fbpx

Deel 1 Tijdige Groeten Nrs. 09, 10

1

GEBEDS GEDACHTE TER OPENING:

Ik zal u voorlezen van The Mount of Blessing {Gedachten van de Berg de Zaligsprekingen}, de eerste twee alinea’s op bladzijde 156. {1TG9: 2.1}

M.B. p. 159 — “God is onze Vader, Die van ons houdt en voor ons zorgt; Hij is ook de grote Koning van het universum.” De belangen van Zijn Koninkrijk zijn onze belangen en wij zullen aan de opbouw ervan werken. {1TG9: 2.2}

“De discipelen van Christus keken uit naar de onmiddellijk komst van het koninkrijk van Zijn heerlijkheid; maar door hen dit gebed te geven leerde Jezus dat het koninkrijk niet toen zou worden opgericht. Zij zouden voor de komst ervan bidden als een gebeurtenis dat nog in de toekomst lag. Maar dit verzoek was ook een verzekering voor hen. Terwijl zij niet moesten uitkijken naar de komst van het koninkrijk in hun dagen, is het feit dat Jezus hen verzocht ervoor te bidden, een bewijs dat het in Gods eigen tijd het zeker zal komen.” {1TG9: 2.3}

Wat is de kerngedachte die deze lezing bevat? Waar zouden wij over moeten bidden? — Dat wij mogen begrijpen dat gebed alleen ons niet in het Koninkrijk zal brengen; dat werken even belangrijk is als bidden dat is. Ja, de belangen van Zijn Koninkrijk zouden het belangrijkste in onze gedachten moeten zijn. Wij zullen zowel voor de oprichting ervan “werken” als ervoor bidden. {1TG9: 2.4} 

2

—-0—- 

1 TIJDIGE GROETEN 9

“HET HUIS VAN DAVID ALS DE ENGEL DES HEREN”

LEZING DOOR V.T. HOUTEFF,

BEDIENAAR VAN DAVIDIAANSE 7E-DAGS ADVENTISTEN

SABBAT, 5 OKTOBER, 1946

CARMEL KAPEL

WACO, TEXAS

Wij zullen keren naar Zacharia, het twaalfde hoofdstuk. De tekst van ons onderwerp wordt in het achtste vers gevonden, maar teneinde de tijd en het volk tot wie het vers rechtstreeks spreekt, moeten wij onze studie met het eerste vers van het hoofdstuk aanvangen. {1TG9: 3.1}

Zach. 12:1 — “De last van het Woord des Heren voor Israël, de Here zegt: Die de hemelen uitstrekt, en de fundamenten der aarde vastlegt, en de geest van de mens binnen in hem formeert.” {KJV.}

Er zijn twee punten in dit vers die wij ernstig in beschouwing moeten nemen: (1) dat de last van de Here is, en (2) dat de last voor Israël is, de kerk, niet voor de wereld. {1TG9: 3.2}

Zach. 12:2 — “Zie, Ik zal Jeruzalem tot een beker der beving maken voor al de volken rondom, wanneer zij in de belegering tegen zowel Juda als tegen Jeruzalem zullen zijn.” {KJV.}

Van dit vers leren wij dat de Heidense naties niet slechts een belegering tegen Jeruzalem zullen maken, maar ook tegen Juda — ja, tegen het gehele Koninkrijk, de kerk, of het volk. En tegen die tijd, tegen de tijd van het beleg {of belegering} zal Jeruzalem tot een beker der beving voor al de

3

volken worden gemaakt; dat wil zeggen, al de volken zullen Jeruzalem vrezen en voor haar beven. {1TG9: 3.3}

Zach. 12:3 — “En te dien dage zal Ik Jeruzalem tot een laststeen maken voor al de volken: allen die zich ermee zullen belasten zullen aan stukken gesneden worden, hoewel alle volken der aarde tezamen ertegen vergaderd zijn.” {KJV.}

Dit beleg zal niet slechts door de aangrenzende naties van Jeruzalem worden gemaakt, maar door al de volken van de aarde, iets dat slecht mogelijk kan worden gemaakt door de communicatie lijnen in onze dagen. Aldus zal Jeruzalem een laststeen zijn voor al de volken rondom. In een poging om hun angst te bestrijden belasten zij zichzelf door de stad te belegeren. Voor dit kwaad werk zullen zij aan stukken worden gesneden. {1TG9: 4.1}

Zach. 12:4 — “In die dag, zegt de Here, zal Ik iedere paard met ontsteltenis slaan, en zijn berijder met waanzinnigheid: En Ik Mijn ogen op het huis van Juda openen, en zal iedere paard van het volk met blindheid slaan.” {KJV.}

Alhoewel de Here hen die de stad belegeren met waanzinnigheid, met ontsteltenis, en met blindheid zal slaan, zal Hij toch Zijn ogen openen op het huis van Juda. {1TG9: 4.2}

Zach. 12:5 — “En de bestuurders van Juda zullen in hun hart zeggen: de inwoners van Jeruzalem zullen mijn sterkte zijn in de Here der heerscharen hun God.” {KJV.}

Nadat de zondaren uit haar midden zijn weggenomen door het werk van het Oordeel voor de levenden, dan zullen de bestuurders van Juda zich realiseren dat hun sterkte afhangt van de heilige inwoners van Jeruzalem en van de Here hun God, dan is het dat zij waarlijk sterk zullen zijn. {1TG9: 4.3}

4

Laat ons zien wat het volgende vers hierover zegt: {1TG9: 5.1}

Zach. 12:6 — “In die dag zal Ik de bestuurders van Juda gelijk een haard van vuur maken tussen het hout; en gelijk een toorts van vuur in een schoof; en zij zullen al de volken rondom verteren, aan de rechterhand en aan de linker; en Jeruzalem zal wederom bewoond worden in haar eigen plaats, namelijk in Jeruzalem.” {KJV.}

Het maakt niet uit wat wij denken, God zal een sterk, getrouw volk hebben, juist het dat hier beschreven wordt; en Jeruzalem zal door heilige mensen worden bewoond, geen enkel zondaar onder hen. Aangezien de anti-typische profeet Elia, die juist voor de grote en geduchte dag des Heren verschijnt, juist voor de dag van het Oordeel voor de levenden, de kerk overspoeld door de Duivel vindt, even erg als de Joodse dat was in de dagen van Christus, en aangezien de heiligen, de eerste vruchten, n voor een gered zullen worden, zendt Hij eerst vissers om hen uit te vissen en daarna jagers om op hen te jagen (Jer. 16:16). Aldus vergadert Hij hen een voor een (Jes. 27:12, 13). En zo is het vandaag — zij worden gevist door deze vrije lectuur, en worden nu gejaagd door mensen gelijk bij hun huizen, of zij nu in de stad, het dorp, of op het platteland zijn. {1TG9: 5.2}

