fbpx

Deel 03 Symbolische Code Nr. 11-12

Deel 3 Symbolische Code Nr. 11-12

De Symbolische Code Nieuws Artikel

Deel 3 Nr. 11-12

Nov.-Dec., 1937

Mt. Carmel Center

Lake Waco Texas

De Aarde Verlichtend

WELKE BEHOEFTE HEBBEN WIJ AAN MT. CARMEL CENTER?

Het is volkomen hard voor onze mensen om hun behoefte voor Mt. Carmel Center te begrijpen, zoals het was voor de Apostelen om te zien waarom Christus gekruisigd moest worden en opstaan. Daarom zullen wij wederom trachten hun aandacht voor dit belangrijk onderwerp onder de aandacht te brengen. {3SC11-12: 2.1.1}

Het zal gezien worden door de volgende hoofdstukken, dat de vijand van de waarheid, vastbesloten is, dat het licht het volk niet zal bereiken (“Testimonies to Ministers,” p. 411), tevens dat hij alles eraan doet, om Mt. Carmel Center, neer te halen, en het werk dat zij uitvoert. {3SC11-12: 2.1.2}

  1. “Mij werd verteld, zegt iemand, “dat Mt. Carmel Center gebouwd word, als een soort fort, waar wapens worden opgeslagen, met als doel om all de Z.D.A’s te slachten, die niet de boodschap van de Staf, accepteren. Is dit waar?” {3SC11-12: 2.1.3}

Niets kan werkelijk zo absurd zijn, als het verhaal dat aan de vragensteller is verteld, en wij moedigen onze broeders en zusters aan, niet te geloven, wat zij verteld worden, door de vijanden van Mt. Carmel, nog minder dan toen zij de waarheid van de Sabbat aan het onderzoeken waren, zij de wilde verhalen geloofden, die over Adventisten verteld werden. {3SC11-12: 2.1.4}

  1. “Is het waar,” zegt een ander, “dat de aanhangers van “De Herder’s Staf,” verwachten dat hun getal zo enorm zal toenemen, dat zij in de nabije toekomst, in staat zullen zijn, al de Z.D.A. kerkgenootschap instituten met geweld over te nemen?” {3SC11-12: 2.1.5}

Een ieder die goed geïnformeerd is in de boodschap die Mt. Carmel verkondigt, weet, dat Mt. Carmel op geen enkele wijze probeert, welk instituut, dan ook over te nemen, maar eerder tracht, die reformatie beweging tot stand te brengen, voorzegt door Zuster White in “Testimonies for the Church, Vol.9. p.126. Het is echter waar, dat wij “144.000,” leden van de Z.D.A. kerkgenootschap verwachten, om zich te voegen bij ons, waarna een grote schare van iedere natie, taal, tong en volk, onze lidmaten zo groot zullen laten groeien, dat “niemand kan het kan tellen. Het is ook waar dat al de instituten die eigendom zijn van de Z.D.A. kerkgenootschap en door haar beheerd worden, deel zijn van Onze Vader Zijn huis, en dat daar wij ook Z.D.A.’s zijn, de instituten ook van ons zijn, gelijk als diegene die, vanwege hun grote aantallen, ons uitwerpen en tevreden rusten in hun geestelijke verworvenheden, van zichzelf denkend dat zij rijk en verrijkt zijn, met goederen, en niets nodig hebben. {3SC11-12: 2.1.6}

“Bladzijde na bladzijde kan met betrekking tot deze dingen geschreven worden. Hele conferenties worden doordrongen met dezelfde verdorven principes. “Dewijl haar rijke lieden vol zijn van geweld, en haar inwoners leugen spreken, en haar tong bedriegelijk is in haar mond.’ De Heer zal werken om Zijn kerk te reinigen, Ik vertel u de waarheid, de Heer staat op het punt in, de instituten geroepen onder Zijn naam te keren en om te keren.”—“Testimonies to Ministers,” pp. 372-3. {3SC11-12: 2.1.7}

Daarom maakt Mt. Carmel zich geen zorgen om de instituten over te nemen, maar is eerder bezorgd om deze lang verwachte hervorming tot stand te brengen. Desalniettemin, aangezien het waar is dat diegene die verbonden zijn aan deze instituten, door gaan te blijven zoals zij nu zijn, heeft de Heer beloofd, dat Hij hen “uit zal spugen,” en dan, zullen de instituten die God geschikt vind te besparen, overgelaten worden, voor diegene die  “zuchten en klagen voor al de gruwelen, die in haar midden gedaan worden,” waar de leden van Mt. Carmel van worden opgemaakt. {3SC11-12: 2.2.1}

Daar juist de aard van het werk dat gedaan wordt door Mt. Carmel, om een herstel roept van ieder goddelijk instituut,” en aangezien wij beroofd worden door onze “lauwe,” broeders van het gebruik van de instituten van het kerkgenootschap, is het noodzakelijk dat wij op Mt. Carmel, vele eenvoudige niet te dure gebouwen, neerzetten, om te zorgen voor de verspreiding van de boodschap, en voor Gods volk, die onze zorg nodig hebben. {3SC11-12: 2.2.2}

Mt. Carmel Center, geloofd alles wat de profeten ons verteld hebben, en zij is toegewijd aan het doel, van tot de letter uitvoeren van Gods geboden, in ieder aspect, anders zou erg geen rechtvaardiging zijn voor haar bestaan. Vandaar dat diegene die in contact komen met het werk van Mt. Carmel, snel moeten handelen, als zij niet willen doen als het kerkgenootschap gedaan heeft met de boodschap die in 1888 tot hen kwam, waarvan Zuster White als volgt schrijft: {3SC11-12: 2.2.3}

“De Heer in Zijn grote genade, zond een meest waardevolle boodschap tot Zijn volk, door ouderlingen Waggoner en Jones… Velen hebben het zicht op Jezus verloren.” (“Testimonies to Ministers,” pp. 91,92) {3SC11-12: 2.2.4}

Dat deze meest waardevolle boodschap, niet ontvangen is bij de Generale Conferentie vergadering, gehouden in Minneapolis, is duidelijk aangetoond door de volgende aanklacht: {3SC11-12: 2.2.5}

“Sommigen hebben haat gekoesterd, tegen de mannen, die God opgedragen heeft een speciale boodschap aan de wereld te brengen. Zij begonnen dit satanische werk te Minneapolis. Daarna, toen zij de demonstratie van de Heilige Geest zagen en voelden, getuigend dat de boodschap van God was, haatten zij hen nog meer, want het was een getuigenis tegen hen. Zij wilden hun harten niet vernederen en hun zonden belijden, om God de eer te geven en het recht te doen zegevieren. Zij gingen voort in hun eigen geest, vervult met nijd, jaloezie, en kwaadspreken, zoals de Joden deden. Zij openden hun harten voor de vijand van God en mensen. Toch bekleden deze mannen vertrouwde posities, en hebben het werk naar hun eigen gelijkheid, zo ver mogelijk als zij konden, gevormd.”—Id., pp. 79,80. {3SC11-12: 2.2.6}

Vele pogingen zijn gedaan, in het bijzonder de afgelopen vijfentwintig jaren, om de Geest van de Heer, onder Gods volk te ontvangen, maar ieder poging heeft gefaald, om dit doel te bereiken. Wanneer echter, de “volheid des tijds, kwam aan het einde van de veertig jaren,– het vaak herhaalde getal van Bijbelse jaren—na de officiële verkondigeng dat de Z.D.A.’s Gods meest waardevolle boodschap hadden verworpen, stuurde de Heer een andere boodschap, die in geschrift, aan dertig leden van de Generale Conferentie Comité was overhandigt, terwijl zij bijeen vergadert waren bij de 1930 San Francisco Conferentie vergadering. Maar zoals deze boodschap van 1930, evenals de ene van 1888, niet geaccepteerd was door de broeders, werd het feit duidelijk dat als de boodschap van 1930, ooit het volk zou bereiken, het gepubliceerd en verspreid moest worden door het kerkgenootschap heen. Dit resulteerde in het boek getiteld: “De Herder’s Staf,” Deel Een. {3SC11-12: 2.2.7}

Deze omstandigheid gaf reden tot de oprichting van De Universele Uitgevers Associatie, die, terwijl zij in Los Angeles, gelokaliseerd waren, zowel deel een en twee, schreef en uitgaf, naast verschillende pamfletten, die deel uitmaakten van de serie van “De Herder’s Staf,” publicaties, totdat uiteindelijk in 1935, toen, bij gebrek aan ruimte, en om meer centraal gelokaliseerd te zijn, van de twee Americas, de Associatie, verhuisde naar haar huidige locatie—Mt. Carmel Center, Waco, Texas. {3SC11-12: 3.1.1}

Hadden onze broeders hun lessen door de 1888 ervaring geleerd, en de boodschap die in 1930 tot hen gezonden was geaccepteerd, zou er geen noodzaak zijn geweest voor Mt. Carmel Center, en zouden de volgende trieste woorden niet opgenomen worden: {3SC11-12: 3.1.2}

“De oproep voor dit grote en plechtige werk werd gepresenteerd aan geleerde mannen met positie; waren deze klein in hun eigen ogen geweest en hadden zij volledig op de Heer vertrouwd, dan zou Hij hen geëerd hebben met het dragen van Zijn standaard in triomf naar de overwinning. Maar zij scheiden zich van God, en neigden naar de invloeden van de wereld, en de Heer verwierp hen.”—“Testimonies for the Church,” Vol. 5, p.82. {3SC11-12: 3.1.3}

Vandaar dat Mt. Carmel Center ter vervulling van profetie (Mal. 4:5; “Testimonies to Ministers,” pp. 475-476), net zoals Mt. Carmel van vroeger, verkondigt: “kiest gij heden wie gij dienen zult.” {3SC11-12: 3.1.4}

Het werk dat Mt. Carmel Center doet, is dat van het verkondigen van de verzegelende boodschap van de 144.000, het “afsluitingswerk van de kerk,” die “krachtig wordt voorgesteld door de illustratie van de profeet, van het laatste werk onder de figuur van de mannen die elk een slachtwapen hebben in hun handen.”—“Testimonies for the Church,” Vol. 3, p. 266. {3SC11-12: 3.1.5}

De bovenstaande citaten, maken het feit duidelijk, dat de Heer Zijn kerk zal reinigen, het maakt verder duidelijk dat 144000 verzegeld zullen worden, waarvan geen van hen schuld in hun mond heeft (Openb. 14: 5), en die de Heer zal zenden om Zijn faam en Zijn heerlijkheid aan de heidenen te verkondigen. (Jes. 66:19,20). Maar “alleen diegene,” worden wij verteld, “die beproevingen hebben weerstaan en overwonnen, in de kracht van de Almachtige, zullen toegestaan worden, deel te hebben in de verkondiging van deze boodschap, wanneer het zal aanzwellen tot de Luide Roep.”—“Review and Herald,” 19 nov. 1908. {3SC11-12: 3.1.6}

Verder nog, daar onze broeders van de vroeg Adventistische beweging, de boodschap van gerechtigheid door geloof in 1888 hebben verworpen, en daar de Generale Conferentie van vandaag, onwetend de verzegelende boodschap van 1930 heeft verworpen, zou zonder het werk van Mt. Carmel, noch de kerk, noch de wereld de gelegenheid hebben, om in contact te komen met de boodschap, die hen moet redden, van slachtoffers worden van “de grote en verschrikkelijke dag des Heeren,” en die hen moet voorbereiden voor het toekomstige leven en het land van glorie. {3SC11-12: 3.2.1}

Wij die verbonden zijn met deze “grote hervormingsbeweging,” en die worden “uitgeworpen” uit onze kerken, zijn niet de enige die beroofd worden van al de voordelen van de instituten van het kerkgenootschap, maar ook is bijna het gehele lichaam van de Z.D.A. leken, door wie de instituten worden gebouwd en ondersteund, want zelden worden ooit iemand behalve de predikanten en conferentie werkers, voor gezorgd en ondersteund, door deze instituten, die bestaan uit sanatoria en ziekenhuizen, academies en colleges, drukkerijen, voedingsbedrijven, naast het inkomen van koninklijkheden, etc. {3SC11-12: 3.2.2}

“Wat zegt God met betrekking tot Zijn volk? –‘Maar dit is een volk beroofd en verwend, zij zijn allen van hen in holen, vastgezet, en zij zijn in gevangenissen verscholen; zij zijn een prooi geworden, en niemand die hen redt, zij zijn buitgemaakt en niemand die zegt: Herstel.’ (Zie ook Jes. 43.) Dit zijn profetieën die vervult zullen worden.”—“Testimonies to Ministers,” p. 96. {3SC11-12: 3.2.3}

Het enige recht dat de leken toegestaan wordt is dat zij hun mond dicht houden, en als zij alles zonder terughoudendheid indrinken wat opgediend wordt vanaf het kansel, kunnen zij een zetel in de kerk innemen, en helpen de financiële doelen, waarmee de salarissen van de predikanten betaald worden, te bereiken. {3SC11-12: 3.2.4}

