20 mrt Deel 1 Tijdige Groeten Nrs. 13, 14
Ter Correctie
Tijdige Groeten
De enige gemoedsrust
Vol 1. Nr. 13
Plaatje
De herleving en hervorming.
Gebedsvoorlezing
Ik zal lezen het laatste hoofdstuk van Gedachten van de Berg der Zaligsprekingen, p.99 waarna wij samen een moment van gebed zullen hebben. {1TG13: 2.1}
GBZ., p. 99-“Wanneer wij bidden: Geef ons heden ons dagelijks brood,”vragen wij dit voor anderen evenzeer als voor onszelf. En wij erkennen, dat datgene wat God ons geeft niet voor onszelf alleen is….
“Wie karig zaait zal ook karig oogsten, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten….Door ons te leren iedere dag te vragen om wat we nodig hebben, – zowel aan tijdelijke als aan geestelijke zegeningen,- wil God een doel bereiken voor ons welzijn.” {1TG13: 2.3}
De ervaring van dit instituut is een juiste illustratie van het feit dat zij die anderen zegenen, zelf ook gezegend zullen zijn. Weet u dat dit instituut gebouwd begon te worden in 1935, precies in het midden van de depressie, en dat haar werk begon met niets meer dan een openbaring van de Heer. In alle opzichten was haar begin het kleinste van de kleinen, en de armste van de armen. En terwijl ontelbare individuen en ondernemingen failliet gingen, groeide het en was voorspoedig. Het was aldus gezegend omdat in plaats van haar God gegeven zegeningen te hamsteren, het zichzelf vrijelijk uitgaf om anderen te zegenen. Aangezien dit instituut is geworden wat het is, door anderen onzelfzuchtig te zegenen vanaf haar prille begin tot deze dag, zelf in een tijd van depressie, mogen individuen op gelijke wijze zegeningen oogsten, als ook zij dezelfde regel volgen. {1TG13: 2.3}
Dienovereenkomstig zullen we bidden dat we een juist begrip gegeven worden van wat het betekend om te zeggen,”Geef ons heden ons dagelijks brood,” en om te weten dat zelfzuchtigheid leidt tot armoede en dat beheer en vrijgevigheid leid tot overvloed; dat wij als Christenen absoluut weten dat om de naam van Christus aan te nemen betekend te doen wat Christus deed- de mensheid zegenen, dat we de wereld laten weten, dat we hier zijn om goed te doen, en niet om een last erop te zijn. {1TG13: 2.4}
2
DE HERLEVING EN HERVORMING
LEZING DOOR V. T. HOUTEFF
BEDIENAAR DER DAVIDIAANSE ZEVENDE DAG ADVENTISTEN
SABBAT, 2 NOVEMBER, 1946
CARMEL KAPEL
WACO, TEXAS
Deze middag zullen we onze studie beginnen waar we zijn geëindigd in onze vorige studie van de profetieën van Haggaï en Zacharia. Laat we gaan naar {1TG13: 3.1}
Hag. 2: 2-4—“ In de zevende maand, op de een en twintigste dag van de maand geschiedde het woord des Heeren door de dienst van de profeet Haggaï , zeggende : Spreek nu tot Zerubabbel, de zoon van Sealthiël, de vorst van Juda en tot Jozua, de zoon van Jozadak, de hogepriester, en tot het overblijfsel van het volk zeggende: Wie is onder u lieden overgebleven, die dit huis in zijn eerste heerlijkheid gezien heeft, en hoedanig ziet gij hetzelve nu? Is dit niet als niets in uw ogen?
Zoals het was in de dagen van de bouw van de typische tempel, zo moet het zijn in de dagen van de bouw van de antitypische in onze dagen. Van het type is te zien dat precies als het Woord van de Heer toen gericht was aan de bestuurder, de hogepriester, en aan het gewone volk, evenzo moet het Woord van de Heer vandaag aan alle volkeren gebracht worden, ongeacht de rang of status in het leven. {1TG13: 3.2}
Het Woord van de Heer aan al het volk in de dagen van Haggaï en Zacharia, was dat de bouwlieden tot hun hartverscheurende teleurstelling moesten overwegen dat de heerlijkheid van de tempel die ze aan het bouwen waren in hun ogen als niets was, vergeleken met de heerlijkheid van
3
Salomons tempel. {1TG13: 3.3}
Hag. 2: 5, 6—“Doch nu, wees sterk, gij Zerubabbel, spreekt de Heer; en wees sterk Jozua, zoon van Jozadak, hogepriester! en wees sterk, al gij volk des lands spreekt de Heere, en werkt want Ik ben met u, spreekt de Heere der heirscharen. Met het woord, in hetwelk Ik met u lieden een verbond gemaakt heb, als gij uit Egypte uittrok, en mijnen Geest, staande in het midden van u,; vreest niet!”
De Heer verzekerde Zijn volk dat de liefde die Hij voor hen had gehad, niet was afgenomen, en dat Zijn kracht om hen te bevrijden en te helpen nog steeds hetzelfde was als toen Hij hun voorvaderen gebracht had uit Egypte; zoals Hij zijn volk dan in die tijden niet in de steek had gelaten, zou Hij hun nog minder in de steek laten, en Zijn geest zou nog steeds met hen zijn. {1TG13: 4.1}
Hag. 2: 7-9—“Want alzo zegt de Heere der heirscharen: Nog eens, een weinig tijds zal het zijn; en Ik zal de hemelen, en de aarde en de zee, en het droge doen beven. Ja, Ik zal al de heidenen doen beven, en zij zullen komen tot den wens aller heidenen, en Ik zal dit huis met heerlijkheid vervullen, zegt de Heere der heirscharen. Mijn is het zilver, en mijn is het goud, spreekt de Heere der heirscharen.”
Dat de profetie in deze verzen nog vervult moet worden is overduidelijk, want in de dagen dat deze tempel gebouwd wordt, zal God de hemelen laten beven, de aarde, en de volkeren; dat hun verwachting dan zal komen en dat de tempel gevuld zal worden met heerlijkheid, dat de bouwlieden zich niet hoeven druk te maken over financiën. {1TG13: 4.2}
Het is waar dat de mens het zilver en het goud, beheerd en gebruikt, maar het mag niet vergeten worden dat het allemaal God toebehoort, en dat wanneer Hij het nodig heeft, Hij zeker in staat is het te nemen en te doen wat Hij wil ermee, dat de bouwlieden niet hoeven te vrezen voor een tekort ervan, als ze het
4
gebruiken zoals God wil dat zij het gebruiken. {1TG13: 4.3}
Aangezien het duidelijk is dat de oude tempel een type was van de tempel die gebouwd moest worden in de dagen dat God de hemelen doet beven, de aarde en de volkeren, wordt het onderwerp volkomen duidelijk dat Inspiratie hier praat over een antitypische tempel. {1TG13: 5.1}
Hag. 2: 10—“De heerlijkheid van dit laatste huis zal groter worden, dan van het eerste, zegt de Heere der heirscharen; en in deze plaats zal Ik vrede geven, spreekt de Heere der heirscharen.”
De belofte is dat de heerlijkheid die aanwezig was in Salomons tempel, verreweg overtroffen zal worden door de antitypische, welke gebouwd zal worden door de gereinigde kerk, de kerk gedurende oogst tijd, de tijd waarin God de hemelen doe beven, de aarde en de volkeren—gedurende de grote en verschrikkelijke dag van de Heer. {1TG13: 5.2}
Daar deze beloften niet waren vervult in de dagen van de tempel van Zerubabbel, wordt het onderwerp glashelder: dat ze nu in vervullen zullen gaan, en daar deze waarheden van de laatste dagen nu aan ons geopenbaard worden, moeten wij de bouwlieden ervan zijn, de heerlijkheid die al de heerlijkheid in het verleden moet overtreffen. Bovendien, zal de plaats waar deze antitypische tempel gelegen zal zijn, vrede hebben, en de wijze waarop die vrede volkomen verkregen zal worden wordt verteld in— {1TG13: 5.3}
Hag 2: 22, 23—“Spreek tot Zerubabbel, de vorst van Juda zeggende: Ik zal e hemelen en de aarde bewegen. En Ik zal de troon der koninkrijken omkeren, en verdelgen de vastigheid van de koninkrijken der Heidenen; en Ik zal de wagen omkeren, en die daarop rijden, zullen neder storten, een ieder
5
in de zwaard van zijn broeder.