Zach. 12:7 — “De Here zal ook de tenten van Juda eerst redden, zodat de heerlijkheid van het huis van David en de heerlijkheid van de inwoners van Jeruzalem zich niet verheffen tegen Juda.” {KJV.}

Hij zal de tenten (de nederige woonplaatsen in plaats van de huizen of paleizen) van Juda eerst redden, de Here zal eerst het gewone volk redden, de leken, zodat de bediening zich niet kan verheffen boven de leken, zodat allen kunnen leren om eer aan God te geven, aan geen enkel mens. {1TG9: 5.3}

Aangezien niets dergelijks zoals deze Schriftverzen voorzeggen ooit heeft plaatsgevonden in Jeruzalem of in welk

5

ander deel van de wereld dan ook, zullen deze voorzeggingen klaarblijkelijk nog in vervulling gaan. En nu zullen wij ontdekken of zij in onze tijd in vervulling zullen gaan of later. {1TG9: 5.4}

Aangezien het werk dat wij nu doen door niemand gesponsord wordt, en aangezien God ons al de weg geleid heeft zoals Hij de Exodus beweging leidde, onze weg centimeter voor centimeter bereidend zoals Voorzienigheid leidt, en aangezien wij het enige volk zijn die de boodschap van het herstel van het huis van David hebben, en het herstel van alles (Mark. 9:12) en daarom Davidians {Davidianen} genoemd worden, is er geen ontkomen aan de slotsom dan dat de tijd van het in vervulling gaan van deze profetieën zeer dicht nabij is, zelfs voor de deur, de reden waarom de aankondiging van deze gebeurtenissen nu rondgebazuind worden door de Adventistische wereld heen. {1TG9: 6.1}

Het is dus duidelijk, dat wat de Heer in dit hoofdstuk te zeggen heeft, ter lering voor ons en voor onze bijzondere en tegenwoordige behoeften is. Het is een communicatie in het bijzonder aan ons gericht en ontzegeld in deze bijzondere tijd zodat wij mogen weten wat God wil dat wij doen zullen en hoe het te doen zodat spoedig alles hersteld is. {1TG9: 6.2}

Wij zullen nu de tekst van onze studie lezen — {1TG9: 6.3}

Zach. 12:8 –“Te dien dage zal de here de inwoners van Jeruzalem verdedigen; en hij die zwak is onder hen te dien dage zal zijn als David; en het huis van David zal als God zijn, als de engel des Heren voor hen.” {KJV.}

Naast het geven van de verzekering dat de Heer Zijn volk zal verdedigen, vergelijkt Inspiratie hun met David en met God. Zelfs de zwakken “zullen zijn als David; en het huis van David zal als God zijn,” “als de engel des Heren voor hen.” Wat een grote en

6

wonderbaarlijke [of heerlijke] verklaring! Wat een voorrecht om met God in Eigen Persoon te worden vergeleken! {1TG9: 6.4}

Dat men nu te weten komt wat het betekent om “als David” te zijn, moet men weten wat voor soort van persoon David van vroeger was. {1TG9: 7.1}

Om mee te beginnen, hij was een herder van de eerste orde, hij riskeerde zijn eigen leven voor de schapen. U herinnert zich dat, om zijn de lammeren te redden hij op moedige wijze hij de leeuw en de beer achterna ging, en hen met zijn blote handen doodde. En om de onafhankelijkheid van zijn natie en Gods grote eer te redden, bij een andere aangelegenheid, waagde hij opnieuw zijn leven door op moedige wijze de reus Goliath tegemoet te treden. Vanwege David=s getrouwheid, redde God hem van de beesten en van de reus, en maakte hem tot koning over Zijn volk. {1TG9: 7.2}

De getrouwheid van een persoon in kleine dingen duidt ook zijn getrouwheid in grotere dingen aan. Getrouwheid brengt altijd promotie met zich mee. Om dus als David te zijn, moet men even getrouw, even betrouwbaar, en even ijverig voor Gods Koninkrijk zijn als David van vroeger dat was. {1TG9: 7.3}

Dat wij nu mogen weten wat het betekent om als God te zijn, moeten wij onderzoeken hoe God is. Om mee te beginnen schiep en vulde Hij de aarde niet alleen overvloedig met alles wat goed is voor Zijn schepselen, maar Hij plantte ook een hof [een tuin] (huis) voor de mens. Aldus maakte Hij een model tehuis voor alle menselijke wezens die daarna zouden leven. Hij leerde Adam hoe het tehuis te onderhouden en hoe de hof te bekleden. Hij leerde hem om de aard tussen het ene beest en een ander uit te spreken en te bepalen, om hun dienovereenkomstig te noemen. God begiftigde de mens met kennis en leven teneinde hem gelukkig en bruikbaar te maken, om van de wereld datgene te maken wat het behoort te zijn. Zelfs toen het heilige paar in zonde viel was God nog steeds in hen geïnteresseerd

7

zoals Hij dat daarvoor was — zelfs zoveel infeite, dat Hij hun meteen begon te leren hoe zichzelf te redden, en om terug te keren naar hun eeuwig tehuis. Van die dag af tot de huidige ging Hij op die wijze voort in het onderrichten van het menselijk gezin. {1TG9: 7.4}

Om dit reddend werk te doen zond God de Geest der Waarheid neer, Hij zond profeten en engelen, ook Zijn enige Zoon — allen leraren der verlossing. Hij Zelf daalde neer naar Sinaï en zelfs alhoewel zij bijna al Zijn dienstknechten doodden met inbegrip van Zijn Zoon, bleef Zijn niet falende belangstelling in het menselijk geslacht voortduren tot op deze dag. Ondanks onze fouten, staat Zijn belofte om ons weer in Eden op te nemen, om daar met Hem te leven als wij tot berouw komen, even zeker als de zon dat doet. {1TG9: 8.1}

Nu ziet u hoe God is, en als wij “als God” zullen zijn, dan is dat het hoe ook wij moeten zijn. Dat betekent dat wij even geïnteresseerd in elkander en in de opbouw van Zijn Koninkrijk moeten zijn zoals Hij geïnteresseerd is. Wij moeten even onzelfzuchtig zijn als Hij dat is. Wij moeten blijmoedig alles aan anderen leren wat Hij ons geleerd heeft. Wij moeten alles doen wat wij kunnen om de levensomstandigheden van anderen te verbeteren. Wij zullen de wereld beter maken dan het zou kunnen zijn als wij er niet in waren. In de scheppingsweek deed God zijn deel. Nu zullen wij ons deel van de schepping doen als wij als God zullen zijn. {1TG9: 8.2}

