fbpx

Deel 07 Symbolische Code Nrs. 07-12

Deel 7 Symbolische Code Nr. 7-12, incl.

July-December,1941
MT. CARMEL Centrum
Waco, Texas

De Aarde Verlichtend

WEET U DAT?—

Geliefde broeders en zusters in Laodicea, weet u dat profetie onvoorwaardelijk verklaart, dat het volk van God in de Laodiceaanse kerk in een gevaarlijke kritische toestand verkeerd, en het niet weet? Wel broeders en zusters, als u het beseft of niet, als u het geloofd of niet, dat is precies het geval. En als u het eeuwig leven hoopt in te gaan, moet u het geloven, en dat zonder uitstel. Wat u ook mag geloven of niet geloven, dit ene ding moet u geloven, “want het is de Ware Getuige die spreekt, en Zijn getuigenis moet juist zijn.” –Testimonies, Vol 3, p. 253. {7SC7-12: 2.1.1}

En denk eraan dat boven alle mensen, de Laodiceanen niet alleen de laatste moeten zijn, maar het minste geneigd om te bekritiseren, want zij zelf, zegt de Ware Getuige, zijn, “jammerlijk, en ellendig, en arm en blind en naakt,” zonder zelf het te vermoeden, maar zijn inderdaad zich aan het inbeelden, dat zij, “rijk en verrijkt zijn met goederen, en “niets nodig hebben.” (Openb. 3: 17). Hoe, kunnen zij dan in zo een positie zijn, om werkelijk iets over anderen te weten! {7SC7-12: 2.1.2}

Denk na broeders en zusters, en verrijs tot het leven!  Dit kan niet mogelijkerwijs de stem van een vijand zijn. {7SC7-12: 2.1.3}

En denk eraan dat de Heer, “ons verrast door Zijn macht te openbaren, door instrumenten van Zijn eigen keuze, terwijl Hij de mannen waar wij naar opgekeken hebben als diegene waardoor licht zou komen voorbij gaat. God verlangt van ons, dat wij de waarheid ontvangen op haar eigen verdienste,– omdat het waarheid is.”—Testimonies to Ministers, p. 106. {7SC7-12: 2.1.4}

“Ongeacht door wie licht gezonden wordt, moeten wij onze harten openstellen om het te ontvangen met de zachtmoedigheid van Christus… Wij moeten allemaal weten, wat er onder ons geleerd wordt; want als het waarheid, is hebben wij het nodig.”—Gospel Workers, p. 301 {7SC7-12: 2.1.5}

“Maar hoed u ervoor, om datgene wat waarheid is te verwerpen. Het grote gevaar met onze mensen is, dat van afhankelijk zijn van mensen, en vlees tot hun arm stellen. Diegene die niet de gewoonte hebben om de Bijbel voor zichzelf te bestuderen, van het overwegen van bewijzen, hebben vertrouwen in de leidinggevende mannen, en aanvaarden de beslissingen die zij maken; en zodoende, verwerpen zij juist de boodschappen die God naar Zijn volk, zend, als deze leidinggevende broeders hen niet accepteren.”—Testimonies to Ministers, pp. 106, 107. {7SC7-12: 2.1.6}

“Hij zal mensen gebruiken voor het tot stand brengen van Zijn doel, die sommige van de broeders zouden verwerpen als ongeschikt om deel te hebben aan het werk.”—Review and Herald, Feb, 9, 1895. {7SC7-12: 2.1.7}

In het licht nu van de voorgaande verklaringen, wilt u niet, Broeder, Zuster, zorgvuldig en onder gebed, de tijd nemen om u ervan te gewissen, of God wel of niet dit hervormingswerk leidt? Hij heeft aan allen die dit willen doen, beloofd, dat Hij hen niet in duisternis zal laten, maar hen zal leiden in alle Waarheid! Zo wilt u Hem niet op Zijn Woord nemen, en Hem beproeven? {7SC7-12: 2.1.8}

