fbpx

Deel 1 Tijdige Groeten Nrs. 44, 45

Ter Correctie

Tijdige Groeten

De enige gemoedsrustVol.1  Nr. 44

                                                                                                              

Plaatje

Dingen Die Verkregen Worden Voor En Nadat De Aarde Nieuw Is Gemaakt.

GEBEDSVOORLEZING

Onze gedachten voor gebed wordt gevonden in “Gedachten van de berg der Zaligsprekingen,” bladzijde 128: {1TG44: 2.1}

“Niet allen die Zijn naam belijden en Zijn vaandel dragen behoren Christus toe. Velen die in Mijn naam geleerd hebben, zei Jezus, zullen tenslotte te licht bevonden worden. “Velen zullen te dien dat tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in Uw naam boze geesten uitgedreven en in Uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.” {1TG44: 2.2}

“Er zijn mensen, die menen dat zij gelijk hebben, wanneer zij ongelijk hebben. Terwijl zij beweren dat Christus hun Here is, en belijden vele goede werken te doen in Zijn naam, zijn zij werkers der wetteloosheid. “Woorden van liefde zijn in hun mond, maar hun hart gaat uit naar hun woekerwinst.” Hij die Gods Woord aan hen verklaart, is voor hen “als een liefdeslied, schoon van klank, passend bij snarenspel. Zij horen uw woorden, maar doen er geenszins naar.” {1TG44: 2.3}

De mensen die hier beschreven worden horen graag Gods Woord, maar tot zo ver gaan ze. Ik hoop dat er geen één hier is die alleen wil luisteren, maar om werkelijk iets eraan te doen. Alleen zij die iets doen aan het Woord worden gerechtvaardigd. Laten we knielen en ernstig bidden dat God ons zal helpen om niet slechts belijders van de Waarheid te zijn, maar werkelijk doeners ervan. {1TG44: 2.4}

2

DINGEN DIE VERKREGEN WORDEN VOOR EN NADAT DE AARDE NIEUW IS GEMAAKT

Jesaja 65

LEZING  DOOR V. T. HOUTEFF

BEDIENAAR DER DAVIDIAANSE ZEVENDE DAG ADVENTISTEN

SABBAT, 7 JUNI 1947

CARMEL KAPEL

WACO, TEXAS

We zullen het vijfenzestigste hoofdstuk van Jesaja bestuderen. Als we studeren zullen we zien dat het een verslag geeft van dingen die plaats vinden in de periode voor dat de aarde nieuw is gemaakt en in de periode nadat de aarde nieuw is gemaakt. We zullen onze studie beginnen met het eerste vers. {1TG44: 3.1}

Jes. 65: 1—“Ik ben gevonden van hen, die naar Mij niet vraagden; Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten; tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd; Ziet, hier ben Ik, ziet, hier ben Ik.”

Paulus, schrijvend aan de Romeinen, past dit vers toe op de heidenen die tot het Evangelie komen (Rom. 10 : 20). Zij zijn daarom degene die de Heer zochten zonder naar Hem te vragen, en zij die Hem vonden zonder naar Hem te zoeken. Deze toestand, beladen met resultaten, toont aan dat het gemakkelijk is de Heer te vinden. {1TG44: 3.2}

Jes. 65: 2—“Ik heb Mijn handen uitgebreid, den gansen dag tot een wederstrevig volk, die wandelen op een weg, die niet goed is, naar hun eigen gedachten.

Hier is een grote tegenstelling tussen de wel ingelichten in de dingen van God en de onwetende heidenen. Terwijl de eerst genoemden wegtrekken, hoewel de Heer huilend met hen pleit, komen de laatstgenoemden

3

dichterbij tot Hem. Hier zien we hoe geduldig God is. Hij houdt niet op keer op keer te smeken. Het is moeilijk voor Hem om een zondaar op te geven voordat alle mogelijke middelen om te redden zijn uitgeput. Hier is te zien dat het makkelijker is een heiden te redden dan een zeer tevreden misleidde Christen. {1TG44: 3.3}

Jesaja 65: 3– “Een volk, Mij geduriglijk tergende in Mijn aangezicht, in hoven offerende, en rokende op tichelstenen.”

Te offeren in hoven betekent een vertoning maken van godsdienst, en altaren van tichelstenen( het product van mensen, niet van Gods schepping zoals steen), zijn de werken van mensen. Kain, offerde een ongewenst offer, maar de mensen onder de aandacht gebracht in dit schriftgedeelte, offeren op een ongewenste altaar. De een is even slecht als de ander. En wat kunnen altaren van tichelstenen zijn als het niet plaatsen van aanbidding zijn waar God Zelf niet de opdracht gegeven heeft om te bouwen? {1TG44: 4.1}

Jesaja 65: 4—“Zittende bij de graven, zo vernachten zij bij degenen, die bewaard worden, etende zwijnenvlees, en er is sop van gruwelijke dingen in hun vaten.

Te verblijven tussen de graven is te ontkennen deel te hebben aan de opstanding van de heiligen. En te vernachten bij degene die bewaard worden is te leven in een zogenaamde verhoogde klif van het leven—dood voor God en levend voor de wereld. {1TG44: 4.2}

De joden waren heel voorzichtig met wat ze aten, maar hier is een voorspelling van een volk wiens eetlust even losbandig was als dat van Adam en Eva was toen ze deel namen aan de verboden vrucht. {1TG44: 4.3}

Hoewel wij als een volk beweren nauwkeurig te zijn in het weghouden van onrein vlees van onze tafels, ontsluierd

4

schriftgedeelte niettemin een schandelijke waarheid. Het maakt bekend dat velen zich tegoed doen aan deze walgelijke dingen. Misschien doen ze zich in een deel van de wereld tegoed aan een walgelijk iets, en in een ander deel van de wereld doen zij zich tegoed aan een ander walgelijk iets. {1TG44: 4.4}

Jes. 65: 5—Die daar zeggen± Houd u tot uzelven, en naak tot mij niet, want ik ben heiliger dan gij. Deze zijn een rok in Mijn neus, een vuur, den gansen dag brandende.”