Wat voor goeds wij ook mogen hebben, zij het een handel of een ander gave dat de moeite waard is om te hebben, wij zullen even getrouw en even verlangend zijn om het aan anderen te leren zoals Hij getrouw en verlangend is om ons te leren. Als wij deze plicht verzaken, zullen wij niet alleen falen om als God te zijn, maar er zal ook van ons geëist worden verantwoording af te leggen van onze nalatigheid. {1TG9: 8.3}

Mijn hele leven door heb ik mensen gezien die erg zelfzuchtig en angstig waren dat iemand hun voor zou zijn in

8

het een of ander. {1TG9: 8.4}

Toen ik mijn beroep leerde, vond ik het vaak noodzakelijk om vragen te stellen, maar sommigen met wie ik aan het werken was onttrokken zich aan mijn vragen. Hun zelfzuchtigheid echter, weerhield mij er niet van om datgene te leren wat ik wilde weten. Ik leerde het op een iets andere manier. Die mensen echter, belijden niet dat zij zo ver gevorderd zijn in het Christelijk leven zoals wij dat beweren te zijn, en om deze reden kan hun jaloersheid en zelfzucht alleen worden toegeschreven aan onwetendheid. Maar wij die beter weten zouden moeten trachten om onze kennis aan zo velen door te geven dat mogelijk is, niets in ruil te verwachten dan hun succes in het leven. God in Eigen Persoon zal ons belonen. Maar als trachten om onze kennis voor onszelf te houden, zullen het aller zekerst de verliezers zijn. Houd ook in gedachte, dat wat voor goeds wij ook mogen bezitten een gift van God is. Juist hier past de eeuwen oude gezegde keurig: “Er is geen beperking aan het goede dat men kan doen, als het hem niet uitmaakt wie de eer krijgt. ” {1TG9: 9.1}

De Here heeft de vogels geleerd hoe te leven en nesten te bouwen, en hoe hun jongen groot te brengen. Zullen wij dan anderen niet helpen om hun huizen te bouwen en te verbeteren? U herinnert zich de uitspraak van Jezus: “Wie ook aan een van deze kleinen een beker koud water te drinken zal geven slechts in de naam van een discipel, voorwaar Ik zeg u, hij zal geenszins zijn beloning verliezen.” Matt. 10:42 {KJV.} {1TG9: 9.2}

Ware God niet hetgeen Hij is, zou Hij niet God zijn; en als wij doorgaan zoals wij altijd waren zullen wij nooit “als God” zijn. {1TG9: 9.3}

Het huis van David, daarnaast, zal zijn “als de engel des Heren voor hen.” Wat betekent deze uitdrukking? — Het betekent dat als wij leden zullen

9

zijn van het huis van David, wij als David moeten zijn, als God, en ook als de engelen. De engelen blinken uit in kracht; zij gehoorzamen Gods geboden; zij geven gehoor aan de stem van Zijn Woord (Ps. 103:20). Zij staan altijd klaar om dienstbaar te zijn aan de heiligen, en zij hebben hun door de eeuwen heen veilig door iedere conflict heen geleid. God verwacht van Zijn kerk en volk om precies dat te zijn — “als de engel des Heren.” Ongeacht wat wij als individuen verkiezen te zijn, zal God niettemin een kerk hebben die als dezen zal zijn. {1TG9: 9.4}

Wat is nu het algehele doel van het huis van David? De Schriften openbaren dat het huis van David is opgezet [gebouwd] voor een drievoudig doel: (1) Tijdens de inzameling van de mensen, zal het “het oude verwoeste bouwen,” om “de vroegere verwoestingen op te richten,” en om “de verwoeste steden te herstellen, de verwoestingen van vele generaties.” Jes. 61:4. {KJV.} Dit werk van herbouwen en herstellen heeft als haar type de herbouw van het vroegere Jeruzalem door de Joden van vroeger, terugkerende van hun Babylonische gevangenschap naar het land van hun vaderen. Net zoals zij het verwoeste moesten bouwen, de vroegere verwoestingen — de tempel van Here, de stad en de muren — en om de aanbidding van God overeenkomstig de eigen Goddelijke wil van de Here te herstellen, zo worden ook wij, nu in de antitypische inzameling opgeroepen om een gelijksoortige werk te doen, alleen veel groter zowel in draagwijdte als in omvang. Wij moeten daarom constanter arbeiden dan dat zij arbeidden, en blij en dankbaar zijn om zo bevoorrecht te zijn om deel te hebben aan zo een grote en glorierijke werk. {1TG9: 10.1}

(2) Ter toevoeging aan dit grote en indrukwekkende werk, terwijl in Gods hand als een strijdbijl (Jer. 51:20), zal Hij daarmee het juk der Heidenen verbreken dat nu op de schouders van Gods volk rust. Daarmee zal Hij Zijn volk van Heidense heerschappij vrijmaken: “van Assyrië,

10

en van Egypte, en van Pathros, en van Cush, en van Elam, en van Sinear, en van Hamath, en van de eilanden der zee (…) (Jes. 11:11{KJV}). Daarmee zal Hij “een banier oprichten voor de naties,” en om “de verstotenen van Israël te verzamelen, en bijeen vergaderen de verstrooiden van Juda van de vier hoeken der aarde.” Jes. 11:12. {KJV.} Om dit werk gedaan te krijgen zullen wij ten eerste de “vele vissers” zijn, dan de “vele jagers” (Jer. 16:16). Zo zal het geschieden dat de eerste vruchten “een voor een” vergaderd zullen worden. Jes. 27:12. Wij bevinden ons nu in de dagen van de jacht–gaande van stad tot stad, van dorp tot dorp, en van deur tot deur, iets wat nooit tevoren gedaan is. Naast vissen en jagen zullen wij ook een “heerbaan {of hoofdweg}” maken “voor het overblijfsel van Zijn volk die zullen zijn overgebleven, [nadat de eerste vruchten zijn vergaderd] van Assyrië; gelijk het was voor Israël op de dag toen hij opkwam vanuit het land Egypte.” Jes. 11:16 {KJV}. Nadat deze jacht voorbij en de heerbaan aangelegd is, dan is het dat de tweede vruchten zullen vlieden tot de berg van het huis des Heren. Een natie zal als het ware tot een andere natie zeggen: “Komt, en laat ons opgaan naar de berg des Heren, en naar het huis van de God van Jakob; en Hij zal ons leren van Zijn wegen, en wij zullen in zijn paden wandelen: want de wet zal uitgaan van Sion, en het Woord des Heren vanuit Jeruzalem.” Micha 4:2. {1TG9: 10.2}

