fbpx

Deel 1 Tijdige Groeten Nrs. 25, 26

Ter Correctie

Tijdige Groeten

De enige gemoedsrust

Vol 1.Nr. 25

                                                                                                             

Plaatje

Welke Natie Zal Ontwapenen En Waarom?

GEBEDSVOORLEZING

Ik zal lezen uit: “Gedachten van de berg der Zaligsprekingen,” beginnend op bladzijde 111: {1TG25: 2.1}

GBZ. p.111—“Christus drijft de mensen niet tot Zich, maar trekt hen. De enige dwang, die Hij gebruikt, is de drang van de liefde. Wanneer de kerk begint te zoeken naar de steun van wereldse macht, blijkt daaruit, dat zij de kracht van Christus mist—de drang van goddelijke liefde. {1TG25: 2.2}

“Maar de moeilijkheid ligt bij de leden van de kerk persoonlijk, en daar moet ook de genezing tot stand worden gebracht. Jezus gebiedt de beschuldiger om eerst de balk uit zijn eigen oog weg te doen, zijn kritische geest af te leggen, zijn eigen zonde te belijden en te laten, voordat hij tracht anderen te verbeteren. . . . Wat u nodig hebt is een verandering van hart. U moet die ervaring doormaken voordat u geschikt bent om anderen te verbeteren; want “uit de overvloed des harten spreekt de mond.” {1TG25: 2.3}

“Wanneer er in het leven van een ziel een crisis komt, en u poogt raad of vermaning te geven, zullen uw woorden slechts zoveel gewicht aan invloed ten goede hebben, als van uw eigen voorbeeld en geest uit gaat. U moet goed zijn voorat u goed kunt doen. U kunt geen invloed uitoefenen waadoor anderen veranderd zullen worden, voordat uw eigen hart vernederd en beproefd is en zacht is gemaakt door de genade van Christus. Wanneer deze

verandering in u bewerkt is, zal het voor u even natuurlijk zijn om ten zegen van anderen te leven, als het voor de rozenknop is om een geurige bloem te geven, of voor een wijnstok om zijn purperen trossen te schenken.” {1TG25: 2.4}

We moeten bidden voor een verandering van hart, bidden voor een besef dat om een al te kritische geest te hebben erger is dan hulp te zoeken van wereldse machten, en dat een goed voorbeeld geven onze enige gewicht aan  invloed ten goede kan zijn. {1TG25: 2.5}

2

WELKE NATIE ZAL ONTWAPENEN EN WAAROM?

LEZING  DOOR V. T. HOUTEFF

BEDIENAAR DER DAVIDIAANSE ZEVENDE DAG ADVENTISTEN

SABBAT, 25 JANUARI, 1947

CARMEL KAPEL

WACO, TEXAS

Om door te gaan met het thema van onze vorige studie—het koninkrijk Juda- zullen we gaan naar het boek Micha. Het bestaat zoals u weet uit zeven hoofdstukken, en ze bevatten een ononderbroken verhaal over Juda in zowel haar vroege en haar laatste dagen. De eerste drie hoofdstukken betreffen Juda in haar vroege dagen, en de laatste vier bevatten de beloften van het antitypische Juda, de Juda van de laatste dagen, waarnaar onze meeste interesse nu uitgaat. {1TG25: 3.1}

Om de eerste drie hoofdstukken van Micha te verbinden met de laatste vier, zullen we beginnen met het laatste vers van hoofdstuk drie. {1TG25: 3.2}

Mic. 3 : 12—“Daarom , om uwentwil, zal Sion als een akker geploegd worden, en Jeruzalem zal tot steenhopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten eens wouds.”

Omdat er niets meer gedaan kon worden om Juda te overtuigen dat ze verkeerd was en dat het noodzakelijk was om naar de Heer terug te keren, waarschuwde de Heer ten slotte vooraf dat haar grondgebied als een akker geploegd zou worden, en dat haar paleizen en steden tot steenhopen gebracht zouden worden. De vervulling van dit deel van de Micha’s profetie is een getrouwe getuige voor alle natiën, en de bestraffing van dat volk is een eerlijk voorbeeld voor alle mensen om te weten dat God precies meent wat Hij zegt. God heeft echter Zijn enkele getrouwen en hun afstammelingen niet voor altijd verworpen. Aan hen liet Hij deze geruststellende belofte— {1TG25: 3.3}

Mic. 4: 1— “ Maar in de laatste der dagen zal het geschieden, dat de berg van het huis des Heeren zal vastgesteld zijn op de top der bergen; en hij zal verheven zijn boven de heuvelen, en de volken zullen tot hem toevloeien.”

Hoewel Micha droevig nieuws voor het oude Juda voorspelde, voorspelde hij dit blijde nieuws voor Juda in de laatste der dagen. Het moet inderdaad, zwaar zijn geweest voor Juda om vooruit te kijken naar haar eigen vernietiging. Daar tegen over, echter, moet het haar bemoedigd hebben te weten, dat de tijd voor haar zou komen dat ze zou terugkeren om “ de oude verwoeste plaatsen te bouwen,”de fondamenten van geslacht tot geslacht verwoest op te richten” (Jes. 58: 12). En nog meer verheugd zou ze nu moeten zijn te begrijpen, dat de tijd voor haar terugkeer tot God en tot haar vaderland feitelijk is aangebroken! {1TG25: 4.1}

