fbpx

Deel 1 Tijdige Groeten Nrs. 29, 30

Ter Correctie

Tijdige Groeten

De enige gemoedsrust

Vol.1 Nr. 29

                                                                                                            

Plaatje

Een Vertrapt Koninkrijk Stijgend Naar Bekendheid en Vrede

GEBEDSVOORLEZING

Ik zal lezen uit: “Gedachten van de berg der Zaligsprekingen,” p. 114, de eerste alinea. Deze alinea is gebaseerd op het schrift gedeelte dat zegt: “Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden.” {1TG29: 2.1}

GBZ. p. 114—“De Here geeft geen bepaalde voorwaarden, behalve dat u moet hongeren naar Zijn barmhartigheid, Zijn raad moet verlangen en naar Zijn liefde moet dorsten. “Bidt” Het vragen maakt duidelijk, dat u uw behoefte gevoelt; en wanneer u in het geloof vraagt, zult u ontvangen… Wanneer u vraagt om de zegeningen die u nodig hebt, opdat u uw karakter kunt vervolmaken naar het beeld van Christus, verzekert de Heere u, dat uw bede naar de belofte verhoord zal worden. Het feit dat u voelt en weet dat u een zondaar bent, is een voldoende reden te vragen om Zijn genade en ontferming. De voorwaarde, waarop u tot God moogt komen is niet dat u heilig moet zijn, maar dat u gaarne door Hem gereinigd wordt van alle zonde en gezuiverd van alle ongerechtigheid. De grond waarop wij nu en altijd mogen pleiten is onze grote nood, onze volkomen hulpeloze toestand, die Hem en Zijn verlossende kracht tot een noodzaak maken. {1TG29: 2.2}

Hoe geruststellend zou deze driemaal herhaalde belofte moeten zijn voor ons zondige mensen! De heer legt geen gecompliceerde moeilijk te evenaren omstandigheden neer. Hij zegt slechts: “Bidt” Door te vragen naar de zegeningen die wij nodig hebben om onze karakters te vervolmaken in Christus, geven we onze verlangen te kennen voor Zijn raad en Zijn hulp, we demonstreren daardoor dat we feitelijk onze hulpeloosheid zonder Hem beseffen. Wanneer wij dit doen, hoeven niet te vrezen dat de Heer ons in de steek zal laten. Inderdaad niet, want Hij is de Persoon van Zijn woord. {1TG29: 2.3}

 Met het oog hierop, wat zal ons gebed deze middag zijn ? –Eenvoudig dat wij onze nood beseffen, dat we mogen verlangen om van zonden gereinigd te worden, en dat we in geloof mogen bidden, met zekerheid wetend dat we zullen ontvangen. {1TG29: 2.4}

2

EEN VERTRAPT KONINKRIJK STIJGEND NAAR BEKENDHEID EN VREDE

LEZING  DOOR V. T. HOUTEFF

BEDIENAAR DER DAVIDIAANSE ZEVENDE DAG ADVENTISTEN

SABBAT, 22 FEBRUARI 1947

CARMEL KAPEL

WACO, TEXAS

We zullen nu het boek Jesaja bestuderen, beginnend met het eerste hoofdstuk, en vervolgend tot in het tweede hoofdstuk. Het eerste deel van hoofdstuk één, zoals u weet, behandelt de zonden van het oude Israel, terwijl het laatste deel van het hoofdstuk, te zamen met het tweede hoofdstuk, de  her-bevestiging van het Koninkrijk in de laatste dagen behandelt. Dit laatste onderwerp, is het dat wij vandaag specifiek zullen bestuderen. {1TG29: 3.1}

De profeet Jesaja die de opdracht gegeven was een verslag te maken van wat het Volk van God lang geleden evenals in de laatste dagen van hun geschiedenis zou overkomen, ontvouwd snel het feit dat de Heer tegelijkertijd, niet alleen Zijn volk in de oude tijd in gedachten had, maar ook Zijn volk in onze tijd. (Deze zelfde tweevoudige visie toepassing over het onderwerp zult u door de hele Bijbel ontdekken.) {1TG29: 3.2}

In verband hiermee zouden we de vraag moeten opbrengen, Is ons verslag als een volk beter of slechter dan dat van de Joden? Dit kan meteen opgelost worden door te lezen: “ Testimonies,” Vol. 3, pp. 252, 253 –Getuigenissen,” Deel 1, p 335. {1TG29: 3.3}

We zullen nu meteen lezen— {1TG29: 3.4}

“De boodschap aan de gemeente der Laodicensen houdt een scherpe veroordeling in, en is van toepassing op het volk

3

 van God in deze tegenwoordige tijd. {1TG29: 3.5}

“En schrijf aan de engel van de Gemeente der Laodicensen: Dit zegt de Amen, de trouwe en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods: Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet; och, of gij koud waart, of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijn, en noch zegt: Ik ben rijk en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet dat gij zijt ellendig, en jammerlijk en arm, en blind en naakt.” Openb. 3: 14-17. {1TG29: 4.1}