Wederom wordt gezien dat in de dagen dat de Heer de hemelen en de aarde doet bewegen, Hij ook de koninkrijken van de aarde vernietigd, door hun toe te laten elkaar te doden. Geen wonder dan dat de natiën nu verwikkeld zijn in een bewapeningswedstrijd, en dat de hele wereld aan de rand staat om zich te storten in de bloederigste strijd ooit te voren. Het is moeilijk voor wie dan ook om tot welke andere conclusie te komen dan dat de grote en verschrikkelijke dag des Heren heel dichtbij is. {1TG13: 6.1}
Voor zover Zerubabbel een “zegel” is, een symbool of een type voor de bouwlieden in de dagen dat de Heer de hemelen en de aarde schudt, zou Ezechiels beschrijving van de mystieke tempel ( hoofdstukken 40-47) die nog gebouwd moet worden dan een blauwdruk zijn Zerubabbels antitypische tempel. {1TG13: 6.2}
“Maar” kun je je afvragen, “is dit idee niet in tegenstelling tot ons vroegere geloof?”—Ik geef toe dat het dat is. Maar moeten wij voortgaan op wat we hebben geloofd? Of wat het Woord van de Heer zegt? En tot welk doel zijn deze profetieën als wij geen acht op ze slaan? En waarom zijn zij nu ontzegeld en onder onze aandacht gebracht als dit niet de tijd is waarin God Zijn macht zal manifesteren en al deze dingen zal bewerkstelligen? Het mag onder de aandacht worden gebracht dat wij niet het eerste en het enige volk zijn die hun manier van denken moesten veranderen; wij zijn niet het eerste en enige volk dat zal ontdekken dat Gods plannen het tegenovergestelde zijn van onze plannen. Ook Mozes, ondervond dat zijn plan voor de bevrijding van de kinderen van Israel van hun Egyptische ballingschap niet Gods plan was. Evenzo was God plan voor de route die ze op hun reis moesten nemen naar het beloofde land niet hun plan. De apostelen geloofden echt dat Christus Zijn Koninkrijk bij Zijn eerste komst zou bevestigen, maar
6
ook zij moesten hun geloof veranderen. Bovendien, aangezien de Hebreeën, waarvan God, koningen heeft gemaakt uit slaven, beloofd was geworden dat hun koninkrijk eeuwig zou staan, waren zij terecht geschokt dat het ten onder ging. En er zijn altijd al andere verassingen geweest vanaf het begin van de geschiedenis. {1TG13: 6.3}
De pioniers van de kerkgenootschap der Zevende dags Adventisten, verwachten dat de Heer zou komen zo gauw als er 144.000 bekeerden zich bij kerk voegden, en verwachten dat zij zouden leven om Hem te zien komen. Het ledental van de kerk echter, bedraagt reeds vele malen 144.000, de pioniers zijn dood, en de Heer is moet nog komen. Dus is de vraag niet of wij onze gedachten willen veranderen of niet, maar of wij dat moeten. {1TG13: 7.1}
Jaren geleden werd ons verteld dat “ De werkers verbaasd zullen zijn door de eenvoudige middelen die Hij wil gebruiken om Zijn werk van rechtvaardigheid tot stand te brengen en te volmaken. Zij die tot de goede werkers gerekend willen worden, moeten dichter tot God naderen, zij zullen de heilige aanraking nodig hebben.”Testimonies To Ministers, p. 300. {1TG13: 7.2}
Als Inspiratie de Boekrol ontvouwd,is het, vanzelfsprekend te verwachten, dat het ons verbazend onwetend zal vinden in verschillende dingen—precies de reden dat het zich ontvouwd. Als we daarom, te kort schieten om onze ideeën in te ruilen voor die van de Heer, wat voor hoop is er dan voor ons om ooit verlicht te worden en geschikt voor de eeuwigheid? Onze ideeën zullen mislukken, en de profetieën van de Heer zullen “hoog en opgeheven” staan. Onze taak is te bewijzen dat Gods Woord juist is in plaats van hardnekkig vast te houden aan onze zienswijzen en misvattingen totdat God Zelf ingrijpt en ons te schande maakt. {1TG13: 7.3}
Als Zevende-dags Adventisten, hebben we eens opgeschept dat we “onze Bijbel kennen,” maar vanaf deze groep ophield op
7
te scheppen, ontdekte het dat het heel weinig wist in vergelijking met wat het nu weet, en toch kan ik niet zeggen dat ik voldoende kennis van de Bijbel heb om mij volkomen in de paarlen poorten te dragen. In feite, weet ik dat ik veel meer te leren heb. {1TG13: 7.4}
Hag. 2: 11-14 – “ Op de vier en twintigste dag van de negende maand, in het tweede jaar van Darius, geschiedde het woord des Heeren door de dienst van de profeet Haggaï, zeggende: Alzo zegt de Heere der heirscharen: Vraag nu de priesters de wet, zeggende: ziet iemand draagt heilig vlees in de slop van zijn kleed, en hij raakt met zijn slip aan het brood, of aan het moes, of aan de wijn, of aan de olie, of aan enige spijze, zal het heilig worden? En de priesters antwoordden, en zeiden: Neen. En Haggaï zeide: Indien iemand, die onrein is van een dood lichaam, iets van die dingen aanroert, zal het onrein worden? En de priesters antwoordden, en zeiden: het zal onrein worden.”
Zou één die de heilige orakelen van God draagt, een gewoon ding aanraken, dat ding zou toch gewoon blijven, en niet geschikt om tot God te brengen; maar zou één wiens lichaam vervuild is een heilig ding aanraken, dan zou dat ding onrein worden, ongeschikt te gebruiken voor het offer van de Heer. Dat wil zeggen, geheiligde mannen moeten geen onreine dingen brengen voor de Heer, en ongeheiligde mannen moeten zelf geen reine dingen brengen tot Hem. {1TG13: 8.1}
Hag. 2 : 16-18—“En nu, stelt er toch u lieder hart op , van deze dag af en opwaarts, eer er steen op steen gelegd werd aan de tempel des Heeren. Eer die dingen geschiedden, kwam iemand tot de korenhoop van twintig maten, zo waren er maar tien; komende tot den wijnbak, om vijftig maten van de pers te scheppen, zo waren er maar twintig. Ik sloeg u lieden met brandkoren, met honingdauw en met hagel, al het werk uwer handen; en gij keerde u niet tot Mij spreekt de Heere.”
8
Door middel van deze voorbeeldige ervaring, leert de schrift ons dat de kost proberen te verdienen, terwijl wij nalaten het Werk van de Heer te doen, armoede in plaats van voorspoed ons lot zal worden. Het is daarom van uitermate belang dat Tegenwoordige Waarheid gelovigen, eerst de opbouw van het Koninkrijk van God zoeken en Zijn gerechtigheid als ze voorspoedig willen zijn. (Matt. 6: 28-34). Laat ons altijd onthouden, dat als we volkomen aan de Heer Zijn kant zijn, achter Gods omheining, zoals Job dat was, we nergens bang voor hoeven te zijn, zelf niet voor de duivel. {1TG13: 9.1}
Hag. 2: 19, 20— “Stelt er toch uw hart op, van deze dag af en opwaarts,: van de vier en twintigste dag der negende maand af, van de dag af, als het fundament aan de tempel des Heeren is gelegd geworden, stelt er uw hart op. Is er nog zaad in de schuur? Zelfs tot den wijnstok, en de vijgeboom, en de granaatappelboom, en de olijfboom, die niet gedragen heeft, die zal Ik van deze dag af zegenen.”
Het type leert dat vanaf de dag dat we beginnen om de Heer zijn werk te doen, precies vanaf die dag zal de Heer ons zegenen. {1TG13: 9.2}
Hag. 2: 15—“…Alzo is dit volk, en alzo is deze natie voor mijn aangezicht, spreekt de Heere, en alzo is al het werk hunner handen, en wat zij daar offeren, dat is onrein.”