Ze zijn aan de ene kant zijn ze zo zorgeloos als ze maar kunnen zijn, alles wat dan ook etend, rein en onrein gelijk. En aan de andere kant hebben ze een hoge dunk van zichzelf—ze denken van zichzelf dat ze heiliger zijn dan anderen. Ronduit gesproken, zij dan die zich tegoed doen aan de verschrikkingen waar vers vier over verteld, zijn juist degenen die protesteren om gemeenschap te hebben met hen die een leven proberen te leven overeenkomstig hun belijdenis, vrezend dat een hervorming plaats zal vinden. Satanisch inderdaad! God haat huichelaars meer dan Hij ieder ander soort zondaren haat. Zij die op deze wijze rechts en links geduwd worden zien de volmaakte vervulling van dit schrift gedeelte precies in deze tijd. {1TG44: 5.1}

Jes. 65: 6, 7—“Ziet het is voor Mijn geschreven; Ik zal niet zwijgen, maar Ik zal vergelden, ja in hun boezem zal Ik vergelden. Uw ongerechtigheden, en uwer vaderen ongerechtigheden tegelijk, zegt de Heere, die gerookt hebben op de bergen, en Mij smaadheid aangedaan hebben op de heuvelen; daarom zal Ik hun vorig werkloon in hun boezem weder toemeten.”

Vers zes heeft geen commentaar nodig, en slechts een zin van vers zeven voldoet. De Farizeeën van gisteren en de Farizeeën van vandaag zullen zoals we zien als het ware dezelfde beloning ontvangen. {1TG44: 5.2}

5

Jes. 65: 8, 9—“Alzo zegt de Heere: Gelijk wanneer men most in een bos druiven vindt, men zegt: Verderf ze niet, want er is zegen in; alzo zal Ik het om Mijner knechten wil doen, dat Ik hen niet allen verderve. En Ik zal zaad uit Jakob voortbrengen, en uit Juda een erfbezitter van Mijn bergen; en Mijn uitverkorenen zullen het erfelijk bezitten, en Mijn knechten zullen aldaar wonen.”

Het zaad van Jakob, de erfbezitter uit Juda, is vanzelfsprekend Christus. De uitverkorenen, Zijn dienstknechten, zijn zij die ontsnappen aan de verwoesting die hier wordt vermeld. Ze zullen tot zegen zijn voor anderen. Symbolisch gesproken, zijn de bergen de koninkrijken van Juda en Israel tezamen vergaderd, zoals ook voorspeld is in Ezechiel 37: 16-28. Maar letterlijk genomen, zijn de bergen die van het Beloofde Land. De zinsnede: “Mijn uitverkorenen zullen het erfelijk bezitten,” verandert het onderwerp van de meervoudige,” bergen,” in het enkelvoud, “ het,” en maakt dat de symboliek, beide gedachten draagt, het Koninkrijk en de plaats daarvan. Het vers dat volgt staaft precies deze gedachte. {1TG44: 6.1}

Jes. 65:10—“En Saron zal tot een schaapskooi worden, en het dal van Achor tot een runderleger, voor Mijn volk, dat Mij gezocht heeft.”

De verzen negen en tien brengen ons van de Joodse periode naar de Christelijke eeuw, dan verder naar het herstel en stabilisatie van de koninkrijken Juda en Israel in het land van onze vaderen, Saron en Achor. {1TG44: 6.2}

Jes. 65:11—“Maar gij verlaters des Heeren, gij vergeters van den berg Mijner heiligheid, gij aanrichters ener tafel voor die bende, en gij opvullers des dranks voor dat getal!”

6

Zij die vernietigd zullen worden zijn zij die niet in het bijzonder geven om Zijn heilige berg, het Koninkrijk genoemd in dit schrift gedeelte. Het zijn zij die een tafel aanrichten, of te wel die schrift gedeelten vergaren die uit hun context zijn gehaald en daarmee voeden (leren) zij de groep, of de massa die dezelfde gedachtegang heeft als hun zelf. “ De dranken opvullen,” is evenals zeggen dat de massa alles drinkt wat hun leraren voorzetten. {1TG44: 7.1}

Jes. 65:12—“Ik zal ulieden ook ten zwaarde tellen, dat gij allen u ter slachting zult krommen, omdat Ik geroepen heb, maar gij hebt niet geantwoord, Ik gesproken heb, maar gij hebt niet gehoord, maar hebt gedaan, dat kwaad was in Mijn ogen, en hebt verkoren hetgeen, waaraan Ik geen lust heb.”

Aan deze oproep van God geven ze geen gehoor. Noch minder horen ze Hem spreken, want ze neigen naar het kwade. Ze verlustigen zich in hun eigen wegen en haten die van de Heere. Van deze zonde is het mogelijk dat ze zich niet bewust zijn. {1TG44: 7.2}

Jes. 65:13-15—“Daarom zegt de Heere Heere alzo: Ziet, Mijn knechten zullen eten, doch gijlieden zult hongeren; ziet Mijn knechten zullen drinken, doch gijlieden zult dorsten; ziet Mijn knechten zullen blijde zijn, doch gijlieden zult beschaamd zijn. Ziet, Mijn knechten zullen juichen van goeder harte, maar gijlieden zult schreeuwen van weedom des harten, en van verbreking des geestes zult gij huilen. En gijlieden zult uw naam Mijn uitverkorenen tot een vervloeking laten; en de Heere Heere zal ulieden doden, maar Zijn knechten zal Hij met een anderen naam noemen.”

