en roept uit; en wentelt uzelf in de as, gij hoofdman van de kudde; want de dagen van uw slachting en van uw verstrooiing zijn vervuld; en gij zult vallen als een behaaglijk vat”(Jer.25:34{K.J.V.}), en aldus er niet zijn wanneer “het daarna zal geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitstorten over alle vlees; en uw zonen en uw dochters

64

zullen profeteren, uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien; en ook over de dienstknechten en over de dienstmaagden zal Ik in die dagen Mijn Geest uitgieten.” Joel 2:28,29.Sprekende van deze tijd, verklaart de Geest der Profetie: Machtige wonderen werden tot stand gebracht, de zieken werden genezen, en tekenen en wonderen volgden de gelovigen.” –Early Writings, p.279{Eerste Geschriften, blz.333}. {TN2: 64.2}

O, wat een onbegrensde dwaasheid en verlies om een verkeerde koers na te volgen, en verlies te lijden in een tijd als deze, waarin het voorrecht u wordt verleend eerder te kiezen om “aan te zitten met Abraham, en Izaak, en Jakob, in het Koninkrijk der hemelen”! Matt. 8:11. Moge het zijn dat u niet faalt. {TN2: 65.1}

Met vriendelijke groeten en voor en nederige

geest en de gelukzalige keuze,

Uw vriend en dienstknecht.

Hoewel wij uitermate bedrukt zijn over onze leidinggevende broeders dat zij ter harte nemen de raadgeving van de Heer die zojuist is aangeboden, zijn wij op gelijke wijze bedrukt dat de leken ook goed ter harte nemen de raadgeving van de Heer tot hen. Aldus richten wij nu, onpartijdig,

Een Woord tot De Uitverkorenen van God, De 144.000! {TN2: 65.2}

Geliefde Broeders:

Aan u die de stem van de Goede Herder hoort, en die niet bij name bekend is bij ons, maar alleen door een gegadigde nummer

65

 (144.000) en functie (Gods zondeloze dienstknechten, koningen en priesters), — tot elk van u komt de plechtige zekerheid dat de verzegelingstijd zeer kort is, het einde ervan zeer nabij. Daarom, Broeder, Zuster, ziet erop toe dat u het zegel van God op tijd ontvangt; vertraag de terugkeer tot onze Edense thuis niet. “Heden, indien gij Zijn stem zult horen, verhardt uw harten niet.” Hebr. 4:7. Hij die aan de kant van de Heer staat, laat hem niet langer vertoeven. De tijd is ten volle aangekomen voor de 144.000 om overeen te stemmen met Gods programma voor het voleinding van Zijn werk en de voorbereiding van hen voor de opname. Dus, zegt de Heer:”Gelijk een herder zijn kudde uitzoekt op de dag dat hij zich onder zijn schapen bevindt die zijn verstrooid;alzo zal Ik Mijn schapen uitzoeken, en zal hen uitredden uit al de plaatsen waarheen zij verstrooid zijn geweest op de bewolkte en duistere dag.” Ezech. 34:12. ” En de Here, hun God, zal hen te dien dage redden als de kudde van Zijn volk: want zij zullen zijn als de stenen van een kroon, opgericht als een banier in Zijn land.” Zach.9:16{K.J.V.}. {TN2: 65.3}

Haast u, Broeder, Zuster; neem onmiddellijk uw plaats in aan de kant van de Heer, zodat Hij, vanwege uw “zuchten” (bekeren) en “uitroepen” (de verzegelende boodschap verkondigend), zonder vertraging “zichtbaar” bekend kan maken als de “dienstknechten van onze God,” u, die zal ontkomen aan het zich bevinden onder de “verslagenen des Heren,” die wordt verzonden tot de Heidenen, en “al uw broeders brengen…uit alle natiën.” Jes. 66:16,19,20. {TN2: 66.1}