Om iedere vorm van twijfel in dit verband, uit de weg te ruimen, herbevestigd de Heer Zijn Woord door te zeggen: “Want gelijk de regen en de sneeuw van de hemel nederdaalt, en derwaarts niet wederkeert; maar doorvochtigt de aarde, en maakt, dat zij voortbrenge, en uitspruite, en zaad geve den zaaier, en brood den eter: Alzo zal Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn, het zal niet ledig tot Mij wederkeren; maar het zal doen, hetgeen Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgeen, waartoe Ik het zende. Want in blijdschap zult gijlieden uittrekken, en met vrede voortgeleid worden; de bergen en heuvelen zullen geschal maken met vrolijk gezang voor uw aangezicht, en alle bomen des velds zullen de handen samen klappen. Voor een doorn zal een Denneboom opgaan, voor een distel zal een mirteboom opgaan; en het zal den Heere

4

wezen tot een naam, toe een eeuwig teken, dat niet uitgeroeid zal worden.”Jes. 55: 10-13. Wij zouden ook, zelf nu onze handen moeten samenklappen, omdat we deze grote gelegenheid hebben om ons bezig te houden met dit heerlijke werk en voor het grote en gewichtige voorrecht om deze goede boodschappen te verkondigen en “ De herstellers van bressen”genoemd te worden, die de paden weder opmaakt, om te bewonen.”Jes. 58: 12. Waarlijk, dit zijn de “goede boodschappen”van “vrede” die de profeet Nahum voorspelde. Nah. 1: 15. {1TG25: 4.2}

Wanneer het koninkrijk van Juda is herbevestigd, dan is het dat het schriftgedeelte is vervult: {1TG25: 5.1}

Mic. 4: 2–  “ En vele heidenen zullen henengaan, en zeggen, Komt en laat ons opgaat tot den berg des Heeren, en ten huize van den Gods Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en wij in Zijn Pasen wandelen; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des Heeren Woord uit Jeruzalem.”

“Juich en verblijd u, gij dochter Sions: want zie, Ik kom, en ik zal in het midden van u wonen, spreekt de Heere. En vele heidenen, zullen te dien dage den Heere toegevoegd worden, en zij zullen Mij tot een volk wezen; en Ik zal in het midden van u wonen; en gij zult weten, dat de Heere der heirscharen Mij tot u gezonden heeft. Dan zal de Heere Juda erven voor Zijn deel, in het heilige land, en Hij zal Jeruzalem nog verkiezen. Zwijg, alle vlees, voor het aangezicht des Heeren! Want Hij is ontwaakt uit Zijn heilige woning.” Zach.2: 10-13. {1TG25: 5.2}

“En de heidenen zullen tot uw licht gaan, en koningen tot den glans, die u is opgegaan. Hef uw ogen rondom op, en zie, die allen zijn vergaderd, zij komen tot u; uw zonen zullen van verre komen, en uw dochters zullen aan uw zijde gevoedsterd worden. Dan zult gij het zien en samenvloeien, en uw hart zal vervaard zijn en verwijd worden; want de menigte der zee zal tot u gekeerd worden, het heir der heidenen zal tot u komen. Een hoop

5

 kemelen zal u bedekken, de snelle kemelen van Midian en Hefa; zij allen uit Scheba zullen komen; goud en wierook zullen zij aanbrengen, en zij zullen den overvloedigen lof en Heeren boodschappen. Al de schapen van Kedar zullen tot u verzameld worden; de rammen van Nebajoth zullen u dienen; zij zullen met welgevallen komen op Mijn altaar, en Ik zal het huis Mijner heerlijkheid heerlijk maken. Wie zijn deze, die daar komen gevlogen als een wolk, en als duiven tot haar vensters? Want de eilanden zullen Mij verwachten, en de schepen van Tarsis vooreerst, om uw kinderen van verre te brengen, hun zilver en hun goud met hen, tot den Naam des Heeren uws Gods, en tot den Heilige Israels, dewijl Hij u heerlijk gemaakt heeft. En de vreemden zullen uw muren bouwen, en hun koningen zullen u dienen; want in Mijn verbolgenheid heb Ik u geslagen, maar in Mijn welbehagen heb Ik Mij over u ontfermd. En uw poorten zullen steeds openstaan, zij zullen des daags of des nachts niet toegesloten worden; opdat men tot u inbrenge het heir der heidenen, en hun koningen tot u geleid worden. Want het volk en het koninkrijk, welke u niet zullen dienen, die zullen vergaan; en die volgen zullen gans verwoest worden.”Jes. 60: 3-12. {1TG25: 5.3}

Blijkbaar zijn we precies aan het begin van een nieuwe dag, de dag waarin het evangelie werk in overwinning zal triomferen om een overvloedige oogst van bekeerden te maaien. Feitelijk zullen hele naties zich aansluiten bij “de berg des Heeren” gedurende de oordeelsdag, de dag waarop de wet “ uitgaat uit Sion” en het Woord des Heeren vanuit Jeruzalem,” van de toekomstige hoofdkwartieren van het evangelie. {1TG25: 6.1}

De tijd is, daarom heel nabij, dat om werkelijk naar de kerk te willen gaan, men naar Jeruzalem moet gaan om daar onderwezen te worden in de weg des Heren en zodoende te wandelen in Zijn paden. {1TG25: 6.2}

Mic. 4: 3—“En Hij zal onder grote volken richten, en machtige heidenen straffen, tot verre toe; en zij zullen hun

6

zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen den krijg niet meer leren.”