Dit vers toont aan dat als wij tekort schieten in onze door God gegeven taken, dat is er geen vervanging meer ervan. {1TG13: 9.3}
Zodra ze over hun vaders- en hun eigen zonden verteld waren, schikten onze typen zich vol vreugde aan de Heer zijn wensen. ( Zie Hag. 1: 5-11). Hij zal op dezelfde manier ons van deze dag af aan zegenen als ook wij, onze verkeerdheden bekennen, en ze corrigeren. {1TG13: 9.4}
9
Hag. 1: 12-14—“Toen hoorde Zerubabbel, de zoon van Sealthiël, en Jozua de zoon van Jozadak, de hogepriester, en al het overblijfsel des volks naar de stem van de Heere hun God, en naar de woorden van de profeet Haggaï, gelijk als hem de Heere hun God gezonden had; en het volk vreesde voor het aangezicht des Heeren. Toen sprak Haggaï de bode des Heeren , in de boodschap des Heeren, tot het volk, zeggende: Ik ben met ulieden, spreekt de Heere. En de Heere verwekte den geest van Zerubbabel, den zoon van Sealthiël, de vorst van Juda, en de geest van Jozua, de zoon van Jozadak, de hogepriester, en de geest van het ganse overblijfsel des volks; en zij kwamen en maakten het werk in het huis van de Heere der heirscharen, hun God.”
Deze verzen vertellen ons dat zo gauw als het volk gehoor gaf aan de boodschapper van God, de Geest van de Heer meteen hun krachten beroerde, en toen gingen allen meteen aan het werk. Wij zullen ook precies zo een ervaring hebben, als we nu onze gedachten daarop vestigen, dat we vanaf dit moment wij volstrekte aandacht zullen vestigen aan de boodschap van God en de Heer onze God zullen dienen met heel ons hart en onze ziel. Laten we niet Gods zegeningen van ons afzetten. {1TG13: 10.1}
Hag. 2: 21,22—“ Het woord des Heeren nu geschiedde ten tweede maal tot Haggaï, op den vier en twintigste der maand, zeggende: Spreek tot Zerubbabel, de vorst van Juda, zeggende: Ik zal de hemelen en de aarde bewegen.”
Met het oog op het feit dat de Heer spoedig de hemelen en de aarde zal bewegen, is het noodzakelijk dat we nu meteen huichelachtigheid wegdoen? Laten we ophouden met “droogte,” “rukwinden,”en “schimmelvorming”over onszelf uit te nodigen. Laten we in plaats daarvan onze harten neigen tot God en zodoende onszelf verzekeren van vreugde, vrede, geluk en eeuwig leven. Tenzij wij dit doen, zullen we zeker uitgeschud worden in plaats van hervormd en opgewekt. {1TG13: 10.2}
10
Ter Correctie
Tijdige Groeten
De enige gemoedsrust
Vol 1.Nr. 14
Plaatje
Ismen en de remedie
Gebedsvoorlezing
Ik zal lezen uit de Gedachten uit de berg der Zaligsprekingen, p. 100, beginnend met de eerste alinea. Deze lezing is gebaseerd op het schrift gedeelte, “Vergeef ons onze zonden; want ook wijzelf vergeven een ieder, die ons iets schuldig is.” {1TG14: 11.1}
GBZ. p. 100—“Jezus leert ons, dat wij slechts vergeving van God kunnen ontvangen, wanneer wij anderen vergeven. Het is de liefde van God , die ons tot Hem trekt, en die leifde kan onze harten niet aanraken zonder liefde voor onze broeders te scheppen. {1TG14: 11.2}
“Nadat Hij het “Onze Vader” beëindigd had , zei Jezus: “Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Veder uw overtredingen niet vergeven.” Hij die niet vergeeft, snijdt het kanaal af, waarlangs hij alleen de genade van God kan ontvangen. Wij mogen niet denken, dat indien de mensen,die ons onrecht hebben aangedaan, hun verkeerde daden niet belijden, wij gerechtigd zijn hun de vergiffenis te onthouden. Het is ongetwijfeld aan hen, om hun harten te vernederen in berouw en belijdenis; maar wij moeten een geest van ontferming hebben over degenen die iets jegens ons misdaan hebben, of zij hun fouten bekennen of niet. Hoe bitter zij ons ook gewond mogen hebben, wij mogen aan onze grieven niet toegeven, en medelijden hebben met onszelf om het kwaad dat ons werd gedaan; maar wanneer wij hopen vergiffenis te ontvangen voor wat we jegens God misdaan hebben, moeten wij allen vergeven, die ons kwaad gedaan hebben. {1TG14: 11.3}
Wat zal nu de last van ons gebed zijn deze middag? – Dat we liefde voor onze broeders en zusters mogen hebben; dat wij de fouten van andere vergeven, of ze wel of niet onze fouten vergeven, dat we onze zonden belijden, ongeacht wat anderen mogen doen. {1TG14: 11.4}
11
ISMEN EN DE REMEDIE
LEZING DOOR V. T. HOUTEFF
BEDIENAAR DER DAVIDIAANSE ZEVENDE DAG ADVENTISTEN
SABBAT, 9 NOVEMBER, 1946
CARMEL KAPEL
WACO, TEXAS
Laat mij het onderwerp bij u introduceren, door een eenvoudig verhaal te vertellen. {1TG14: 12.1}
Eens bouwden zes broers een brug, naar verluidt voor de god van gerechtigheid. Het doel van de brug was om het oosten met het westen te verenigen. {1TG14: 12.2}
Ze hadden geen problemen om de fundering te leggen en de pilaren de plaatsen. Maar, owee, toen ze de oost vleugel met die van het westen moesten verbinden, vonden ze zichzelf geconfronteerd met een uitzonderlijk obstakel: Wat ze gedurende dag hadden opgebouwd, was gedurende de nacht afgebroken. Dit wonder zette zich dag na dag voort. Ten slotte zaten de broers aan in een bestuursvergadering om te bespreken hoe ze hun storende probleem konden oplossen. Ze voelden aan dat om het op te geven de grootste dwaasheid kon zijn die ze ooit konden begaan, dat het hun naam in diskrediet zou brengen, en ze studeerden en baden. {1TG14: 12.3}
Ten lange laatste, concludeerden zij dat de god der gerechtigheid,om de een of andere reden boos op hun was en dat een menselijk offer hem zou kalmeren. Zo was het dat ze zich voornamen dat van hun vrouwen de beste geofferd zou worden. Dit zou echter niet bekend gemaakt worden aan de vrouwen. Om een onpartijdige en acceptabele keuze te maken, besloten ze verder, dat elk van hun de volgende morgen zijn vrouw zou instrueren om het beste mogelijke
12
ontbijt en middageten zou voorbereiden, en de maaltijden zo vroeg mogelijk op de brug tot hem te brengen. Ze moesten aan hun vrouwen uitleggen dat het van node was dat ze moesten eten en bidden aan de kant van de brug ter verheerlijking van de god der gerechtigheid, en voor het succes van hun project. De vrouw die het eerst met het maaltijden zou aankomen, zou het slachtoffer worden. {1TG14: 12.4}
Vijf van de mannen, echter, hielden zich niet aan deze heilige belofte. Elk van hun vertelde hun vrouwen meteen wat er gedaan moest worden, en dat ze daarom zich niet naar de brug moesten haasten met hun maaltijden. {1TG14: 13.1}
In de morgen, op het gestelde tijdstip, waren de mannen rond het bouwterrein van de brug. Kort daarna zagen ze in de verte iemand tot de brug komen. Een paar minuten lang wist niemand wie het was, maar algauw herkende de mand die zich aan de overeenkomst had gehouden het zijn vrouw te zijn. Vanzelf barstte hij meteen in tranen uit, en met gekreun viel hij op de grond. Het vreemde gedrag van haar echtgenoot ziend, liet de echtgenote haar mand met voedsel vallen en rende naar de plaats, waar ze bijgebracht werd wat het probleem was. Maar terwijl ze trachtte haar echtgenoot te troosten, grepen de andere vijf broers haar, droegen haar naar de kloof in de brug, en daar metselden ze haar leven in. De broers verwachten nu vol vertrouwen, dat de brug zo blijven staan, want ze meenden dat ze alles gedaan hadden om de god van gerechtigheid tevreden te stellen. {1TG14: 13.2}
Aldus was het dat terwijl de vijf oneerlijke mannen die in vreugde naar huis keerden, de eerlijke man in verdriet naar huis ging. {1TG14: 13.3}
De volgende morgen, haasten al de mannen zich naar de brug, verwachtende het in tact staande te vinden. Maar tot hun verbazing en opschudding, vonden ze de hele brug liggend op de grond! {1TG14: 13.4}