66

Bestudeer de boodschap voor uzelf, en laat geen enkel vlees toe zich te bemoeien met uw zaligheid. Neem uw eigen beslissing onafhankelijk van welk mens dan ook, en weet  voor uzelf dat God u leidt zoals Hij dat deed toen u een Z.D.A. zou worden. Neem noch priester noch prelaat aan als uw God. “Wees niet gelijk een paard, of gelijk een muilezel, welke geen verstand heeft; welks muil moet worden ingehouden met bit en toom, opdat zij tot u niet naderen.” Ps.32:9 {K.J.V.}. Waarom zou u struikelen en vallen over dezelfde struikelblok welke miljoenen onbesuisd in de hel heeft gestort? Kijk op, Broeder, Zuster, en vermijd de vooruitziende rampspoed, en help anderen om het ook te vermijden. {TN2: 67.1}

En wat betreft degenen die doof zijn voor de stem van de Goede Herder, “mijn ziel zal  in verborgen plaatsen wenen vanwege uw hoogmoed; en mijn ogen zullen bitter wenen, en van tranen neerdalen, omdat de kudde des Heren gevankelijk is weggevoerd.” Jer.13:17{K.J.V.}. “Daarom hoort de raadslag des Heren, die Hij tegen Edom heeft beraadslaagd; en Zijn voornemens, die Hij zich heeft voorgenomen tegen de inwoners.” Jer. 49:20{K.J.V.}. “En de herders zullen geen weg hebben om te vluchten, noch de hoofdman van de kudde om te ontkomen.” Jer. 25:35{K.J.V.}. {TN2: 67.2}

Nu, onze grote wens en hoop is dat elk van u zonder vertraging contact met ons zal opnemen, zodat wij in overeenstemming met Gods Woord samen een programma kunnen lanceren{of aanvangen} voor de “belegering,” en op zulk een manier

67

dat wij aan de vijand een verenigde voorlinie kunnen presenteren. Dan zal God werken; dan zullen de hinderpalen die zijn opgericht tegen de Waarheid en tegen Zijn dienstknechten die “zichtbaar bekend gemaakt” zullen worden, neervallen als de muren van Jericho! ” Wie een oor heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt.” Openb. 3:22. {TN2: 67.3}

Het is het uwe “om te verbinden de gebrokenen van hart, om aan de gevangenen vrijheid te verkondigen, en aan hen die gebonden zijn, de opening der gevangenis; om te verkondigen het aangename jaar des Heren, en de dag der wraak van onze God; om allen die treuren te troosten.” Jes. 61:1,2 {K.J.V.}. Wat een ongeëvenaarde voorrecht! God behoede het dat wie dan ook het verbeurt. {TN2: 68.1}

Met vriendelijke groeten voor onvoorwaardelijk vertrouwen in

God en voor groene weiden voor Zijn kudde,

Uw vriend en dienstknecht.

P.S.: Maakt u gebruik van de publicaties die Tegenwoordige Waarheid bevatten, en maak u gereed voor het werk. Wees een van de “wijzen,” en vult uw vaten met de “extra olie” voor uw “lampen.” Onze lectuur zal volledig openbaren dat “de dagen nabij zijn, en de uitwerking van ieder gezicht.” Ezech. 12:23. Dat wil zeggen, de visioenen van de profeten, die vol verborgenheden schenen te zijn, zijn nu duidelijke feiten geworden. {TN2: 68.2}

Twaalf traktaten, tegenwoordig, verzameld in 898 bladzijden, zullen kosteloos en gefrankeerd verzonden worden aan wie dan ook, op verzoek. Aan degenen

68

die pas nieuw de lectuur aanvragen, zullen de series een nummer per keer doorgestuurd worden, met een tussenruimte van twee weken. Zij die hun aanvragen vergezellen met  namen van Z.D. Adventisten, kunnen, indien zij het alzo specificeren, al de twaalf traktaten tezamen verkrijgen. {TN2: 68.3}

“Neemt Mijn onderricht aan, en geen zilver; en kennis in plaats van uitgelezen goud.” –Spr. 8:10{K.J.V.}. “Heden, indien gij Zijn stem zult hoen, verhardt uw harten niet.” Bestel nu. {TN2: 69.1}

——0——

69

SCHRIFTUURLIJKE INDEX

70

>