“De Here toont ons hier, dat de boodschap, die aan Zijn volk gebracht moet worden door dienstknechten, die Hij geroepen heeft om het volk te waarschuwen, geen boodschap is van vrede-en-veiligheid. Ze is niet louter theoretisch, maar practisch in elk opzicht. Het volk Gods wordt in de boodschap aan de Laodicensen voorgesteld als verkerende in vleselijke gerustheid. Zij voelen zich op hun gemak en wanen zich in een positie van geestelijke verhevenheid. “ Want gij zegt: Ik ben rijk en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm en blind en naakt.” {1TG29: 4.2}

“Welke grotere misleiding kan er over mensen komen dan een vertrouwen dat ze goed staan, en juist het tegendeel is het geval! De boodschap van de waarachtige Getuige vindt het volk Gods in een treurig zelfbedrog; hoewel ze in die misleiding toch eerlijk zijn. Ze weten niet dat hun toestand in Gods oog ellendig is. Terwijl degenen, tot wie de boodschap gericht is, zich vleien dat ze zich in een verheven geestelijke positie bevinden, doorbreekt de boodschap van de waarachtige Getuige hun gerustheid door de scherpe veroordeling van hun ware toestand van geestelijke blindheid, armoede en rampzaligheid. Het getuigenis, zo scherp

4

 en streng kan geen vergissing zijn, want het is de waarachtige Getuige, die spreekt en Zijn getuigenis moet correct zijn. {1TG29: 4.3}

“Het is moeilijk voor hen, die zich zo veilig wanen in hun verworvenheden, en die menen dat zij rijk zijn in geestelijke kennis, de boodschap te ontvangen, die zegt dat ze misleid zijn en elke geestelijke genade zo hoog nodig hebben. Het ongeheiligde hart is “arglistig, maar dan enig ding, ja dodelijk is het.” Jeremia 17: 9. Mij werd getoond dat velen zich vleien goede Christenen te zijn, die geen straal licht van Jezus bezitten. Zij hebben in het goddelijke leven voor zich persoonlijk geen ware ervaring. Zij moeten zich tot in hun diepste wezen voor God verootmoedigen, voor ze werkelijk aanvoelen hoe ze zich moeten inspannen om de kostelijke gaven des Geestes te verkrijgen.

“Testimonies,” Vol. 3, pp. 252, 253 –Getuigenissen,” Deel 1, p 335-336. {1TG29: 5.1}

Ik hoef niet verder te lezen. Inspiratie stelt duidelijk dat er vandaag een boodschap gedragen moet worden naar Gods volk; dat die boodschap niet door gewone mannen gedragen zal worden, maar door predikanten speciaal geroepen voor dit doe; en dat het niet een boodschap van vrede en veiligheid is zoals de predikanten in het algemeen het uiteraard willen hebben. De schrijver doet moeite ons te doordringen van het feit dat het volk van God misleid is door zich in te beelden dat ze zich in een verheven positie bevinden. Ja, Gods volk in deze tijd zijn in alle opzichten misleid zoals de Joden waren, in de dagen van de eerste advent van Christus. In feite zijn ze waarschijnlijk zelf erger eraan toe, want zij hebben de typen als voorbeeld gehad van het verleden, evenals toegevoegd licht schijnend op hun pad, welke de ouden niet hadden. {1TG29: 5.2}

De profeet Jesaja had droevig nieuws voor Gods volk in zijn dagen: Hij vertelde hen dat als ze voortgingen op hun verkeerde wegen, zouden ze allen, goed en slecht gelijk,

5

verstrooid worden en opgenomen worden door de heidenen. Maar voor de getrouwen van vandaag, heeft hij goed nieuws: {1TG29: 5.3}

Jes. 1: 24-26—“Daarom spreekt de Heere, Heere der heirscharen, de Machtige Israels: O wee! Ik zal Mij troosten van Mijn wederpartijders. Ik zal Mij wreken van Mijn vijanden. En Ik zal Mijn hand tegen u keren, en Ik zal uw schuim op het allerreinste afzuiveren, en Ik zal uw tin wegnemen. En ik zal u uw rechters wedergeven, als in het eerste en uw raadslieden als in den beginne; daarna zult gij een stad der gerechtigheid, een getrouwe stad genoemd worden.”