13
Natuurlijk werd het incident als gerucht door de gehele stad verspreid, en de gingen de rechters van de stad bekijken wat de grote opwinding over ging. Terwijl ze luisterden naar de debatten en filosofieën van de bouwlieden van oorzaak tot gevolg, begrepen ze dat de ongelukkige vrouw niet bij kans geofferd was, mar door fraude! Zodoende oordeelden ze dat de hele ramp het gevolg was van het feit dat onrechtvaardige mannen trachten een brug te bouwen in naam van een rechtvaardige god! De zaak werd voor de rechter gebracht en de rechters gaven tenslotte het bevel dat Gerechtigheid vervult moest worden, anders zou niet alleen de brug, maar zelf hun stad ten gronde vallen. Dientengevolge , werden de onrechtvaardige mannen op diezelfde dag geëxecuteerd, en de oprechte werd tot burgemeester van de stad gemaakt. {1TG14: 14.1}
Christenen zijn zogezegd vele jaren, een brug aan het bouwen, voor de God der Gerechtigheid. Maar ze schijnen nog minder succesvol te zijn dan deze zes bruggen bouwers waren. En om welke reden? –Om dezelfde reden dat de zes bouwers onsuccesvol waren: Zelfzuchtige mannen zijn betrokken bij et werk, en hoewel ze de noodzaak zien voor een offer, toch zien ze altijd hun kans om anderen het offer te laten doen. {1TG14: 14.2}
En herinnert u zich dat hoewel de bouw van de toren van Babel in tegenstelling was tot Gods wil en Zijn opdracht, werkten de bouwers al de tijd in harmonie met elkaar, hun project had voorspoed—hun toren schoot omhoog. Maar toen hun tal in verwarring was gebracht en ze elkaar niet langer konden verstaan, stopte de voortgang van de toren. En om hen te tonen dat Hij niet blij was met hun project en dat hij de Ene Was die hun taal had verward, trof God de toren zodat het verschrompelde tot aan de grond. Dat wat met de brug gebeurde, gebeurde ook met de toren. {1TG14: 14.3}
14
Christenen werken onder elkaar, met tegengestelden doelen. De ene Christelijke broeder verraad de andere. Christelijke predikanten, prediken tegen elkaar, in plaats van de Waarheid te prediken. Een begint te bouwen, en een ander volgt er om neer te halen. Ze zijn het niet eens met elkaar, en begrijpen elkaar nog minder dan de verwarde toren-bouwers. {1TG14: 15.1}
Zolang als deze zelfzuchtigheid en oneerlijkheid, verwarring en vijandigheid, bestaat onder Christenen, zullen hun brug en hun toren, zogezegd, zo zeker als de brug van de zes verbond brekers en als de toren van de spotters van de profeet Noah, tot niets uitlopen Er is geen mogelijkheid om het ismen probleem te stoppen zonder de oorzaak te verwijderen—nee, nog minder dan een wond door met een splinter kan genezen voordat de splinter verwijdert is. {1TG14: 15.2}
Bent u bekend met het feit dat er geen isme probleem was in de dagen van Mozes, zolang Mozes alleen het Woord van God uitlegde aan het volk. Maar zodra Korah, Dathan, Abiram en vele anderen, Mozes zijn ambt nastreefden, begon het isme probleem. En de enige remedie, die God Zelf kon vinden was om de aarde haar mond te laten openen en hen de isme-voortbrengende menigte te verzwelgen, de zelf aangewezen vertegenwoordigers van God. {1TG14: 15.3}
In onze dage is er een nog grotere toevloed van privé uitleggingen van de Schriften{ de oorzaak van de ismen van vandaag}, dan er in de dagen van Mozes was. En volgens Openbaring 12: 15, 16, waarschuwt de Heer dat Hij wederom een remedie zal gebruiken die gelijk is aan de oude remedie tegen de hedendaagse isme-voortbrengende vloed. Dan zal men leren om het ambt van de Geest der Profetie te respecteren. Laten we nu lezen over het lot
15
van diegenen die kozen te wandelen in de vonken van hun eigen vlammen. {1TG14: 15.4}
Openb.12: 16—“.. en de aarde opende haar mond, en verzwolg de rivier, welke de draag uit zijn mond had geworpen.”
Hier zien wij dat een zelfde remedie, die ervoor zorgde dat ismen ophielden in de dagen van Mozes, wederom gebruikt zal worden om ismen te doen ophouden in onze dagen, de enige manier waardoor harmonie hersteld kan worden onder leden onderling in de kerk zelf, als onder Christenen in het algemeen. {1TG14: 16.1}
2 Tim. 3:16,17—“Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot leering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is; opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goede werk volmaakt toegerust.”
2 Petr. 1: 20,21—“Dit eerst wetende, dat geen profetie der Schrift is van eigen uitlegging; want de profetie is voortijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar de heilige mensen Gods van de Heilige Geest gedreven zijnde hebben ze gesproken.”
Bevestigend gesteld, zijn alle Schiften, niet slechts een deel Ervan geïnspireerd. Ontkennend gesteld, niets Ervan is persoonlijk uitgelegd, om de reden dat Het niet van mensen afkomstig was, maar van God; dat is, zoals de Geest van God de Schriften aan de mensen oplegde, zo moet de Geest van God de Schriften ook uitleggen aan de mens, aangezien geen mens persoonlijk (niet geïnspireerd),in staat is om de verzegelde profetieën te onthullen of welk deel van ze uit te leggen of zelf in staat is hun belangrijkheid te begrijpen nadat ze verklaard zijn, behalve door de gave van de Geest der Waarheid “Geen van de goddeloozen,” daarom,
16
“zullen het verstaan; maar de verstandigen zullen het verstaan.” Dan. 12:10. {1TG14: 16.2}
We zouden nu overtuigd moeten zijn dat zolang deze Heilige opdracht en principe van Gods Woord verklaren over het hoofd wordt gezien en wordt misbruikt, en zolang zelfzuchtigheid en dweperij bestaat onder Christenen in het algemeen en onder Bijbel studenten in het bijzonder, ismen zullen door gaan toe te nemen, en de kracht van het volk zal voortgaan om verspild te worden, net zoals de kracht van zowel, de bouwers van de brug en de bouwers van de toren. Ja, zo zeker als de nacht de dag volgt, zo zeker zullen hun pogingen op niets uitlopen, en hun schande ontbloot worden. {1TG14: 17.1}
Dat we niet in alle Waarheid geleid kunnen worden zonder de gave van de Geest der Profetie, waarschuwt Inspiratie symbolische door de profeet Zacharia. Laat ons gaan naar Zacharia 4, en beginnen met de eerste vers. {1TG14: 17.2}
Zacharia. 4:1-4—“ En de engel, die met mij sprek, kwam weder; en hij wekte mij op, gelijk een man, die van zijn slaap opgewekt wordt. En hij zei tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide ”Ik zie, en ziet, een geheel gouden kandelaar, en een oliekruikje boven zijn hoofd, en zijn zeven lampen daarop; de lampen hadden zeven en zeven pijpen, welke boven zijn hoofd waren. En twee olijfbomen daarneven, een ter rechterzijde van het oliekruikje, en een tot zijn linkerzijde. En ik antwoordde, en zei tot de engel, die tot mij sprak, zeggende: Mijn Heere, wat zijn deze dingen?”
De illustratie hier uitgebeeld, zoals u zie, is een exacte reproductie van Zacharia’s symbolisme. Om onze studie te vergemakkelijken en te verlevendigen, zullen we het hoofdstuk tezamen met de illustratie bestuderen. {1TG14: 17.3}
17
Laten we nu luisteren naar de verklaring van engel van deze symboliek. {1TG14: 18.1}
Zach. 4: 5,6 – “Toen antwoordde de engel, die met mij sprak, en zei tot mij: Weet gij niet, wat deze dingen zijn? En ik zeide: Neen, mijn Heere! Toen antwoordde hij , en sprak tot mij zeggende: Dit is het woord des Heeren tot Zerubbabel, zeggende: Niet door kracht, noch door geweld, maar door mijn Geest zal het geschieden, zegt de Heere der heirscharen.