Vele heidenen zullen met genoegen zijn berisping aannemen, hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen in plaats van door te gaan te wedijveren in de bewapeningsrace. {1TG25: 7.1}

Volgens Micha, zijn de enige naties die zich zullen ontwapenen, die zijn die de Tegenwoordige Waarheid aannemen en naar het Beloofde Land gaan. Nooit zullen ze noch zwaard noch spies meer nodig hebben. {1TG25: 7.2}

Mic. 4: 4—“ Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok, en onder zijn vijgeboom, en er zal niemand zijn, die ze verschrikke, want de mond des Heeren der heirscharen heet het gesproken.”

Het is nu moeilijk voor de naties en volkeren om bij wijze van spreken naar hun “vijgeboom” te gaan, nog minder om in vrede eronder te zitten. Ze vrezen voortdurend dat iemand hun zelf zal verjagen van hun zitten onder de boom. Als gevolg daarvan zullen ze proberen hun recht, of onrecht te verdedigen, door hun “spaden in zwaarden” te slaan en [hun] spiesen in speren.” Joel 3: 10. En door zo hun kracht te meten aan hun oorlogsvoorbereidingen, zal zelf de zwakste zeggen, “Ik ben sterk. Maar zo zal het niet zijn met die naties die zich aansluiten bij het volk van het Koninkrijk des Heren:  Zij zullen niet vertrouwen op hun eigen kracht, want zij zullen de bescherming van de Heer hebben. Een ieder zal behaaglijk en onbevreesd zitten onder zijn eigen “vijgeboom,” wetend dat niemand hun eventueel van daar onder kan weg duwen. Dit zal zo zijn, want ”de mond des Heren der heirscharen heeft het gesproken.” {1TG25: 7.3}

7

Mic. 4: 5–  “Want alle volken zullen wandelen, elk in de naam zijns gods; maar wij zullen wandelen in de Naam des Heeren, onzes Gods, eeuwiglijk en altoos.”

Diegene buiten het Koninkrijk die de Geest van God, niet kan overtuigen van hun dwaling, zullen voortgaan te wandelen in de naam van hun valse goden. Maar het volk in het Koninkrijk “zal wandelen in de Naam van de Heere, onze God, eeuwig en altijd.” {1TG25: 8.1}

Mic. 4: 6,7–  “Te dien dage, spreekt de Heere, zal Ik haar, die hinkende was, verzamelen, en haar, die verdreven was, vergaderen, en die Ik geplaagd had. En Ik zal haar, die hinkende was, maken tot een overblijfsel, en haar die verre henen verstoten was, tot een machtig volk; en de Heere zal Koning over hen zijn op den berg Sions, van nu aan tot in eeuwigheid.”

De dag dat Gods volk verzameld wordt van alle delen der aarde en gebracht wordt naar Sion is nabij, en de Heer zal van nu af aan altijd over hen heersen. {1TG25: 8.2}

Mic. 4 : 8–  “En gij Schaapstoren, gij Ofel der dochteren Sions! Tot u zal komen, ja , daar zal komen de vorige heerschappij, het koninkrijk der dochteren van Jeruzalem.”

De “Schaapstoren, de vesting van de dochter van Sion,” zal het voornaamste voorwerp van bekoring in Jeruzalem zijn. En wat zou dat kunnen zijn? – In de oude tijd werden torens gebouwd met het doel om de wacht te houden over de stad, en zo moet de “Schaapstoren”de troon van Sion zijn, een verheven berg, Sions vesting. Merkt u op dat deze vesting, niet behoort aan de moeder (niet aan het oude Sion), maar aan haar dochter (aan het antitypische Sion). {1TG25: 8.3}

Mic. 4: 9,10–  “Nu, waarom zoudt gij zo groot geschrei maken? Is

8

er geen Koning onder u? Is uw Raadgever vergaan, dat u smart, als van een barende vrouw, heeft aangegrepen? Lijd smart en arbeid om voort te brengen, o dochter Sions! Als een barende vrouw, want nu zult gij wel uit de stad henen uitgaan, en op het veld wonen, en tot in Babel komen, maar aldaar zult gij gered worden; aldaar zal u de Heere verlossen uit de hand uwer vijanden.”

Deze twee verzen brengen ons terug naar de tijd toen de getrouwen van het oude Juda het uitschreeuwden toen ze zelf verstrooid zouden worden onder de heidenen, maar het bemoedigende advies om te arbeiden en kinderen voort te brengen terwijl ze in het veld waren, en de geruststellende belofte van hun bevrijding van het antitypische Babylon, door hun nagelaten door de profeten, bleven altijd met haar zelf tot deze dag. Sion, de kerk, was voorbestemd om in de heidense naties te gaan, om zich te vermenigvuldigen, en ten slotte bevrijd te worden. Deze goede tijden, die nu precies voor de inzameling begint, wil de Heer dat wij wijd en zijd verkondigen, zeggende: “Hoort des Heeren Woord, oh gij heidenen en verkondigt Het in de eilanden die verre zijn, en zegt: Hij , Die Israel verstrooid heeft, zal hem weder vergaderen, en hem bewaren als een herder zijn kudde. Want de Heere heeft Jakob vrijgekocht, en Hij heeft hem verlost uit de hand desgenen, die sterker was dan hij. Dies zullen zij komen, en op de hoogte van Sion juichen, en toevloeien tot des Heeren goed, tot het koren, en tot den most, en tot de olie, en tot de jonge schapen en runderen; en hun ziel zal zijn als een gewaterde  hof, en zij zullen voortaan niet meer treurig zijn.” Jer. 31: 10-12. {1TG25: 9.1}

Mic. 4: 11, 12–  “ Nu zijn wel vele heidenen tegen u verzameld, die dar zeggen: Laat ze ontheiligd worden, en laat ons oog schouwen aan Sion. Maar zij weten de gedachten des Heeren niet, en verstaan Zijn raadslag niet:

dat

9

Hij hen vergaderd heeft als garven tot den dorsvloer.”