Zij die kwaad doen zullen zelf nu niet eens denken aan deze plechtige waarschuwing, maar zo zeker als de dag gevolgd wordt door de nacht, net zo zeker zal spoedig hun honger, schande, moeite en rampspoed komen.

7

De naam van de kerkgenootschap zullen ze Gods dienstknechten nalaten, dat wil zeggen aan hun die ontsnappen aan het zwaard van de Heer zal de naam uiteindelijk nagelaten worden. De naam wordt echter alleen als vloek nagelaten, en Zijn dienstknechten zullen bij een andere naam genoemd worden, welke “ de mond des Heren zal noemen.” {1TG44: 7.3}

Jes. 65: 16—“Zodat, wie zich zegenen zal op aarde, die zal zich zegenen in den God der waarheid; en wie zal zweren op aarde, die zal zweren bij den God der waarheid, omdat de vorige benauwdheden zullen vergeten zijn, en omdat zij voor Mijn ogen verborgen zijn.”

In dit vers wordt verondersteld dat de Heer deze vreemde handeling onderneemt omdat Zijn ontrouwe dienstknechten zichzelf niet gezegend hebben in de God van Waarheid. Dus moeten ze zichzelf aan het zegenen in de god van leugens; dat wil zeggen; ze hebben leugens onderwezen, goedgekeurd en verspreid terwijl de Heer moeite doet om al Zijn dienstknechten te zegenen met Waarheid vers van Zijn troon. Hij zal nooit het verleden opbrengen van hen die Zijn Waarheid voor deze tijd omarmen. {1TG44: 8.1}

Jes. 65: 17—“Want ziet, Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vorige dingen zullen niet meer gedacht worden, en zullen in het hart niet opkomen.”

Hier worden we teruggebracht naar de tijd dat de Heer ten slotte de hemel en de aarde vernieuwd. {1TG44: 8.2}

Jes. 65: 18, 19 —“Maar weest gijlieden vrolijk en verheugt u tot in der eeuwigheid in hetgeen Ik schep; want ziet, Ik schep Jeruzalem een verheuging, en haar volk een vrolijkheid. En Ik zal Mij verheugen over Jeruzalem, en vrolijk zijn over Mijn volk en in haar zal niet meer gehoord worden de stem der wening, noch de stem des geschreeuws.”

8

We worden aangemoedigd ons te verheugen omdat Jeruzalem, evenals haar volk geschapen zijn voor vreugde. {1TG44: 9.1}

Jes. 65: 20—“Van daar zal niet meer wezen een zuigeling van weinig dagen, noch een oud man, die zijn dagen niet zal vervullen want een jongeling zal sterven honderd jaren oud zijnde, maar een zondaar honderd jaren oud zijnde zal vervloekt worden.”

Met betrekking tot de heidenen op de nieuwe aarde, die opgekomen zijn in de tweede opstanding, de opstanding van de onrechtvaardigen (Openb. 20: 5) er zal noch geboorte noch dood onder hen zijn honderd jaren lang. Dus de enige kinderen die onder hen zullen zijn, zullen die zijn die uit de dood zijn opgestaan. Derhalve zullen zowel zij die oud zijn en zij die jong zijn honderd jaren geleefd hebben van de opstanding van de onrechtvaardigen af tot aan de tweede dood. Aldus zullen de jongeling en de zondaar, die honderd jaren oud geworden zijn op de nieuwe aarde, beiden bezwijken aan het einde van de eeuw. Dan zullen de rechtvaardigen de hele aarde beërven. {1TG44: 9.2}

Jes. 65: 21, 22—“En zij zullen huizen bouwen en bewonen, en zij zullen wijngaarden planten, en derzelver vrucht eten. Zij zullen niet bouwen, dat het een andere bewone; zij zullen niet planten, dat het een ander ete, want de dagen Mijns volks zullen zijn als de dagen eens booms en Mijn uitverkorenen zullen het werk hunner handen verslijten.”

Wederom zien wij dat het Hiernamaals even werkelijk als natuurlik is als de Tuin van Eden in de dagen toen het geschapen was. Dus zal de boodschap van Elia inderdaad alles herstellen—alles dat door de zonde verloren is gegaan. {1TG44: 9.3}

Jes. 65: 23—“Ze zullen niet tevergeefs arbeiden, noch baren ter verstoring; want zij zijn het zaad der gezegenden des Heeren en hun nakomelingen met hen.”

9

Veel van ons werk hier op aarde wordt tevergeefs gedaan, en vele van onze zonen en dochters worden ook tevergeefs geboren. Maar op de nieuwe aarde zal niemand tevergeefs arbeiden en zal er niets voort gebracht worden ter verstoring. {1TG44: 10.1}

Jes. 65: 24—“En het zal geschieden, eer zij roepen, zo zal Ik antwoorden; terwijl zij nog spreken, zo zal Ik horen.”

Vaak wachten we lang op de antwoorden van sommige van onze gebeden, en velen worden niet zo beantwoord zoals we dat zouden willen. Maar op de nieuwe aarde zal er geen uitstel en geen teleurstelling zijn. {1TG44: 10.2}

Jes. 65: 25—“De wolf en het lam zullen te zamen weiden, en de leeuw zal stro eten als een rund, en stof zal de spijze der slang zijn; zij zullen geen kwaad doen noch verderven op Mijn gansen heiligen berg, zegt de Heere.”