Aldus heeft ons werk ook als haar type de Exodusbeweging uitgaande van Egypte, zichzelf in het beloofde land vestigend. Zoals zij van de Egyptische slavernij werden bevrijd, zo zullen {ook} wij van het juk van de wereld bevrijd worden; en net zoals zij het land bezaten, en het koninkrijk oprichtten, zo zullen wij dat ook als wij hun fouten tot opstapstenen tot {het} succes maken. {1TG9: 11.1}

(3) Tenslotte, zullen wij “de komst van de dag van God” verhaasten, “waarop de hemelen

11

in vuur, en de elementen met vurige hitte worden ontbonden.” Wij zullen “nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” brengen, “waarin gerechtigheid woont.” 2 Pet. 3:12, 13 {KJV}. {1TG9: 11.2}

Voor een andere fase van dit werk hebben wij ook de zondvloed als type. Zoals de prediking van Noach de wereld tot een einde bracht in zijn dagen, zo zal ook onze prediking de wereld tot een einde brengen in onze dagen. Zoals de getrouwen in die dagen een toevlucht vonden in Noach’s ark, zo zullen de getrouwen van vandaag een toevlucht vinden in het Koninkrijk (de gereinigde kerk) die hier voorzegt is. {1TG9: 12.1}

Daarom belichaamt het werk van deze drie bewegingen — die van Zacharia, Mozes, en Noach — iedere fase van ons werk. {1TG9: 12.2}

Hier wordt duidelijk gezien dat het werk dat ons van Godswege gegeven is niet alleen uit prediken bestaat, maar ook uit handenarbeid. Er zijn duizenden in de wereld die net zo er naar smachten om te prediken zoals de beren ernaar verlangen hun magen te vullen nadat zij uit hun winterslaap zijn ontwaakt, maar er zijn weinigen die hun schouders aan het wiel willen plaatsen en voortgaan met duwen. {1TG9: 12.3}

Wat de wereld vandaag nodig heeft is geen predikers, maar leraren die met de ene hand kunnen onderrichten en de pikhouweel of schoffel met de andere hand gebruiken. Evenmin heeft de wereld behoefte aan mensen die haken naar het ambt van Mozes en Aäron, maar zij heeft mensen zeer nodig die opdrachten kunnen aannemen en ze succesvol kunnen uitvoeren, mensen die de reus, de leeuw, en de beer, durven tegemoet te treden,– mensen die helden voor God durven te zijn, “mensen {mannen} die bewonderd worden,” mensen met een onophoudelijk geloof en een onbegrensde geduld, die geloven dat God Zelf het schip bestuurt, en dat er daarom geen sprake van mislukking kan zijn. De wereld heeft zeker mannen nodig zoals Noach, Mozes, David, Ezra, Nehemia, en een groot aantal Jobs. {1TG9: 12.4}

12

Ons werk en onze plicht zijn nu zo duidelijk gemaakt als zij dat gemaakt kunnen worden in deze bijzondere tijd. Daarom, behoeven wij niet te dwalen. Wij behoeven niet onwetend te zijn van wat er zal gebeuren en hoe het zal gebeuren. {1TG9: 13.1}

Velen geloven oprecht dat zij Gods werk doen, of tenminste behulpzaam zijn erin. Maar als zij hun dagelijkse verworvenheden, hun motieven, hun streven en hun voornemens, onderzoeken, zullen sommigen tot de ontdekking komen dat zij niet voor God werken, maar dat zij, of de tijd doden, of voor zichzelf werken. Infeite zijn er nu gevallen waarbij men niet weet of er nu heiligen of duivels druk bezig zijn in het grote werk van God. Stop, luister, denk na. Onderzoek uzelf. Het zal uw tijd en uw energie waard zijn. Ontdek wie u bent, wat u bent, en waar u bent. {1TG9: 13.2}

Ezra en Nehemia hadden een zware tijd bij de wederopbouw van de vroegere verwoestingen. Ik geloof dat God engelen had kunnen plaatsen om hun vijanden ervan te weerhouden zich te bemoeien met hun project, maar Hij verkoos dat de getrouwe bouwers het zwaard in de ene hand en de stenen in de andere hand zouden hebben (Neh. 4:17, 18). Hun werk was even zwaar, zo niet zwaarder dan dat van ons is, maar zij waren getrouw erin, en wij kunnen het ons niet veroorloven om op wat voor manier dan ook minder getrouw te zijn. Ja, zij werkten even veel als dat zij leerden. Zij leerden niet slechts religie, maar óók bouwen. Kunt u niet zien dat, zoals de typen uitbeelden, de dingen waartoe wij geroepen zijn om ze te doen niet slechts door leren kunnen worden gedaan? Wij zijn nu gereed om te lezen — {1TG9: 13.3}

Zach. 12:9, 10–“En het zal te dien dage geschieden dat Ik zal zoeken te verdelgen al de naties die tegen Jeruzalem oprukken. En Ik zal over het huis van David, en over de inwoners van Jeruzalem, uitgieten de Geest der genade en der gebeden: en zij zullen

13

Mij aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en zij zullen rouwklagen voor Hem, zoals men rouwklaagt voor zijn enige zoon, en {zij} zullen in bitterheid verkeren voor Hem, zoals iemand die in bitterheid is voor zijn eerstgeborene.”{KJV.}

Wanneer God de naties begint te verdelgen, zal Hij over Zijn heiligen de Geest van genade uitgieten, dán zullen zij waarlijk rouwklagen voor het zondigen tegen de Here. Het is omdat de mensen die geest niet hebben dat hun persoonlijke gevoelens zo gemakkelijk worden gekwetst voor ieder klein ding dat hen wordt aangedaan. En aangezien de Geest van genade maakt dat men niet om zichzelf treurt, is het begrijpelijk dat wanneer men medelijden met zichzelf heeft, en gekwetst is over wat anderen van hem zeggen of hem aandoen, het een duidelijk teken is dat hij, in plaats van met de Geest van genade, met de geest van de Duivel begiftigd is, die dagelijks tracht om te ontmoedigen en neerslachtig te doen zijn door zelfmedelijden. Gedenk dat zelfmedelijden regelrechte zelf-nederlaag is. Niet een van ons is ooit zo mishandeld geweest als de Heer dat was, en toch werd “het eigen ik” in Hem nooit gekwetst. {1TG9: 14.1}

Als wij medelijden zullen hebben voor wie dan ook, laat ons dan geen zelfmedelijden hebben. Soms denken wij spijt te hebben over ons zondigen en dat wij veroorzaakt hebben dat de Heer mishandeld en gekruisigd werd, maar onze spijt is niet echt; het is slechts theoretisch. Wanneer deze Geest van genade over ons is uitgestort, dan zullen wij ons ten volle realiseren dat het niet die van de Joden, maar de zonden van ons allen waren die Christus kruisigden, en dan zullen wij het als een voorrecht beschouwen om mishandeld te worden terwille van Christus. {1TG9: 14.2}