Wij pleiten met u, want “de agenten van het kwaad verenigen reeds hun krachten en versterken zich. Zij versterken zich voor de laatste grote crisis. Inspiratie zegt, dat grote veranderingen spoedig in onze wereld zullen plaatsvinden, “en de laatste bewegingen, snel zullen zijn… De tijd komt, wanneer in hun bedrog en schaamteloosheid, mensen het punt zullen bereiken, dat de Heer hen niet zal toestaan te overschrijden, en zij zullen leren dat er een grens is aan de verdraagzaamheid van Jehovah… Diegene die de teugels van bestuur in handen hebben, zijn niet in staat, het probleem van morele corruptie, armoede, verpaupering en toenemende criminaliteit op te lossen. Zij strijden tevergeefs, om zakelijke bedrijfsvoeringen op een veiligere basis te plaatsen…Spoedig zal alles wat geschud kan worden, geschud worden, zodat die dingen die niet geschud kunnen worden zullen blijven…. {7SC7-12: 2.1.9}

“Het is onmogelijk om enig idee te geven van de ervaringen van het volk van God, die in leven zal zijn op de aarde, wanneer de hemelse heerlijkheid en een herhaling van de vervolgingen van het verleden vermengd zullen worden. Zij zullen wandelen in het licht voortkomend van de troon van God. Door middel van de engelen, zal er een constante communicatie zijn tussen hemel en aarde.”—Testimonies, Vol. 9, pp. 11, 13, 15, 16. {7SC7-12: 2.2.1}

Met het oog op deze plechtige werkelijkheden, die zelf nu voor onze ogen opdoemen, verberg uzelf, Broeder, Zuster, niet in duisternis. Sta in het licht, zodat u niet struikelt en valt en niet gevonden wordt. Kom, neem de tijd en {7SC7-12: 2.2.2}

LAAT ONS SAMEN RICHTEN.

De Laodiceaanse kerk, de laatste van de zeven kerken (Openb. 2: 3), zijnde een figuurlijk voorstelling van de Christelijke kerk in haar laatste periode, onze tijd, geeft aan dat de boodschap aan haar te boek gesteld, daarom de laatste boodschap aan de kerk is. Het is dus duidelijk, dat als er enig Bijbel onderwerp essentieel is voor de kerk om te bestuderen, de boodschap aan de Laodiceanen, dat zeker is. {7SC7-12: 2.2.3}

Hoewel zij tevreden zijn met hun verworvenheden, zullen de Laodiceanen, die God geloven en op Zijn Woord nemen, Hem niet in twijfel trekken, betreffende hun toestand, maar zullen of zij het nu zien of niet, erkennen, dat zij in een “trieste misleiding zijn,” “jammerlijk en ellendig, en arm, en blind en naakt.” Openb. 3: 17. Als zij deze erkenning eerlijk gemaakt hebben, zullen zij, in overeenstemmende gehoorzaamheid aan het advies van de Ware Getuigenis om van Hem ogenzalf te kopen, waarin Hij alleen kan voorzien, zullen zij in staat gesteld worden om hun ogen ermee te zalven. {7SC7-12: 2.2.4}

Diegene, echter, die achterover leunen in de valse zekerheid van eigen inschikkelijkheid, zullen geen aandacht besteden aan dit waarschuwend advies, en zullen als resultaat daarvan, alles kwijt raken—uitgespuwd worden (vers 16)! Voor hoe weinigen echter, vormt deze angstaanjagende bedreiging een noodsignaal!  How weinigen zet het aan om uit te zoeken, waar het probleem licht en hoe zij staan! Voor hoe weinigen, inderdaad, hindert het zelf! En och hoe weinigen, neigt het tot het onderzoeken erin, uit vrees, dat het hun kwade koers zal berispen, en hen zal beroven van een of andere zondig plezier, die zij dierbaar koesteren! Verrassend, maar toch maar al te waar, honderden! {7SC7-12: 2.2.5}

Dan ook, wordt er in hen de grote vrees voor valse profeten, ingeprent, en totaal niet in hen de verwachting van de ware opgewekt, (hoewel er geen valse kunnen zijn, waar er geen ware zijn), zijn zij daarom bijna buiten bereik. {7SC7-12: 2.2.6}