Er zal overal vrede zijn. We zullen geen mensen zien ruziën noch beesten die vechten en elkander opeten. Er zal echte en volmaakte vrede zijn onder hen allen. {1TG44: 10.3}

Als we maar konden beseffen wat God voorbereid heeft voor hen die er van houden Zijn Woord te bestuderen en te wandelen in Zijn eeuwig toenemende Licht, dan zoude we Gods zaak onze hoogste belang maken; dan zouden we onze energie niet verspillen met te streven naar de materiele dingen van het leven. Ze zullen aan ons toegevoegd worden terwijl we ijverig werken voor de opbouw van Zijn Koninkrijk, want Hij Zelf zegt: “De arbeider is zijn loon waardig.” {1TG44: 10.4}

10

Ter Correctie

Tijdige Groeten

De enige gemoedsrust

Vol.1  Nr. 45

                                                                                                             

Plaatje

De Machtige Ezaus en de Bescheiden Jakobs

GEBEDSVOORLEZING

Ik zal lezen uit: “Gedachten van de berg der Zaligsprekingen,” beginnend op bladzijde 129, de eerste alinea: {1TG45: 11.1}

“Alleen maar belijden een discipel te zijn heeft geen waarde….een geloof dat niet tot gehoorzaamheid leidt is een leugen. De apostel Johannes zegt: “Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet.” Laat niemand de gedachte koesteren, dat speciale voorzienigheden of wonderlijke openbaringen het bewijs zullen zijn van de oprechtheid van hun werk of van de ideeën die zij voorstaan. Wanneer mensen lichtvaardig zullen spreken over het Woord van God en hun indrukken, gevoelens en oefeningen zullen stellen boven de goddelijke maatstaf, kunnen wij weten dat zij geen licht in zich hebben. {1TG45: 11.2}

“Gehoorzaamheid is de toets van het discipelschap. Het is het houden van de geboden dat de oprechtheid van onze belijdenis der liefde bewijst. Wanneer de leer die wij aannemen de zonde in ons hart doodt, de ziel reinigt van bezoedeling en vruchten van heiligheid draagt, mogen wij weten, dat het de waarheid Gods is. Wanneer welwillendheid, zachtmoedigheid, een warm hart en medegevoel in ons leven geopenbaard worden, wanneer de vreugde van het doen van het goede in ons hart woont, wanneer wij Christus verhogen en niet onszelf, mogen wij weten, dat ons geloof het goede geloof is. “Hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: Indien wij Zijn geboden bewaren.”” {1TG45: 11.3}

Laten we bidden voor kracht dat ons in staat zal stellen om ons af te keren van huichelaars te zijn, van het zijn van slechts belijders van discipelschap tot oprechte volgers van Christus, levend naar de wijze waarop Hij leefde en werkte—precies de essentie van Christelijkheid. {1TG45: 11.4}

11

DE MACHTIGE EZAUS EN DE BESCHEIDEN JAKOBS

LEZING DOOR V. T. HOUTEFF

BEDIENAAR DER DAVIDIAANSE ZEVENDE DAG ADVENTISTEN

SABBAT, 14 JUNI 1947

CARMEL KAPEL

WACO, TEXAS

We zullen het zes en zestigste hoofdstuk van Jesaja bestuderen. In dit hoofdstuk spreekt de Heer tot twee groepen dienstknechten: de dienstknechten tot aan de reiniging van het heiligdom (Dan. 8: 14)—tot het oordeel der levenden, de zuivering van de kerk (“Testimonies, “Vol. 5, pg. 80), te tijd waarin ze gevonden worden, hun mede dienstknechten “slaand,” etend en drinkend met de dronkaards. De andere dienstknechten zijn de dienstknechten daarna. Om te horen wat de Heer te zeggen heeft aan Zijn eerstgenoemde dienstknechten, als de tijd van de reiniging nadert, zullen we de studie beginnen met de eerste twee verzen van het hoofdstuk. {1TG45: 12.1}

Jes. 66: 1, 2—Alzo zegt de Heere: De hemel is Mijn troon, en de aarde is de voetbank Mijner voeten; waar zou dat huis zijn, dat gijlieden Mij zoudt bouwen, en waar is de plaats Mijner rust? Want Mijn hand heeft al deze dingen gemaakt, en al deze dingen zijn geweest, spreekt de Heere; maar op dezen zal Ik zien, op den arme en verslagene van geest, en die voor Mijn woord beeft.”

Door te zeggen, “de hemel is Mijn troon, en de aarde is de voetbank Mijner voeten,” zegt de Heer eigenlijk dat Hij de aarde niet in de steek heeft gelaten; dat hoewel Zijn troon in de hemel is, Zijn voeten nog steeds op aarde zijn; dat Hij nog steeds geïnteresseerd is in Zijn volk. Maar de vraag: “waar

12

 zou het huis zijn, dat gijlieden Mij zoudt bouwen? En waar is de plaats Mijner rust?”openbaart triest genoeg dat het werk is verwaarloosd, dat noch een huis, noch een rustplaats voor Hem zijn bereid. De volgende verklaring van de Heer bevestigd dit feit verder, want Hij herhaalt dat de dingen die Hij vond alleen die dingen waren, die altijd al daar waren, en die Zijn Eigen hand, niet de hand van Zijn dienstknechten hebben gemaakt. {1TG45: 12.2}