Zach. 12:11-14–“Te dien dage zal in Jeruzalem de rouwklacht groot zijn, zoals de rouwklacht van Hadadrimmon in het dal van Megiddo. En het land zal een rouwklacht aanheffen, alle geslachten afzonderlijk; het geslacht van het huis van David afzonderlijk, en hun vrouwen afzonderlijk; het geslacht van het huis van Natan afzonderlijk, en hun vrouwen afzonderlijk; het geslacht van

14

het huis van Levi afzonderlijk, en hun vrouwen afzonderlijk; het geslacht van Simi afzonderlijk, en hun vrouwen afzonderlijk; alle overige geslachten, alle geslachten afzonderlijk, en hun vrouwen afzonderlijk.” {KJV.}

Een grote dag is in aankomst, Broeder, Zuster. Als die dag niet vlak voor de deur stond, zouden wij vandaag dit licht dat op ons pad is geworpen niet hebben. Laat ons daarom werken voor de opbouw van het Koninkrijk van de Heer, dat Zijn wil in ons geschiede, en aldus ten lange laatste geschiede op aarde zoals het wordt [geschied] in de hemel. Laat ons, als voorlopers van Zijn Koninkrijk, alles doen wat wij kunnen om waardig te worden bevonden om met Hem op de Berg Sion te staan, om als God, als de engel des Heren voor de heiligen te zijn, om het eeuwig evangelie naar alle natiën te brengen, en aldus de zonden en rampspoed van de wereld tot een einde te brengen. {1TG9: 15.1}

—000—

15 

GEBEDSVOORLEZING

Ik zal lezen uit The Mount of Blessing, beginnend met de laatste alinea op bladzijde 159 {Gedachten van de Berg der Zaligsprekingen, blz.96}. {1TG10: 16.1}

M.B., pp.159,160{GBZ,blz.96,97} –“(…)’Het koninkrijk en de heerschappij, en de grootheid van het koninkrijk onder de gehele hemel,’ zal gegeven worden aan ‘het volk van de heiligen des Allerhoogsten.’ Zij zullen het koninkrijk beërven dat voor hen is bereid vanaf ‘de grondlegging der wereld.’ En Christus zal tot Zich nemen Zijn grote macht en zal heersen(…)Alleen zij die zich wijden aan Zijn dienst, zeggende: ‘Hier ben ik; zend mij,’ om blinde ogen te openen, om mensen te keren ‘van duisternis tot licht, en van de macht van Satan tot God, opdat zij vergeving van zonden kunnen ontvangen, en erfenis onder hen die geheiligd zijn,’ — alleen zij bidden in oprechtheid: ‘Uw koninkrijk kome.'” {1TG10: 16.2}

Deze regels vertellen ons dat degenen die in oprechtheid bidden “Uw koninkrijk kome,” zij die zichzelf wijden aan de dienst van God, degenen wiens lippen geraakt zijn met de kolen van het altaar (die zichzelf als zondaars zien), en die dan zeggen: “Hier ben ik, zend mij,” zijn de enigen die waardig zijn om tot Gods wijngaard vandaag gezonden te worden. {1TG10: 16.3}

En wat zal nu ons gebed zijn?–Dat wij in staat kunnen zijn om op gewetensvolle wijze te zeggen: “Uw koninkrijk kome,” beseffend dat wij in werkelijkheid zeggen dat wij alles wat wij kunnen aan het doen zijn om het zo te maken; dat wij ons onophoudelijk ervoor inzetten; dat wij gehoor geven aan de wil van de Heer zoals de engelen dat doen. {1TG10: 16.4}

Hoe ironisch is het als men het gebed des Heren bidt terwijl men iets anders doet dan te werken voor de vervulling ervan! Het is als een persoon die zegt: “Geef mij uw hand,” terwijl hij het tegelijkertijd wegduwt. Zulk een gebed is slechts één vorm van godslastering. Wij zouden moeten bidden dat wij onze wil overeenstemmen met de wil van God, getrouw zijn aan Zijn werk, en oprecht van Hem alleen zijn. {1TG10: 16.5}

 

—0— 

16

1 TIJDIGE GROETEN 10

WAT BRENGT SUCCES TOT HERLEVING EN HERVORMING?

LEZING DOOR V.T.HOUTEFF

BEDIENAAR DER DAVIDIAANSE ZEVENDE-DAG ADVENTISTEN

SABBAT,12 OKTOBER,1946

MT.CARMEL KAPEL

WACO,TEXAS

In Life Scetches {Levensschetsen}, bladzijde 425, lezen wij: “Ik ben diep onder de indruk geweest van taferelen die mij recentelijk zijn voorbijgegaan in de nachturen. Er scheen een grote beweging –een werk van herleving–voort te gaan op vele plaatsen. Ons volk bewoog zich in rijen, gehoor gevende aan Gods roeping. Mijn broeders en zuster, de Heer spreekt tot ons..” {1TG10: 17.1}

Hier is een voorzegging van een grote beweging, een beweging die een werk van een succesvolle herleving zal voortbrengen op vele plaatsen. Hier wordt ook gezien dat de mensen gehoor zullen geven aan Gods roeping, en dat deze gevisualiseerde werk van herleving uitgedragen zal worden door een Goddelijk georganiseerde beweging, echter niet door het Kerkgenootschap, en niet door een mens hier en een mens daar. De beweging is door God geschapen, niet bedacht door mensen. {1TG10: 17.2}

Wij hebben door de jaren heen een aantal personen en groepen van mensen in verschillende delen van de Adventistenwereld gezien, die op de ene tijd of de ander opbrachten wat zij noemden een “herleving en hervorming,” maar niet een van hen is ooit in staat geweest om veel te volbrengen, indien er iets bereikt werd. Een voor een eindigden zij door in minachting {afgunst} te stoppen. In plaats van herleefd en hervormd te zijn tot beter, gleden zij na zulk een poging terug van God en dichter en dichter tot het niveau van de maatstaven van

17

 de wereld. {1TG10: 17.3}

Het moet duidelijk zijn voor elke met-de-ogen-geopende zoeker naar Waarheid dat de herleving welke Life Scetches voorspelt en afbeeldt, deze lekenbeweging is, want naast deze beweging die nu op de been is, langzaam maar gestadig de rommel wegvegend over de Adventistenwereld, hebben wij nog nooit in het bestaan van de geschriften van de schrijver in Life Scetches  een andere dergelijke georganiseerde beweging gezien die zulk een herleving als deze uitdraagt. {1TG10: 18.1}