In plaats van allen als een volk te laten lijden onder de gevolgen van hun zonde, belooft de Heer te dien dage alleen Zijn vijanden te wreken, Zijn tegenstanders die in Zijn kerk zijn. Hij zal Zijn kerk louteren en zuiveren en zijn rechters en raadslieden herstellen zoals in den beginne. Dan zal ze inderdaad genoemd worden: “De stad van gerechtigheid, de getrouwe stad.” {1TG29: 6.1}

“Ziet de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik het huis van Israel, en het huis van Juda bezaaien zal met zaad van mensen en zaad van beesten. En het zal geschieden, gelijk als Ik over hen gewaakt heb, om uit te rukken, en af te breken, en te verstoren, en te verderven, en kwaad aan te doen,: alzo zal Ik over hen waken, om te bouwen en te planten, spreekt de Heere. {1TG29: 6.2}

   In die dagen zullen zij niet meer zeggen: De vaders hebben onrijpe druiven gegeten, en der kinderen tanden zijn stomp geworden. Maar een iegelijk zal om zijn ongerechtigheid sterven; een ieder mens ,die de onrijpe druif eet, zijn tanden zullen stomp worden.” Jer. 31: 27-30. {1TG29: 6.3}

Jes. 1: 27, 28–  “Zion zal door recht verlost worden, en haar wederkerenden door gerechtigheid. Maar er zal verbreking zijn der onvertreders, en der

6

zondaars te zamen; en die den Heere verlaten, zullen omkomen.”

In deze verzen wordt een onderscheid gemaakt tussen de overtreders en de zondaars. Er is geen twijfel aan dat de zondaren diegene zijn die voortdurend in zonde leven, terwijl de overtreders diegene moeten zijn die zo nu en dan zondigen. Niettemin zal hun einde hetzelfde zijn: Beiden de zondaren uit gewoonte en die bij gelegenheid zullen te zamen vernietigd worden. {1TG29: 7.1}

Jes. 1: 29-31—“want zij zullen beschaamd worden om der eiken wil, die gijlieden begeerd hebt, en gij zult schaamrood worden, om der hoven wil, die gij verkoren hebt. Want gij zult zijn als een eik, welks bladeren afvallen, en als een hof, die geen water heeft. End e sterke zal wezen tot grof vlas, en zijn werkmeester tot een vonk, en zij zullen beiden te zamen branden, en er zal geen uitblusser wezen.”

Dit is precies wat de slechten terecht mogen verwachten. Het is het beste wat God hen kan geven, want ze maken het niet mogelijk om iets anders te hebben. {1TG29: 7.2}

Nu zullen we verder gaan naar het tweede hoofdstuk van de profetie van Jesaja, want het is een voortzetting van het eerste. Aangezien vers één slechts een inleiding is van wat de profeet zal zeggen, zal ik het lezen ervan weglaten, en beginnen met— {1TG29: 7.3}

Jes. 2.: 2—En het zal geschieden in het laatste der dagen dat de berg van het huis des Heeren, zal vastgesteld zijn op de top der bergen, en dat hij zal verheven worden boven de heuvelen, en tot denzelven zullen alle heidenen toevloeien.”

Uit de ruïnes van zowel Juda en Israel, zal een Koninkrijk en een volk verrijzen, welke verheven zal worden

7

boven alle volkeren. {1TG29: 7.4}

Ook de Profeet Daniel, verklaart duidelijk: “… In de dagen van deze koningen, zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid.” Daniel 2: 44. {1TG29: 8.1}

Merk op dat het Koninkrijk waarover Daniël spreekt, zal worden gevestigd “in de dagen van deze koningen,” niet na hun dagen. Merk bovendien op dat het dit Koninkrijk is (de gereinigde kerk) dat het grote beeld breekt. Tot dit komende Koninkrijk (de kerk, “gezuiverd,” gereinigd) “zal de verzameling van het volk zijn” (Gen. 49: 10). {1TG29: 8.2}

Wanneer de hoofdkwartieren van het evangelie op deze wijze zijn vastgesteld, dan wordt het een zekerheid dat het werk zonder oponthoud beëindigd zal worden. Het evangelie van Christus zal dan een overvloedige oogst binnenhalen, en de bekeerde schare zullen in plaats van hun spaden en hun sikkelen te slaan om instrumenten te maken om mensen te doden, zullen in de plaats daarvan hun zwaarden en spiesen in boerderij gereedschappen slaan—in plaats van te werken om te doden, zullen ze bewerken om te voeden. {1TG29: 8.3}

De profetieën zijn eenvoudig en logisch, leerzaam en verlichtend. God van vanzelfsprekend de wereld niet redden door een kerk die verloren is. Zelf de gedachte zal onwaarschijnlijk lijken als we ons zelf deze vragen stellen: Hoe kan Hij mogelijkerwijs door Zijn kerk de wereld uit haar zonden leiden, terwijl de zonde temidden van Zijn kerk gedijt? Hoe kan Hij de wereld leiden in alle Waarheid, terwijl zij die Hij aan het gebruiken is om de voortschrijdende  Waarheid te onderwijzen totdat Hij komt zich inbeelden dat ze rijk zijn en aan geen ding behoefte hebben, terwijl ze in feite alles nodig hebben? – zelf blind en naakt zijn en op het punt staan