Mic. 4: 13— “ Maak u op en dors, o dochter Sions! Want Ik zal uw hoorn ijzer maken, en uw klauwen koper maken, en gij zult vele volken verpletteren; en Ik zal hunlieder gewin den Heere verbannen, en hun vermogen den Heere der ganse aarde.”

Niet de dochter van Jeruzalem, maar de dochter van Sion, zal het dorsen doen. En zij heeft de belofte van een ijzeren hoorn—Heilige kracht, het soort dat niet breekt. Bovendien heeft zij de belofte van koperen klauwen, een speciale en uitzonderlijke boodschap waarmee ze vele volken zal verpletteren; dat wil zeggen, ze zal daarmee de koren van het kaf scheiden. “Toen zag ik de derde engel. Mijn begeleidende engel, sprak: Zijn werk is vreselijk. Zijn zending is schrikwekkend. Hij is de engel, die de tarwe van het onkruid moet scheiden, en de tarwe voor de hemelse schuur moet verzegelen en binden. Deze dingen moeten al de gedachten, de gehele aandacht bezighouden.”’—Eerste Geschriften,” p. 135-136. {1TG25: 10.1}

“ Want ziet, de Heere zal met vuur komen, en Zijn wagenen als een wervelwind; om met grimmigheid Zijn toorn hiertoe te wenden, en zijn schelding met vuurvlammen. Want met vuur en met Zijn zwaard zal de Heer in het recht treden met alle vlees; en de verslagenen des Heeren zullen vermenigvuldigd zijn.” Dit is de eerste afscheiding. {1TG25: 10.2}

“ En Ik zal  een teken aan hen zetten, en uit hen, die ontkomen zullen zijn, zal Ik zenden tot de heidenen, naar Tarsis, Pul en Lud, de boogschutters, naar Tubal en Javan, tot de er gelegen eilanden, die Mijn gerucht niet gehoord, noch Mijn heerlijkheid gezien hebben; en zij zullen Mijn heerlijkheid onder de heidenen verkondigen. En zij zullen al uw broeders uit alle heidenen den Heere ten spijsofffer brengen, op paarden, en op wagenen, en

10

 op rosbaren en op muildieren, en op snelle lopers, naar Mijn heiligen berg toe, naar Jeruzalem, zegt de Heere, gelijk als de kinderen Israels het spijsoffer in een rein vat brengen ten huize des Heeren.” Jes. 66: 19-20. {1TG25: 10.3}

Merkt u op, dat zij die ontsnappen aan de slachting van de Heer, gezonden worden naar de heidense naties om de Heer zijn gerucht en zijn heerlijkheid te verkondigen, en ook om al hun broeders (allen die gered kunnen worden) te brengen naar het huis van de Heer. Hieruit kunt u duidelijk zien dat zij die ontkomen de eerste vruchten moeten zijn, de 144.000 Jakobieten (Openb. 14 : 4). Zij die ze uit de heidense naties brengen naar het huis van de Heer, moeten daarom de tweede vruchten (Openb. 7: 9), zijn want waar er een eerste is moet er ook een tweede zijn. Ten slotte ziet u duidelijk dat uit de reiniging van de kerk de 144.000 ontkomen en de dienstknechten van god worden, het overblijfsel, zij die het evangelie werk in de hele wereld afsluiten. {1TG25: 11.1}

Samenvatten, laten we terugblikken op de meest opmerkelijke punten van de studie: {1TG25: 11.2}

Eerst zal het koninkrijk van Juda uiteenvallen—Sion geploegd als een akker en Jeruzalem tot een steenhoop gebracht worden. {1TG25: 11.3}

In de laatste der dagen zal het weer vastgesteld en verhoogd worden boven de koninkrijken van de heidenen. {1TG25: 11.4}

Ten derde, wanneer het aldus “vastgesteld” is, zullen vele natiën er naartoe gaan en zelf elkaar uitnodigen om daar naar toe te gaan en in de weg des Heren onderricht te worden en in Zijn paden te wandelen. Dit zal zo zijn, omdat “de wet zal uitgaan uit Sion, en het Woord des Heren uit Jeruzalem.” {1TG25: 11.5}

11

Ten vierde, zal de Heer gericht uitoefenen vanuit Sion en van daaruit zal Hij sterke naties van verre straffen. Zij die zijn berisping aannemen zullen hun zwaard slaan tot spaden en hun spiesen tot sikkelen. De naties die zich aansluiten bij het Koninkrijk van de Heer zullen nooit meerhun zwaard opheffen tegen en natie, noch zullen ze nog krijg leren. Ze zullen geen wapens meer nodig hebben, want ze zullen beschermd worden door een “muur van vuur”. Zach. 2: 5. Iedere man zal zitten onder zijn eigen vijgeboom, en niemand zal hem verschrikken, “want de Heer der heirscharen heeft het geproken.” {1TG25: 12.1}

Ten vijfde,  iedereen, zij die niet naar Jeruzalem gaan en die zich niet van hun wapens ontdoen, zullen wandelen in de naam van hun eigen valse god. Maar allen die zich aansluiten bij het Koninkrijk van Juda zullen wandelen in de naam van de Heer onze god voor eeuwig en altoos. {1TG25: 12.2}