De Bijbel bevat het complete verlossingsplan voor het gehele mensdom. Hoe weet ik dat?–Ik weet het omdat Haar verhaal begint met de schepping en eindigt met de nieuw gemaakte aarde. Tussen de eerste en laatste bladzijden van de Bijbel, ligt dan de complete formule voor de zaligmaking en verlossing van de mens. En als zulk een herleving en hervorming zoals hier in zicht wordt gebracht zal plaatsvinden in de wereld tussen die twee gebeurtenissen (de schepping en de nieuwe aarde), dan moet het materiaal en het voorbeeld van zulk een werk ergens gevonden worden in de bladzijden van de Bijbel. {1TG10: 18.2}

Voordat wij lezen wat de bijbel te zeggen heeft over het onderwerp, denk ik dat wij eerst op concrete wijze  de woorden “herleving” en “hervorming” moeten omschrijven. Voor “herleving” geeft het woordenboek : “Herstellen; verfrissen; vernieuwen; heropwekken; herbevestigen.” En voor “hervorming” geeft het woordenboek deze omschrijving: “moreel (zedelijk) beter maken, veranderen tot beter.” {1TG10: 18.3}

Christ Our Righteuosness{Chtistus Onze Gerechtigheid} omschrijft deze spraaktermen als volgt: ‘”Er moet een herleving en hervorming plaatsvinden onder de leiding van de Heilige Geest. Herleving en hervorming zijn twee verschillende zaken. Herleving geeft een vernieuwing van het geestelijk leven aan, een opwekking

18

 van de krachten van het verstand en het hart, een opstanding uit de geestelijke dood. Hervorming geeft een herorganisatie aan, een verandering in denkwijzen en theoriëen, gewoonten en praktijken. Hervorming zal de goede vrucht van gerechtigheid niet voortbrengen tenzij het verbonden wordt met de herleving van de Geest. Herleving en hervorming moeten hun aangewezen werk doen, en in in het doen van dit werk moeten zij samengaan.'” –blz.154, 1926 editie; blz.121,1941 editie. {1TG10: 18.4}

Wat is het verschil tussen “herleving” en “hervorming”? — Herleving betekent het tot leven brengen van de geestelijke kwaliteiten; het opwekken van het verstand en het hart tot de opbouw van de geestelijke fase van het leven; het herbevestigen, herstellen. En hervorming betekent het zichzelf veranderen tot beter, het herorganiseren van de morele krachten onder Goddelijke leiding. {1TG10: 19.1}

In de Bijbel is er slechts een voorbeeld (type) van zulk een herleving en hervorming zoals die hier wordt voorgesteld. Wij vinden het opgetekend in de boeken van Haggai’s en Zacharia’s profetieen. {1TG10: 19.2}

U herinnert zich dat die vroegere Joden door Cyrus, koning van Perzie, van hun gevangenschap werden vrijgelaten zo gauw als Babylon onderging. Hij vaardigde een dekreet uit dat zij terug moesten gaan naar hun thuisland om de verwoestingen en ruines te herbouwen. De koning beval in het bijzonder dat de herbouw van de tempel en de herbevestiging van de aanbidding van de God des hemels getrouw en spoedig voldaan moest worden. Een herleving van het geestelijk deel van de natie (de tempel en haar systeem van aanbidding) was hun voornaamste zorg. Maar volgens Ezra 4:24, werden Cyrus’ bevel, en ook een ander {bevel} dat een paar jaar later werd uitgevaardigd, beiden tegengewerkt, en in het tweede jaar van de regering van Darius, koning van Perzie, was het werk volledig stopgezet, en schijnbaar

19

was er geen hoop dat het ooit weer hervat zou worden. {1TG10: 19.3}

Toen gebeurde het dat de profeten Haggai en Zacharia tot hun profetische functie werden geroepen en opgedragen om de bouwers op te wekken en te reorganiseren voor het verlaten tempelproject. Zie Haggai 1:1 en Zacharia 1:1. Het gelukkige en verrassende resultaat was dat de statige geestelijke bewijsstuk binnen vier korte jaren op snelle wijze was afgemaakt, terwijl al de vorige en aandringende pogingen van konigen en mensen, verstrijkend over een periode van over dertig jaren, volledig faalden. (Zie Ezra 6:15) {1TG10: 20.1}

Laat ons nu op realistische wijze in beschouwing nemen waarom de pogingen van de bouwers en de dekreten van de koning eerst faalden, en waarom zij als laatst  succes hadden: Voordat Haggai en Zacharia tot de profetische functie werden geroepen, keerden velen van de Joden terug van Babylon naar Jeruzalem, hoewel de meerderheid in Babylon achterbleef; dat wil zeggen, de bouwers gingen vrijwillig heen om to bouwen, alleen omdat de gevangenschap voorbij was, en omdat de koning had bevolen dat de tempel van God gebouwd moest worden. Zowel de pogingen van de bouwers als van de koning waren een volledige mislukking–allen liepen op niets uit. Toen gebeurde het dat God door middel van Zijn profeten, Haggai en Zacharia, het werk bestuurde, en toen gebeurde het dat zij snel klaarkwamen. Met andere woorden, niet voordat de Heer de teugels in Zijn eigen handen nam, door middel van de Geest der Profetie, ging het werk voorspoedig. In feite, bewijst de heilige geschiedenis dat niets ooit voorspoed had in Gods werk zonder de levende Geest der Profetie in haar midden. {1TG10: 20.2}

Bij voorbeeld, Mozes begreep van kinds af dat het zijn lot was om de kinderen Israëls te bevrijden van Faraö’s steengroeven. En toen hij volledig volwassen was geworden en grondig getraind in de hoven van Faraö, en zichzelf  voor sterk en bekwaam aanzag, nam

20

 hij snel actie om het in slavernij genomen Hebreeuwse heer te bevrijden: doodde een Egyptenaar, raakte betrokken in een twistgesprek met een Hebreeër, verliet toen alles, en zonder hoop om ooit terug te keren vluchtte hij het land uit in volledige verslagenheid. Veertig jaren later, nadat God hem begiftigd had met de Geest der Profetie, keerde hij terug en leidde op triomferende wijze de Hebreeuwse gevangenen uit Egypte! {1TG10: 20.3}

Deze bijzondere gevallen maken het kristalhelder duidelijk dat ongeacht hoe hard mensen kunnen proberen om een herleving en hervorming tot stand te brengen onder Gods volk, hun pogingen zijn gedoemd te falen zelfs voordat zij eraan beginnen, als God Zelf niet door Zijn profeten de leiding neemt over het werk. {1TG10: 21.1}

Nu, aangaande wat plaatsvond op de weg der hervorming nadat het vroegere huis van God was gebouwd, laat ons lezen: {1TG10: 21.2}

Ezra 6:19-21–“En de kinderen der gevangenschap hielden het Pascha, op de veertiende dag  van de eerste maand. Want de priesters en de Levieten waren tezamen gereinigd, allen van hen waren rein, en slachtten het pascha voor al de kinderen der gevangenschap, en voor hun broeders, de priesters, en voor zichzelf. Alzo aten de kinderen Israëls, die uit de gevangenschap weergekomen waren, en al wie zich van de onreinheid van de heidenen des lands tot hen afgezonderd had, om de Here, de God van Israël, te zoeken.