8

 uitgespuwd te worden. Hoe kan Hij tot Zijn volk zeggen die in “Babylon” zijn, “Kom uit haar Mijn volk, dat u geen deel hebt aan haar zonden en dat u niet ontvangt van haar plagen,”als Hij ze in een kerk moet brengen waarin zonde wordt uitgeoefend? Met het oog op het feit dat de kerk met zonde en zondaren in haar midden net zo kwetsbaar is voor de plagen als Babylon, hoe erger zou zijn volk af zijn als ze in Babylon gelaten waren? {1TG29: 8.4}

Het antwoord op al deze vragen is eenvoudig dit: Er moet een bewustwording van geestelijke armoede en een ernstigheid in het zoeken naar Waarheid komen. Er moet een einde komen aan de zonde, er moet een zondeloze plaats en volk zijn—een ark van veiligheid, bij wijze van spreken, als we ooit gered willen worden van de plagen. Ook de “Achans,”moeten weggedaan worden, voordat Israel kan zegevieren en het land overnemen. God in Zijn wijsheid, weet dat het beter is in vergelijking weinig vijanden van de Waarheid te vernietigen, dan de hele wereld te verliezen. Al de hindernissen moeten verwijderd worden. {1TG29: 9.1}

Dan zal de kerk een tweede Pinksteren hebben. Dan zal ieder kerklid vervuld worden met de Geest: En daarna [na de “late regen”] zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees en uw zonen  en uw dochteren zullen profeteren; uw oden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien; Ja ook over de dienstknechten en over de dienstmaagden zal Ik in die dagen Mijn Geest uitgieten.” Joel 2: 28,29. {1TG29: 9.2}

Laat ons nu, precies op dit moment plechtig en ijverig acht slaan op de smeekbeden van de Heer tot Zijn volk. {1TG29: 9.3}

Jes. 2: 5.– :”Komt, gij huis van Jakob, en laat ons wandelen in het licht des Heeren.”

9

    Dit vers suggereert overduidelijk, dat tot nu toe Gods volk in het licht van mensen aan het wandelen was. {1TG29: 10.1}

Jes. 2: 6“Maar Gij hebt Uw volk, het huis van Jakob, verlaten, want zij zijn vervuld met goddeloosheid, meer dan het oosten, en zij zijn guichelaars gelijk de Filistijnen, en aan de kinderen der vreemden tonen zij hun behagen.”

Zijn volk als een organisatie heeft Hem in de steek gelaten, maar als een enkelingen die in Zijn licht komen lopen om Hem te volgen, in Waarheid en gerechtigheid worden ze opnieuw aangenomen. Wanneer de huidige strijd over de boodschap van het uur beëindigd is, dan zullen zij de het reinigingsproces hebben overleefd, het Oordeel van de Levenden in het huis van God (1 Petr. 4: 17), het reinigen van het heiligdom (Dan.8: 14), inwoners worden van Sion en van Jeruzalem, de leden van de kerk, het lichaam van Christus. {1TG29: 10.2}

Jes. 2: 7— “En hun land is vervuld met zilver en goud, en hunner schatten in geen einde; hun land is ook vervuld met paarden, en hunner wagenen is geen einde.”

Van al de volkeren in de hedendaagse wereld, is Amerika, de natie waarin de hoofdkwartieren van de kerk zijn het rijkst. Vooral nu in deze bijzondere tijd, de tijd waarin de Waarheid aan het ontvouwen is. Bovendien heeft geen enkele natie zoveel kerkleiders, (paarden) en zoveel kerken (rijtuigen).Geen enkele natie in de wereld heeft voor ieder van zijn burgers ruimte in haar “rijtuigen.” Dit zijn de aanwijzingstekens die de Heer gebruikt om het land en het volk aan te tonen waartegen Hij spreekt. {1TG29: 10.3}

Jes. 2: 8-10– “Ook is hun land vervuld met afgoden; voor het werk hunner handen buigen zij zich neder, voor het geen hun vingeren gemaakt hebben. Daar

10

bukt zich de gemene man, en de aanzienlijke man vernedert zich; daarom zult Gij het hun niet vergeven. Ga in den rotssteen, en verberg u in het stof, vanwege den schrik des Heren, en om de heerlijkheid Zijner majesteit.”

Het volk waar hier naar verwezen wordt, schept duidelijk op over haar prestaties. De groten en kleinen zijn allen gelijk in dit geval, zegt Inspiratie. Het is waar, er is niets mis in vooruitgang, maar vooruitgang zal nooit onze God moeten worden. Uiteindelijk zullen allen aan het eind van hun afgoden aanbidding komen, want wanneer de Heer zijn kracht kenbaar maakt, zullen ze allen hun afgoden verlaten en naar de rotsen rennen. {1TG29: 11.1}

Jes. 2: 11—“De hoge ogen der mensen zullen vernederd worden, en de hoogheid der mannen zal nedergebogen worden; en de Heere alleen zal indien dag verheven zijn.”