Ten zesde, God zal Zijn volk , de kerk samenbrengen en vergaderen—zij die hinkende  en zij die verdreven waren, en zij die geplaagd waren. Hij zal haar een sterke natie maken”en de Heer zal over hen heersen op de berg Sion van nu af aan tot in eeuwigheid.” {1TG25: 12.3}

Ten zevende, voor dit Koninkrijk zal zelf de eerste heerschappij komen. {1TG25: 12.4}

   De studie van deze middag toont aan hoe de inzameling tot stand gebracht zal worden en het evangelie werk beëindigd, en de verdorven wereld tot een einde gebracht. Waarlijk, zo een plan om het werk te beëindigen is niet ons plan geweest, maar het wordt tijd dat wij beseffen, dat onze plannen nooit de plannen van de Heer geweest waren en die nooit zullen zijn. We doen er goed aan nu Zijn plannen aan te nemen als we naar Sion wensen te gaan en daar met het Lam te staan. {1TG25: 12.5}

Een nieuwe dag breekt voor ons aan, Broeder, Zuster. En

12

nu in plaats van te denken dat we rijk zijn en verrijkt met

Ter Correctie

Tijdige Groeten

De enige gemoedsrust

Vol.I Nr. 26

                                                                                                             

Plaatje

Een Wereldwijde Beroering, En Haar Gevolgen

GEBEDSVOORLEZING

Ik zal lezen uit: “Gedachten van de berg der Zaligsprekingen,” beginnend op bladzijde 112, de eerste alinea. {1TG26: 14.1}

GBZ., p.112:  –“Indien Christus de ‘hoop der heerlijkheid”in u is, zult u geen lust hebben anderen gade te slaan, om fouten aan het licht te brengen. In plaats van te trachten te beschuldigen en te veroordelen, zal het uw doel zijn te helpen, te zegenen en te behouden. Wanneer u optreedt tegen hen, die dwalen, zult u acht slaan op de vermaning: Ziet “op uzelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen.” Gal. 6: 1. U zult terugdenken aan de vele keren, dat u gedwaald hebt, en hoe moeilijk het was om de goede weg te vinden, wanneer u die eenmaal verlaten had. U zult uw broeder niet in groter duisternis duwen, maar met een hart vol mededogen zult u hem spreken over het gevaar, waarin hij zich bevindt. {1TG26: 14.3}

Hij, die dikwijls op het kruis van Golgotha ziet, en daarbij bedenkt dat zijn zonden de Heiland daar brachten, zal nooit trachten om de mate waarin hijzelf schuldig is te vergelijken met de schuld van anderen. Hij zal niet op de rechterstoel gaan zitten om een beschuldiging in te brengen tegen een ander. Er kan geen geest van kritiek of zelfverheerlijking zijn bij hen die wandelen in de schaduw van het kruis van Golgotha.” {1TG26: 14.3}

Hieruit zien wij dat we behoefte hebben om te bidden dat Christus in ons blijft, zodat in plaats van te wachten op gelegenheden om anderen te beschuldigen of te veroordelen en hun fouten te onthullen, we iedere gelegenheid zullen zoeken om hen te helpen, te zegenen, te redden. We moeten bidden voor een diep besef van onze eigen zonden; bidden dat de geest van kritiek en zelfverhoging voor eeuwig verbannen wordt uit ons. Dan zullen we ons niet geroepen voelen om de oordeelszetel te bestijgen en wie dan ook te beschuldigen. {1TG26: 14.4}

14

EEN WERELDWIJDE BEROERING, EN HAAR GEVOLGEN

LEZING  DOOR V. T. HOUTEFF

BEDIENAAR DER DAVIDIAANSE ZEVENDE DAG ADVENTISTEN

SABBAT, 1 FEBRUARI 1947

CARMEL KAPEL

WACO, TEXAS

Deze middag zullen we onze studie van het boek Micha vervolgen. Laten we gaan naar het vijfde hoofdstuk en beginnen met het eerste vers. {1TG26: 15.1}

Micha 4 : 14Nu, rot u met benden, gij dochter der bende, hij zal een belegering tegen ons stellen; zij zullen den rechter Israels met de roede op het kinnebakken slaan.”

U zult merken dat naast het introduceren van een aantal voornaamwoorden—hij, wij , zij, dit vers ook verschillende afzonderlijke onderwerpen introduceert: eerst een “dochter der bende,” dan “den rechter Israels” en een “roede”. Andere onderwerpen worden verder in het hoofdstuk ingebracht. {1TG26: 15.2}

Om nu de les en het gezicht welke Inspiratie verlangd dat we van dit schrift gedeelte zullen verkrijgen, is het noodzakelijk dat we een onderwerp tegelijk bestuderen. En om in staat te zijn dit te doen, moeten we de verzen naar onderwerp groeperen. Aangezien het onderwerp van vers veertien hetzelfde is als verzen 9-15, zullen we ze gekoppeld citeren: {1TG26: 15.3}

Verzen 14, 9-15 Nu, rot u met benden, gij dochter der bende: …en het zal te dien dage geschieden, spreekt de Heere dat Ik uw paarden uit het midden van u zal uitroeien, en Ik zal uw wagenen verdoen. En Ik zal de steden uws lands uitroeien en Ik

15

zal al uw vestingen afbreken. En Ik zal de toverijen uit uw hand uitroeien, en gij zult geen guichelaars hebben. En ik zal uw gesneden beelden en uw opgerichte beelden uit het midden van u uitroeien, dat gij u niet meer zult neder buigen voor het werk uwer handen. Voorts zal Ik uw bossen uit het midden van u uitroeien, en Ik zal uw steden verdelgen. En Ik zal in toorn en in grimmigheid wrake doen aan de heidenen, die niet horen.”