 Laat ons nu het verslag van Ezra  verbinden met die van Nehemia. {1TG10: 21.3}

 Neh.10:28-32–“En het overige van het volk, de priesters, de Levieten, de poortwachters, de zangers, de Nethinims, en al wie zich van de volken der landen had afgescheiden tot Gods wet, hun 

21 

vrouwen, hun zonen, en hun dochters, ak wie wetenschap en verstand had; die hielden zich aan hun broeders, hun voortreffelijken, en kwamen in de vloek en in de eed, dat zij zouden wandelen in de wet Gods, die gegeven was door de hand van de knecht Gods, Mozes; en dat zij zouden houden, en dat zij zouden doen al de geboden van de Here, onze Here, en Zijn rechten en Zijn inzettingen; en dat wij onze dochters niet zouden geven aan de volken des lands, noch hun dochters nemen voor onze zonen. Ook als de volken des lands waren en alle koren op de sabbatdag ten verkoop brengen, dat wij op de sabbat, of op een andere heilige dag van hen niet zouden nemen; en dat wij het zevende jaar zouden vrij laten, alsook allerhande schuld. Voports legden wij ons geboden op, ons opleggende een derde deel van een sikkel in het jaar, voor de dienst van het huis van onze God.”

 Hier ziet u een verslag van een volledige heleving en hervorming zoals er nooit was geweest. De dingen die werden vernieuwd zijn deze: (1) Het huis van GHod werd gebouwd en de heilige diensten werden opnieuw ingesteld; (2) de oude verwoeste plaatsen werden herbouwd, en de stad herbewoond. De hervormingen die plaatsvonden waren: (1) De priesters en de Levieten werden allen gereinigd; (2) al de kinderen van de gevangenschap scheidden zich af van de onreinheid van de heidenen; (3) allen “kwamen in de vloek en in de eed, dat zij zouden wandelen in de wet Gods,” om Zijn verordeningen en Zijn inzettingen te onderhouden, om hun dochters niet aan het volk des lands te geven, noch hun dochters tot vrouwen te nemen voor hun zonen; (4) zij maakten Sabbatviering tot een strenge regel; en (5) zij beloofden vrijelijk het werk van God te ondersteunen met hun middelen. Zulk een oprechte en volledige herleving en hervorming was nog nooit opgezet geweest sinds de mens in de zonde viel. {1TG10: 22.1}

 Dat de herleving en hervorming van die tijd een type is van de herleving en hervorming die zal plaatsvinden in onze tijd, wordt hoofdzakelijk opgemerkt uit het feit dat de profetieën

22

van zowel Haggai als Zacharia tweevoudige gebeurtenissen vermengen, een die plaatsvindt in hun tijd, en een ander die plaats zal vinden in onze tijd.De Heer zegt: {1TG10: 22.2}

Hag. 2:21-23–“Spreek tot Zerubbabel, de vorst van Juda, zeggende: Ik zal de hemelen en de aarde schudden; en Ik zal de troon der koninkrijken omkeren, en verdelgen de sterkte van de koninkrijken der heidenen; en Ik zal de wagen omkeren, en die daarin rijden; en de paarden, en hun ruiters, zullen neerstorten, een ieder in het zwaard van zijn broeder. Te dien dage, zegt de Here der heerscharen, zal Ik u nemen, o Zerubbabel, Mijn knecht, de zoon van Sealthiel, zegt de Here, en Ik zal u stellen als een zegelring; want u heb Ik verkoren, zegt de Here der heerscharen.”

Hier worden wij verteld dat op de dag dat God de sterkte van de heidense koninkrijken verdelgt, welke gebeurtenis in de toekomst is, Hij de vroegere Zerubbabel tot “een zegelring” stelt van een Zerubbabel in de tijd waarin de sterkte van de koninkrijken worden vernietigd. Andermaal lezen wij: {1TG10: 23.1}

Zech.2:5,11,13–“En Ik , zegt de Here, zal haar wezen, een vurige muur rondom; en Ik zal tot heerlijkheid wezen in het midden van haar…En vele heidenen zullen te dien dage de Here toegevoegd worden, en zij zullen Mijn volk wezen; en Ik zal in het midden van u wonen; en gij zult weten, dat de Here der heerscharen mij tot u gezonden heeft…Zwijg, alle vlees, voor het aangezicht des Heren! want Hij is opgestaan uit Zijn heilige woning.”

 De muur die de Joden bouwden rondom Jeruzalem in Zacharia’s dagen was van steen, maar de ene die hier voorzegd wordt zal zijn “van vuur,” veel meerwaardiger, volstrekte veiligheid gevend aan de inwoners die erbinnen zijn. Bovendien was geen ander volk, geen ander naast de Joden, werden toegelaten om zic hte voegen bij de  bouwers van Jeruzalem in

23

zijn dagen, maar in onze tijd zullen vele natiën zich voegen. Verder nog, bij de vervulling van deze profetieën verzoekt de Heer dat alle vlees op eerbiedige en stille wijze opmerkt dat Hij is opgestaan uit Zijn heilige woning–dat Hij nu de aarde bezoekt. {1TG10: 23.2}

 Zach.2:8–“Want zo zegt de Here der heerscharen: Na de heerlijkheid [na de eeuwige kerk] heeft Hij mij gezonden tot de natiën die u beroofd hebben; want die u aanraakt, die raakt Zijn oogappel aan.”

 In Zacharia’s dagen zond de Heer niemand tot de natiën na wat dan ook, maar in onze tijd, zal Hij de antitypische Zacharia (verklaarder van Zacharia’s profetieën) zenden tot de natiën die Gods volk aan het overheersen en uitbuiten zijn, en die natiën zullen en roof worden en zullen weten dat de Heer hem heeft gezonden. {1TG10: 24.1}

 Zach.2:12–“En de Heer zal Juda erven voor Zijn deel, in het Heilige Land, en Hij zal Jeruzalem wederom verkiezen.”