Door dan te zeggen: “Maar op dezen zal Ik zien, op den arme en verslagene van geest, en die voor Mijn woord beeft,” maakt Hij duidelijk bekend dat Zijn ontrouwe dienstknechten van Zijn Werk zijn ontheven, dat anderen, arm en verslagen van geest die beven voor Zijn Woord, hun plaats hebben ingenomen, dat waar de eerstgenoemde dienstknechten niet in slaagden te doen, de latere zullen doen. Tegelijkertijd beschuldigt hij de eerstgenoemde dienstknechten, dat ze zich rijk van geest voelen in niets meer nodig denken te hebben; dat ze niet vrezen voor Zijn Woord. Vandaar dat de dienstknechten die Hem een huis zullen bouwen en een rustplaats voor Hem zullen maken, mannen zullen zijn die arm en verslagen van geest zijn;  mannen die beven voor Zijn Woord; mannen die niet trots en opschepperig zijn, maar die bereid zijn te leren en acht geven op Zijn Woord; mannen die berouwvol zijn en zich zelf zien als alles nodig hebbend in plaats van niets.  Ten slotte verklaart de Heer boos: {1TG45: 13.1}

Jes. 66: 3, 4—Wie een os slacht, slaat een man; wie een lam offert, breekt een hond den hals; wie spijsoffer offert, is als die zwijnenbloed offert; wie wierook brandt, is als die een afgod zegent. Dezen verkiezen ook hun wegen, en hun ziel heeft lust aan hun verfoeiselen. Ik zal ook verkiezen het loon hunner handelingen, en hun vrezen zal Ik over hen doen komen, omdat Ik geroepen heb, en niemand antwoordde, Ik gesproken heb en zij niet hoorden, maar deden dat kwaad is in Mijn ogen, en verkoren hetgeen waartoe Ik geen lust

13

had.”

Ongeacht hoe goed of hoe belangrijk het offer mag zijn, zolang wij Hem op onze eigen manier dienen zijn onze gaven en offeranden een gruwel voor Hem. Hoewel het de zwaarste taak is die men onder ogen moet zien, moet de mens als hij vrede met God wil maken zijn eigen weg verlaten. {1TG45: 14.1}

Hoewel ze niet horen en niet willen horen, valt er niet aan te twijfelen dat God nu zijn waarschuwende boodschap tot Zijn ontrouwe gewichtige dienstknechten heeft gestuurd. Gezegd hebbende wat Hij tot hen wenste te zeggen, keert Hij zich nu naar Zijn nieuw gehuurde dienstknechten: {1TG45: 14.2}

Jes. 66: 5, 6— Hoort des Heeren woord, gij die voor Zijn woord beeft! Uw broeders, die u haten, die u verre afzonderen, om Mijns Naams wil, zeggen: dat de Heere heerlijk worde! Doch Hij zal verschijnen tot ulieder vreugde, zij daarentegen zullen beschaamd worden.”

Sommigen hebben reeds de ervaring gehad van lichamelijk uit de kerken gedragen te worden, om geen andere reden dan voor het gelezen hebben van “De Herdersstaf,” en door gezegd te hebben: Ik geloof wat het zegt. Het is vanzelfsprekend onwaarschijnlijk dat mensen zich als demonen gedragen. Toch is het zo en God Zelf getuigt tegen hun demonische praktijken. We hebben geen zelf medelijden en zijn totaal niet boos op onze tegenstanders, maar betreuren hun geestelijke blindheid, ellende, armoede en naaktheid, omdat we weten dat de toekomstige vreugde de onze zal zijn, en de bezorgdheid en schande en knarsen van tanden voor hen. Dit weten we zo zeker als Jakob wist dat God met hem was in zijn vlucht van het aangezicht van Ezau. {1TG45: 14.3}

14

De Ezau’s van vandaag weten dit echter niet. Neen ze weten het nog minder dan dat Ezau van oudsher iets wist van de nacht visioen van Jakob, van de ladder die vanuit de hemel uitgestrekt werd naar het door dauw bedekte bed van Jakob. {1TG45: 15.1}

Als er een deel van de Bijbel Tegenwoordige Waarheid moet worden, is Jesaja 66: 5 dat zeker. Derhalve zal er een stem van groot rumoer uit de stad zijn, een stem uit den tempel tegen ons; maar de stem van de Heer, de boodschap van vandaag, is wat telt en wat alle dingen in orde brengt. Bent u bang om uitgeworpen te worden? Of beeft u voor Gods Woord? Nu moet u uw keus maken tegen de oppositie als u erop rekent in het eeuwige Koninkrijk te zijn. {1TG45: 15.2}

Jes. 66: 7— Eer zij barensnood had, heeft zij gebaard, eer haar smart overkwam, zo is zij van een knechtje verlost.”

Een vrouw die een kind baard voordat ze barensnood heeft en voordat haar pijn komt, is een ongelofelijke iets, een wonder. En dat is precies wat gebeurde met de kerk toen de Heer geboren werd in een kribbe te Bethlehem: De kerk kende haar bezoeking niet, en hoewel ze de behoefte tot een Verlosser niet voelden ( geen barensnood had), toch bracht ze een kind voort. Maar volgens het volgende vers, zal de kerk in deze dagen een nog groter wonder ervaren dan de kerk in de dagen van Christus: {1TG45: 15.3}

Jes. 66: 8—Wie heeft ooit zulks gehoord? Wie heeft dergelijks gezien? Zou een land kunnen geboren worden op een enigen dag? Zou een volk kunnen geboren worden op een enige reize? Maar Sion heeft weeën gekregen, en zij heeft haar zonen gebaard.”