Deze verzen stellen een groep mensen voor- goede en slechte vermengd—welke God zal zuiveren. Dan eindigt het schrift gedeelte met Gods belofte om wraak uit te voeren over de heidenen. De gemengde groep mensen, “tarwe”en “onkruid,” vertegenwoordigen vanzelfsprekend de kerk die “de tijd van de oogst” nadert. (Matth. 13: 30),  de tijd waarin alle afgodenaanbidders zullen omkomen. “Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden. … Dan zullen de rechtvaardigen blinken, gelijk de zon, in het Koninkrijk huns Vaders, Die oren heeft om te horen, die hore.” Matt. 13: 49, 43. {1TG26: 16.1}

We komen nu bij het laatste gedeelte van Micha 4 : 14 De term voorafgaand aan het voornaamwoord “Hij” wordt gevonden in het voorgaande vers—hoofdstuk 4, vers 13. Daar zien we algauw dat het de heer Zelf is. Met het voornaamwoord ons, is het dan duidelijk, dat Micha zichzelf en zijn volk bedoelt—Juda en Israël, de kerk. {1TG26: 16.2}

Het is duidelijk dat terwijl de Heer met Zijn boodschap van waarschuwing en berisping een belegering maakt tegen Zijn volk, de tegenstanders zich in groepen verzamelen, om zich te verzetten. Dat is het geval geweest bij de introductie van elke nieuw geopenbaarde Waarheid. {1TG26: 16.3}

De kerk wordt logischerwijze “dochter der bende,”genoemd omdat haar moeder der Joodse kerk ten tijde van

16

 de introductie van het evangelie van Christus, zich in benden verzamelde, om de Heer te bestrijden. {1TG26: 16.4}

Bovendien, in het gezicht geslagen zijnde in plaats van op de achterkant, moet de Rechter van Israël {Christus} hun regelrecht aangekeken hebben—tot hen sprekend,– de reden waarom de Joden Hem kruisigden. De verzen die vers veertien volgen, bevestigen het feit dat “de Rechter” Christus is. Zij die Hem sloegen, zijn natuurlijk, Zijn tegenstanders, Zijn vijanden. Betreffende hen zegt Inspiratie: {1TG26: 17.1}

Mich. 5: 8“Uw hand zal verhoogd zijn boven uw wederpartijders, en al uw vijanden zullen uitgeroeid worden.”

Volgens de gelijkenissen van Christus, is de tijd dat Zijn “tegenstanders,” Zijn vijanden van tegenwoordige Waarheid worden afgesneden, bij de aanvang van de reiniging van de kerk, bij de oogsttijd. Volgens Ezechiels profetie, draagt de Heer dan de mannen met slachtwapens in hun handen op, zeggende: “Gaat door, door de stad achter hem en slaat, ulieder oog verschone niet en spaart niet! Doodt ouden, jongelingen en maagden en kinderkens en vrouwen, tot verdervens toe; maar genaakt aan niemand, op denwelken het teken is, en begint bij Mijn heiligdom. En zij begonnen van de oude mannen, die voor het huis waren.”Ezech.9: 5,6. De Geest der Profetie bevestigd dit door te zeggen: {1TG26: 17.2}

“Hier zien wij dat de gemeente—Gods heiligdom—de eerste was die de uitwerking van Gods toorn zou voelen. De oudsten, zij aan wie God veel licht had gegeven en die de wachters waren over de geestelijke belangen van de mensen hadden het vertrouwen beschaamd dat in hen gesteld was. Zij hadden zich op het standpunt gesteld dat wij geen wonderen en duidelijke manifestaties van Gods kracht hoefden te verwachten, zoals in vroeger tijden; de tijden zijn veranderd. Deze woorden versterken hun ongeloof en zij zeggen: De

17

Heer zal noch goed, noch kwaad doen. Hij is te genadig om Zijn volk met een oordeel te treffen. Zo is “vrede en rust”de roep van mannen die nooit meer hun stem als een bazuin zullen verheffen, om Gods volk op hun overtredingen te wijzen en het huis van Jacob op hun zonden. De stomme honden, die niet willen blaffen, zijn zij die de rechtvaardige wraak van een beledigde God zullen ervaren. Mannen, vrouwen en kleine kinderen zullen samen ten onder gaan.”—“Getuigenissen.” Deel 5, p. 173. En door de apostel Petrus, verkondigt Inspiratie: {1TG26: 17.3}

“Want het is de tijd, dat het oordeel beginne bij het huis Gods: en indien het eerst bij ons begint, welk zal het einde zijn dergenen die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn?” 1 Petr. 4: 17. {1TG26: 18.1}

Mich. 5: 1—“En gij, Bethlehem Efratha! Zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israel, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.”

Er is geen twijfel dat dit vers de geboorte van Christus voorspeld, “de Rechter van Israël” “Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.” {1TG26: 18.2}

Mich. 5: 2“Daarom zal Hij henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren zal, gebaard hebbe; dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met de kinderen Israëls.”