De engel onthulde twee dingen: Eerst maakt hij bekend dat de symboliek betrekking heeft op het Woord van de Heer (de Bijbel) aan de dienstknechten van God; ten tweede dat Zijn Woord geopenbaard is, niet door de kracht noch de macht van de mens, maar door de Geest van God. {1TG14: 18.2}
Zonder meer vertegenwoordigt deze symboliek als geheel, het systeem waardoor de Heer Zijn geopenbaarde Woord aan Zijn volk doorgeeft. Opdat wij een grondig begrip mogen hebben van zijn Heilig ontworpen systeem, moeten we weten wat ieder klein onderdeel van de illustratie voor staat. De Geest der Profetie geeft de aanwijzing. {1TG14: 18.3}
In De Grote Strijd, p. … verkaart het dat de “olijf bomen”het “Oude en het Nieuwe Testament” vertegenwoordigen; Testimonies to Ministers, p. 188, zegt dat de gouden olie, de Heilige Geest vertegenwoordigt, en op pagina 337 van hetzelfde boek, tezamen met Openbaring 1 : 20, zegt het dat de zeven lampen de kerken vertegenwoordigen, en dat de zeven buizen ( de bediening) de olie doorsluizen naar de kerken. {1TG14: 19.1}
Bestudeer nu de illustratie zelf, zoals je een tekenfilm zou bestuderen. Ten eerste, zijn de bomen een voorstelling van het Woord van God (de Bijbel—beiden het Oude en het Nieuwe Testament—twee bomen). {1TG14: 19.2}
Hier is te zien dat de hele symbolische opzet, ten doel heeft het beschrijven van het tot stand brengen van slechts een ding – het houden van de zeven lampen (de gehele lidmaatschap van de kerk) voorzien van geestelijke olie (Bijbelse Waarheid) zodat het geestelijk licht overal rondom mag geven, dat de kerk de wereld mag verlichten met het geopenbaarde Woord van God. En aangezien het de taak van de predikanten is om de kerk te voeden met geestelijk voedsel, is het een feit dat de zeven aanvoerbuizen de predikanten aan het werk vertegenwoordigen, die de olie (geopenbaarde Waarheid) nemen van de schaal aan de zeven kerken. Welnu, de waarheid dat in de illustratie de buizen (de predikanten) niet rechtstreeks uit de olie van de olijf bomen (de Bijbel)nemen, geeft bevestigend aan dat de schaal waarin de olie wordt gestort een voorstelling is van het vat of de winkel waarin de compilaties van Geïnspireerde Bijbel interpretaties opgeslagen zijn, en dat van hier uit, niet van de olijf bomen, de predikanten zichzelf helpen aan olie en het dragen naar de zeven lampen (naar de kerk). {1TG14: 19.3}
De twee gouden pijpen, daarom, kunnen alleen een voorstelling zijn van de geïnspireerde kanalen die bij machte zijn om de olie (licht of Waarheid) van de
19
bomen (van beide Testamenten) te onttrekken en op te slaan in de schaal (boeken) zodat de buizen (predikanten) het kunnen transporteren naar de kandelaar (naar de kerken). {1TG14: 19.4}
De symboliek, duidt daarom het systeem aan welke de Hemel heeft verordineerd voor de levering van het Woord van de Heer aan Zijn kerk: dat de Geest der Profetie aan het werk de enige remedie is tegen ismen in de kerk en de wereld. {1TG14: 20.1}
Zij die niet van de gelegenheid gebruik maken om zichzelf van de gouden olie te voorzien, en zij die voortgaan altijd te jagen naar een zekere soort olie, of diegene die proberen hun eigen olie af te trekken, zullen vanzelfsprekend in de kuil vallen waneer de aarde haar mond opent om de vloed te verzwelgen. Dan is het dat isme-voortbrengers en isme-zoekers voor altijd voorbij zullen gaan. {1TG14: 20.2}
Zach. 4: 8, 9—“ Het woord des HEEREN, geschiedde verder tot mij, zeggende: De handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest, zijn handen zullen het ook voleinden; opdat gij weet, dat de HEERE der heirscharen mij tot u lieden gezonden heeft.”
Deze Schriftgedeelten, suggereren bevestigend, dat er twijfels in de gedachten van sommigen zijn, of antitypische Zerubbabel of een ander wel of niet, het werk zal beëindigen, waarmee Zerubbabel was begonnen. Van wie is Zerubbabel een voorstelling? – {1TG14: 20.3}
Het Woord van God verklaart dat Zerubbabel van ouds een zegel, een type, is in de tijd dat God de tronen van de koninkrijken omver gooit, in de tijd dat hun legers vernietigd zijn door een “broeder” Christelijke zwaard die een andere broeder Christen neerslaat.{ Haggaï2: 22,23}. Zerubbabel, is daarom een voorstelling van Gods diensknechten in een tijd dat de gekroonde koningen, “troon van koninkrijken,” worden omver geworpen , en in een tijd waarin de ene Christelijke natie
20
in oorlog is met een andere Christelijke natie. Aangezien de gekroonde koninkrijken snel voorbij gaan, en ander vormen van bestuur hun plaats innemen, bewijst dit alles dat de verschijning van de antitypische Zerubbabel nu te verwachten is. En het eigen antwoord van de Heer is “de handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest, zijn handen zullen het ook voleinden.” {1TG14: 20.4}
Zach 4: 10—“Want wie veracht de dag der kleine dingen? Daar zich toch die zeven verblijden zullen, als zij het tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbabel; dat zijnde ogen des HEEREN, die het ganse land doortrekken.”
De dag dat dit schrift gedeelte is vervuld, is de dag waarop de Heer der heirscharen een hervormingwerk begint op een ogenschijnlijk klein en onbetekenende manier, en zij die een kleine en onbetekenende begin verachten zullen uiteindelijk juichen en zullen zien dat antitypische Zerubbabel de ene is die het werk met al zijn (zeven) helpers zal leiden. Zij zijn de ogen van de Heer. Wat een gedenkwaardige dag! Wat een groot volk! Klaarblijkelijk maken zij deel uit van de “steen” van Zacharia Drie welke we weken geleden hebben bestudeerd, en geleerd hebben dat het zegen ogen heeft, volmaakte geestelijke visie. Overduidelijk is dit de steen die het grote beeld van Daniel 2: 45 verbrijzeld. {1TG14: 21.1}
Zach. 4: 11,12—“Verder antwoordde ik, en zei tot hem: Wat zijn die twee olijfbomen, ter rechterzijde van de kandelaar, en aan zijn linker zijde? En andermaal antwoordende, zo zei ik tot hem: Wat zijn de twee takjes der olijfbomen, welke in de twee gouden kruiken zijn, die goud van zich gieten?”
Al deze dingen vinden plaats op een bestemde tijd, en de profetieën die nu ontvouwd zijn, bewijzen dat de antitypische Zerubbabel nu hier moet zijn, en dat als hij zijn
21
werk begonnen is, hij het ook moet beëindigen. Het feit dat Inspiratie de moeite doet om te vertellen wie het werk zal beëindigen, is op zichzelf het bewijs dat er actieve overweldigers moeten zijn voor dit ambt, zoals er waren tot het ambt van Mozes. {1TG14: 21.2}
Zach. 4: 13,14—“En hij sprak tot mij, zeggende: Weet gij niet, wat deze zijn? En ik zei: Neen, mijn Heere! Toen zei hij: Deze zijn de twee gezalfden, welke voor de Heere der ganse aarde staan.”