Achter hun onverschillige houding wordt de waarheid gezien, dat “de inspanning van verplichting en het plezier van de zonde de koorden zijn waarmee Satan de mens in zijn valstrikken bindt.” (Testimonies, Vol. 5, p. 53), terwijl achter de diep ingeprente angst voor valse profeten, wordt de zorgvuldigheid van de valse wachter gezien, om hen te behoeden van in contact komen met de boodschappers die God tot hen heeft gezonden. {7SC7-12: 3.1.1}

Deze vriendelijke bezoeker, tracht daarom een interesse in u te doen ontwaken, geliefde Laodiceaan, tot de bodem van de zaak te gaan, om uw zaligheid zeker te stellen. Zou u daarom niet welopgevoed genoeg zijn, om nederig ermee te zitten, en het nederig, onpartijdig,  en onder gebed bestuderen, hetgeen u vele vele malen, moet vergelden, dan wat u erin steekt? {7SC7-12: 3.1.2}

“Zo wie Ik liefheb,” zegt de Heer, “die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig, en bekeer u.

Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.

Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik overwonnen heb, en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon. Die oren heeft, die hore, wat de Geest tot de Gemeenten zegt.” Openb. 3: 19-22 KJV {7SC7-12: 3.1.3}

Er is een goddelijke wet die iedere oprechte poging omzet in vreugde, een persoonlijke ervaring met God en eeuwig leven. Zo ontwaakt, mijn vriend, en merk op, niet wat u denkt dat u bent of zal zijn, maar wat de Heer zegt dat u bent en moet zijn. Begin uw onderzoek met de daaruit voortvloeiende {7SC7-12: 3.1.4}

ZEVEN VRAGEN TER OVERWEGING

  1. Wie is Laodicea?
  2. Wie stelt de engel voor?
  3. Wat wordt bedoelt met jammerlijk en ellendig en arm en blind en naakt zijn?
  4. Wat betekend het om “lauw” te zijn?
  5. Waarom geeft God de voorkeur eraan dat iemand eerder koud of heet is dan warm?
  6. Wat is de ogenzalf?
  7. Zouden Loadiceanen tekort schieten zich te bekeren, hoe zal hun schande ontbloot worden? {7SC7-12: 3.1.5}

AAN GEEN DING GEBREK?

De juiste antwoorden op deze zeven belangrijke vragen voor iedere Christen die heden ten dage naar waarheid zoek, zal indien begrepen en acht op geslagen wordt, een ieder redden van de schadelijke en gevaarlijke Laodiceaanse toestand, en zijn zaligheid veilig stellen? Dit zal het doen, zo gauw als hij ter harte neemt {7SC7-12: 3.1.6}

 DE FEITEN BETREFFENDE DEZE ZEVEN VRAGEN.

De naam Laodicea, dat is samengesteld uit de twee Griekse woorden lao en dekei, waarbij de één “volk” betekent, en ook “spreken,” en de ander “oordeel” betekent, waardoor de twee in één betekent het volk dat oordeel verklaart, identificeert daarom een kerk die het uur der oordeel verkondigt. (Dan. 7: 9, 10; Openb. 14: 6,7) {7SC7-12: 3.2.2}

Aangezien de kerk der Zevende-dag Adventisten daarom de enige is die het oordeel verkondigt, en aangezien elk van de zeven boodschappen is geadresseerd aan de engel van de respectievelijke gemeenten, is de boodschap tot Laodicea dienovereenkomstig geadresseerd {7SC7-12: 3.2.3}

Aan de Engel der Zevende-dag Adventisten.

Volgens Openbaring hoofdstuk 1,  symboliseren de “kandelaren” de zeven gemeenten, en de “sterren” (Openb. 1:20) {7SC7-12: 3.2.4}

Als de begeleiders van de kandelaren (gemeenten), worden de engelen aldus gezien als de geestelijke leiding, wiens verantwoordelijkheid is om de lampen in goede conditie te houden, met olie gevuld, en helder brandend, zodat de kerk licht kan geven aan allen om haar heen.  {7SC7-12: 3.2.5}

Daar de Laodiceaanse engel, hem aan wie de veroordelende boodschap is gezonden, dienovereenkomstig symbool staat voor de geestelijke leiding in Laodicea, zou hij daaruit volgend nog meer ernaar moeten verlangen te ontdekken waar het probleem ligt, want hij is, zegt de Heer, {7SC7-12: 3.2.6}

Ellendig, Jammerlijk, Arm, Blind, en Naakt.