Verder nog, de scholen, die voor het speciale doel van het trainen van de jeugd voor het werk van de Heer, moesten dienen, zijn ook gebleken zakelijke ondernemingen te zijn, die de jeugd die ze bezoeken, evenveel kosten, als wanneer hij een privé wereldse school zou bezoeken, en diegene die het zich niet kunnen veroorloven, de prijs te betalen, worden met weinig uitzonderingen, uitgesloten en gedwongen naar de wereld te gaan. {3SC11-12: 3.2.5}

Vandaar dat, als Mt. Carmel zou stoppen te bestaan, zou de jeugd die niet in staat is de scholen van het kerkgenootschap te bezoeken, voor eeuwig beroofd zijn van een Christelijke opvoeding en uitgesloten van het werk van de Heer. {3SC11-12: 3.2.6}

Mt. Carmel verzamelt geen lesgeld, en kost slechts tien dollar per maand voor een persoon voor een kamer met maaltijden en wasserij, etc., en diegene die deze kosten niet kunnen betalen, adopteert zij en, neem hun volledige zorg over. Aldus, bestaat Mt. Carmel, om “alle dingen te herstellen.” {3SC11-12: 3.2.7}

Zeven jaren ervaring hebben bewezen, dat er nagenoeg niet een Tegenwoordige Waarheid gelovige die in staat is de boodschap te leren, en dat diegene die getracht hebben dat te doen, heel weinig of niets tot stand hebben gebrachte en nederlaag zijn tegemoet getreden.  Dientengevolge, tenzij Mt. Carmel iets doet voor alle Tegenwoordige Waarheid gelovigen, bij wijze van training, zullen zij van geen nut voor de Heer zijn, in dit meest belangrijke werk. Nog minder zou er een plaats zijn voor de bejaarden, noch voor de ween. De Heer voorzag deze toestand en gaf daarom door de pen van Ezechiël, de opdracht, om “een kamp op te zetten [Mt. Carmel]  en bouw tegen haar sterkten, en werp tegen har een wal op, en stel legers tegen haar, en zet tegen haar stormrammen rondom.” (Ezech. 4:2) {3SC11-12: 3.2.8}

Hier zien wij een paar van de vele noodzakelijke redenen, waarom Mt. Carmel gebouwd moest worden. {3SC11-12: 4.2.1}

Geen Bedrog In Hun Monden

“Juist het feit dat de honderdvierenveertigduizend geen leugen {of bedrog} in hun monden zullen hebben is niet alleen een feit dat zij alleen de waarheid, en niets dan de waarheid moeten verkondigen, maar dat hun taal vrij moet zijn van alle ongepaste woorden. En als wij ons onder dit uitverkoren gezelschap van Gods kinderen zullen bevinden, zal het noodzakelijk zijn voor ons om uit ons spreken alle plagerige {of sluwe} boosaardige toespelingen, bedekte insinuaties, krachttermen, en betekenisloze woorden en zinnen,” uit te bannen.  – “Education,” p. 236 {“Karaktervorming,” blz. ….} {3SC11-12: 4.1.1}

Ons wordt verteld dat onze taalgebruik zo “zuiver” moet zijn, dat de meest gevoelige persoon niet naar waarheid zou kunnen zeggen dat de geringste aanduiding van ongepastheid erin aanwezig is; zo vriendelijk dat de meest verlegen persoon geen angst zou hebben; zo waarheid getrouw dat er geen twijfel mogelijkerwijs zou kunnen opkomen in de gedachten van onze toehoorders voor wat betreft onze geloofwaardigheid. {3SC11-12: 4.1.2}

Zoals de Heer ons geroepen heeft om voorbereiding te maken voor het zegel op onze voorhoofden, zo heeft Hij ons ook geroepen om ons spreken te reinigen en om zonder leugen in onze monden te zijn, en aldus de “dienstknechten van God” in de tijd van de “luide roep” te zijn. Vandaar, dat het feit spoedig duidelijk werd dat het niet alleen nodig was dat alleen de jonge mensen te Mt. Carmel taal moesten studeren vanuit  “een hogere zienswijze,” maar dat ook de oudere leden dezelfde instructie nodig hebben. Vandaar dat een speciale avond klas is georganiseerd in het voordeel van de volwassenen.  {3SC11-12: 4.1.3}

De instructie wordt gegeven van 7:00 tot 8:00 in de avond en het is gebleken dat het een van het meest hulp biedende kenmerk is in ons kampleven. Door  het bestuderen van taal vanuit  “een hogere invalshoek,” te benaderen, zijn wij genoodzaakt de oorlog te verklaren aan de in verlegenheid brengende vloek van  de leefgemeenschap der mensen – roddelen – die wij met ons meebrengen van onze huizen en onze kerken.  Toen wij opsomden om te zien waar wij stonden, waren wij verbaast van onszelf toen wij op het schrijfbord vele “bedekte insinuaties,” plagerige {of sluwe} boosaardige toespelingen,” “betekenisloze zinnen” en “krachttermen” die onze spreektaal zijn binnengeslopen, geschreven zagen, en waarvan wij ontdekten dat zij zeer vaak werden gebruikt, hoewel soms onschuldig, door de meesten van ons. {3SC11-12: 4.1.4}

Reeds wordt er besliste verbetering gezien, en wij hebben ons voorgenomen dat onze invloed niet langer het goede werk zal tegenwerken dat voor de kinderen en de jongen mensen wordt gedaan in het klaslokaal. Door deze klas aldus te organiseren, wordt een tweeledig werk bewerkstelligd. In de eerste plaats leren wij onze moedertaal op de juiste wijze te gebruiken, en in de tweede plaats, bannen wij uit onze spreektaal die ziel vernietigende woorden en zinnen uit, die ons op verraderlijke wijze leiden in het kwaadaardig ding dat “roddelen” genoemd wordt. {3SC11-12: 4.2.2}

Wij, als kandidaten voor de 144.000, worden daarom bemoedigd, met de mogelijkheid om heiligen te worden zonder bedrog in hun monden. Met dit heerlijke uitzicht voor ons,  waarom zou niet iedere Tegenwoordige Waarheid gelovige besluiten om iedere aanval te overwinnen en het “zegel van God” ontvangen en “het beeld van Jezus volledig weerkaatsen?{3SC11-12: 4.2.3}

Ter bemoediging van zowel de ouderen als de jongeren, citeren wij het volgende: {3SC11-12: 4.2.4}

“De werker voor God zou  ernstige pogingen moeten ondernemen om een vertegenwoordiger van Christus te worden, alle ongepaste gebaren en ruwe spreektaal wegwerpend. Hij zou moeten pogen om fatsoenlijke taal te gebruiken. Er is een grote klasse die zorgeloos zijn in hun manier van spreken, toch kunnen dezen, door zorgzame, juiste aandacht, vertegenwoordigers van de waarheid worden. Elke dag  zouden zij vooruitgang moeten boeken. Zij zouden niet moeten afnemen in hun bruikbaarheid en invloed door het koesteren van gebrekkige manieren, stemming, of taal. Alledaagse, goedkope uitdrukkingen zullen worden vervangen door welluidende, zuivere woorden. Door voortdurende waakzaamheid en ernstige discipline, kan de Christen jeugd zijn tong behoeden van boosheid, en zijn lippen van kwaadspreken.” – “Counsels to Teachers, “ p. 238. {3SC11-12: 4.2.2}

Hoe Staat U Ten Opzichte Van Uw Toets Op “Nr. 8?”

Lezers van “De Symbolische Code,” in het bijzonder, diegene die het Gedicht Nr. 8 geschreven hebben, die gepubliceerd is in de maart-april uitgave, wachten ongetwijfeld enthousiast om de resultaten te weten te komen van het “Toelatingsexamen.” Vandaar dat de Code hierbij officieel, al de opmerkelijke statistieken bekendmaakt. {3SC11-12: 4.1.5}

Er werden door de beoordelaars, twee verslagen uitgekozen, als de beste antwoorden op het gedicht, waarvan een geschreven was door Mw. John Wilson en de ander door Mhr. Charles Grabill, jr., beiden uit California. Mw. Wilson stuurde naast haar uitleg in proza, ook een antwoord in gedicht in. Daar de proza antwoorden, vrijwel van gelijke strekking zijn, hebben de redacteuren van de Code besloten, het gedicht te publiceren, welke direct na dit artikel volgt. {3SC11-12: 4.1.6}

Even belangrijk, echter, als de uitleg van dit examen gedicht, hebben wij gelijktijdig, toch zeer alarmerende en zelf belangrijke feiten, gevonden in verband ermee. {3SC11-12: 5.1.1}

Het gedicht was in de eerste plaats ontworpen, als een middel om op speciale wijze; de ijver die Gods volk bezit, voor het bestuderen van de boodschap; en in de tweede plaats, of ze wel of niet geleerd hebben om specifieke opdrachten op te volgen; ten derde, of zij wel of niet enthousiast zijn om deel te nemen in alle activiteiten, die door de verzegelende boodschap worden voortgebracht. {3SC11-12: 5.1.2}

Door middel van het gedicht “Nr. 8”, heeft het ambt van de Code gevonden, dat een grote meerderheid van Tegenwoordige Waarheid gelovigen, erbarmelijk tekort schieten. Terwijl, met het oog op de aard van de boodschap, allen meteen bezeten hadden moeten zijn, van zo een brandende ijver, om te reageren op deze test van zelfonderzoek, waardoor het kantoor van de Code met hun verslagen, overspoelt zou worden; in plaats daarvan, namen slechts honderd gelovigen in totaal deel eraan. {3SC11-12: 5.1.3}

Deze grote nalatigheid aan de zijde van zovelen, om voordeel te slaan uit deze gelegenheid die hen geboden werd, vertelt het trieste verhaal dat een grote meerderheid, van de lezers van de Code, nog steeds slachtoffers zijn van hun oude Laodiceaanse passiviteit, en hun kennis en ijver voor de waarheid, vrijwel nog steeds dodelijk wegebt. {3SC11-12: 5.1.4}

Tenzij deze niet actieve broeders, snel ontwaken uit hun lange slaap, en opstaan en voort-schijnen, zullen zij onder die maagden zijn, die zo laat begonnen olie voor hun lampen te kopen, dat tegen de tijd dat zij hun weg terug banen naar het huis van hun Heer, zij te laat zijn voor de bruiloft; de deur gesloten, en op hun jammerlijke vertwijfelde geklaag: “Here Heere, doe open voor ons,” slechts het verlammende antwoord komt ”Voorwaar ik zeg u, Ik ken u niet.”(Matt. 25: 11) KJV. {3SC11-12: 5.1.5}

Arme dwaze maagden—met stomheid geslagen en zonder hoop buiten de bruiloft gelaten! Wat een prijs te betalen voor hun “nog een weinig slaap, en weinig sluimeren, een weinig handvouwen, al nederliggende!” (Spreuk. 6: 10) KJV {3SC11-12: 5.1.6}

Broeder, Zuster, waar leiden uw geloof en uw werken u naar toe—in de bruiloft, of buiten met teleurstelling en vernietiging?

Angstaanjagende gedachte! God behoed, dat het niet het laatste is. Moge een ieder, snel acht slaan op zijn wegen, en daarom “waken,” want gij weet nog de dag, nog het uur waarin de Zoon des mensen komt.” (Matt. 25:13) KJV {3SC11-12: 5.1.7}

Als van de resultaten van het examen, er een les boven een andere les geleerd moet worden, is dat misschien in het volgende opmerkelijke feit vervat: Uit al de deelnemers, volgden slechts ongeveer tien procent nadrukkelijk, al de dertien specifieke regels gepaard gaande met dit manuscript! Zo een onvermogen, onzorgvuldigheid, of onverschilligheid, op de een of andere manier, om specifieke opdrachten uit te voeren, zijn keer op keer weer uitgevoerd door bijna alle Tegenwoordige Waarheid gelovigen. {3SC11-12: 5.1.8}

Niet totdat deze onverschillige broeders de les leren, om strikt gehoor te geven aan al de instructies, zullen zij geteld worden in het leger met legerscharen, die voort gaat in de wereld, overwinnende om te overwinnen.- Prophets and Kings,” p. 725. {3SC11-12: 5.1.9}

Wat als Mozes niet nauwgezet al de instructies had opgevolgd bij de bouw van de tabernakel? En wat als de bouwers niet nauwgezet gehoor gegeven hadden aan Mozes zijn opdrachten? Wat zou bovendien met de tempel van Salomo gebeurd zijn, als de ambachtslieden tekort waren geschoten, om precies de instructies na te volgen die aan hen gegeven waren? En wat zou er met de ambachtslieden zelf zijn gebeurd? Ook nog, wat waren de resultaten toen Uzza, tegen Gods uitdrukkelijke opdracht om de ark niet aan te raken, trachtte het te ondersteunen? En wat was het lot van de vrouw van Lot, toen zij Gods uitdrukkelijk bevel veronachtzaamde, om niet terug te kijken naar de verdoemde stad, Sodom? {3SC11-12: 5.2.1}

En wat denkt u broeder, zuster, zal gebeuren met hetzelfde tekort schieten van specifieke opdrachten in deze tijd, wanneer de gebeurtenis die plaats vind, niet dat van het branden van de stad is, of het verhuizen van een ark, maar het opzetten van een koninkrijk door God, vernietigen van de natiën, en de aarde veroveren. Zal God nu minder fronsend neerzien op zo een onverschilligheid, veronachtzaming, onzorgvuldigheid, dan in vorige dagen, en minder nauwgezet zijn, minder snel om ervoor te straffen? Of denkt u dat het waar is, dat “de tijden verandert zijn,” en “dat wij niet naar wonderen hoeven uit te kijken en kenmerkende manifestaties van Gods kracht zoals in vroegere dagen,”; denkt u ook, dat “Hij te barmhartig is, om Zijn volk met oordeel te bezoeken?”—“Testimonies for the Church,” Vol. 5, p. 211. {3SC11-12: 5.2.2}

Hoort gij Gods antwoord op deze vragen:” En het zal geschieden te dien tijde, Ik zal Jeruzalem met lantaarnen doorzoeken; en Ik zal bezoeking doen over de mannen, die stijf geworden zijn op hun droesem, die in hun hart zeggen: De HEERE doet geen goed, en Hij doet geen kwaad.