De kerk is nu vol met onkruid, met slechte vissen en met bokken. Het is moeilijk om de heiligen te vinden. Ze zal

15

 niettemin tegelijkertijd een menigte van bekeerlingen voortbrengen die niemand tellen kan. Het kerkgenootschap gelooft dit niet; nee, niet minder dan de joden geloofden dat de Verlosser in een kribbe was geboren, nog minder verwachten ze dat de vissers van Galilea de plaats in zouden nemen van de vrome priesters en van de verheven godsdienstige leiders van vandaag, en nog minder verwachten ze dat de heidenen zouden delen in de beloften van Israel. Het kerkgenootschap van vandaag denkt ook dat morgen als vandaag zal zijn, dat de Heere God mensen voor altijd zal laten doen wat zij willen. Ze weten niet dat de Heer het heft in eigen handen neemt (“Testimonies to Ministers,” p. 300). Ze denkt nog steeds dat ze rijk is en verrijkt (Waarheid), en aan geen ding gebrek heeft. De kerk zal niettemin alle de beloften in vervulling zien gaan. Ze zal zien dat deze schriftgedeelten niet in de Bijbel zijn om slechts de plaats te vullen. Zodra ze aldus in barensnood is, en haar behoefte voelt, precies dan zullen haar voorhoven gevuld worden met heiligen en zal haar werk beëindigd zijn. {1TG45: 15.4}

Jes. 66: 9—“Zal ik de baarmoeder openbreken, en niet genereren? Zegt de Heere; zou Ik Die genereer, voortaan toesluiten? Zegt uw God.”

Zou de Heer deze beloften gedaan hebben als Hij niet in staat zou zijn om ze te vervullen? Dit is de grote vraag voor u, voor mij. En zou Hij aan iets beginnen als Hij uitvoeren en volbrengen? U moet niet licht aan deze vragen voorbij gaan, want uw antwoorden zullen uw lot bepalen. {1TG45: 16.1}

Jes. 66: 10-14—“Verblijdt u met Jeruzalem, en verheugt u over haar, al haar liefhebbers! Weest vrolijk over haar met vreugde, gij allen, die over haar zijt treurig geweest! Opdat gij moogt zuigen, en verzadigd worden van de borsten harer vertroosting; opdat gij moogt uitzuigen, en u verlusten met den

16

 glans harer heerlijkheid. Want alzo zegt de Heere; Ziet, Ik zal den vrede over haar uitstrekken als een rivier, en de heerlijkheid der heidenen als een overlopende beek; dan zult gijlieden zuigen; gij zult op de zijden gedragen worden, en op de knieën zeer vriendelijk getroeteld worden. Als een, dien zijn moeder troost, alzo zal Ik u troosten,; ja gij zult te Jeruzalem getroost worden. En gij zult het zien, en uw hart zal vrolijk zijn; en uw beenderen zullen groenen als het tedere gras; dan zal de hand des Heeren bekend worden aan Zijn knechten, en Hij zal Zijn vijanden gram worden.”

Hier worden we verteld dat alleen zij die treuren over Jeruzalem, zij die bidden voor de vastlegging van Zijn antitypische troon van David, en koninkrijk zullen zich met haar verheugen. Zij en alleen zij, zullen profijt hebben van de overvloed van haar heerlijkheid. Niemand anders zal in haar vrede delen en haar overvloedige heerlijkheid. Nee, niemand anders zal vertroeteld worden op haar knieën. De zondaren zullen niet getroost worden in Jeruzalem, en hun lauwheid zal vuurrood worden en zal er voor zorgen dat ze naar de heuvels en de rotsen van de bergen rennen. (Openb. 6: 14-17). {1TG45: 17.1}

Jes. 66: 15-17—“Want ziet de Heere zal met vuur komen, en Zijn wagenen als een wervelwind; om met grimmigheid Zijn toorn hiertoe te wenden, en Zijn schelding met vuurvlammen. Want met vuur en met Zijn zwaard zal de Heere pleiten met alle vlees; en de verslagenen des Heeren zullen vermenigvulgdigd zijn. Die zichzelven heiligen, en zichzelven reinigen in de hoven, achter een in het midden derzelve die zwijnenvlees eten en verfoeisel, en muizen; tezamen zullen ze verteerd worden, spreekt de Heere.”

Nadat God alles gedaan heeft wat Hij kan om het pad van zijn dienstknechten te leiden, wanneer er “geen geneesmiddel meer,” is , precies dan zal een Heilige vergelding getroffen worden. Zij die door gaan met in hun eigen wegen te wandelen,

17

zullen zichzelf op de brede weg vinden waar er geen Heilige barmhartigheid is, waar de wreker van het recht Zijn tol eist. {1TG45: 17.2}

Er zijn sommigen die zichzelve heiligen en zichzelve reinigen in de hoven, achter een boom (achter de leider); dat is, ze pretenderen heel godsdienstig te zijn in hun verzamelplaatsen, erop vertrouwend dat de predikant ze door naar het Koninkrijk zal leiden. Ze verlustigen zich in het gebruiken van verboden vleessoorten en tegelijkertijd pretenderen ze opschepperig heilig en rein te zijn. Voor de Heer echter lijken ze op wit gewassen grafkelder vol rot vlees, zoals bekers die schoon zijn aan de buitenkant, maar vuil aan de binnenkant. {1TG45: 18.1}

Jes. 66: 18, 19—“Want ik ken hun werken en hun gedachten; het komt, dat Ik vergaderen zal alle heidenen en tongen, en zij zullen komen, en zij zullen Mijn heerlijkheid zien. En Ik zal een teken aan hen zetten, en uit hen, die het ontkomen zullen zijn, zal Ik zenden tot de heidenen, naar Tarsis, Pul, en Lud, de boogschutters, naar Tubal en Javan, tot de ver gelegen eilanden, die Mijn gerucht niet gehoord, noch Mijn heerlijkheid gezien hebben; en zij zullen Mijn heerlijkheid onder de heidenen verkondigen.”