Welke kerk (kandelaar) zou mogelijkerwijs verlicht kunnen blijven met een  jammerlijke, ellendige, arme, blinde, en naakte leiding? En met haar licht aldus uitgedoofd of slecht dim knipperend, hoe kan zij de wereld verlichten zoals God haar heeft opgedragen te doen?  Door de ogen van de Waarachtige Getuige wordt daarom de tragedie van Laodicea volkomen gezien—“slapende predikanten, predikend tot een slapend volk” (Testimonies, Vol.2,blz.337), terwijl een zonde-onwetende wereld zich vastbesloten stort in haar duisternis! O, wat een treurige toestand! En toch wordt het totaal over het hoofd gezien! {7SC7-12: 3.2.7}

Met zowel de leiding als de leken in zo een treurige staat van duisternis, is het duidelijk te zien dat hoewel de kerk der Laodicensen de laatste is in de orde der zeven gemeenten, God door haar de wereld niet kan verlichten en Zijn volk voorbereiden op Zijn Koninkrijk, wanneer zij zelf in duisternis en onvoorbereid is. Vandaar de noodzaak van een nieuwe orde, een nieuwe geestelijke leiding, zoals is voorspeld in Testimonies,Vol.5, blz.80, en in Zefanja 3:11,12. {7SC7-12: 3.2.8}

Dan zal het geschieden dat “alleen zij die verzoeking hebben doorstaan in de kracht van de Machtige, zullen worden toegestaan om deel te nemen aan het verkondigen ervan [de Derde Engel Boodschap], wanneer het zal zijn aangezweld tot de Luide Roep.”—The Review and Herald, Nr.19, 1908 {7SC7-12: 3.2.9}

In het licht van deze feiten, moet de profetische boodschap van de engel der Laodicensen vanzelfsprekend gebracht en verkondigd worden door iemand anders dan de engel zelf.  Maar natuurkijk is dit juist datgene wat noch de leiding noch de leken verwachten of  wensen te geschieden. Desondanks, omwille van de getrouwen, gebeurt het.  {7SC7-12: 4.1.1}

Dus aangezien Gods Woord zegt dat de geestelijke leiding van de gemeente der Laodicensen jammerlijk, ellendig, arm, blind, en naakt is, en dat noch zij noch de leken zich bewust zijn van het feit, verleent het dan zware nadruk op de verklaringen: “Slapende predikanten, predikend tot een slapend volk!” (Testimonies, Vol.2, blz. 337);  en “de boodschap van de Waarachtige Getuige vindt het volk van God in een  beklagenswaardige misleiding, doch oprecht in die misleiding.”—Testimonies,Vol., blz.253 {7SC7-12: 4.1.2}

Alhoewel zij in deze afschuwelijke situatie verkeren, één die hen zou moeten doen beven en vrezen, en alles te willen geven om eruit te komen, gaan zij toch door, zijnde {7SC7-12: 4.1.3}

LAUW—NOCH KOUD NOCH HEET.

Misleid en op het punt hun leven te verliezen, hoewel even onwetend van hun gevaar als een muis voor de val dicht klapt, zijn zij tevreden (lauw) in de val van de duivel, als zij hun weg banen naar het verrukkelijke aas—een valse hoop op genieten van het feest in het Paradijs! {7SC7-12: 4.1.4}

Wanneer iemand zich in een klimaat bevindt, dat noch koud noch heet is, maar lauw, een temperatuur die gewenst en gezocht wordt door allen, dan koestert hij het daar als een armoedzaaier die een prins is geworden! Zo is het met de Laodicensen, zoals zij worden voorgesteld in de profetie, ondanks dat hun veronderstelde rijkdommen niets anders zijn dan een dodelijke valstrik! {7SC7-12: 4.1.5}