Daarom zal hun vermogen ten roof worden, en hun huizen tot verwoesting; zij bouwen wel huizen, maar zij zullen ze niet bewonen; en zij planten wijngaarden, maar zij zullen derzelver wijn niet drinken.” (Zef. 1: 12,13) KJV. {3SC11-12: 5.2.3}

Geliefde lezer, bent u een van de velen die stijf geworden zijn op hun droesem, toen de toets van “Nr. 8,” kwam om aan te tonen, of deze dingen wel of niet “het gehele verstand, de gehele aandacht,” in beslag namen? {3SC11-12: 5.2.4}

Veronderstel dat een veel belangrijkere oproep tot u kwam, en u zou tekort schieten, om gehoor te geven aan al haar vereisten. Zou u uzelf niet vinden onder diegene wiens goederen spoedige “ten roof werden,” en hun “huizen tot verwoesting?” Tenzij u meteen handelt, zal het te laat zijn om kennis en ijver te verkrijgen; en u zult met de onwetenden en de lauwen, verloren gaan in de “overvloeiende gesel.” (Jes. 28:18) {3SC11-12: 5.2.5}

Ontwaakt broeder, zuster, ontwaakt! Bereidt u nu voor in de tijd die u toegestaan is op tot de hulp van de Heer te komen, tegen de machtige, en “wat dan ook uw hand vind om te doen, doe het met geheel uw macht.” (Pred. 9:10) KJV {3SC11-12: 5.2.6}

Paulus zei in vermaning tot Timotheüs: {3SC11-12: 5.2.7}

“Om welke oorzaak ik u indachtig maak, dat gij opwekt de gave Gods, die in u is, door de oplegging mijner handen.” (2 Tim. 1: 6) KJV Daarom zal ik niet verzuimen u altijd daarvan te vermanen, hoewel gij het weet, en in de tegenwoordige waarheid versterkt zijt. En ik acht het recht te zijn, zolang ik in dezen tabernakel ben, dat ik u opwekke door vermaning.” (2 Petr. 1: 12.13) KJV. Dit Schriftgedeelte is nu evengoed van toepassing, als het was in de tijd van Timotheüs. {3SC11-12: 5.2.8}

Merk nauwkeurig Gods smeekbede voor u op:  {3SC11-12: 6.1.1}

“Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig, en bekeer u…Die oren heeft, die hore, wat de Geest tot de Gemeenten zegt.” (Openb. 3:19,22) {3SC11-12: 6.1.2}

Geliefden, zijn wij diegene die “oren hebben, en niet…. horen?” of geven wij vreugdevol gehoor aan wat de Ware Getuige zegt? Als wij van de Heer houden, van de boodschap houden, van de broeders en zusters houden, van onze zielen houden, zullen wij dat niet demonstreren, door niets te veronachtzamen, en door snel gehoor te geven aan alles, onszelf   Gode beproefd voor te stellen, een arbeider, die niet beschaamd wordt, die het Woord der waarheid recht snijdt, en ons zo geschikt maken voor het grote werk van God? {3SC11-12: 6.1.3}

Antwoord Op Gedicht, “Nr. 8”

Mijn vermoeide ziel was half in slaap

Vermoeid, flauw van diepe studie’

Omdat Ik ondervond dat de waarheid die ik kende

Met satanische fabels gezaaid was

Maar toen ik het Woord van God onderzocht,

Vond ik licht in de Herder’s Staf.

Ik zag daar de moeite van de Geest,

De ‘Stok,” en “Boom,” en “Schaal met Olie.”

Want licht komt van de schaal alleen;

Gods Geest maakt de boodschap bekend

Oh, schone boodschap, gij zijt edel,

God zend Zijn waarheid altijd op tijd!

Ontwaakt! Mijn ziel het uur is laat—

Ik open nu snel de poort wijd open.

Ik ben zo blij dat ik de oproep hoorde

Het luiden nu naar iedereen;

Dit getal acht zal ik ontvangen.

God help mij dat ik mag geloven

De waarheid die U brengt van ‘schaap,” en “koe,”

En help mij Luid in het gareel te blijven;

Ik zal blij vasten op vreemde waarheden,

Zodat God mijn tafel niet leeg zal bloot maken;

In plaats van kaf, zal ik “Boter,” eten;

In plaats van  kaf, “Honing,” zo zoet nemen.

Ja Ik aanschouw de “betoverende zev’n”

De klok wiens handen van de klok wijzen naar elf

Verteld ons dat nu het uur hier is

Wanneer God in oordeel zal verschijnen

Om ons te oordelen vanuit de boeken boven.

Ween niet! Zie de Leeuw van

De stam van Juda, die overwon,

En de geheimenissen van de zegels ontvouwd
De “Handen,” en “Stokken,” vertellen het verhaal

Van Zij die in Kanaaan zullen vertoeven

Als wij de kostbare “Boekrol,” willen onderzoeken

Zal het Gods plan aan ons ontvouwen.

De “Sterren,” zijn al de stammen compleet—

De heiligen die nooit zullen wijken:

Hoe vurig de strijd voortwoedt,

Vechten zij voor zielen totdat er geen hoop is

En wanneer hun werk op de aarde gedaan is,

En zij het eeuwige leven gewonnen hebben

Zullen zij staan op de “Zee van Glas,”

Met vreugde wat niets kan overtreffen.

Voor diegene die dit licht willen aanschouwen

Zullen de rijkste waarheden toch ontvouwt worden.

Zalf mijn ogen dat ik mag zien,

En met Uw “Kleed,” Christus, overdek mij.

Een getrouw, ”Paard,” wil ik zijn,

En ver verspreiden, Verlossing vrij,

Een hemelse engel als mijn gids,

Ik heb geen ander doel daarnaast,

Dan voort te gaan om mensen zielen te redden,

Met vele miljoenen “paarden,” dapper,

Is de “Roede,” aan waar symbool

Van dit grote werk dat wij moeten doen.

Zoals herders, de schapen ermee vangen.

Zo moeten wij hen vangen van de put van hel

Wij zullen hen van het vuur plukken als brandhout

En zo het bevel van de Heer vervullen.

Ik zal de Symbolische Code verteren,

Tegenwoordige Waarheid mijn enige woonplaats maken

Ik zal ook de kruimels oprapen,

Ik zal doen wat dan ook de Heer mij vraagt te doen

Ja, ik aanschouw deze “Vrouw,”

Wiens zaad als puur goud moet zijn.

“T is Gods ware kerk in iedere eeuw;

“T zijn al de getrouwen die deel nemen

In dit grote plan van zielen winnen

In plaats van geld verdienende doelen,

Oh Heer, slechts dit ene ding smeek ik,

Maak mij een van dit zaad van de “Vrouw.”

Ik kan mijn Gouden Kroon niet verliezen,

En door Gods mannen op paarden vertrapt worden.

Dan te zijn met de goddelozen in de hel,

Terwijl ik met de getrouwen kan vertoeven.

Zo vreselijk triest zal mijn lot zijn

Zou ik de grote Verlossing verwerpen;

Ik kan het niet veroorloven niet te gehoorzamen

En daar duizend jaren vertoeven,

Om te ontwaken met bittere tranen;

Om honderd jaren een slaaf te zijn

En dan helaas, een brandend graf.

Wanneer nu de sprinkhanen komen om te zien

Als het zegel van de overwinning op mij rust;

Moge ik met de weinige getrouwen zijn

Die zuchten en klagen voor verkeerdheden die zij doen.

Laat mij niet de steek van de schorpioen voelen

Ik zal door genade mijn God gehoorzamen

De boodschap van de “Roede,” geloven,

Zodat ik met Christus in “Heerlijkheid,” zal regeren,

En door de eeuwen Zijn Naam lofzingen.

Ik ga snel aan boord van trein, ”nummer acht,”

En zal geen kans nemen om laat te zijn.

(Mw. John E. Wilson)

“Maar de Verstandigen Zullen Verstaan”

(Dan. 12: 10)

“O Ziel! ‘Ontwaakt! Zwaai uw poorten wijd open!—

De Koning! Hij brengt ‘Nr. 8’ binnen

Meer boter van Zijn koe en schapen;

Ja, Honing ook! O Ziel, waarom wenen!

Wek uzelf op uit uw dodelijke bedwelming,

En van de Heilige Geest geboren—

De unieke, de fijngevoelige, de grote, de ernstige geniet—

Laat varen uw ziekelijke eetlust!—

Aanschouw: De Handen,’ de ‘Stokken,’ de ‘Boekrol,’

De ‘Sterren,’ de ‘Leeuw,’ ‘Uur’ en ‘Roede’—

De geheimzinnige ‘Zeven,’ dat ontvouwt

Het kronende werk op aarde van God!”

Oh Broeder, Zuster, ver en dichtbij,

Oh gij die waarlijk zucht en klaagt

En op juiste wijze deze zinnen uitlegt,

Hier is er meer honing voor ieder van u:

Daar door de eeuwen heen de volgelingen van Christus met ontzag geïnspireerd, hun weg gebaand hebben langs de glorierijke badende wandelgangen van Gods grote portretten kunstzaal, de Bijbel, hun dorstende zielen vullend met de glans van haar verheven collectie, die daar permanent in is vertoond, zijn zij tenslotte aan het einde van de zaal gekomen—de Openbaring—en hebben de kronende belang ervan gevonden, prikkel en inspiratie in de tot een climax komende stukken die daar hangen, in het bijzonder, in het uitnemende plaatje van het Lam, staande op de berg Sion,” en met Hem honderd vier en veertig duizend, met hun Vaders naam geschreven op hun voorhoofden.”  Toch heeft nooit eerder dan heden ten dage deze onovertroffen uitbeelding het geheimenis van haar altijd uitdagende thema gegeven. {3SC11-12: 7.1.1}

Vandaar, dat als deze glorierijke geïllustreerde voorstelling, de grote afsluiting van het plan van verlossing uitbeeld, die niemand anders dan de Meester Artiest, Zelf kan doen, aldus zonder ophouden tijdenlang vol achting, duizenden heeft uitgedaagd en geïnspireerd, aan wie haar waarheden noodzakelijk moeten zijn, dan moet het betere deel een geheimenis gebleven zijn, wat een voortvarende inspiratie, dan, gewis, een jubelende, heilige, vervoerende vreugde, zal het ons veroorloven, “de uitverkorenen van God,” die nu bevoorrecht zijn, om de Goddelijke hand te aanschouwen, die geleidelijk de geheimzinnige sluier verwijdert, en ons dus bekend maakt als dat onsterfelijk gezelschap— de 144.000, het onuitsprekelijke voorrecht van een zijn van, hetgeen altijd de kansloze wens van de Christen is geweest! {3SC11-12: 7.1.2}

Ouderling James White, staand in vervoering en eerbiedige blik voor dit majestueuze schilderij, badend in het dagend licht van 1844, riep uit in klanken van pure extase: “Oh Glorie! Halleluja! Mijn arm hart is in vuur gezet voor het koninkrijk, terwijl ik stil sta bij dit heerlijke vooruitzicht, voor de ware gelovige. Als ik  slechts een paar dagen nog ‘vasthou,’ zullen de donkere schaduwen van de nacht verdwijnen, voor de heerlijkheid van de voorbereidende taferelen van de komst van de Zoon des mensen.” “A Word to the Little Flock,” p. 8. {3SC11-12: 7.2.1}

Als de schemerige lichtstralen van 1844 zo een geestvervoerende zielsmeeslepende vooruitzicht konden scheppen, voor de geïnteresseerde toeschouwer, behoren dan de heldere lichtstralen, die nu dit tafereel der taferelen overvloeit, voor ons niet een vooruitzicht te scheppen van zo een overstijgende verhevenheid, die ons volledig onszelf zal overstijgen, en onze harten, met een geheiligde ijver zal aanvuren, zoals mens noch engel nooit tevoren heeft gezien? {3SC11-12: 7.2.2}