Zij die zichzelf verhogen zullen vernederd worden. {1TG29: 11.2}

Jes. 2: 12-19—“Want de dag des Heeren der heirscharen zal zijn tegen allen hovaardige en hoge, en tegen allen verhevene, opdat hij vernederd worde; En tegen alle hoge en verhevene cederen van Libanon, en tegen alle eiken van Basan. En tegen alle hoge bergen, en tegen alle verhevene heuvelen; En tegen alle hogen toren, en tegen allen vasten muur; En tegen alle schepen van Tarsis, en tegen alle gewenste schilderijen. En de hoogheid der mensen zal gebogen en de hoogheid der mannen zal vernederd worden; en de Heere alleen zal in die dag verheven zijn. En elkeen der afgoden zal ganselijk vergaan. Dan zullen zij in de spelonken der rotssteen gaan, en in de holen der aarde, van wege den schrik des Heeren, en vanwege de  heerlijkheid Zijner majesteit, wanneer Hij zich opmaken zal om de aarde te verschrikken.”

11

Hoewel mensen zichzelf verhogen zelf boven God, zal de dag over ons komen waarop ze zichzelf zullen zien, zoals ze werkelijk zijn. Ze zullen zich heel klein voelen als ze de macht van de Grote God aanschouwen. {1TG29: 12.1}

Jes. 2: 20,21–  “In dien dag zal de mens zijn zilveren afgoden en zijn gouden afgoden, welke zij zich gemaakt hadden, om zich daarvoor neder te buigen, wegwerpen voor de mollen en de vledermuizen. Gaan de in de reten der rotssteen e in de kloven der steenrotsen, vanwege des schrik des Heeren, en vanwege de heerlijkheid Zijner majesteit, waneer Hij Zich opmaken zal om de aarde geweldig te verschrikken.”

Zij die niet nu als het ware, hun afgoden wegwerpen voor de mollen en de vleermuizen, zullen het later moeten doen, maar het zal dan te laat zijn om hen tot voordeel te zijn. {1TG29: 12.2}

Jes. 2: 22–  “Laat gij lieden dan af van mannen wiens adem in zijn neus is, want waarin is hij te achten?

Hier is Gods eenvoudige hulpmiddel voor Zijn volk. Ze moeten stoppen met luisteren naar “waarzeggers” en ze zullen in plaats daarvan luisteren naar wat Inspiratie te zeggen heeft. Ze moeten Gods Woord voor zichzelf bestuderen, met de hulp van werkelijk geïnspireerde onderwijzers van God, en hun eigen beslissingen nemen–, nooit, nooit afgaan op de besluiten en oordelen van anderen, ongeacht wat ze zijn, of wie ze zijn. {1TG29: 12.3}

Kort geleden gaf een zuster haar redenen op voor het verwerpen van de onderwijzingen van een man om een andere te omarmen. Ze zei: ”Die en die bid meer, en heeft meer van der Geest dan die en die, en ik ben van plan om bij hem te blijven. Nooit meer zal ik vertrouwen hebben in een mens.” {1TG29: 12.4}

Het is duidelijk dat deze zuster verkiest bij een iemands leerstellingen te blijven,

12

niet omwille van de leerstellingen zelf, maar omdat de man haar bevalt. Haar bewering daarom, “Ik zal nooit weer een mens vertrouwen,”toont duidelijk aan dat ze zichzelf niet kent, en dat ze zelf nog minder weet wat het betekend om “een mens te vertrouwen.” {1TG29: 12.5}

We geloven in de schrijvers van de Bijbel niet om wat ze weren, maar om wat ze schreven. Mannen die verleiden zijn allen biddende mannen, want de Duivel weet dat hoe meer ze zichzelf en hun geloof ter vertoning stellen, hoe meer mensen voor hen zullen vallen. Ze hebben toch niets anders. De meerderheid vestigt niet veel aandacht aan wat de Bijbel werkelijk zegt, en weet daarom niet dat de Joden die de Heer gekruisigd hadden, het gewone volk misleidde, door veel gebeden waar ze gezien konden worden, dat geen van de profeten moeite deed op zodanige wijze zichzelf te verkopen aan het volk; dat wat ze gretig wilden verkopen aan het volk, niet zichzelf was, maar God en Zijn Waarheid; dat ze heel voorzichtig waren met een vertoning van zichzelf te maken. Jezus zelf herbevestigde dit patroon: Hij bad niet met Nicodemus, of met de rijke jonge heerser, maar vertelde hen duidelijk de Waarheid. Er is geen verslag dat Hij met wie dan ook bad. In tegendeel, echter, ken ik een man die in de hoek van een publieke wc een gebedskamer maakte! Wat dan ook om zichzelf te verkopen aan het volk, want dat is waar mensen in plaats van naar Waarheid, naar uitkijken. {1TG29: 13.1}