Om iemand van zo een vreselijke misleiding te redden is een taak die vraagt om de uiterste wijsheid, niet alleen omdat het slachtoffer blindelings gewend is aan de gevaarlijke conditie waarin hij verkeert, terwijl zijn redders pogen om hem te redden van het verloren gaan, maar ook omdat hij hen beschouwt als zijn vijanden, valse profeten, in plaats van zijn vrienden en verlossers, boodschappers van God! {7SC7-12: 4.1.6}

Voor de reddingslijn, de reddende boodschap, die zij hem pleitend voorhouden, deinst hij terug. En daaruit volgend, door zijn houding tegen hen, schreeuwt hij: Ga weg, ga weg, ik ben rijk en ben met goederen verrijkt; Ik lijd aan niets gebrek; ik heb alle waarheid. “Ik ben tevreden met mijn positie. Ik heb mijn grenzen bepaald, en ik zal niet van mijn positie (of standpunt) bewogen worden, wat ook mag komen.”—Testimonies on Sabbath-School Work, blz.65. {7SC7-12: 4.1.7}

In het protesteren dat zij niet ellendig (niet ongelukkig), niet jammerlijk (niet verontrust), niet arm (geen  waarheid nodig hebben), niet blind (niet onwetend of ongeletterd), niet naakt (niet zonder de gerechtigheid van Christus) zijn, spreken de Laodicensen de Waarachtige Getuige tegen, verwerpen Zijn raad, en zij brengen  Zijn oplossing in diskrediet — {7SC7-12: 4.1.8}

DE OGENZALF

Daar alleen de “zalf” (waarheid) hen zal genezen van hun dodelijke Laodiceaanse kwaal, zullen zij daardoor, als zij falen om hun voordeel te trekken uit het geneesmiddel (door naar waarheid te zoeken als naar een verborgen schat) en het toe te passen (bekeren), uitgespuwd worden. O Broeder, Zuster, wilt u dan niet vragen naar de “zalf”? of  zult u doorgaan in uw ellendigheid, jammerlijkheid, armoede, blindheid, en naaktheid, en aldus Hem noodzaken om u uit te spuwen en {7SC7-12: 4.1.9}

UW SCHAAMTE BLOOT TE LEGGEN?

Opdat uw schaamte, Broeders, niet zichtbaar worde aan allen, heeft God het lang weerhouden om aan de wereld de zonden te onthullen die u hebt gekoesterd en verborgen hebt gehouden. Niet voor altijd echter, zal Hij dat verdragen. Dus omwille van uw ziel, twist niet langer dat u alle waarheid hebt; houdt op om zonde aan zonde toe te voegen; bekeert u, en keert terug tot Hem; Hij zal u net zo blijmoedig aannemen en een feestmaal voor u bereiden zoals de vader in de gelijkenis zijn verkwistende zoon bij zijn terugkomst begroette en een feestmaal voor hem bereidde. {7SC7-12: 4.2.1}

Wees niet als de Jood. Maar stelt uw hart open; werp eruit haar trots, haar vooroordeel, en haar hoogmoed; laat deze dingen u het eeuwig leven niet ontnemen op zulk een laat uur als deze. Als u de fout van de Joden herhaalt, zal uw schande en uw verlies net zoveel groter zijn dan die van hen als uw licht en uw gelegenheden en voorrechten zijn. Ja, buiten vergelijking! {7SC7-12: 4.2.2}

Faalt dus niet, pleiten wij met u, om uw lange Laodiceaanse ziekte en armoede te beëindigen, en verbeeldt u niet langer dat u {7SC7-12: 4.2.3}

RIJK, MET GOEDEREN VERRIJKT BENT

Nooit doet u zoveel als zelfs te kennen geven dat u alle gebouwen, alle instellingen, alle gelden, alle werkers, alle bekeerlingen heeft die u nodig heeft! Uw enige trots is het niet nodig hebben van meer waarheid! Deze houding, zegt de Heer, is daarom de manier waarop u zegt: “Ik ben rijk, en heb mij met goederen verrijkt, en heb aan niets gebrek.” Het is de bron van uw probleem, en datgene waarvan Hij verwacht dat u het belijdt en zich ervan bekeert. {7SC7-12: 4.2.4}