Wanneer wij opgewonden zijn tot in de diepten van onze zielen, staan wij te mediteren over de glorierijke taferelen voor ons, en vragen wij onszelf geruststellend, als dit de voorstelling is van “De Koning, de Heer der heerscharen,” en de onderdanen van Zijn Koninkrijk? En in beantwoordende akkoorden, spreekt de Geest der Profetie: {3SC11-12: 7.2.3}

“Wie zijn de onderdanen van het koninkrijk van God? – Allen die Zijn wil doen. Zij hebben gerechtigheid, vrede en vreugde in de Heilige Geest. De leden van Christus koninkrijk zijn de zonen van God, partners in Zijn grote firma. De uitverkorenen van God zijn een  uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht. Zij zijn het zout der aarde, het licht van de wereld. Zij zijn levende stenen, een koninklijke priesterschap. Zij zijn medearbeiders met Jezus Christus. Dit zijn zij die het Lam volgen waar Hij ook heen gaat.”—Testimonies to Ministers,” p. 422. {3SC11-12: 7.2.4}

Ziet de “uitverkorenen van God,” eens “het verachte overblijfsel,” nu “gekleed in glorierijke kleding, om nooit meer door de verdorvenheden van de wereld vervuild te worden. Hun namen zijn behouden in het boek des levens van het Lam, ingeschreven te midden van de getrouwen van alle eeuwen. Zij hebben de verlokkingen van de misleider weerstaan; zij hebben zich niet van hun loyaliteit afgewend van het gebrul van de draak. Nu zijn zij eeuwig verzekerd van de valstrikken van de verzoeker. Hun zonden zijn overgebracht op de aanstichter van de zonde. En het overblijfsel wordt niet alleen vergeven en aanvaard, maar ook geëerd. Een ‘reine hoed,’ wordt op hun hoofd geplaatst. Zij zullen zijn als koningen en priesters voor God. Terwijl Satan zijn beschuldigingen aanvoert, en dit gezelschap probeert te vernietigen, gingen ongeziene heilige engelen heen en weer, en plaatsten het zegel van de levende God op hen. Dit zijn zij die staan op de berg Sion met het Lam, die hun Vaders naam op hun voorhoofden geschreven hebben. Zij zingen het nieuwe lied voor de troon, dat lied dat niemand anders zingen leren kan, behalve de honderd vier en veertig duizend, die verlost waren van de aarde. ‘Dit zijn zij die het Lam volgen waar het ook heen gaat. Zij zijn verlost onder de mensen, als de eerste vruchten tot God en tot het Lam. En in hun monden was geen bedrog gevonden, want zij zijn zonder schuld voor de troon van God.’”  (“Testimonies for the Church,” Deel 5, pp. 475, 476) {3SC11-12: 7.2.5}

Te dien dage zal de HEERE de inwoners van Jeruzalem beschutten; en die, die onder hen struikelen zou, zal te dien dage zijn als David; en het huis Davids zal zijn als God; als de Engel des HEEREN voor hun aangezicht (Zach. 12:8) KJV. {3SC11-12: 8.1.1}

Oh gij “uitverkorenen van God,” als gij verlangt te zijn, mensen die men bewondert,” grijp dan de goddelijke verzekering van Gods woord,” dat gij een groot volk, zult zijn; [waarvan] zijns gelijk nooit is geweest, nog hierna zal zijn, zelf niet tot in vele generaties.” {3SC11-12: 8.1.2}

“Maak u op en dors, o dochter Sions! Want Ik zal uw hoorn ijzer maken, en uw klauwen koper maken, en gij zult vele volken verpletteren; en Ik zal hunlieder gewin den HEERE verbannen, en hun vermogen den Heere der ganse aarde.” (Mich. 4:13) KJV {3SC11-12: 8.1.3}

“Gij zijt Mij een voorhamer, en krijgswapenen; en door u zal Ik volken in stukken slaan, en door u zal Ik koninkrijken verderven.” (Jer. 51:20) KJV {3SC11-12: 8.1.4}

Verlangt u ernaar om volmaakt te zijn “zoals uw Vader in de Hemel volmaakt is,” en de meest “glorierijke waarheden die voor het volk van God zullen komen,” te bevatten”? En verlangt u ernaar om te gaan, zonder gevaar, heen en weer over de vlakte der aarde.” (Zach. 6: 7) KJV {3SC11-12: 8.1.5}

“En aldaar zal een verheven baan, en een weg zijn, welke de heilige weg zal genaamd worden; de onreine zal er niet doorgaan, maar hij zal voor deze zijn; die dezen weg wandelt, zelfs de dwazen zullen niet dwalen. Er zal geen leeuw zijn, en geen verscheurend gedierte zal daarop komen, noch aldaar gevonden worden; maar de verlosten zullen daarop wandelen. En de vrijgekochten des HEEREN zullen wederkeren, en tot Sion komen met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vrolijkheid en blijdschap zullen zij verkrijgen, maar droefenis en zuchting zullen wegvlieden.” (Jes. 35: 8-10) KJV {3SC11-12: 8.1.6}

“En Ik zal te dien dage een verbond voor hen maken met het wild gedierte des velds, en met het gevogelte des hemels, en het kruipend gedierte des aardbodems; en Ik zal den boog, en het zwaard, en den krijg van de aarde verbreken, en zal hen in zekerheid doen nederliggen.” (Hos. 2:18) KJV {3SC11-12: 8.1.7}

En Oh, gij volgelingen van het Lam, als uw harten uitroept dat gij priesters van de aller hoogste God mag zijn, en vele dierbare zielen tot een reddende kennis van de waarheid mag brengen, zult gij het zegel van God ontvangen, en ontkomen aan de slachting en Hem tegen u horen zeggen: {3SC11-12: 8.1.8}

“Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht.” (1 Petrus 2:9) KJV {3SC11-12: 8.2.1}

“En zij zullen al uw broeders uit alle heidenen den HEERE ten spijsoffer brengen, op paarden, en op wagenen, en op rosbaren, en op muildieren, en op snelle lopers, naar Mijn heiligen berg toe, naar Jeruzalem, zegt de HEERE, gelijk als de kinderen Israëls het spijsoffer in een rein vat brengen ten huize des HEEREN. (Jes. 66: 20) KJV {3SC11-12: 8.2.2}

MAAK SCHOONSCHIP BROEDER! MAAK SCHOONSCHIP ZUSTER! TENZIJ U NOOIT NAAR HUIS WIL GAAN.

“Wij hebben heden ten dage het geloof van Abraham in onze kerken nodig, om de duisternis te verlichten, die zich rondom hen vergadert, die de zoete zonnestralen van Gods liefde buiten sluiten en dwergen maken van hun geestelijke groei….Ons geloof moet vruchtbaar zijn van goede werken, want geloof zonder werken is dood. Iedere taak volbracht, ieder offer gebracht in de naam van Jezus, brengt een overvloedig grote beloning. Juist in de uitvoering van de taak, spreekt en geeft God Zijn zegening. Maar Hij vereist van ons een volledige overgave van de diensten. Het verstand en het hart, het gehele zijn, moet aan Hem gegeven worden, anders zullen wij te kort schieten om ware Christenen te worden.”—“Testimonies for the Church.” Dl. 4, p. 145. {3SC11-12: 8.2.3}

“God eist stipte en onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan Zijn wet; maar de mensen zijn in slaap, of verlamd door de misleidingen van Satan, die verontschuldigingen en uitvluchten voorstelt, en hun geweten verovert, door te zeggen, zoals hij tot Eva in de tuin gezegd heeft: “Gij zult zeker niet sterven.” Ongehoorzaamheid verhard niet alleen het hart en geweten van de schuldige, maar het heeft de neiging het geloof van anderen te verderven. Datgene dat in eerste instantie heel verkeerd leek, verliest geleidelijk deze verschijning door constant voor hen te zijn, totdat zij uiteindelijk zich afvragen of het werkelijk zonde is, en onbewust vallen in dezelfde fout.”—idem., p. 146. {3SC11-12: 8.2.4}

Wij moeten niet de taak voor ogen zien en vertragen om aan haar eisen te voldoen. Zulke vertragingen geven tijd voor twijfel; ongeloof kruipt binnen, het oordeel wordt verdorven, het begrip verduisterd. Uiteindelijk bereiken de vermaningen van Gods Geest het hart van de misleidde persoon niet, die zo verblind wordt door te denken dat zij mogelijkerwijs, niet bedoelt zijn voor hem of op zijn geval van toepassing zijn.” Idem., p. 147. {3SC11-12: 8.2.5}

“De Heer heeft Zijn volk lang verdragen. Hij heeft hun zwerftochten vergeven, en op hen gewacht, om Hem ruimte te geven in hun harten; maar valse ideeën, jaloezie en wantrouwen hebben Hem verdrongen.”—Idem., p. 155. {3SC11-12: 8.2.6}

“Velen die evenals Israël vanouds, belijden Gods geboden te houden, hebben harten van ongeloof, terwijl zij uiterlijk de richtlijnen van God navolgen. Hoewel bevoorrecht met groot licht en wonderlijke voorrechten, zullen zij desalniettemin het hemelse Kanaän mislopen, dat God beloofd heeft aan hen als beloning van hun gehoorzaamheid. {3SC11-12: 8.2.7}

“Als volk komen wij geloof tekort. In deze dagen zouden weinigen even gehoorzaam de instructies gegeven door Gods gekozen dienstknechten, navolgen, zoals de legerscharen van Israël dat deden bij het innemen van Jericho. De Kapitein van het legerschaar des Heren, openbaarde Zichzelf niet aan de gehele gemeente. Hij communiceerde alleen met Jozua, die het verhaal van dit gesprek door vertelde aan de Hebreeën. Het lag aan hen om de woorden van Jozua te geloven of te twijfelen, om de bevelen op te volgen die aan hem in de naam van de Kapitein van het legerschaar des Heren gegeven waren, of om in opstand te komen tegen zijn instructies en zijn autoriteit te verwerpen.” – Idem., p. 162. {3SC11-12: 9.1.1}

“God zal fantastische dingen doen voor hen die in Hem vertrouwen. Het is omdat Zijn belijdend volk te veel vertrouwt op hun eigen wijsheid, en de Heer niet de gelegenheid geeft, om Zijn macht ten gunste van hen te openbaren, dat zij niet meer kracht hebben. Hij zal Zijn gelovige kinderen in ieder noodgeval helpen, als zij hun gehele vertrouwen in Hem plaatsen en Hem stilzwijgend gehoorzamen.”—Idem., p. 163. {3SC11-12: 9.1.2}

“Velen die ons geloof belijden zijn in deze toestand. Zij zijn zwak en krachteloos, omdat zij in hun eigen kracht vertrouwen. God werkt machtig voor een getrouw volk, die Zijn woord gehoorzamen zonder vragen te stellen en twijfel. De Majesteit van de Hemel, met Zijn leger van engelen, haalde de muren van Jericho neer zonder de hulp van mensen. De gewapende strijders van Israël, hadden geen reden om te roemen over hun prestaties. Alles was gedaan door de kracht van God. Laat het volk, het eigen ik opgeven, en het verlangen te werken volgens hun eigen plannen, laat hen nederig zich overgeven aan de goddelijke wil, en God zal hun kracht verkwikken en vrijheid en overwinning brengen aan Zijn kinderen.”—Idem., p. 164. {3SC11-12: 9.1.3}

God is onze Schepper en bevelhebber, oneindig in macht en verschrikkelijk in oordeel. In genade stelt Hij een verscheidenheid aan manieren te werk, om hen ertoe te brengen hun zonden te zien en te belijden. Als zij willen doorgaan Zijn vermaningen te verwerpen, die Hij hen zend, en tegenovergesteld handelen naar Zijn aangegeven wil, moet vernietiging volgen, want Gods volk wordt alleen in voorspoed gehouden, door Zijn genade, door de zorg van Zijn hemelse boodschappers. Hij zal niet een volk in stand houden en beschermen, die Zijn adviezen en Zijn vermaningen veracht.”—Idem., p. 176. {3SC11-12: 9.1.4}

“In vroegere tijden sprak God tot de mensen door de mond van profeten en apostelen. In deze dagen spreekt Hij tot hen door Getuigenissen van Zijn Geest. Er was nooit een tijd waar God, Zijn Volk niet ernstiger instrueerde dan Hij hen nu instrueert betreffende Zijn wil. En de koers die Hij wil dat Zij volgen. Maar zullen zij door Zijn onderwijzingen hun voordeel halen? Zullen zij Zijn vermaningen ontvangen en acht slaan op Zijn waarschuwingen? God zal geen gedeeltelijke gehoorzaamheid aanvaarden; Hij zal geen compromis goedkeuren met het eigen ik.”—Idem., p. 148. {3SC11-12: 9.1.5}