Het is omdat de leken gewoonlijk snel zijn om te luisteren naar mannen die bij hen in de smaak vallen, dat om deze redenen de vijand van de Waarheid voorzichtig en nauwkeurig probeert iets vast te spelden aan het karakter van hen die de boodschap van het uur dragen. De tegenstanders weten heel goed dat de leken hun keuzes maken met het oog op de ogenschijnlijke reputatie van mensen in plaats van op het bewijs van de Waarheid. Om deze reden halen de tegenstanders van de Waarheid voordeel uit de situatie. En aangezien, ze de Waarheid

13

niet kunnen weerleggen, nemen ze wanhopig hun toevlucht tot Farizeïsche valsheden waarmee ze de karakters van diegene waar ze het niet mee eens zijn bewerken. {1TG29: 13.2}

Niettemin hebben we een goede reden voor een grote en plechtige verheuging dat we het voorrecht hebben te leven in de dagen dat er uit de oude ruïnes van Juda en Israel een Koninkrijk en een volk zal verrijzen, dat verhoogd zal worden boven al de koninkrijken en volkeren van de aarde. Wanneer de Hoofdkwartieren van het evangelie vastgesteld zijn op”de berg van de Heer,”dan zal het werk zonder oponthoud beëindigd worden. Ter herhaling, bekeerde volkeren zullen hun zwaarden slaan tot bewerkingsgereedschappen. Ze zullen zich keren van oorlogvoeren in het bewerken van het land. {1TG29: 14.1}

Nadat Gods kerk door het reinigingsproces is gegaan, zal het duidelijk door allen te zien zijn dat een verloren kerk een verloren wereld niet kon redden. Gedurende de tweede Pinksteren zal ieder kerklid gevuld worden met de Geest, en als resultaat daarvan zullen duizenden zonder aarzeling de Waarheid voor deze tijd omarmen. {1TG29: 14.2}

Er is geen tijd te verliezen. De dag is nabij dat de mens zichzelf zal zien zoals ze werkelijk zijn. Waarlijk, zij die niet nu hun afgoden aan een kant zetten, zullen dat later doen, maar zoals we reeds eerder zeiden, het zal dan te laat zijn om hun ten voordeel te zijn. Nu is het de tijd om u te keren van mensen en uw eigen besluiten te nemen in overeenstemming met de belofte dat aan ieder op God vertrouwende en Waarheid zoekende, God Zijn Geest zal geven om hen in alle Waarheid te leiden. {1TG29: 14.2}

Hoewel de vijanden van de waarheid hun toevlucht zullen nemen tot ieder bedrog om de zaak schade te doen zal de Waarheid met Gods volk altijd zegevieren. Niets kan de Waarheid

14

schade aandoen. Het is als een aambeeld: Wanneer de hamers van de tegenstanders allen versleten zijn, zal het Aambeeld toch stand houden. {1TG29: 14.3}

Ter Correctie

Tijdige Groeten

De enige gemoedsrust

Vol.1Nr. 30

                                                                                                                

Plaatje

Zeven Vrouwen Zullen Een Man Aangrijpen

GEBEDSVOORLEZING

Ik zal twee alinea’s lezen van bladzijde 114 uit: “Gedachten van de berg der Zaligsprekingen.” De eerste alinea werpt licht op de stelling, “Zoekt, en gij zult vinden,” de tweede op de woorden, “Klopt, en u zal opengedaan worden.” {1TG30: 16.1}

“Zoekt.” Verlang niet alleen zijn zegen, maar Hemzelf. “Gewen u toch aan Hem opdat gij vrede hebt. “Zoekt en gij zult vinden. God zoekt u en het verlangen dat u gevoelt om tot Hem te komen, is slechts het trekken van Zijn Geest. Geef u over aan dat trekken. Christus pleit voor de zaak van de verzochten, de dwalenden, en de ongelovigen. Hij zoekt hen op te heffen tot gemeenschap met Hem zelf. “Indien gij Hem zoekt, zal Hij Zich door u laten vinden.” {1TG30: 16.2}

“Klopt.” Wij komen tot God op een bijzondere uitnodiging, en Hij wacht om ons welkom te heten in de zaal waar Hij ons ontvangt. De eerste discipelen die Jezus volgden waren niet tevreden met een haastig gesprek met Hem langs de weg; zij zeiden: “Rabbi, … waar houdt Gij verblijf? … Zij kwamen dan en zagen waar Hij verblijf hield en bleven die dag bij Hem.” Zo kunnen ook wij worden binnengelaten in de innigste vertrouwelijkheid en gemeenschap met God. “Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten gezeten is, vernacht in de schaduw des Almachtigen.” Laten zij, die de zegen Gods begeren, kloppen en wachten voor de deur der genade, met vaste zekerheid, zeggende: Want Gij, Here hebt gezegd; Een ieder die bidt, ontvangt, en die zoekt, vindt en wie klopt, die zal worden opengedaan.” {1TG30: 16.3}