 Wanneer de natiën zich bij de Heer voegen in het Heilige Land, dan gebeurt het dat de Hij Juda zal erven en Jeruzalem wederom zal verkiezen. En, het allerbelangrijkste van alles, verklaart Hij dat Hij reeds is opgestaan uit Zijn heilige woning om al deze dingen te volbrengen. {1TG10: 24.2}

 Zach.8:7,20,21–“Alzo zegt de Here der heerscharen; Ziet, Ik zal Mijn volk verlossen uit het oostenland, en uit het westenland;…Alzo zegt de Here der heerscharen: Nog zal het geschieden, dat de volken, en de inwoners van vele steden komen zullen; en de inwoners van de ene stad zullen gaan tot een andere, zeggende: Laat ons vlijtig heengaan, om te bidden voor het aangezicht van de Here, en om de Here der heerscharen te zoeken; ik zal ook heengaan.” 

24

 De aandacht van de profeet werd gevestigd tot een tijd wanneer de Heer Zijn volk zal bijeen vergaderen van zowel het oosten als het westen; tot een tijd wanneer de inwoners van één stad die van een andere stad zullen uitnodigen om naar het Heilige Land te gaan. Deze zelfde profetie komt voor zowel in Jesaja’s hoofdstuk twee, als in Micha’s hoofdstuk vier. {1TG10: 25.1}

 Zach.8:22,23–“Alzo zullen vele volken, en machtige heidenen komen, om de Here der heerscharen te Jeruzalem te zoeken, en voor het aangezicht van de Here te bidden. Alzo zegt de Here der heerscharen: Het zal in die dagen geschieden, dat tien mannen, uit allerlei tongen der natiën, grijpen zullen, namelijk de slip van een Joodse man, zeggende: Wij zullen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is.”

 Vanzelfsprekend, zijn de tien mannen een voorstellende figuratie van universaliteit, zoals de tien maagden dat zijn van Mattheüs 25. Indien het zo is, dan zal de kerk als een lichaam al de tongen van de natien spreken. Het grijpen van hen van de ene die een Jood is, en zegende : Wij zullen met u gaan, want wij hebben gehoord dat God met u is, ” geeft duidelijk aan dat iemand, en afstammeling van de Christelijke Joden, Gods inzamelende boodschap zal verkondigen in de tijd van het einde, en dat hij als zodanig herkend zal worden. {1TG10: 25.2}

Laat ons nu keren naar– {1TG10: 25.3}

 Zach.9:9–“Verheug u zeer, gij dochters Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning komt tot u: Hij is rechtvaardig, en heeft verlossing; nederig, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong van een ezelin.”

In deze profetieën wordt in zicht gebracht de eerste komst van Christus. {1TG10: 25.4}

25

Zach.9:10-“En Ik zal de wagen uit Efraïm afsnijden, en het paard uit Jeruzalem, en de strijdboog zal afgesneden worden; en Hij zal vrede spreken tot de heidenen; en Zijn heerschappij zal zijn van zee tot aan zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde.”

 Dat wil zeggen, God zou de vroegere koninkrijken, Efraïm en Jeruzalem (Israël en Juda) ten einde brengen, en dan Zich keren tot de Heidenen en verlossing tot hen spreken. Aldus zal Zijn heerschappij over de gehele aarde zijn. {1TG10: 26.1}

Zach.12;3,8,9–“En te dien dage zal Ik Jeruzalem maken tot een lastige steen  voor alle volken; allen die zich daarmee belasten, zullen in stukken gesneden worden, alhoewel al de volken der aarde zich ertegen zullen verzamelen…Te dien dage za lde Here de inwoners van Jeruzalem beschutten; en hij, die onder hen struikelt, zal  te dien dage zijn als David; en het huis van Davis zal zijn als God, als de engel des Heren voor hun aangezicht. En het zal te dien dage geschieden, dat Ik zal zoeken te verdelgen al de natiën, die tegen Jeruzalem aankomen.”

 Dat wil zeggen, na de vroegere koninkrijken, Israël en Juda, te vernietigen, zal Hij hen heroprichten en verenigen, zoals voorzegd in Ezechiël 36 en in andere delen van de Schriften. Tegen die tijd zal Jeruzalem, de stad van de heiligen, een lastige steen worden voor al de volken van de aarde.  Dat wil zeggen, zij zullen de stad en haar inwoners haten en pogen het over te nemen, maar in de plaats zullen zij in stukken gesneden worden, want de Heer zal Zijn volk beschermen. Dan gebeurt het  dat zelfs de zwakste onder de inwoners van Jeruzalem zo gewillig, zo dapper, en zo bekwaam zijn als de oude David dat was. En het huis van David–het koninkrijk dat opgericht zal worden, dat slechts de gereinigde kerk is, geen zondaars in hun midden (Jes.52:1), zal als de engel des Heren zijn voor het aangezicht van de mensen. {1TG10: 26.2}

 26

Aangezien de profetie van Zacharia slechts gedeeltelijk in vervulling ging in de dagen waarin de Joden terugkeerden van Babylon naar Jeruzalem, an aangezien zijn geschriften onveranderlijk spreken van en andere dergelijke beweging, welke groter zal zijn dan de vorige, is er daarom geen tijfel dat de laatste het antitype is van de eerste. Vandaar dat de herleving en hervorming van Zacharia’s tijd zich zal herhalen in onze tijd. De mislukking van de bouwers om het werk voort te zeten en en herleving en hervorming tot stand tre brengen voordat Haggai en Zacharia tot de profetische functie werden geroepen, en hun succes nadat God door de profeten het overnam, toont op volmaakte wijze aan dat zonder de levende Geest der Profetie in het midden  ervan er geen enkele poging van herleving en hervorming kan gelukken, en daarom hebben zij allen hiertevoren gefaald. Het type toont ook op volmaakte wijze aan dat aangezien God nu is opgestaan uit Zijn heiligen woning, en de teugels in Eigen handen heeft genomen, de herleving en hervorming gewis zal zegevieren. Het is daarom zinloos om herlevingen en hervormingen aan te kondigen terwijl men niet weet wat en hoe men werkelijk moet herleven en hervormen. Het is aanbevelenswaardig om de standaard omhoog te houden, maar het is zeker niet volgens Gods bevel dat men iets “opwerkt” en  het herleving en hervorming noemt. {1TG10: 27.1}

Tot slot, laat ons de twee voornaamste punten samenvatten welke onze studie van middag ons voorzeker heeft duidelijk gemaakt: (1) Dat een werk en beweging dat gelijkwaardig is aan die van Zacharia’s dagen op succesvolle wijze herleving en hervorming tot stand zal brengen onder Gods volk van vandaag, dat zij die de beloofde zegeningen verwachten van ganser harte erbinnen moeten gaan. (2) Dat zonder de levende Geest der Profetie in ons midden, er geen succes kan zijn in welke herleving en hervorming dan ook, en dat hoe eerder wij dat weten, hoe sneller wij ons doel zullen bereiken. {1TG10: 27.2}

27

————-0—————

>