“Toch stelt Hij Zijn kastijding uit, om hen nog maar één gelegenheid te geven berouw te tonen en de vergelding van hun zonden af te wentelen. Door Zijn uitverkoren profeet, zend Hij hen een heldere en duidelijke waarschuwing, en legt voor hen de enige weg, waardoor zij aan de straf kunnen ontkomen, die zij verdienen. Dit is een volledige bekering van hun zonden, en afkeren van het kwade van hun wegen.” – Idem., pp. 165, 166. {3SC11-12: 9.2.1}

“Een zonde hatende God, roept diegene op, die belijden Zijn wet te houden, zich af te keren van alle ongerechtigheid. Veronachtzaming om berouw te tonen en Zijn woord te gehoorzamen, zal even ernstige gevolgen op Gods volk heden ten dagen, brengen, als dezelfde zonde dat deed op het oude Israël. Er is een grens, waarboven Hij Zijn oordelen niet zal uitstellen. De verwoesting van Jeruzalem, staat als een plechtige waarschuwing voor de ogen van het moderne Israël, dat de correcties gegeven door Zijn gekozen instrumenten, niet met straffeloos kunnen worden genegeerd.”—Idem., pp. 166,167. {3SC11-12: 9.2.2}

In het licht van de vreselijke waarschuwingen die hier klinken, laat iedere HStaf gelovige zonder uitstel, “de correcties,” “die van tijd tot tijd,” gegeven worden, in “De Symbolische Code,” die “duidelijk eisen dat de herauten van ‘de grote en geduchte dag des Heren,’ die onder haar rechtsgebied zijn, ernstig voldoen aan al de vereisten, instructies en adviezen die het van tijd tot tijd tot hen draagt, niets toevoegend of aftrekkend van de boodschap. Het zal diegene die haar goddelijke autoriteit negeren, niet voor haar aangezicht hebben.” {3SC11-12: 9.2.3}

Herlees zorgvuldig en onder gebed, de volgende hoofdstukken gevonden in “De Symbolische Code.” {3SC11-12: 9.2.4}

Dl. 1, Nr. 8, p. 1, alinea 5

Dl. 1, Nr. 4, p. 1, alinea’s 4-6

Dl. 1, Nr. 17, p. 6 alinea’s 1-4

Dl. 1, Nr. 17, p. 7, Laatste alinea, Eerste zin

Dl. 1, Nr. 17, p. 8 alinea’s 7

Dl. 1, Nr. 17, p. 9 alinea’s 3-5

Dl. 2, Nrs. 3,4 , p. 13, Kol. 2, alinea 1

Dl. 1, Nr. 15, p. 2, alinea’s 3, 4

Dl. 1, Nr. 16, p. 7, Laatste alinea tot de top van p. 8 en alinea’s 2-5 op p. 8

Dl. 1, Nr. 16, p. 5 alinea’s 7, 8

Dl. 2, Nr. 11; Volledige artikel “Geef Gehoor, Zodat Gij Niet Valt”

Dl. 1, Nr. 15, p. 4 alinea’s 3

Dl. 1, Nr. 15, p. 2 alinea’s 7-9, en geheel p. 3

Dl. 1, Nr. 15, p. 1 alinea’s 5, 6

Dl. 1, Nr. 13, p. 9 alinea’s 8, 9

In de vreze des Heren, bestudeer deze passages opnieuw en zonder een moment uitstel, pas snel de vereiste hervorming toe, want de boodschappen in de Code zijn uw laatste waarschuwingen. {3SC11-12: 9.2.5}

Maak schoonschip broeder! Maak schoonschip zuster! Zodat uw overtuigingen, “uit uw greep gewrongen worden,” (“Testimonies for the Church,” Vol. 6. p. 401), en nu nooit naar huis gaat. {3SC11-12: 9.2.6}

“Daarom moeten wij de meest ernstige acht slaap op de dingen die wij gehoord hebben, zodat wij op welke tijd dan ook ze laten wegglippen. Want als het woord gesproken door engelen standvastig was, en iedere overtreding en ongehoorzaamheid een rechtvaardige vergelding of beloning ontving; hoe zullen wij ontkomen, als wij zo een grote verlossing negeren?” (Heb. 2: 1-3) {3SC11-12: 10.1.1}

Verschuiving Van Verantwoordelijkheden

Met de roeping van Mozes om Gods volk uit Egyptische ballingschap te leiden, kwam een verantwoordelijkheid die tot nu toe ongekend was bij de mensen, toch verschafte God, Die de oproep had gedaan, ook uitvoerig voorziening dat Zijn dienstknecht geen vrees tot falen hoefde te hebben. En de geweldige onderneming en meest plechtige verantwoordelijkheid die eerst op Mozes geplaatst was, en dan op degene die hem opvolgen, was een voorbeeld, dat dit het nu ook moet zijn. {3SC11-12: 10.1.2}

Jozua liet zulke blijvende indrukken op de kinderen van Israël achter, dat het verslag ons vertelt: “Israël nu diende den HEERE al de dagen van Jozua, en al de dagen van de oudsten, die lang na Jozua leefden.” (Jozua 24: 31) KJV. Maar spoedig daarna vergat dit hoog vereerde volk God, en werden afgoden aanbidders. {3SC11-12: 10.1.3}

Toen al de twaalf stammen de Zoon van God verworpen hadden, verschoven de verantwoordelijkheden, om toch het bestuurlijk getal van Jehova te behouden, naar de twaalf apostelen. Maar de afvalligheid, hield niet op met de Oud Testamentische kerk. Paulus die de plaats invulde die Judas verliet, erkende dat het “geheimenis van ongerechtigheid,” zelf in zijn dagen aan het werk was. Niet lang na de dagen van de laatste van de twaalf, was de eens reine kerk, goed op weg naar de “woestijn,” (heidendom), waar zij “in zak en as,” verbleef, meer dan duizend jaren. {3SC11-12: 10.1.4}

Het was beslist een hercules opgave, om de geliefde kerk van God, uit te halen van onder de afval van traditie, die zich opgestapeld had, vanaf toen haar leden, zich op zoek naar “licht,” van God afgekeerd hadden, en ongeïnspireerde uitleggingen van de Schriften, begonnen te ontvangen en diegene bestraften die de leerstellingen durfden tegenspreken, die zij zelf eigenmachtig hadden vastgesteld, en zij gingen daarmee voort, tot aan de tijd dat de dodelijke klap haar ontvangers trof, en haar veroorloofde, haar eigen leerstellingen te kiezen. Van deze gebeurtenis, schreef Luther: “Ik kwam in opstand tegen de paus, aflaten en pausgezindten, maar zonder geweld of opschudding. Ik bracht Gods woord voort: Ik predikte en schreef, — dat was alles wat ik deed. En toch terwijl ik sliep, …. Gooide het woord dat ik gepredikt had, het pausdom omver, zodat noch prins, noch keizer, het zo veel schade heeft toegedaan. En toch deed ik niets; Het Woord alleen, deed alles.”—The Great Controversy,” p. 190. {3SC11-12: 10.1.5}

De kerk die vanaf toen uit haar lange verblijf in de woestijn aan het te voor schijn komen was, is niet in staat geweest om in een keer al het vuil – heidense gewoonten–, op haar, van zichzelf af te schudden, noch om de gehele waarheid tot nu te begrijpen, hoewel de hervormers, heel ijverig waren, om de principes van de vroegere kerk te herstellen. Dientengevolge, heeft het vele jaren vereist, om de neer getrapte leerstellingen, te herstellen, zoals Gerechtigheid door Geloof, de Heilige Geest, Vrije Genade, Doop door onderdompeling, etc. Bovendien, na de dood van iedere hervormer, vielen de kerken die zij opgericht hadden, in de handen van dwaze herders, die streefden naar getallen in plaats van naar ware bekeerlingen. Dus terwijl zij de kerk overspoelden met wereldlingen, veroorzaakten zij haar om afvallig te worden na iedere stap voorwaarts, met het gevolg, dat de Heer, de verantwoordelijkheden moest verschuiven van de oude leiders, naar een nieuwe, in iedere oproep tot hervorming. {3SC11-12: 10.1.6}

Vroeg in de negentiende eeuw, riep de Heer, de nederige boer, William Miller op, met een boodschap voor het gehele Christendom, die de gehele wereld deed opschrikken, zo dat hij die ene man werd, die de verantwoordelijkheid droeg om Gods volk te leiden, en bracht het eerste gedeelte van het gelijkenis van de Tien Maagden, vastgelegd in Math. 25, tot een gedeeltelijke vervulling, naast het geven aan de wereld van een aansluiting van profetie, voorafgaand aan de oordeelsboodschap. {3SC11-12: 10.2.1}

Toen de hand van de klok des tijds, naar “het uur van Zijn oordeel,” wees, verrees er een nieuwe leiderschap, en de verantwoordelijkheid verschoof van het populaire Christendom, naar de teleurgestelde, maar getrouwe handvol van Adventisten gelovigen, die gehoord hadden en acht geslagen hadden op de machtige prediking van William Miller. {3SC11-12: 10.2.2}

Onder diegene wiens hart, opgewonden waren met de gedachte van de spoedig komende Verlosser, was Ellen Gould Harmon, op wie de profetische gave was gelegd, en wiens geschriften, de zevende, en laatste van de symbolische kerken van Openbaring Twee en Drie maakten. {3SC11-12: 10.2.3}

Evenals diegene die voor haar tijd de leiding hadden in de hervormingsbewegingen, ging zij door vele beproevende ervaringen, waarvan allemaal van binnenuit de kerk kwamen. Daarom heeft de Zevende Dag Adventisten kerk, evenals die haar zijn voor gegaan, meer te vrezen van haar eigen verheven bediening, dan van “zijtakken.” {3SC11-12: 10.2.4}

Het staat geschreven, dat de Advent beweging gelijk is aan de Exodus beweging, en dat het, “de geschiedenis van dat volk, herhaalt,” en dat de gehele “kerk zich afgekeerd heeft van het volgen van Christus haar Leider, en gestadig terugkeert naar Egypte!” En dat “de trouwe stad, een hoer is geworden;” en dat “Mijn Vaders huis een handelshuis geworden is, een plaats waar de goddelijke tegenwoordigheid en heerlijkheid afgeweken is.” Zie: “Testimonies for the Church,” Vol. 5, p. 217; Vol. 8, p. 250; Vol. 5, p. 211. {3SC11-12: 10.2.5}

Geen ware, loyale Zevende Dag Adventist, wiens ogen geopend zijn voor de toestand van de kerk, en die deze verschrikkelijke verklaringen leest, met betrekking tot haar triest lot, zal slechts kunnen wenen, ja zelf “zuchten en klagen over al de gruwelen die in het midden van haar gedaan worden.” Als wij Tegenwoordige Waarheid gelovigen, echt geloven wat wij belijden, zullen wij werkelijk “Luidkeels roepen, en niet sparen.” Wij zullen onze broeders haasten, die ingenomen zijn met de machine van de kerk, en hen ernstig smeken dat zij naar de stem van genade luisteren, die nu in de “elfde uur oproep,” aan het klinken is.” {3SC11-12: 11.1.1}

Deze grote hervormingsbeweging onder Gods volk, die in profetie is (“Testimonies for the Church,” Vol. 9, p. 126), maakt het feit zeer duidelijk dat als onze broeders, de fouten van de Joodse leiders, de Katholieke priesters, en van de Protestantse bediening, zullen herhalen, God de verantwoordelijkheden van hen zal verschuiven, zoals Hij dat deed van de bovengenoemde leiders. Ja, de komst van deze trieste ervaring was vooraf gezien, zelf in de dagen van Ezechiël en Zacharia de profeten, en meest recentelijk door de “Geest der Profetie.” Zie Ezech. 4; Zach.6; “Testimonies for the Church,” Vol. 5, pp. 80,81. {3SC11-12: 11.1.2}

“ De eerste waarschuwingsbrief, viel in de handen van onze leidinggevende broeders bij de 1930 Generale Conferentie, toen in de handen van dertig leden van de Generale Conferentie Committee, het document van Deel Een van “De Herder’s Staf,” was geplaatst. Vanaf die tijd, is er een ander deel geschreven, naast verscheidene traktaten, die allemaal het onderwerp dragen, van de feiten daarin van vele gezichtspunten bewijzen, door het gebruik van de Bijbel en de geschriften van Zuster White, die duidelijk aantonen, dat de “engel van de kerk van de Laodicensen,” een voorstelling is van de Z.D.A bediening, en dat zij zijn “arm, blind, en naakt.” Laat daarom allen Gods genadige smeekbede horen: “Dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden, en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt.” (Openb. 3:18) {3SC11-12: 11.1.3}

Het staat duidelijk geschreven, dat de kerk niet altijd in haar huidige, schandelijke toestand zal blijven; dat als de herders ontrouw worden, de Heer, “Zelf leiding over de kudde,” zal nemen en dat “diegene die hoge waarde hebben toegekend aan “ten onrechte zo genoemde kennis,” zullen dan niet de leiders zijn; dat” De Heer getrouwe dienaren heeft, die in de tijd van beproeving en zifting, naar voren zullen komen. (“Testimonies for the Church, Vol. 5, p. 80) Laat ons nooit vergeten, dat God “de leiding in Zijn Eigen handen zal nemen,” en dat “de groep die niet rouwt over hun eigen geestelijk verval, noch treurt over de zonden van anderen, het zegel van God niet zullen ontvangen.”—Idem., p 211.) {3SC11-12: 11.2.1}