Vanuit de informatie van de engel is nu duidelijk te zien, dat de symboliek het systeem van uitleggen van het geschreven Woord van God afbeeld, en van het doorvoeren Ervan naar de kerk. De tijd welke is in de Nieuw Testamentische eeuw, wanneer beide bomen bestaan. {1TG14: 22.1}
Laat ons nu de les samenvatten met behulp van de illustratie. We zien hier een kandelaar (de kerk) helemaal van goud, de fijnste onder de kandelaren ( geen “onkruid” erin). Het is een voorstelling van het overblijfsel (zij die overgebleven zijn nadat de zondaren zijn weggedaan) die werkelijk de geboden van God houden en de Getuigenis van Jezus Christus, de Geest der Profetie (Openb. 12: 17; 19: 10) hebben. Deze verfijnde kandelaar is goed verzorgd en brandend. De twee gouden pijpen (Gods geïnspireerde uitleggers) slaan de gouden olie in de gouden schaal (de publicaties van de Geest der Profetie) op. En de zeven buizen (de gehele bediening)betrekken en geven van de gouden schaal de gouden olie door naar de zeven gouden lampen (de leken in totaliteit). {1TG14: 22.2}
Onder dit perfecte systeem van voorbereiden en verspreiden van het Woord van God, “voedsel op zijn tijd,” aan Zijn volk, hoeft er geen vrees te zijn dat de voorraad zal opdrogen, of dat de lampen zullen vervagen. Dit is bovendien het enige systeem, dat de kerk volmaakt kan maken, zonder vlek, rimpel of zulk soort ding—een volk zonder bedrog in hun monden, allen van aangezicht tot aangezicht ziend,
22
allen hetzelfde zeggend. Waarlijk ”een groot en machtig volk; dat van ouds niet geweest was.”Joel 2: 2. Dit is zonder twijfel, de machtige kracht die de aarde verlicht, het is de Luide Roep. Dit symbolisme openbaart inderdaad de kerk in een tijd dat ze begiftigd is met de Geest der Profetie en de gerechtigheid van Christus. {1TG14: 22.3}
Klaarblijkelijk is het systeem van interpretatie van de Bijbel, beschreven in Zacharia, het enige systeem van de Heer. Het is het enige remedie tegen ismen en onenigheid onder Christenen. Aldus is het dat Zijn” wachters hun stem zullen verheffen, ze juichen tezamen en zingen; want zij zullen oog aan oog zien, als de Heere Zion weder brengen zal.” Jes. 52: 8. {1TG14: 23.1}
23
Ter Correctie
Tijdige Groeten
De enige gemoedsrust
Vol 1.Nr. 14
Plaatje
Ismen en de remedie
Gebedsvoorlezing
Ik zal lezen uit de Gedachten uit de berg der Zaligsprekingen, p. 100, beginnend met de eerste alinea. Deze lezing is gebaseerd op het schrift gedeelte, “Vergeef ons onze zonden; want ook wijzelf vergeven een ieder, die ons iets schuldig is.” {1TG14: 11.1}
GBZ. p. 100—“Jezus leert ons, dat wij slechts vergeving van God kunnen ontvangen, wanneer wij anderen vergeven. Het is de liefde van God , die ons tot Hem trekt, en die leifde kan onze harten niet aanraken zonder liefde voor onze broeders te scheppen. {1TG14: 11.2}
“Nadat Hij het “Onze Vader” beëindigd had , zei Jezus: “Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Veder uw overtredingen niet vergeven.” Hij die niet vergeeft, snijdt het kanaal af, waarlangs hij alleen de genade van God kan ontvangen. Wij mogen niet denken, dat indien de mensen,die ons onrecht hebben aangedaan, hun verkeerde daden niet belijden, wij gerechtigd zijn hun de vergiffenis te onthouden. Het is ongetwijfeld aan hen, om hun harten te vernederen in berouw en belijdenis; maar wij moeten een geest van ontferming hebben over degenen die iets jegens ons misdaan hebben, of zij hun fouten bekennen of niet. Hoe bitter zij ons ook gewond mogen hebben, wij mogen aan onze grieven niet toegeven, en medelijden hebben met onszelf om het kwaad dat ons werd gedaan; maar wanneer wij hopen vergiffenis te ontvangen voor wat we jegens God misdaan hebben, moeten wij allen vergeven, die ons kwaad gedaan hebben. {1TG14: 11.3}
Wat zal nu de last van ons gebed zijn deze middag? – Dat we liefde voor onze broeders en zusters mogen hebben; dat wij de fouten van andere vergeven, of ze wel of niet onze fouten vergeven, dat we onze zonden belijden, ongeacht wat anderen mogen doen. {1TG14: 11.4}
11
ISMEN EN DE REMEDIE
LEZING DOOR V. T. HOUTEFF
BEDIENAAR DER DAVIDIAANSE ZEVENDE DAG ADVENTISTEN
SABBAT, 9 NOVEMBER, 1946
CARMEL KAPEL
WACO, TEXAS
Laat mij het onderwerp bij u introduceren, door een eenvoudig verhaal te vertellen. {1TG14: 12.1}
Eens bouwden zes broers een brug, naar verluidt voor de god van gerechtigheid. Het doel van de brug was om het oosten met het westen te verenigen. {1TG14: 12.2}
Ze hadden geen problemen om de fundering te leggen en de pilaren de plaatsen. Maar, owee, toen ze de oost vleugel met die van het westen moesten verbinden, vonden ze zichzelf geconfronteerd met een uitzonderlijk obstakel: Wat ze gedurende dag hadden opgebouwd, was gedurende de nacht afgebroken. Dit wonder zette zich dag na dag voort. Ten slotte zaten de broers aan in een bestuursvergadering om te bespreken hoe ze hun storende probleem konden oplossen. Ze voelden aan dat om het op te geven de grootste dwaasheid kon zijn die ze ooit konden begaan, dat het hun naam in diskrediet zou brengen, en ze studeerden en baden. {1TG14: 12.3}
Ten lange laatste, concludeerden zij dat de god der gerechtigheid,om de een of andere reden boos op hun was en dat een menselijk offer hem zou kalmeren. Zo was het dat ze zich voornamen dat van hun vrouwen de beste geofferd zou worden. Dit zou echter niet bekend gemaakt worden aan de vrouwen. Om een onpartijdige en acceptabele keuze te maken, besloten ze verder, dat elk van hun de volgende morgen zijn vrouw zou instrueren om het beste mogelijke
12
ontbijt en middageten zou voorbereiden, en de maaltijden zo vroeg mogelijk op de brug tot hem te brengen. Ze moesten aan hun vrouwen uitleggen dat het van node was dat ze moesten eten en bidden aan de kant van de brug ter verheerlijking van de god der gerechtigheid, en voor het succes van hun project. De vrouw die het eerst met het maaltijden zou aankomen, zou het slachtoffer worden. {1TG14: 12.4}
Vijf van de mannen, echter, hielden zich niet aan deze heilige belofte. Elk van hun vertelde hun vrouwen meteen wat er gedaan moest worden, en dat ze daarom zich niet naar de brug moesten haasten met hun maaltijden. {1TG14: 13.1}
In de morgen, op het gestelde tijdstip, waren de mannen rond het bouwterrein van de brug. Kort daarna zagen ze in de verte iemand tot de brug komen. Een paar minuten lang wist niemand wie het was, maar algauw herkende de mand die zich aan de overeenkomst had gehouden het zijn vrouw te zijn. Vanzelf barstte hij meteen in tranen uit, en met gekreun viel hij op de grond. Het vreemde gedrag van haar echtgenoot ziend, liet de echtgenote haar mand met voedsel vallen en rende naar de plaats, waar ze bijgebracht werd wat het probleem was. Maar terwijl ze trachtte haar echtgenoot te troosten, grepen de andere vijf broers haar, droegen haar naar de kloof in de brug, en daar metselden ze haar leven in. De broers verwachten nu vol vertrouwen, dat de brug zo blijven staan, want ze meenden dat ze alles gedaan hadden om de god van gerechtigheid tevreden te stellen. {1TG14: 13.2}
Aldus was het dat terwijl de vijf oneerlijke mannen die in vreugde naar huis keerden, de eerlijke man in verdriet naar huis ging. {1TG14: 13.3}
De volgende morgen, haasten al de mannen zich naar de brug, verwachtende het in tact staande te vinden. Maar tot hun verbazing en opschudding, vonden ze de hele brug liggend op de grond! {1TG14: 13.4}
13