We worden niet alleen uitgenodigd de Heer te zoeken, maar we zijn verzekerd dat ons zoeken niet tevergeefs zal zijn. Juist ons verlangen om tot Hem te komen, is trekken van Zijn Geest. Naar dit trekken moeten we neigen. {1TG30: 16.4}

Laten we nu bidden voor een onwankelbaar geloof in Zijn beloften dat wanneer we zoeken, we zullen vinden: als we kloppen, zal het ons opengedaan worden. {1TG30: 16.5}

16

ZEVEN VROUWEN ZULLEN EEN MAN AANGRIJPEN

LEZING  DOOR V. T. HOUTEFF

BEDIENAAR DER DAVIDIAANSE ZEVENDE DAG ADVENTISTEN

SABBAT, 1 MAART, 1947

CARMEL KAPEL

WACO, TEXAS

Vandaag zullen we onze studie van het boek Jesaja, vervolgen, beginnend met het eerste vers van het vierde hoofdstuk. {1TG30: 17.1}

Jes. 4: 1—“En te dien dage zullen zeven vrouwen een man aangrijpen, zeggende: Ons brood zullen wij eten, en met onze klederen zullen wij bekleed zijn, laat ons alleen naar uw naam genoemd worden, neem onze smaadheid weg.”

Wat we allereerst moeten weten is de tijd die wordt aangeduid door de term,”en te dien dage.” De term voorafgaand aan de woorden “dien dage” wordt gevonden in verzen 13 en 14 van de voorgaande hoofdstukken waar het vierde hoofdstuk een vervolg van is. Deze verzen tonen aan dat “dien dage” de Oordeelsdag is, de dag waarop het heiligdom (de kerk) gezuiverd is- de dag van de Oogst. Dus, verwijzend naar de dag waarin we nu leven, tot de Oordeelsdag, openbaart de schrift op figuurlijke wijze, dat al (want dat is wat het Bijbelse getal ”zeven” aanduidt) de kerken gekomen zijn tot de plaats, waar ze in werkelijkheid door hun handelingen tegen de Heer zeggen: “We willen niets van jou, alleen maar Je naam. Laat ons alleen Christenen genoemd worden, dat is alles wat we van Jou willen. We willen Jouw naam van het neemt onze smaadheid weg; dat wil zeggen, als we Christenen genoemd kunnen worden, dan zal de schuld aan Jou gegeven worden, voor wat wij doen; Jij gaat met de eer strijken.” {1TG30: 17.2}

17

Bijgevolg, heeft de wereld de dag bereikt wanneer God, om de Kerk te kunnen redden, uiteindelijk genoodzaakt is iets zo groots en zo revolutionairs te doen als tot stand gebracht was bij de eerste Advent van Christus. En wat zou dat kunnen zijn? – De resterende verzen van het hoofdstuk geven het antwoord. {1TG30: 18.1}

Jes. 4: 2— “ Te dien dage [waneer zeven vrouwen een man aangrijpen] zal des Heeren SPRUIT zijn tot sieraad en heerlijkheid, end e Vrucht der aarde tot voortreffelijkheid en tot versiering degene, die het ontkomen zullen in Israel.”

Dit vers laat zien, dat de tijd nu rijp is voor deze

luisterrijke radicale verandering van de kerk en van de wereld. Laat ons gedenken, dat de geschiedenis zich herhaalt en dat een donkere bewolkte dag altijd wordt opgevolgd door een heldere. Zo zal deze grote afvalligheid niet opgevolgd worden door chaos, maar door een glorierijke herleving en hervorming, door heerlijkheid en voorspoed voor al de heiligen die aan de wraak van een grote God ontsnappen. De getrouwen zullen een oogst binnenhalen van zielen zoals de Apostelen dat deden op en na de Pinksterdag. {1TG30: 18.2}

“Ziet de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik aan David een rechtvaardige SRUIT zal verwekken; Die zal Koning zijnde regeren, en voorspoedig zijn, en recht en gerechtigheid doen op de aarde. In Zijn dagen zal Juda verlost worden en Israel zeker wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmede men Hem zal noemen: DE HEERE ONZE GERECHTIGHEID.” Jer. 23: 5,6. {1TG30: 18.3}

Voor hen die geloven is deze zelfde boodschap, daarom de boodschap van “Rechtvaardigheid door het Geloof.” In de dagen dat de “rechtvaardige spruit” verwekt zal zijn, zullen Juda en Israel verlost worden en ze zullen zeker wonen. {1TG30: 18.4}

18

Ja, de dag is nabij, dat de toorn Gods zal vallen op Zijn tegenstanders, en de eens vertreden koninkrijken van Juda en Israel zullen verrijzen tot aanzien en macht.  “Daarom ziet de dagen komen, spreekt de Heere, dat zij niet meer zullen zeggen: Zo waarachtig als de Heere leeft, Die de kinderen Israels uit Egypteland heeft opgevoerd. Maar Zo waarachtig als de Heere leeft, die het zaad van het huis Israels heeft opgevoerd en Die het aangebracht heeft uit het land van het noorden en uit al de landen waarheen Ik ze gedreven had. Want zij zullen wonen in hun land.”Jer. 23: 7,8. {1TG30: 19.1}