Wij als leden van Mt. Carmel Center zijn groots vereerd, om deze hervormingsboodschap, naar de Zevende Dag Adventisten kerk te dragen, waarvan wij zelf een deel zijn, en daar deze verantwoordelijkheid op ons gevallen is, moeten wij in gedachten houden, dat wij als degene voor ons, groot gevaar lopen, verloren te gaan. {3SC11-12: 11.2.2}

Wij doen er dan goed aan, om zachtjes voor de Heer te lopen, en nooit gevonden te worden, opscheppende over wat wij gedaan hebben, of vergeetachtig, dat de “laatste bewegingen, snelle zullen zijn,” zodat onze verantwoordelijkheden, niet verschoven wordt naar anderen, die God zal kiezen. Laat ons “minder praten en meer bidden,” wetend dat “praten goedkoop is,” en dat “gebeden dingen veranderen.” {3SC11-12: 11.2.3}

Aan Mijn Broeders In De Bediening

Terwijl ik hier zit in de tegenwoordigheid van mijn Maker, mediterend en bidden over wat ik kan doen om juist die mensen te helpen waarmee ik het meest intiem verbonden ben geweest in werken gedurende de afgelopen 30 jaren, kwam de gedachte tot mij, dat ik een open brief aan mijn broeders moet richten in de Z.D.A, bediening, en eerlijk mijn overtuigingen moet aangeven, betreffende wat duidelijk mijn taak tot mijn medearbeiders blijkt te zijn, in de zaak van tegenwoordige waarheid. {3SC11-12: 11.1.4}

Ten eerste als bewijs, hoe licht wij soms onze lasten dragen, breng ik het volgende incident, onder uw aandacht. {3SC11-12: 11.1.5}

Terwijl ik ongeveer drie jaar geleden, onderdak genoot in het huis van een van onze Unie Conferentie Presidenten, stelde ik hem deze vraag: “Ouderling—wat zou u doen, als u met heel uw hart geloofde, dat de Heer u een boodschap gegeven had voor de Zevende Dag Adventisten kerk, en dat het lot van de kerk afhankelijk was van uw aanvaarden of verwerpen van genoemde boodschap; en dat uw eigen zielsverlossing afhankelijk was van uw getrouwheid van het verkondigen ervan? “ Het antwoord van deze broeder was: “Ik weet het niet.” Ik antwoordde: “Het verschil tussen u en mij is, dat ik het wel wet, en dat is waarom ik mijn leven geef voor het verkondigen van deze niet populaire boodschap van “De Herder’s Staf,” die niets anders is dan de Boodschap van de Ware Getuige aan de kerk van de Laodicensen.—“Testimonies for the Church.” Vol. 3, p. 253. {3SC11-12: 11.1.6}

Oh, had ik maar de stem van een engel en de kracht van Hem die over Jeruzalem, weende, toen de heersers op het punt stonden hun handen purper te kleuren met Zijn dierbaar bloed, Ik zou op dit kritieke uur, mijn stem als de donder verheffen, en het overal laten weerklinken, ter wille van mijn dierbare broeders en zusters in de bediening, die op het punt staan de boodschap van de Heer te verwerpen, en veroorzaken Hem tegen hen te zeggen: Zij bespotten de boodschappers van God, en verachten Zijn woorden, en misbruikten Zijn profeten, totdat de toorn des Heren, tegen Zijn volk opging, totdat er geen geneesmiddel meer was,” en dan de opdracht gegeven aan Zijn engelen, die de vernietigingswapens in hun handen hadden, om te “doden oudsten en jongelingen en maagden en kinderkens en vrouwen, maar niet te genaken tot niemand op welke het teken is, en te beginnen bij Mijn heiligdom. En zij begonnen van de oude mannen die voor het huis waren.” {3SC11-12: 11.2.4}

Ik weet mijn broeders dat u mijn woorden niet zal geloven, tenzij zij zijn, om u in uw positie te verhogen; maar omwille van uw zielsverlossing, hoor de woorden van degene welke u geloofd, Gods mondstuk voor de kerk te zijn: {3SC11-12: 12.1.1}

“Wij herhalen de geschiedenis van dat volk.” “Wij zijn afgedwaald van de oude wegen.” De engel zegt: ‘Gij hebt erger gedaan dan hen.’” “De kerk heeft zich afgekeerd van Christus haar Leider te volgen, en keert langzaam maar zeker terug naar Egypte.” “Wanneer Jezus de toestand van Zijn belijdende volgelingen heden ten dage bekijkt ziet Hij lage ondankbaarheid, lege vormendienst, huichelachtige oneerlijkheid, Farizeïsche trots en afvalligheid.”—“Testimonies for the Church,” Vol. 5, p. 160; Vol. 1, p. 129; Vol. 5, p. 72. {3SC11-12: 12.1.2}

De geschiedenis van het leven in de woestijn van Israël, werd opgetekend ten gunste van het Israël van God, bij de afsluiting van de tijd….God wou Zijn volk in deze dagen, de beproevingen waardoor het oude Israël heen ging laten overzien, met een nederig hart en een leergierige geest, zodat zij geïnstrueerd mochten worden in hun voorbereiding voor het hemelse Kanaän.”—“Patriarchs and Prophets,” p. 293. {3SC11-12: 12.1.3}

“Maar de HEERE voerde Israël op uit Egypte door een profeet, en door een profeet werd hij gehoed.” (Hos. 12:13) KJV {3SC11-12: 12.1.4}

“De zonden van het oude Israël, was in het verwerpen van de uitdrukkelijke wil van God en het navolgen van hun eigen weg, onder de leiding van on-geheiligde harten. Het Moderne Israël, volgt snel in hun voetsporen, en de ontevredenheid van de Heer, rust net zo zeker op hen.”—“Testimonies for the Church,” Vol. 5, p. 94. {3SC11-12: 12.1.5}

De oproep aan het oude Israël was, een oproep om uit Egypte te komen in het beloofde Kanaän. De oproep van het moderne Israël, is een oproep om uit het Anti-typische Egypte te komen in het hemelse Kanaän. {3SC11-12: 12.1.6}

“God maakte het tot hun voorrecht, en hun taak het land te betreden in de tijd die Hij had toegewezen; maar door hun opzettelijke veronachtzaming, was die toestemming in getrokken.”—“Patriarchs and Prophets,” p. 392. {3SC11-12: 12.1.7}

“Het was niet de wil van God dat Israël, veertig jaren in de woestijn zou ronddwalen; Hij wenste hen rechtstreeks naar het land van Kanaän te leiden, en hen daar te bevestigen, een heilig, gelukkig volk. Maar, ‘zij konden vanwege ongeloof, niet ingaan’… Op gelijke wijzen, was het niet de wil van God dat de komst van Christus zo lang vertraagd zou worden, en Zijn volk zo vele jaren in deze wereld van zonde en zorgen zou blijven. Maar ongeloof scheidde hen van God.”—“The Great Controversy,” p. 458. {3SC11-12: 12.1.8}

“Wij zullen hier in deze wereld, nog vele jaren moeten blijven, vanwege dienstweigering, zoals de kinderen van Israël dat deden, maar omwille van Christus, moet Zijn volk geen zonde op zonde toevoegen.”—“Unpublished Testimonies, 7 dec. 1901. {3SC11-12: 12.2.1}

Zoals een van de meest trieste en opmerkelijke ervaring van de Exodus beweging plaats vond op de grens van het beloofde Kanaän, vanwege ongeloof en opstandigheid, evenzo gebeurde hetzelfde in de Advent beweging, toen de leiders de boodschap van 1888, verwierpen, waarvan Inspiratie zegt: {3SC11-12: 12.2.2}

“De Heer in Zijn genade zond een meest dierbare boodschap voor Zijn volk, door Ouderlingen Waggoner en Jones,”—“Testimonies to Ministers,” p. 91. {3SC11-12: 12.2.3}

“God heeft Zijn boodschappers opgewekt om Zijn werk voor deze tijd te doen. Sommigen zijn van de boodschap van gerechtigheid van Christus gekeerd, naar het bekritiseren van mensen en hun onvolmaaktheden… De taferelen de plaats vonden bij de bijeenkomst, maakte de God van de hemel te schande, om diegene die daarin deelnamen Zijn broeders te noemen. Dit alles merkte de hemelse toeziener op, en het werd geschreven in de boeken van Gods gedachtenis.”—“Special Testimonies to “Review and Herald” Office, pp. 16,17, 1896. {3SC11-12: 12.2.4}

Ouderling Taylor G. Bunch zegt in zijn boekje: “Net zoals Israël ‘murmureerde, in hun tenten,’ en Gods gekozen leider bekritiseerde, die trachtte hen te leiden in het beloofde land, zo vaardigde het moderne Israël, deze taferelen  weer uit te Minneapolis in 1888…. Het moet even verschrikkelijk zijn geweest in de ogen van de Heer als de opstand te Kadesh-barnea, want het resulteerde in dezelfde straf, een terugkeren naar de woestijn.”—“Forty Years in the Wilderness.” p. 15. {3SC11-12: 12.2.5}

“Ik ben vervult met droefheid, wanneer ik denk aan onze toestand als volk. De Heer heeft de Hemel niet toegesloten voor ons, maar onze eigen koers van constante afvalligheid, heeft ons van God gescheiden.—“Testimonies for the Church,” Vol. 5, 217. {3SC11-12: 12.2.6}

“U gaat dezelfde weg als het oude Israëls. Er is dezelfde afvalligheid van jullie heilige roeping als Gods bijzondere volk. U heeft zich verenigt met de onvruchtbare werkers der duisternis. Uw samengaan met ongelovigen heeft het ongenoegen van de Heer opgewekt. U bent niet bekend met de dingen die tot uw heil dienen, en deze worden snel onttrokken aan uw ogen.”—“Testimonies for the Church,” Vol.5, pp. 75,76. {3SC11-12: 12.2.7}

“Omdat zij faalden om God doel te vervullen, werden de kinderen van Israël, aan een kant gezet.”—“Christ Object Lessons,” p. 304, alinea 3. {3SC11-12: 12.2.8}

Als wij tekort schieten om berouw te tonen, zullen wij dan niet op gelijke wijze verworpen worden? {3SC11-12: 13.1.1}

“De tijd is aangebroken voor ernstige en krachtige pogingen om de kerk te ontdoen van al het slijm en vuil, dat haar zuiverheid besmet.”—“Testimonies to Ministers,” p. 450. {3SC11-12: 13.1.2}

“Zuiver het kamp van deze morele verderfelijkheid, of het nou de hoogste mensen op de hoogste posities betreft. God zal niet voor de gek gehouden worden… Zuiver het kamp want er is een vervloekt ding erin.”—“Testimonies to Ministers.” pp. 427 428. {3SC11-12: 13.1.3}

“In deze dagen heeft Hij geen nieuw plan ingesteld om de reinheid van zijn volk te behoeden. Als vanouds, smeekt Hij diegene die dwalen, die Zijn naam belijden, zich te bekeren, en zich van hun kwade wegen af te keren. Nu zoals toen, bij monde van Zijn gekozen dienstknechten, voorspelt Hij de gevaren die voor hen liggen. Hij laat de waarschuwende stem horen, en vermaand de zonde, even getrouw als in de dagen van Jeremia. Maar het Israël van onze tijd, heeft dezelfde verzoeking om vermaning te bespotten en adviezen te haten, evenals het oude Israël dat had. Zij keerden zich te vaak af van de woorden die God, zijn dienstknechten gegeven had, ten gunste van diegene die de waarheid belijden. Hoewel de Heer in genade, voor een tijd, de vergelding van de zonde weerhoudt, zoals in de dagen van Jeremia, zal Hij niet altijd Zijn hand afhouden, maar zal ongerechtigheid met rechtvaardig oordeel bezoeken.”—“Testimonies for the Church.” Vol. 4, p. 165. {3SC11-12: 13.1.4}

Deze duidelijke, onvoorwaardelijke, verbijsterende en aanklagende uitspraken, hebben geen commentaar nodig, want zij tonen duidelijk aan dat wij als Zevende Dag Adventisten, die altijd beweert hebben, het anti-type van her oude Israël te zijn, niet allen “de geschiedenis van dat volk herhalen,” maar in feite ook. “erger zijn dan hen” Als ik deze dingen weet, hoe kan ik dan stil zijn, terwijl ik zie dat mijn dierbare broeders in de bediening, dieper en dieper duiken in de bodemloze put, door de koers die zij varen? Broeders, u neemt uw besluiten, op dwaze wijze, on-geadviseerd, en zelf onwetend. Alleen maar omdat u iemand gehoord hebt, die “De Herder’s Staf,” verkeerd voorstelt, zegt u dat “het allemaal dwaling is,” “slechts een van de zijtakken,” hoort het niet overtuigender voor u te zijn dan de leugens die u zo lang gehoord heeft over Sabbat-vierders. {3SC11-12: 13.1.5}