Wat de Heer op het punt staat te doen zal niet in het geheim gedaan worden. Het is geen denkbeeldig iets niet iets verhult in een mysterie om over te gissen; maar het is een duidelijk en open handeling voor alle volkeren. {1TG45: 18.2}

      Mensen twisten tot hun eigen vernietiging dat dit een geestelijke slachting is, (Wat is een geestelijke slachting? – niemand weet dat) hoewel het duidelijk te zien is dat het het oordeel van de levenden is. Het feit dat het kerkgenootschap langer dan een eeuw heeft geleerd, dat het oordeel der doden de goede van de slechte zal scheiden (het onkruid van de tarwe) bewijzen

18

 hun dwaze redeneringen nu dat ze niet alleen onwetend hierover zijn, maar ook nog blind (Openb. 3: 17), dat zelf nadat het verteld en gewezen is wat het is, ze het niet kunnen zien! Hoewel ze beweren te weten dat het oordeel de tarwe van het onkruid zal scheiden, de goede van de slechte, dat wil zeggen het heiligdom reinigen door de namen uit te wissen van de slechten en de zonden van de goeden, geven ze niet toe dat deze vreemde handeling van God, niets anders is dan het oordeel van de Levenden in het huis van God (1 Petr.4: 17), het reinigen van het heiligdom (Dan. 8: 14), het zuiveren van de kerk (“Testimonies, “Vol. 5., pg 80), het reinigen van de tempel (Mal. 3: 1-3). {1TG45: 18.3}

Tracht uzelf niet langer te vertroosten dat deze slachting van de Heer iets denkbeeldig is, of dat het plaats vind na de sluiting van de genadetijd. Wees nu gereed, zodat u niet valt. Laat niemand u aandacht ervan afleiden. {1TG45: 19.1}

Het vers dat u net las legt uit dat zij die “ontkomen” aan het zwaard van de Heer, zal Hij zenden naar de heidenen, naar hen die nog niet van Zijn gerucht gehoord hebben, noch Zijn heerlijkheid gezien hebben en zij zullen Zijn heerlijkheid onder de heidenen verkondigen; ze zullen allen die gered willen worden naar het huis van de Heer brengen. Laten we hier de juiste woorden van de Heer lezen: {1TG45: 19.2}

Jes. 66: 20, 21—“En zij zullen al uw broeders uit alle heidenen den Heere ten spijsoffer brengen, op paarden, en op wagenen, en op rosbaren, en op muildieren, en op snelle lopers, naar Mijn heiligen berg toe, naar Jeruzalem, zegt de Heere, gelijk als de kinderen Israels het spijsoffer in een rein vat brengen ten huize des Heeren. En ook zal Ik uit dezelve enigen tot priesters en tot Levieten nemen, zegt de Heere.”

Met het oog op het feit nu, dat zij die aan de slachting van de Heer ontkomen als missionarissen,

19

zendelingen en predikanten naar al de naties en volkeren worden gestuurd die God en Zijn evangelie nog niet kennen, is er slechts een conclusie; dat de slachting alleen plaats vind onder Gods volk; dat het het oordeel van de levenden in “het huis van God,”is (1 Petr. 4: 17); dat herders geslacht worden omdat ze de schapen van de groene weiden, (tegenwoordige Waarheid) van de Heer hebben weggehouden; dat de trouwe leken hun plaats in nemen; dat dan de kerk, “helder als de zon, schoon als de maan en verschrikkelijk als een leger met banieren,” de hele wereld in zal gaan, overwinnend en om te overwinnen.” Aldus wordt het evangelie werk beëindigd en de wrede wereld tot een einde gebracht. {1TG45: 19.3}

“Alleen zij die de beproevingen in de kracht van de Almachtige hebben doorstaan zullen toegestaan deel te hebben in het verkondigen ervan[Drie Engelen Boodschap], wanneer het zal opzwellen tot de Luide Roep.”—“The Review and Herald,” Nov. 19, 1908. {1TG45: 20.1}

“… Wij zijn geneigd te denken dat waar er geen getrouwe predikanten zijn, er ook geen ware christenen kunnen zijn, maar dit is niet het geval. God heeft beloofd dat waar de herders ontrouw zijn, Hij de kudde zelf zal leiden. God heeft de kudde nooit geheel afhankelijk gemaakt van mensen. Maar de dag waarin de kerk gezuiverd wordt, nadert. God zal een rein en getrouw volk hebben. In de grote zifting, die spoedig zal plaatsvinden, zullen wij beter in staat zijn om de kracht van Israel te meten. De tekenen openbaren dat de tijd nabij is waarin de Heer zal laten zien dat Hij de wan in Zijn eigen hand heeft en de dorsvloer grondig zal zuiveren.”—“Testimonies,” Vol. 5, pg. 80; “Getuigenissen,” Deel 5, pg. 70. {1TG45: 20.2}

Jes. 66: 22—“Want gelijk als de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik maken zal, voor Mijn aangezicht zullen staan, spreekt de Heere, alzo zal

20

ook ulieder zaad en ulieder naam staan.”