Dit is duidelijk de slot oogst van de aarde, de inzameling van het volk van alle landen. Het is de dag om het lied van Mozes en het Lam te zingen. Dit zal de tweede en laatste Exodus Beweging zijn. Zo groot zal het zijn dat het volkomen de Beweging van Mozes zijn dagen zal overschaduwen. Beseffen we dan wel dat we op de drempel staan van een nieuwe dag? –een grote dag voor de trouwe en een verschrikkelijke dag voor de ontrouwen? {1TG30: 19.2}

Jes. 4: 3—“ En het zal geschieden, dat de overgeblevenen in Sion, en de overgelatene in Jeruzalem zal heilig geheten worden, een iegelijk die geschreven is ten leven  te Jeruzalem.”

Dit vers laat duidelijk zien dat terwijl geen van de slechten in de kerk de reiniging zullen overleven, zullen geen van de rechtvaardigen omkomen.  Waarlijk, allen die overgelaten zijn, zullen heilig genoemd worden, en zullen zelf van een grotere zekerheid genieten dan, Zijn oude volk in de tijd dat ze Egypte verlieten. {1TG30: 19.3}

“Ziet, ..de Heere, Dien gijlieden zoekt, te weten de Engels des verbonds: aan Denwelken gij lust hebt, ziet Hij komt zegt de Heere der heirscharen. Maar wie zal den dag Zijner komst verdragen, en wie zal bestaan, als Hij

19

verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van een goudsmid, en als zeep der vollers. En Hij zal zitten,louterende, en het zilver reinigende,e en Hij zal de kinderen van Levi reinigen, en Hij zal ze doorlouteren als goud, en als zilver; dan zullen zij den Heere spijsoffer toebrengen in gerechtigheid.”Mal 3: 1-3. {1TG30: 19.4}

Jes. 4: 4-6—“Als de Heere zal afgewassen hebben den drek der dochteren van Sion, en de bloedschulden van Jeruzalem zal verdreven hebben uit derzelver midden, door den Geest des oordeels, en door den Geest der uitbranding. En de Heere zal over alle woning van den berg Sions, en over haar vergaderingen, scheppen een wolk des daags, en een rook, en den glans eens vlammenden vuurs des nachts; want over alles wat heerlijk is, zal een beschutting wezen. En daar zal een hut zijn tot een schaduw des daags tegen de hitte, en tot een toevlucht, en tot een verberging tegen den vloed en tegen den regen.”

“En Ik zal haar wezen, spreekt de HEERE; een vurige muur rondom; en Ik zal tot heerlijkheid wezen in het midden van haar.” Zach. 2: 5. {1TG30: 20.1}

Een ieder die de Bijbel kent kan zien dat al deze gebeurtenissen voor het millennium plaatsvinden. Zo is het dat deze tegenwoordige afvalligheid de “Heere vruchtbare spruit”; zal voortbrengen; dat de slechten die onder Gods volk zijn uit de weg geruimd zullen worden en dat de getrouwen, zij die ontsnappen, de dienstknechten van God zullen zijn en de oogst van zielen zullen binnen halen, van “zij die gered zullen worden,” dat de dag der wrake reeds aan de drempel van het huis is; dat Zijn getrouwen verhoogd zullen worden tot aanzien en macht; dat de grootheid en de heerlijkheid van de beweging, de wonderen van de Exodus Beweging van de vroeg Christelijke kerk zal doen wegvagen tot onbeduidendheid. {1TG30: 20.2}

20

Broeder, Zuster, bent u voorbereid te staan op de dag van Zijn komst? Zal het voor u een grote en heerlijke dag zijn? Of zal het een verschrikkelijke dag zijn? Zult u zichzelf aan zijn rechter of aan Zijn linkerkant bevinden? Zal het tegen u gezegd worden “Komt gij gezegenden van Mijn Vader, beërf het koninkrijk dat vanaf de grondlegging van de wereld voor u bereid was?? Of zal tegen u gezegd worden,”Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voorbereid is voor de Duivel en zijn engelen”?  Zal uw kleed zijn keuring doorstaan? Of zult u zichzelf vinden geworpen in de uiterste duisternis, om te tandenknarsen? {1TG30: 21.1}

Dit zijn heilige vragen die ieder van ons nu voor zichzelf moeten beantwoorden. Als we ze niet nu beantwoorden, zullen we ze moeten beantwoorden door sprakeloos voor een boze God te staan. Moge ieder van ons te dien dag in staat zijn te kunnen zeggen:  ”Ziet Deze is onze God; We hebben Hem verwacht, en Hij zal ons zalig maken. Deze is de Heere, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn zaligheid.” Jes. 25: 9. {1TG30: 21.2}

21

>