Er was niets wat gedaan kon worden voor de Joden in de tijd dat ze Christus kruisigden en weigerden om tot de Heer weder te keren, dan hun op te geven, “tot de tijd dat zij die baren zou, gebaard had.” {1TG26: 18.3}

Het voornaamwoord “zij” verwijst naar de dochter van Sion

18

(Mich. 4: 10). Ze zal haar kinderen baren terwijl zij in het vel is, terwijl ze in het heidens land is. Dan zal de tijd van haar omtrekken eindigen en zal ze worden bevrijd. “ Te dien dage, spreekt de Heere, zal ik haar, die hinkende was…en Ik zal haar , die hinkende was, een overblijfsel…..en de Heere zal Koning over hen zijn op den berg Sion, van nu aan tot in eeuwigheid.” Mic. 4: 6,7. {1TG26: 18.4}

Mich. 5: 3, 4—“En Hij zal staan, en zal weiden in de kracht des Heeren, in de hoogheid van den Naam des Heeren, Zijns Gods, en zij zullen wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan den einden der aarde. En Deze zal Vrede zijn; wanneer Assur in ons land zal komen, en wanneer hij in onze paleizen zal treden, zo zullen wij tegen hem stellen zeven herders, en acht vorsten uit de mensen.”

Wanneer de kinderen van de dochter van Sion terugkeren naar de berg Sion, zullen ze daar voor eeuwig blijven. Ze zullen nooit meer onder de heidense volkeren verbannen worden. Nooit meer zullen ze worden opgegeven. De Heer zal alzo Zichzelf “groot maken tot aan de einden der aarde.” “Wanneer zij die baren zal, gebaard zal hebben , dan zullen de heiligen zich stellen tegen Assur “ zeven herder, en acht vorsten uit de mensen,”dat is al Gods herders en al Zijn voornaamste mannen, inclusief Christus, de achtste. {1TG26: 19.1}

Mich. 5: 5—“Die zullen het land van Assur afweiden met het zwaard, en het land van Nimrod in deszelfs ingangen. Alzo zal Hij ons redden van Assur, wanneer dezelve in ons land zal komen, en wanneer hij in onze landpale zal treden.”

Het koninkrijk van Israël dat vernietigd was door Assyrië en ook het koninkrijk van Juda dat was vernietigd door Babylon, precies al de twaalf stammen van

19

Israël zullen verlost worden. {1TG26: 19.2}

“En Ik zal,” verkondigt de Heer, “ze maken tot een enig volk in het land, op de bergen Israëls; en zij zullen allen te zamen een enigen Koning tot koning hebben; en zij zullen niet meer tot twee volken zijn, noch voortaan meer in twee koninkrijken verdeeld zijn. En zij zullen zich niet meer verontreinigen met hun drekgoden, en met hun verfoeiselen, en met al hun overtredingen en Ik zal ze verlossen uit al hun woonplaatsen, in dewelke zij gezondigd hebben, en zal ze reinigen; zo zullen zij Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. En Mijn knecht David zal Koning over hen zijn; en zij zullen allen te zamen één Herder hebben; en zij zullen in Mijn rechten wandelen, en Mijn inzettingen bewaren en die doen.” Ezech. 37: 22-24. {1TG26: 20.1}

Mich. 5: 6–  En Jakobs overblijfsel zal zijn in het midden van vele volken, als een dauw van den Heere, als droppelen op het kruid, dat naar geen man wacht, noch mensenkinderen verbeidt.”

 

Nadat het Oordeel in het huis van God heeft plaatsgevonden, dat is het dat “het overblijfsel,” zij die overgebleven zijn, het werk van het evangelie zullen afsluiten. {1TG26: 20.2}

“Zij die vertrouwd hebben op intellect, rede of bekwaamheid, zullen dan niet aan het hoofd van de gelederen staan. Zij hebben geen gelijke tred met het licht gehouden. Dan zal de kudde niet worden toevertrouwd aan hen die ontrouw zijn gebleken. In het laatste ernstige werk zullen weinig groten van naam betrokken worden. Zij zijn verwaand en denken God niet nodig te hebben; God kan hen niet gebruiken. De Heer heeft getrouwe dienaren die in de tijd van beproeving en zifting naar voren zullen komen.”—“Getuigenissen,”Deel 5, p. 70. {1TG26: 20.3}

20

Dan is het dat zij, het overblijfsel van Jakob, verzameld zal worden in hun thuisland, waarna ze als zendelingen gezonden worden naar de hiedenen die niet van Gods naam en van Zijn roem hebben gehoord. Zo is het dat zij die levend ontsnappen aan het Oordeel van de Heer, het overblijfsel, zullen zijn als dauw van de Heer, als droppelen op het kruid. Ze zullen op niemand wachten in hun zendingswerk. Ze zullen al hun broederen uit alle heidenen “den Heere ten spijsoffer brengen.” Jes. 66,: 15, 16, 20. {1TG26: 21.1}

Mich. 5: 7– “Ja, het overblijfsel van Jakob zal zijn onder de heidenen, in het midden van vele volken, als een leeuw onder de beesten des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden; dewelke, wanneer hij doorgaat, zo vertreedt en verscheurt hij dat niemand redde.”