Natuurlijk werd het incident als gerucht door de gehele stad verspreid, en de gingen de rechters van de stad bekijken wat de grote opwinding over ging. Terwijl ze luisterden naar de debatten en filosofieën van de bouwlieden van oorzaak tot gevolg, begrepen ze dat de ongelukkige vrouw niet bij kans geofferd was, mar door fraude! Zodoende oordeelden ze dat de hele ramp het gevolg was van het feit dat onrechtvaardige mannen trachten een brug te bouwen in naam van een rechtvaardige god! De zaak werd voor de rechter gebracht en de rechters gaven tenslotte het bevel dat Gerechtigheid vervult moest worden, anders zou niet alleen de brug, maar zelf hun stad ten gronde vallen. Dientengevolge , werden de onrechtvaardige mannen op diezelfde dag geëxecuteerd, en de oprechte werd tot burgemeester van de stad gemaakt. {1TG14: 14.1}
Christenen zijn zogezegd vele jaren, een brug aan het bouwen, voor de God der Gerechtigheid. Maar ze schijnen nog minder succesvol te zijn dan deze zes bruggen bouwers waren. En om welke reden? –Om dezelfde reden dat de zes bouwers onsuccesvol waren: Zelfzuchtige mannen zijn betrokken bij et werk, en hoewel ze de noodzaak zien voor een offer, toch zien ze altijd hun kans om anderen het offer te laten doen. {1TG14: 14.2}
En herinnert u zich dat hoewel de bouw van de toren van Babel in tegenstelling was tot Gods wil en Zijn opdracht, werkten de bouwers al de tijd in harmonie met elkaar, hun project had voorspoed—hun toren schoot omhoog. Maar toen hun tal in verwarring was gebracht en ze elkaar niet langer konden verstaan, stopte de voortgang van de toren. En om hen te tonen dat Hij niet blij was met hun project en dat hij de Ene Was die hun taal had verward, trof God de toren zodat het verschrompelde tot aan de grond. Dat wat met de brug gebeurde, gebeurde ook met de toren. {1TG14: 14.3}
14
Christenen werken onder elkaar, met tegengestelden doelen. De ene Christelijke broeder verraad de andere. Christelijke predikanten, prediken tegen elkaar, in plaats van de Waarheid te prediken. Een begint te bouwen, en een ander volgt er om neer te halen. Ze zijn het niet eens met elkaar, en begrijpen elkaar nog minder dan de verwarde toren-bouwers. {1TG14: 15.1}
Zolang als deze zelfzuchtigheid en oneerlijkheid, verwarring en vijandigheid, bestaat onder Christenen, zullen hun brug en hun toren, zogezegd, zo zeker als de brug van de zes verbond brekers en als de toren van de spotters van de profeet Noah, tot niets uitlopen Er is geen mogelijkheid om het ismen probleem te stoppen zonder de oorzaak te verwijderen—nee, nog minder dan een wond door met een splinter kan genezen voordat de splinter verwijdert is. {1TG14: 15.2}
Bent u bekend met het feit dat er geen isme probleem was in de dagen van Mozes, zolang Mozes alleen het Woord van God uitlegde aan het volk. Maar zodra Korah, Dathan, Abiram en vele anderen, Mozes zijn ambt nastreefden, begon het isme probleem. En de enige remedie, die God Zelf kon vinden was om de aarde haar mond te laten openen en hen de isme-voortbrengende menigte te verzwelgen, de zelf aangewezen vertegenwoordigers van God. {1TG14: 15.3}
In onze dage is er een nog grotere toevloed van privé uitleggingen van de Schriften{ de oorzaak van de ismen van vandaag}, dan er in de dagen van Mozes was. En volgens Openbaring 12: 15, 16, waarschuwt de Heer dat Hij wederom een remedie zal gebruiken die gelijk is aan de oude remedie tegen de hedendaagse isme-voortbrengende vloed. Dan zal men leren om het ambt van de Geest der Profetie te respecteren. Laten we nu lezen over het lot
15
van diegenen die kozen te wandelen in de vonken van hun eigen vlammen. {1TG14: 15.4}
Openb.12: 16—“.. en de aarde opende haar mond, en verzwolg de rivier, welke de draag uit zijn mond had geworpen.”
Hier zien wij dat een zelfde remedie, die ervoor zorgde dat ismen ophielden in de dagen van Mozes, wederom gebruikt zal worden om ismen te doen ophouden in onze dagen, de enige manier waardoor harmonie hersteld kan worden onder leden onderling in de kerk zelf, als onder Christenen in het algemeen. {1TG14: 16.1}
2 Tim. 3:16,17—“Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot leering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is; opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goede werk volmaakt toegerust.”
2 Petr. 1: 20,21—“Dit eerst wetende, dat geen profetie der Schrift is van eigen uitlegging; want de profetie is voortijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar de heilige mensen Gods van de Heilige Geest gedreven zijnde hebben ze gesproken.”
Bevestigend gesteld, zijn alle Schiften, niet slechts een deel Ervan geïnspireerd. Ontkennend gesteld, niets Ervan is persoonlijk uitgelegd, om de reden dat Het niet van mensen afkomstig was, maar van God; dat is, zoals de Geest van God de Schriften aan de mensen oplegde, zo moet de Geest van God de Schriften ook uitleggen aan de mens, aangezien geen mens persoonlijk (niet geïnspireerd),in staat is om de verzegelde profetieën te onthullen of welk deel van ze uit te leggen of zelf in staat is hun belangrijkheid te begrijpen nadat ze verklaard zijn, behalve door de gave van de Geest der Waarheid “Geen van de goddeloozen,” daarom,
16
“zullen het verstaan; maar de verstandigen zullen het verstaan.” Dan. 12:10. {1TG14: 16.2}
We zouden nu overtuigd moeten zijn dat zolang deze Heilige opdracht en principe van Gods Woord verklaren over het hoofd wordt gezien en wordt misbruikt, en zolang zelfzuchtigheid en dweperij bestaat onder Christenen in het algemeen en onder Bijbel studenten in het bijzonder, ismen zullen door gaan toe te nemen, en de kracht van het volk zal voortgaan om verspild te worden, net zoals de kracht van zowel, de bouwers van de brug en de bouwers van de toren. Ja, zo zeker als de nacht de dag volgt, zo zeker zullen hun pogingen op niets uitlopen, en hun schande ontbloot worden. {1TG14: 17.1}
Dat we niet in alle Waarheid geleid kunnen worden zonder de gave van de Geest der Profetie, waarschuwt Inspiratie symbolische door de profeet Zacharia. Laat ons gaan naar Zacharia 4, en beginnen met de eerste vers. {1TG14: 17.2}
Zacharia. 4:1-4—“ En de engel, die met mij sprek, kwam weder; en hij wekte mij op, gelijk een man, die van zijn slaap opgewekt wordt. En hij zei tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide ”Ik zie, en ziet, een geheel gouden kandelaar, en een oliekruikje boven zijn hoofd, en zijn zeven lampen daarop; de lampen hadden zeven en zeven pijpen, welke boven zijn hoofd waren. En twee olijfbomen daarneven, een ter rechterzijde van het oliekruikje, en een tot zijn linkerzijde. En ik antwoordde, en zei tot de engel, die tot mij sprak, zeggende: Mijn Heere, wat zijn deze dingen?”
De illustratie hier uitgebeeld, zoals u zie, is een exacte reproductie van Zacharia’s symbolisme. Om onze studie te vergemakkelijken en te verlevendigen, zullen we het hoofdstuk tezamen met de illustratie bestuderen. {1TG14: 17.3}
17
Plaatje
Laten we nu luisteren naar de verklaring van engel van deze symboliek. {1TG14: 18.1}
Zach. 4: 5,6 – “Toen antwoordde de engel, die met mij sprak, en zei tot mij: Weet gij niet, wat deze dingen zijn? En ik zeide: Neen, mijn Heere! Toen antwoordde hij , en sprak tot mij zeggende: Dit is het woord des Heeren tot Zerubbabel, zeggende: Niet door kracht, noch door geweld, maar door mijn Geest zal het geschieden, zegt de Heere der heirscharen.