“Het verstand dat zich afhankelijk stelt van het oordeel van anderen, zal zeker vroeg of laat misleid worden.”—“Education,” p.231. {3SC11-12: 13.1.6}

Mijn broeders, “God zal niemand veroordelen bij het Oordeel, omdat zij oprecht een leugen geloofd hebben, of gewetensvol, dwaling hebben gekoesterd; maar het zal zijn omdat zij de gelegenheid genegeerd hebben, om zich met de waarheid bekend te laten worden.”—” Testimonies to Ministers,” p. 437. {3SC11-12: 13.1.7}

Een man van de Generale Conferentie, en een waar ik diepgaand respect voor heb, vanwege onze meest plezierige omgang en gezamenlijke werkzaamheden, vertelde mij, dat hij zichzelf zo wanhopig bezig hield, met de taak die hij gegeven was te doen, dat hij geen tijd had te onderzoeken wat de term, “zijtak beweging,” inhield, zoals hij dacht dat “De Herder’s Staf,” was. Maar hoe kan iemand zichzelf opbeuren, met zo een gedachte, in het licht van de volgende bemoediging: {3SC11-12: 13.1.8}

“Wanneer er licht gepresenteerd wordt aan de kerk, is het gevaarlijk om uzelf ervan af te sluiten. Weigeren om te horen, omdat u bevooroordeeld bent tegen de boodschap van de boodschapper, zal uw zaak niet verontschuldigen voor God. Om datgene te veroordelen, wat u nog niet gehoord heeft en niet begrijpt, zal uw wijsheid niet verhogen in de ogen van diegene die openhartig zijn in hun onderzoek van waarheid. En om met minachting te spreken over diegene die God met een boodschap van waarheid heeft gestuurd, is dwaasheid en waanzinnigheid.”—“Testimonies on Sabbath School Work,” p. 60. {3SC11-12: 13.2.1}

Slechts recentelijk, terwijl ik mijn kennismaking met een andere broeder vernieuwde, die verbonden was aan de Generale Conferentie, en die nu in een van de velden van de Divisie is, ontlokte een zekere opmerking die ik maakte de woorden van hem: ‘Ik ga naar het Nieuwe Jeruzalem, maar Ik ga met de groep.” Mijn antwoord aan hem was, dat Ik ook verwachte om naar de Stad van God te gaan, maar dat ik niet van plan was met de “groep,” te gaan, want ik geloof niet dat de groep, ooit de poorten zal bereiken voordat ze dichtzwaaien. Wat deze dierbare broeder bedoelde, was dat hij met de meerderheid van de predikanten ging, stilzwijgend op het idee vertrouwend, dat de enige veilige koers voor welke Zevende Dag Adventisten predikant dan ook, om in te nemen is, om de grote menigte te volgen. Maar zal het uit betalen? Als er geen verslag gemaakt was van de ervaring van Gods volk in het verleden, en geen waarschuwing gestuurd was, naar diegene die nu leven, zou ik met meer goedkeuring kijken naar deze broeder zijn zogenaamde goedgelovigheid. Maar hoe kan ik dat doen, na de volgende verbijsterende verklaring te hebben gelezen, uit de pen der Inspiratie?– {3SC11-12: 13.2.2}

“De dagen naderen snel, dat er een grote verbijstering en verwarring zal heersen. Satan zal, bekleed met het gewaad van een engel, indien mogelijk de uitverkorenen misleiden. Er zal een veelvoud zijn aan goden en meesters. Er zullen allerlei leringen zijn. Degene die hoge waarde hebben toegekend aan “ten onrechte zogenoemde kennis,” zullen dan niet de leiders van de gemeente zijn. Zij die vertrouwd hebben op intellect, rede of bekwaamheid, zullen dan niet aan het hoofd van de gelederen staan. Zij hebben geen gelijke tred met het licht gehouden. Dan zal de kudde, niet worden toevertrouwd aan hen die ontrouw zijn gebleken. In het laatste ernstige werk zullen weinig groten van naam betrokken worden.”—“Testimonies for the Church,” Vol. 5, p. 80/ “Getuigenissen voor de Gemeente,” Deel 5, p. 70. {3SC11-12: 13.2.3}

Deze duidelijke verklaringen openbaren het trieste feit dat wij in werkelijkheid, over de zelfde weg reizen, en tekort schieten op dezelfde punten, zoals ons type dat deed, hetgeen ons allemaal zeker zal verdoemen, zoals het hen deed. Deze verklaringen openbaren ook, dat “weinig groten van naam betrokken zullen worden,” in dit laatste werk. Maar aangezien bij God geen aanzien des persoons is, heeft hij niet uitvoerig voorziening voor ons getroffen, om te doen als de berouwvolle Ninevieten, dat deden, als wij onze harten vernederen, in “zak en as?” Och, mijn dierbare broeders, laat ons onze zonden erkennen, en aldus de verdoemenis van de profetie tegen ons te niet doen! {3SC11-12: 13.2.4}

In het afsluiten van deze brief aan mijn broeders in de bediening, wil ik deze vraag stellen: Als “De Herder’s Staf,” boekenserie en traktaten, in werkelijkheid een “berg van niet met elkaar verbonden feiten is, en het product van een brein vervult met wilde vaagheden en zelfbedachte uitleggingen van de Schriften,” waarom schrijft niet een helderdenkend persoon van de Generale Conferentie, een brief, waarin deze “gerangschikte dwalingen, worden weerlegd, en een betere uitlegging van de Schriften, en plaatse het in de handen van het volk? {3SC11-12: 14.1.1}

Schijnt dit tekort schieten niet vreemd, in het bijzonder in het licht van al dat gezegd is, door vele van de plaatselijke en unie conferentie functionarissen, over “De Herder’s Staf, dat het allemaal dwaling is, hoewel zij niet op eerlijke wijze ook maar een enkel deel ervan kunnen weerleggen, en tegelijkertijd, zelf tegelijkertijd, zoveel mogelijk ervan onderwijzen, zonder het te erkennen? Het hoort niet een hele moeilijke opdracht te zijn, om aan de leken, tenminste een paar van de vele dwalingen in deze boeken te tonen, waarvan een van de hoogste functionarissen van de Generale Conferentie recentelijk, aan mij bekenden, in een brief, die veel van onze broeders een diepe verontrust.” Zij hebben het nooit moeilijk gevonden om de foute onderwijzingen van de Zondag-Sabbat te weerleggen, of de foute ideeën over de toestand van de doden, etc. en zullen mijlenver reizen om over deze onderwerpen te discussiëren. Maar waarom willen zij niet over de leerstellingen van “De Herder’s Staf met ons discussiëren.?” {3SC11-12: 14.1.2}

“Wij bevinden ons op gevaarlijke grond wanneer wij niet tezamen kunnen komen als Christenen en fatsoenlijk een tegenstrijdig punt onderzoeken. Ik voel alsof ik moet vluchten van de plek, zodat ik niet besmet raak door diegene die niet openlijk de leerstellingen van de Bijbel kunnen onderzoeken. Diegene die niet onpartijdig de bewijzen kunnen onderzoeken van een positie die verschilt van hun eigen, zijn niet geschikt te onderwijzen in welke afdeling dan ook van de zaak van God. Hoe kan de waarheid voor het volk gelegd worden, zodat een ieder van hen zal opstaan uit de slaapzucht die op hen is? Hoe zullen wij de noodzaak voor grotere ijver presenteren en meer vastbesloten ernstigheid in het onderzoeken van de Schriften? {3SC11-12: 14.1.3}

“Het is een feit, dat wij de Waarheid hebben, en wij moeten met volharding vasthouden aan de posities die niet aan wankelen gebracht kunnen worden, maar wij moeten niet wantrouwend kijken naar welk nieuw licht dan ook, dat God mag zenden en zeggen: “Werkelijk, wij kunnen niet zien dat wij nog welk licht dan ook nodig hebben, dan de oude Waarheden, die wij tot nu toe ontvangen hebben, en waarin wij vastgesteld zijn.’ Terwijl wij vasthouden aan onze positie, voegt het Getuigenis van de Waarachtige Getuige haar berisping voor onze zaken. Christus kijkt treurig neer op Zijn belijdend volk, die zich rijk en verrijkt voelen in kennis van de Waarheid, en die toch behoeftig zijn van de Waarheid in leven en karakter, en onbewust van hun berooide toestand. Onderscheidingsvermogen schijnt ze verlaten te hebben, en zij hebben geen kracht om te onderscheiden, tussen het licht dat God hen zend, en de duisternis die komt van de vijanden van hun zielen. Het volk van God, heeft zichzelf op zo danige wijzen onderwezen, dat zij naar diegene in vertrouwelijke functies opzien als bewaarders van Waarheid, en plaatst de MENS waar GOD moet zijn. Zij hebben hun lasten op menselijke adviezen gelegd en ontvangen dienovereenkomstig; want God haalt Zijn wijsheid weg van mensen waar men als God naar opziet.”—“Review And Herald,” 7 aug. 1894. {3SC11-12: 14.1.4}

Het is onze nederige mening dat de meeste van deze Generale Conferentie mannen “De Herder’s Staf,” onschuldig gebrandmerkt hebben als een van de vele zijtakken, zonder de tijd te nemen het voor zichzelf te onderzoeken, hopend dat het zoals allen die voor haar waren, op niets zou uitlopen. {3SC11-12: 14.2.1}

En nu, mijn broeders, met het oog op het feit dat u gedwongen zult zijn op den duur, officieel de boodschap van “De Herder’s Staf, te verwerpen, als u het niet accepteert, is mijn ernstig verzoek tot u, dat u zich ervan verzekerd, dat u niet waarlijk uw handen, bevlekt in het bloed van Christus, zoals de Joodse Kerk, dat deed, waarvan u belijdt een antitype te zijn en aldus niet Hem opnieuw, “kruisigt, en Hem openlijk te schande zet, door Zijn waarheid te verwerpen. {3SC11-12: 14.2.2}

E.T. WILSON

————-0————

BELANGRIJK AANDACHTSPUNT

“Zoals een Moeder van een hogere orde,” eigent Mt. Carmel door goddelijk bevel, al de verantwoordelijkheden voor het welzijn van de kinderen… het is nu nog noodzakelijker dan ooit tevoren, dat ouders in Tegenwoordige Waarheid hun kinderen in de school te Mt. Carmel plaatsen, waar God in voorzien heeft, als zij hen gered wensen te zien….{3SC11-12: 14.2.3}

“Oh, voordat het voor altijd te laat is, moge de Geest van God, met machtige kracht, deze vreselijke feiten, in de harten van de ouder sturen, zodat zij snel mogen opstaan van hun lange verdoving, en vechten voor de levens van hun kinderen, door hen te plaatsen waar God hen kan redden!”-“De Symbolische Code,” Vol. 3, Nr. 3-5, blz. 9-11. {3SC11-12: 14.2.4}

In gehoorzaamheid aan deze verplichte woorden, hebben vele ouders getracht hun kinderen in de school van Mt. Carmel in te schrijven; maar in een aantal gevallen, waren de ouders financieel niet in staat geweest, hun kinderen hier op school te onderhouden, en daarom, heeft “Moeder,”Mt. Carmel, haar armen geopend, en heeft hen als haar eigen geadopteerd, en zo beide ouders en kinderen in staat gesteld aan Gods vereisten te voldoen en Zijn zegeningen voor hen te ontvangen. {3SC11-12: 14.2.5}

Maar hoe moet Mt. Carmel deze toegevoegde verantwoordelijkheid en last dragen? Vanuit welke bron zal zij de middelen verkrijgen, die noodzakelijk zijn om te voorzien in voeding, onderdak, en kleding voor deze nieuw toegevoegde kinderen? “Het is niet,” zoals ons verteld is,” het plan van God om middelen neer te laten regenen vanuit de hemel, zodat Zijn zaak ondersteund kan worden.”—“Testimonies for the Church,” Vol. 2, p. 600. Waar vandaan, zullen dan deze middelen komen om te voorzien voor deze behoeftige kinderen; en “Moeder,” de moeite besparen, van hen moeten terug sturen, naar hun vorige huizen? {3SC11-12: 14.2.6}

Het antwoord is te vanzelfsprekend: De middelen om deze kostbare kinderen hier op school te onderhouden, en hen te redden van de vernietiging die op de wereld valt, moet komen in vrijwillige offeranden van alle Tegenwoordige Waarheid gelovigen. {3SC11-12: 15.1.1}

“Zolang niet allen het plan van systematische liefdadigheid zullen uitvoeren, zal er een tekort schieten zijn in opstijgen naar de apostolische regel.”—Id., Vol. 3, p. 411. {3SC11-12: 5.1.2}

“Er moet een ontwaken zijn onder ons als volk, met betrekking tot deze zaak. Er zijn slechts weinig mensen, die gewetenswroeging voelen, als zij de verplichting van liefdadigheid nalaten… Wij moeten nieuwe en diepere overtuigingen hebben over dit onderwerp. Het geweten moet opgewekt worden, en de zaak moet ernstige aandacht ontvangen; want er moet een verslag gegeven worden aan God in de laatste dagen, en Zijn eisen moeten afgehandeld worden.’—Id., Vol. 4, p. 468. {3SC11-12: 15.1.3}