Terwijl Gods volk is als dauw en als droppelen voor de rechtvaardigen (Mich. 5: 7), zijn zij voor de slechten als leeuwen onver de beesten en jonge leeuwen onder de schaapskudden. Met andere woorden, hun evangelie zal de berouwvolle redden maar de onboetvaardige vernietigen. {1TG26: 21.2}

Mich. 5: 8-13—“Uw hand zal verhoogd zijn boven uw wederpartijders, en al uw vijanden zullen uitgeroeid worden. En het zal te dien dage geschieden spreekt de Heere, dat Ik uw paarden uit het midden van u zal uitroeien, en Ik zal uw wagenen verdoen. En Ik zal de steden uws hands uitroeien, en Ikz al al uw vestingen afbreken. En Ik zal de toverijen uit uw hand uitroeien, en gij zult geen guichelaars hebben. En Ik zal uw gesneden beelden en uw opgerichte beelden uit het midden van u uitroeien, dat gij u niet meer zult nederbuigen voor het werk uwer handen. Voorts zal Ik uw bossen uit het midden van u uitroeien, en Ik zal uw steden verdelgen”

Deze verzen kunnen slechts één ding betekenen, en dat is, dat God Zijn vloer grondig zal zuiveren. Hij zal zijn wan in Zijn hand nemen en het kaf uitblazen, Hij

21

zal de zondaren onder Zijn volk vernietigen. Op deze wijze Zijn kerk reinigend, zal Hij een rein volk scheppen, een verenigde en met de geest-vervulde bediening. “Er is een stem uwer wachters; zij verheffen de stem, zij juichen te zamen; want zij zullen oog aan oog zien, als de Heere Sion wederbrengen zal.” Jes. 52: 8. {1TG26: 21.3}

Mich. 5: 14— En Ik zal in toorn en in grimmigheid wrake doen aan de heidenen, die niet horen.”

“Want het is de tijd, dat het oordeel beginne van het huis Gods; en indien het eerst van ons begint, welk zal het einde zijn dergenen , die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn ? En indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en de zondaar verschijnen? 1 Petr. 4: 17,18. {1TG26: 22.1}

Dat we geen deel van de les van deze studie missen, laten we de belangrijke punten kort samenvatten. {1TG26: 22.2}

Om te beginnen, een groep mensen—goed en slecht tezamen gemengd—worden onder de aandacht gebracht. Zij, zoals we gezien hebben, maken deel uit van de kerk die de tijd van de oogst nadert, waarin de slechten worden gescheiden van de rechtvaardigen. (Matth. 13: 49). {1TG26: 22.3}

Terwijl de Heer met een boodschap van waarschuwing en berisping een belegering maakt tegen Zijn volk, verzamelen de tegenpartijen zich in groepen (“benden”) om zich te verzetten. Dan worden ze afgesneden. De paarden (leiders) zullen worden afgesneden(ontheven) en de wagens (verzamel plaatsen) vernietigd. Gods volk zal grondig gezuiverd worden van zonde en zondaren en alleen de boetvaardigen zullen overblijven. Zij zijn het overblijfsel van Jakob die “geen onrecht zullen doen, geen leugen zullen spreken; in hun mond zal geen bedrieglijke tong gevonden worden: maar

22

 zij zullen weiden en nederliggen en niemand zal hen verschrikken.” Zef. 3 : 13.  Ze zullen verzameld worden in hun vaderland, om vandaar uit te gaan als zendelingen naar de heidenen. Voor de boetvaardigen zullen ze zijn als dauw en als droppelen, maar voor de onboetvaardigen als leeuwen onder de beesten en schaapskudden. {1TG26: 22.4}

Dus de beroering veroorzaakt door de belegering van de Waarheid aan de kerk en Haar tegenstanders die ertegen strijden, begint reeds de aandacht van de wereld op te eisen, en zal resulteren in het reinigen van der kerk, “tempel.” Mal. 3: 1-3 {1TG26: 23.1}

Aldus zal de Heer zijn werk hier op aarde afsluiten, Zijn volk verzamelen , de zondaren en de heidenen op gelijke wijze vernietigen. Noodzakelijkerwijs,”… snellen de dagen van de reiniging van de kerk zich gestadig. God zal een volk hebben rein en waarachtig.” – “Getuigenissen,” Deel. 5. p. 80. {1TG26: 23.2}

Diepte van Genade

Diepte van genade! Kan er zij

Genade nog voorbehouden voor mij?

Kan mijn God zijn woede inhouden,

Mij, het hoofd der zondaren sparen?

Ik heb lang Zijn genade weerstaan

Hem lang in Zijn aangezicht uitgedaagd,

Wilde niet luisteren naar Zijn geroep,

Hem verdriet aan gedaan door duizend struikelingen.

Daar staat de Verlosser voor me

Toont Zijn wonden en spreid Zijn handen uit,

God is liefde! ik weet, ik voel;

Jezus weent en houd nog steeds van me.

goederen, aan geen ding gebrek hebben, zien wij onszelf behoefte hebben aan alles. Zullen we niet deze rijkdommen (waarheid) aannemen, die gelouterd zijn in het vuur, en deze klederen van gerechtigheid om onze naaktheid te bedekken? Zullen we niet onze ogen zalven met deze frisse gouden olie van Waarheid, zodat we mogen zien en de weg weten, dat we ‘de deur”op tijd mogen bereiken? Er is geen reden om jammerlijk, en ellendig, arm, blind en naakt te blijven. De Heer wacht aan de deur van onze haren. Hij is verlangend om een zegening uit te storten, om de beker tot overvloeien toe te vullen. Laten we Hem niet teleurstellen door Hem te dwingen aan ons voorbij te gaan. Laten we ons nu ontdoen van onze wapenen en zonder angst ons voorbereiden om in vrede te zitten onder ons door God gegeven “vijgeboom.” {1TG25: 12.6}

 

>