De engel onthulde twee dingen: Eerst maakt hij bekend dat de symboliek betrekking heeft op het Woord van de Heer (de Bijbel) aan de dienstknechten van God; ten tweede dat Zijn Woord geopenbaard is, niet door de kracht noch de macht van de mens, maar door de Geest van God. {1TG14: 18.2}
Zonder meer vertegenwoordigt deze symboliek als geheel, het systeem waardoor de Heer Zijn geopenbaarde Woord aan Zijn volk doorgeeft. Opdat wij een grondig begrip mogen hebben van zijn Heilig ontworpen systeem, moeten we weten wat ieder klein onderdeel van de illustratie voor staat. De Geest der Profetie geeft de aanwijzing. {1TG14: 18.3}
In De Grote Strijd, p. … verkaart het dat de “olijf bomen”het “Oude en het Nieuwe Testament” vertegenwoordigen; Testimonies to Ministers, p. 188, zegt dat de gouden olie, de Heilige Geest vertegenwoordigt, en op pagina 337 van hetzelfde boek, tezamen met Openbaring 1 : 20, zegt het dat de zeven lampen de kerken vertegenwoordigen, en dat de zeven buizen ( de bediening) de olie doorsluizen naar de kerken. {1TG14: 19.1}
Bestudeer nu de illustratie zelf, zoals je een tekenfilm zou bestuderen. Ten eerste, zijn de bomen een voorstelling van het Woord van God (de Bijbel—beiden het Oude en het Nieuwe Testament—twee bomen). {1TG14: 19.2}
Hier is te zien dat de hele symbolische opzet, ten doel heeft het beschrijven van het tot stand brengen van slechts een ding – het houden van de zeven lampen (de gehele lidmaatschap van de kerk) voorzien van geestelijke olie (Bijbelse Waarheid) zodat het geestelijk licht overal rondom mag geven, dat de kerk de wereld mag verlichten met het geopenbaarde Woord van God. En aangezien het de taak van de predikanten is om de kerk te voeden met geestelijk voedsel, is het een feit dat de zeven aanvoerbuizen de predikanten aan het werk vertegenwoordigen, die de olie (geopenbaarde Waarheid) nemen van de schaal aan de zeven kerken. Welnu, de waarheid dat in de illustratie de buizen (de predikanten) niet rechtstreeks uit de olie van de olijf bomen (de Bijbel)nemen, geeft bevestigend aan dat de schaal waarin de olie wordt gestort een voorstelling is van het vat of de winkel waarin de compilaties van Geïnspireerde Bijbel interpretaties opgeslagen zijn, en dat van hier uit, niet van de olijf bomen, de predikanten zichzelf helpen aan olie en het dragen naar de zeven lampen (naar de kerk). {1TG14: 19.3}
De twee gouden pijpen, daarom, kunnen alleen een voorstelling zijn van de geïnspireerde kanalen die bij machte zijn om de olie (licht of Waarheid) van de
19
bomen (van beide Testamenten) te onttrekken en op te slaan in de schaal (boeken) zodat de buizen (predikanten) het kunnen transporteren naar de kandelaar (naar de kerken). {1TG14: 19.4}
De symboliek, duidt daarom het systeem aan welke de Hemel heeft verordineerd voor de levering van het Woord van de Heer aan Zijn kerk: dat de Geest der Profetie aan het werk de enige remedie is tegen ismen in de kerk en de wereld. {1TG14: 20.1}
Zij die niet van de gelegenheid gebruik maken om zichzelf van de gouden olie te voorzien, en zij die voortgaan altijd te jagen naar een zekere soort olie, of diegene die proberen hun eigen olie af te trekken, zullen vanzelfsprekend in de kuil vallen waneer de aarde haar mond opent om de vloed te verzwelgen. Dan is het dat isme-voortbrengers en isme-zoekers voor altijd voorbij zullen gaan. {1TG14: 20.2}
Zach. 4: 8, 9—“ Het woord des HEEREN, geschiedde verder tot mij, zeggende: De handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest, zijn handen zullen het ook voleinden; opdat gij weet, dat de HEERE der heirscharen mij tot u lieden gezonden heeft.”
Deze Schriftgedeelten, suggereren bevestigend, dat er twijfels in de gedachten van sommigen zijn, of antitypische Zerubbabel of een ander wel of niet, het werk zal beëindigen, waarmee Zerubbabel was begonnen. Van wie is Zerubbabel een voorstelling? – {1TG14: 20.3}
Het Woord van God verklaart dat Zerubbabel van ouds een zegel, een type, is in de tijd dat God de tronen van de koninkrijken omver gooit, in de tijd dat hun legers vernietigd zijn door een “broeder” Christelijke zwaard die een andere broeder Christen neerslaat.{ Haggaï2: 22,23}. Zerubbabel, is daarom een voorstelling van Gods diensknechten in een tijd dat de gekroonde koningen, “troon van koninkrijken,” worden omver geworpen , en in een tijd waarin de ene Christelijke natie
20
in oorlog is met een andere Christelijke natie. Aangezien de gekroonde koninkrijken snel voorbij gaan, en ander vormen van bestuur hun plaats innemen, bewijst dit alles dat de verschijning van de antitypische Zerubbabel nu te verwachten is. En het eigen antwoord van de Heer is “de handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest, zijn handen zullen het ook voleinden.” {1TG14: 20.4}
Zach 4: 10—“Want wie veracht de dag der kleine dingen? Daar zich toch die zeven verblijden zullen, als zij het tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbabel; dat zijnde ogen des HEEREN, die het ganse land doortrekken.”
De dag dat dit schrift gedeelte is vervuld, is de dag waarop de Heer der heirscharen een hervormingwerk begint op een ogenschijnlijk klein en onbetekenende manier, en zij die een kleine en onbetekenende begin verachten zullen uiteindelijk juichen en zullen zien dat antitypische Zerubbabel de ene is die het werk met al zijn (zeven) helpers zal leiden. Zij zijn de ogen van de Heer. Wat een gedenkwaardige dag! Wat een groot volk! Klaarblijkelijk maken zij deel uit van de “steen” van Zacharia Drie welke we weken geleden hebben bestudeerd, en geleerd hebben dat het zegen ogen heeft, volmaakte geestelijke visie. Overduidelijk is dit de steen die het grote beeld van Daniel 2: 45 verbrijzeld. {1TG14: 21.1}
Zach. 4: 11,12—“Verder antwoordde ik, en zei tot hem: Wat zijn die twee olijfbomen, ter rechterzijde van de kandelaar, en aan zijn linker zijde? En andermaal antwoordende, zo zei ik tot hem: Wat zijn de twee takjes der olijfbomen, welke in de twee gouden kruiken zijn, die goud van zich gieten?”
Al deze dingen vinden plaats op een bestemde tijd, en de profetieën die nu ontvouwd zijn, bewijzen dat de antitypische Zerubbabel nu hier moet zijn, en dat als hij zijn
21
werk begonnen is, hij het ook moet beëindigen. Het feit dat Inspiratie de moeite doet om te vertellen wie het werk zal beëindigen, is op zichzelf het bewijs dat er actieve overweldigers moeten zijn voor dit ambt, zoals er waren tot het ambt van Mozes. {1TG14: 21.2}
Zach. 4: 13,14—“En hij sprak tot mij, zeggende: Weet gij niet, wat deze zijn? En ik zei: Neen, mijn Heere! Toen zei hij: Deze zijn de twee gezalfden, welke voor de Heere der ganse aarde staan.”
Vanuit de informatie van de engel is nu duidelijk te zien, dat de symboliek het systeem van uitleggen van het geschreven Woord van God afbeeld, en van het doorvoeren Ervan naar de kerk. De tijd welke is in de Nieuw Testamentische eeuw, wanneer beide bomen bestaan. {1TG14: 22.1}
Laat ons nu de les samenvatten met behulp van de illustratie. We zien hier een kandelaar (de kerk) helemaal van goud, de fijnste onder de kandelaren ( geen “onkruid” erin). Het is een voorstelling van het overblijfsel (zij die overgebleven zijn nadat de zondaren zijn weggedaan) die werkelijk de geboden van God houden en de Getuigenis van Jezus Christus, de Geest der Profetie (Openb. 12: 17; 19: 10) hebben. Deze verfijnde kandelaar is goed verzorgd en brandend. De twee gouden pijpen (Gods geïnspireerde uitleggers) slaan de gouden olie in de gouden schaal (de publicaties van de Geest der Profetie) op. En de zeven buizen (de gehele bediening)betrekken en geven van de gouden schaal de gouden olie door naar de zeven gouden lampen (de leken in totaliteit). {1TG14: 22.2}
Onder dit perfecte systeem van voorbereiden en verspreiden van het Woord van God, “voedsel op zijn tijd,” aan Zijn volk, hoeft er geen vrees te zijn dat de voorraad zal opdrogen, of dat de lampen zullen vervagen. Dit is bovendien het enige systeem, dat de kerk volmaakt kan maken, zonder vlek, rimpel of zulk soort ding—een volk zonder bedrog in hun monden, allen van aangezicht tot aangezicht ziend,
22
allen hetzelfde zeggend. Waarlijk ”een groot en machtig volk; dat van ouds niet geweest was.”Joel 2: 2. Dit is zonder twijfel, de machtige kracht die de aarde verlicht, het is de Luide Roep. Dit symbolisme openbaart inderdaad de kerk in een tijd dat ze begiftigd is met de Geest der Profetie en de gerechtigheid van Christus. {1TG14: 22.3}
Klaarblijkelijk is het systeem van interpretatie van de Bijbel, beschreven in Zacharia, het enige systeem van de Heer. Het is het enige remedie tegen ismen en onenigheid onder Christenen. Aldus is het dat Zijn” wachters hun stem zullen verheffen, ze juichen tezamen en zingen; want zij zullen oog aan oog zien, als de Heere Zion weder brengen zal.” Jes. 52: 8. {1TG14: 23.1}
23