“Als al de tienden van ons volk, in de schatkist van de Heer vloeiden, zoals het moest, zouden er zulke zegeningen ontvangen worden, dat gaven en offeranden voor heilige doeleinden, tienvoudig zouden worden vermenigvuldigt.”—Ibid., p. 474. {3SC11-12: 15.1.4}

“Er zijn slechts weinigen die in verhouding tot hun middelen, in Gods zaak investeren.”—Id., Vol. 3, p. 398. {3SC11-12: 15.1.5}

“Diegene die waarlijk bekeerd zijn, zijn geroepen om een werk te doen, dat geld en toewijding vereist.”—Id., Vol. 6, p. 447. {3SC11-12: 15.1.6}

“Als de harten van Gods volk, vervult waren met liefde voor Christus; als ieder kerklid grondig met de Geest van zelfopoffering doordrongen was; als iedereen een grondige ernst ten toon spreidde, zou er geen tekort aan fondsen zijn… Onze bronnen zouden vermenigvuldigt worden.”—Id., Vol.6, p. 450. {3SC11-12: 15.1.7}

“De Heer zal Zijn zegeningen terugtrekken, waar zelfzuchtige belangen worden gekoesterd, in welke fase dan ook van het werk; maar Hij zal Zijn volk in bezit stellen van goederen, de hele wereld door, als zij het willen gebruiken ter verheffing van de mensheid. De ervaring van apostolische dagen, zal tot ons komen, wanneer wij met geheel ons hart, Gods principes van liefdadigheid accepteren,– in alle dingen instemmen om de leiding van Zijn Heilige Geest te gehoorzamen.”—Id., Vol. 7, p. 146. (Herlees zorgvuldig, “De Symbolische Code,” Vol. 2, Nr. 10, bladzijden 8-12) {3SC11-12: 15.1.8}

Falen in het bijdragen voor het redden van de kinderen, zal tegenwoordige waarheid gelovigen schuldig maken, niet alleen van het beroven van God, maar ook voor het vermoorden van hun kinderen. Deze feiten worden duidelijk gemaakt aan iedereen, in de afgelopen uitgaven van de Code. Maar wie heeft er acht op geslagen? {3SC11-12: 15.1.9}

“Velen zijn te arm, om zonder hulp, het onderwijs dat zij nodig hebben te verkrijgen. De kerken moeten het een voorrecht vinden, om deel te hebben aan het bekostigen van zulke onkosten…. {3SC11-12: 15.1.10}

“Als er sommigen zijn, die de voordelen van de school zouden hebben, die niet de volledige prijs kunnen betalen voor hun lesgeld, laten de kerken hun vrijgevigheid tonen, door hen te helpen…”—“Testimonies for the Church,” Vol. 6, p. 213. {3SC11-12: 15.1.11}

“Laat allen deze onkosten delen. Laat de kerk erop toezien, dat diegene die haar voordelen horen te ontvangen, de school bezoeken. Arme families, moeten geholpen worden.”—Idem., blz. 217. {3SC11-12: 15.2.1}

“De zelfzuchtige liefde van ‘mij en de mijnen,’ houdt velen ervan af om hun verplichting naar anderen te doen. Denken zij dat al het werk dat zij te doen hebben voor zichzelf en voor hun eigen kinderen is? ‘Voor zover,’ zegt Christus, ‘gij het niet voor de minste van deze gedaan hebt, hebt gij het niet voor mij gedaan.’ Zijn uw eigen kinderen van meer waarde in het oog van God dan de kinderen van uw buren? Bij God is er geen aanzien des persoons. Wij moeten alles doen wat wij kunnen, om zielen te redden.”Id., Vol 4, p. 423. {3SC11-12: 15.2.2}

“Iedere man en vrouw binnen onze gelederen, of zij nou ouders zijn of niet, hoort intens geïnteresseerd te zijn, in de wijngaard van de Heer…. Diegene die niet direct verbonden zijn aan de school, kunnen helpen het tot een zegen te maken, door hun hartelijke ondersteuning aan haar te geven. “Counsels to Teachers,” p. 210. {3SC11-12: 15.2.3}

“ De behoeften van de zaak zullen doorlopend toenemen, naar gelang wij het einde van de tijd naderen… Wij voldoen niet aan ons voorrecht in deze zaak. Allen scholen onder ons zullen gauw gesloten zijn.””Testimonies for the Church,” Vo. 5, p. 156. {3SC11-12: 15.2.4}

Vanwege deze grote nalatigheid aan de kant van de Tegenwoordige Waarheid gelovigen, heeft Mt. Carmel reeds haar deuren gesloten voor allen, die niet reeds hier op school zijn en tenzij alle Tegenwoordige waarheid gelovigen, snel ontwaken tot het feit dat God  van hen vereist dat zij tot de hulp van de school bijeenkomen, zal de Academie spoedig, zelf de kinderen die nu op school zijn naar huis moeten sturen. Wilt u Broeder, Wilt u Zuster, helpen de kinderen te redden, of wil u ze laten omkomen in “de algemene vernietiging,’ allen maar vanwege” de zelfzuchtige liefde, van ‘mij en de mijne’?” {3SC11-12: 15.2.5}

Tot diegene die tekort schieten, tot de hulp van de Heer te komen, zal Christus zeggen; “In zoverre gij dit niet aan deze minsten hebt gedaan, hebt gij het niet aan Mij gedaan. En deze zullen heen gaan naar de eeuwige straf.” {3SC11-12: 15.2.6}

Laat iedere lezer van de Code zijn maart-april uitgave van 1937 lezen, in het bijzonder, bladzijde negen, en in de vreze van God, met geheel het hart, voldoen aan al de vereisten. {3SC11-12: 15.2.7}

Het is gebleken, dat niet alleen die ouders die toegestemd hebben dat Mt, Carmel de onkosten van hun kinderen draagt, en die gelovigen die geen kinderen hier hebben, volledig te kort geschoten zijn om hun deel te doen, maar ook dat diegene die ingestemd hebben, de onkosten van hun eigen kinderen te dragen, maanden achterstallig zijn aan hun beloften. {3SC11-12: 15.2.8}

De middelen voor de zorg van de kinderen van Mt. Carmel, zijn echter niet de enige lasten die gedragen en ondersteund moeten worden, door vrijwillige offeranden.’ Onze gratis literatuur fonds, tezamen met het bouwen en onderhoudskosten van het kamp, vereisen, een groter bedrag aan middelen, dan nauwelijks “tien procent ,”—van het inkomen van de tienden. Maar –verschrikkelijk feit!—onze offerande verslagen, vertonen een gemiddelde van maar twee procent van de “toename,” onder Tegenwoordige Waarheid gelovigen! Wat een nalatigheid! {3SC11-12: 15.2.9}

Wij zijn direct en indirect beschuldigd, door een groot aantal Tegenwoordige Waarheid gelovigen, van het gebruiken van de tiende waar het niet gebruikt moet worden, hoewel zij daar niets van af weten, en tegelijkertijd, praktisch niets bijdragen, aan de ondersteuning van de verschillende takken van het werk, die ondersteund moeten worden, door offeranden in plaats van door de tiende! {3SC11-12: 16.1.1}

Als wij gewacht hadden op de tiende en offerande van het veld, om te helpen beginnen, of de boodschap in het algemeen te onderhouden, of zelf een van de afdelingen hier, zouden ze nooit gestart zijn, of zelf gaande gehouden worden. Maar wij danken God, voor het mogelijk maken voor ons, om onafgebroken door te gaan met het werk. {3SC11-12: 16.1.2}

Ontwaak! Broeder, Zuster, Ontwaak! Doe u deel, zodat het licht dat er nu in u is, geen duisternis wordt, en u uzelf zal vinden waar “er geween en tandengeknars zal zijn.” {3SC11-12: 16.1.3}

Er zijn ouders die zouden kunnen helpen, de situatie te verlichten, maar zij zouden eerder een of ander nutteloos ding voor hun kinderen koen, in plaats van hun onkosten te betalen, of te helpen betalen, en zodoende het mogelijk maken voor de school om haar werk uit te voeren zonder onderbreking. {3SC11-12: 16.1.4}

Juist zulk een zelfzuchtige liefde van “mij en de mijnen,” schept een kwaad, welke Mt. Carmel niet langer kan tolereren, en tenzij het meteen uitgestampt wordt, zullen de ouders, die op deze wijze hun kinderen verwennen ten koste van het instituut, en de kinderen zelf die als gevolg daarvan, trots en opschepperig gemaakt worden, zichzelf buiten het koninkrijk vinden, maar tevens ervoor zorgen, dat de kinderen die niet op zulke wijze verwend zijn, verloren  gaan; omdat terwijl diegene die meer bezitten, trots en opschepperig worden, worden diegene die minder bezitten, jaloers en afgunstig—kwaadheden die wie dan ook uit het koninkrijk zullen houden. {3SC11-12: 16.1.5}

Laat het daarom bekend zijn aan allen, dat Mt. Carmel, deze grote zonde niet meer zal tolereren. Vandaar dat alles dat hier naartoe gestuurd worden, door wie dan ook en voor wie dan ook, gegeven zal worden aan die kinderen die het, het meest nodig hebben, behalve als het gezonden wordt met de toestemming van het Schoolbestuur van Mt. Carmel. Met andere woorden, alle artikelen die zonder toestemming van het bestuur ontvangen worden, zullen in de algemene winkel geplaatst worden, en zullen evenredig verspreid worden onder de studenten. {3SC11-12: 16.1.6}

Verder zal Mt. Carmel er hard aan werken, en alles te doen wat mogelijk is, om de kinderen binnen een bepaalde tijdsperiode te bekeren. Dan zullen diegene die ouder geworden zijn en die te kort schieten om zodanig bekeerd te worden door de Heer, zal Mt. Carmel, tot haar spijt terug naar huis moeten laten keren. {3SC11-12: 16.1.7}

Wij hebben noch tijd noch middelen te verspillen aan diegene die zichzelf voor bereiden voor het wereldse werk, in plaats van dat van de Heer. {3SC11-12: 16.1.8}

Verder nog, als de kinderen, die niet geschikt zijn voor het koninkrijk hun opvoeding hier zouden ontvangen, zouden zij ongeschikt zijn voor het werk van de wereld. Daarom kunnen zij beter het beste maken van de situatie, door of een training op Mt. Carmel te ontvangen, voor het werk van Mt. Carmel, of een training voor de wereld voor het werk van de wereld. {3SC11-12: 16.1.9}

————0—————

AANDACHTSPUNT NR. 1

Vanwege de vaste toename aan post, verzoekt de Code Afdeling, dat alle vragen die ingezonden worden, op een geheel apart blaadje worden gesteld, dan de inhoud van de brief, zodat het werk hier op het kantoor, vergemakkelijkt kan worden. {3SC11-12: 16.2.1}

AANDACHTSPUNT NR. 2

Daar de winter aangebroken is op Mt. Carmel, en haar bewoners zijn toegenomen, bevind zij zichzelf met een tekort aan beddengoed, en zal daarom dankbaar vrijwillige offerandes ontvangen, naar deze behoefte. {3SC11-12: 16.2.2}

AANDACHTSPUNT NR. 3

Een van de wetten van het leven is dat er geen verbetering, geen vooruitgang , geen groei, is behalve ten koste van iets, enig premie, aan iets of iemand, daarom, kon men nauwelijks verwachten dat de vitale en  heilzame verandering, die 1938 bracht in de fiscale economie van Mt. Carmel, zonder prijs zou komen. De prijs die de Generale Office moest betalen voor haar Aankoop en Vooruitgang, met als toevoeging aan de groei van het werk zelf, is een grotere toename in boekhouding en algemeen werk—een zwaar toegevoegd belasting aan de tijd en kracht van de kantoor arbeiders. {3SC11-12: 16.2.3}

Aangezien daarom de voordelen van het nieuwe systeem, het gevolg is van het werk en de werkers in totaliteit, vraagt de Generale Office alle gelovigen, om de kosten van deze zware rekening te delen, door de meest godsdienstige in acht neming van de volgende belangrijke instructie: {3SC11-12: 16.2.4}

Behalve wanneer het privé is, schrijf alle checks, geldopdrachten uit aan de Generale Office van Mt. Carmel—NIET aan de Universele Uitgevers Ass., OF aan een persoon, zoals hiervoor het geval was. Schrijf duidelijk de fonds waar u wilt dat uw afdracht naar gecrediteerd moet worden. De Universele Uitgevers Ass., is nu, slechts een van de vele afdelingen van Mt. Carmel. {3SC11-12: 16.2.5}

Als allen trouw willen meewerken om de voorgaande instructies uit te voeren, dan zullen zij de machine van het werk van de Heer helpen, te draaien als een “wiel binnen een wiel,” waarvan de geleidelijk draaiende toestand, onvermijdelijk is voor het succes van de boodschap. {3SC11-12: 16.2.6}

>