Met dit vers begint Inspiratie dingen te onthullen die plaats vinden op de nieuwe aarde. {1TG45: 21.1}

Jes. 66: 23—“En het zal geschieden, dat van de ene nieuwe maan tot de andere, en van den enen sabbat tot den anderen, alle vlees komen zal om aan te bidden voor Mijn aangezicht, zegt de Heere.”

De Sabbat, ziet u, is zo eeuwig als de aarde. Het moet niet alleen nu gehouden worden, maar zelf als deze door zonden vervloekte aarde nieuw is gemaakt. En niet alleen nu hoort Gods volk elkaar elke sabbat in het Huis van de Heer te ontmoeten, maar ze zullen dit vreugdevol in eeuwigheid voortzetten. {1TG45: 21.2}

Jes. 66: 24—“ En zij zullen henen uitgaan, en zij zullen de dode lichamen der lieden zien, die tegen Mij overtreden hebben; want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitgeblust worden, en zij zullen allen vlees een afgrijzing wezen.”

Hoewel de voorgaande verzen van dit hoofdstuk niet door velen zijn bestudeerd, zijn de laatste twee door velen besproken en bediscussieerd. Voor sommigen betekend het dat er een eeuwige kwelling zal zijn. Maar ondersteunt de Schrift eigenlijk wel zo een gedachte? –Neen, dat doet het niet. De definitie van “karkassen,” is “levenloze lichamen.” “En de profeet Maleachi zegt: “Want ziet de dag komt, brandende als een oven, dan zullen alle hoogmoedigen, en al wie goddeloosheid doet, een stoppel zijn, en de toekomstige dag zal ze in vlam zetten, zegt de Heere der heirscharen, Die hun noch wortel, noch tak laten zal. Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen,

21

als mestkalveren. En gij zult de goddelozen vertreden; want zij zullen as worden onder de zolen uwer voeten, te dien dage, dien Ik maken zal, zegt de Heere der heirscharen. Mal. 4: 1-3. {1TG45: 21.3}

Eerst de karkassen en als laatst het as van de ontrouwe dienstknechten die onder de voeten van de heiligen zijn, kunnen amper aanduiden dat zij die ontrouw zijn in het “hellevuur,” worden geduwd om daar voor altijd te leven. Bovendien aangezien alleen de rechtvaardigen het eeuwig leven wordt gegeven, moeten de slechten de eeuwige dood gegeven worden. Verder, kan “tweede dood,” (Openbaring 20: 14) geen “tweede leven,” betekenen. {1TG45: 22.1}

De theorie van eeuwige kwelling is oppervlakkig afgeleid van de bewering: “hun worm zal niet sterven.” “Hun worm, “ de wormen die zich volproppen  op hun karkassen, kunnen echter onmogelijk de zielen van de mensen betekenen. Ten minste, het kan niet zulks betekenen voor hem die diep graaft in de bron van zaligheid, en die voor zichzelf denkt en redeneert. Zo iemand leest tussen de lijnen en merkt de volle waarde op van elk woord. Als, “worm,” iets betekend, dan betekend het dat de worm zich te goed doet aan de karkassen, dat het de instrument is die de onderdelen van de karkassen vermindert tot hun originele elementen. Inderdaad, zal “de worm niet sterven,”; het zal zeker zijn verterende werk volbrengen; de karkassen zal Hij tot stof doen wederkeren, want stof zijt gij,; zegt de schrift, “en tot stof zult gij wederkeren.” Gen. 3: 19. Het is dit afbrekend instrument, de verterende worm die niet dood gaat. Bovendien worden we verteld dat de ziel die zondigt zal sterven. (Ezech. 18: 4). {1TG45: 22.2}

Het is duidelijk dat het prediken van een eeuwig lijden in hellevuur, in plaats van eeuwige dood, gedreven wordt door zogenaamde gewetenloze zielen winners

22

die hun gehoor door angst hun kerk in trachten te drijven. Maar als ze wisten dat alleen de wedergeborenen door de liefde van de Waarheid het recht gegeven zal worden om de Heilige Stad in te gaan, als ze wisten dat zij die door angst gedreven moeten worden om in te gaan, daarvan uitgesloten zullen worden, als ze wisten dat alles wat een leugen maakt ook niet het recht gegeven wordt om daarin te gaan,–als ze met geheel hun hart dit alles wisten, zouden ze misschien stoppen met eeuwig leven in het hellevuur te prediken en beginnen met eeuwige liefde voor de Waarheid te prediken. Laten we nu onze studie beëindigen door het lezen van de slot bede van de Heer: {1TG45: 22.3}

“Waakt dan: want gij weet niet, in welke ure uw Heere komen zal. Maar weet dit dat zo de her des huizes geweten had, in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben, en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. {1TG45: 23.1}

“Daarom, zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. Wie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, denwelken zijn heer over zijn diensboden gesteld heeft, om hunlieder hun voedsel te geven ter rechtertijd?  Zalig is die dienstknecht, welken zijn heer, komende, zal vinden alzo doende. Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem zal zetten over al zijn goederen. {1TG45: 23.2}

“Maar zo die kwade dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen; En zou beginnen zijn mededienstknechten te slaan, en te eten en te drinken met de dronkaards. Zo zal de heer van dezen dienstknecht komen ten dage, in welken hij hem niet verwacht, en ter ure, die hij niet weet; En zal hem afscheiden, en zijn deel zetten met de geveinsden; daar zal wening zijn en knersing der tanden.” Matt. 24: 42-51. {1TG45: 23.3}

U heeft slechts één juiste keus te maken, en dat is om te stoppen om het gezelschap van de machtige Ezaus, te houden en u te voegen bij de bescheiden met Waarheid beladen Jakobs. {1TG45: 23.4}

23

>