De verkeerde aanspraak van de engel (de leiding) van zijnde rijk en met goederen verrijkt en aan niets gebrek hebbend, maakt hem niet tot een leugenaar, maar geeft hem eerder aan als zijnde een slachtoffer van onwetendheid en misleiding. Maar zijn gedachten gang dat hij alle Waarheid kent en heeft, maakt zijn toestand zelfs nog gevaarlijker dan een leugenaar, want een leugenaar weet dat hij liegt.  O wordt wakker, Broeder, Zuster, ontwaakt, ontwaakt! {7SC7-12: 4.2.5}

Handelt als Natanaël.

Kom en zie! {7SC7-12: 4.2.6}

Wat zien? Anderen, evenals uzelf, rijk en met goederen verrijkt, en aan niets gebrek hebbend, met als verontschuldiging dat de noodzaak om voor materiële dingen te zorgen (Lukas 14:15-19) hen verbiedt om de uitnodiging te aanvaarden? {7SC7-12: 4.2.7}

Volstrekt niet! {7SC7-12: 4.2.8}

Zie de Laodicensen van de straten en stegen—“de armen en misvormden en blinden en lammen” (Lukas 14:21), blijmoedig zichzelf tegoed doende aan het geneesmiddel! {7SC7-12: 4.2.9}

Maar helaas, niet allen die komen, blijven, want “bij een ieder, die het woord van het Koninkrijk hoort en het niet verstaat, komt de boze en rooft wat in zijn hart gezaaid is: dat is hij die het zaad  langs de weg heeft ontvangen.” Wees niet aan hem gelijk, maar maak de vereiste poging om de Waarheid te verstaan. En anderen, “wanneer er echter verdrukking of vervolging komt ter wille van het woord,” zijn beledigd {geërgerd}. Dit zijn degenen, “die het zaad op steenachtige plaatsen” hebben “ontvangen.” Wees noch aan hen gelijk. Wees geworteld in de Waarheid. “Maar hij, die het zaad in goede aarde heeft ontvangen is hij die het woord hoort en verstaat, die dan ook vrucht draagt en oplevert, sommigen honderdvoudig, sommigen zestig, sommigen dertig.” Matt.13:19-23. {7SC7-12: 4.2.10}

Hoewel de “kwade” tezamen met de “goede” nog steeds komen (want wij zijn nog in de periode waarin het koren en het onkruid, de goede en de slechte vissen, vermengd zijn), hoeft u niet van het onkruid te zijn of van de “slechte vissen.” Wees van het koren, doe als de “goede”: leg  uw eigen gedachten en wegen terzijde, en neem die van de Heer aan, want Hij zegt: “…Mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet Mijn wegen…Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan uw gedachten.” Jes.55: 8,9. {7SC7-12: 5.1.1}

En als laatste, wees nooit als de Farizeeër, die de splinter in zijn broeders oog kan zien, maar de balk in zijn eigen oog niet kan zien (Matt.7:3). Want tenslotte, “Wie zijt gij?”, vraagt de Heer. Zijt gij zelf niet een Laodiceaan? Hoe “oordeelt” gij “een anders knecht? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan. Maar hij zal staande blijven, want de Here is bij machte hem te doen staan.” Rom.14:4. {7SC7-12: 5.1.2}

Maak u geen zorgen om de andere kameraad, Broeders; u heeft amper genoeg tijd om voor uzelf te zorgen. En meet bovendien de Waarheid niet met de staf van de mens, maar met de Staf van God: “Hoort naar de Roede, en [Hij] Wie het besteld heeft” (Micha 6:9), bepleit de Heer {7SC7-12: 5.1.3}

Wilt u Zijn raad niet opvolgen? Als u dat wilt, stuurt dan zonder verdere  uitstel uw naam en adres op voor lectuur van Tegenwoordige Waarheid—de feestmaal die, hoewel het alles waard is, u niets zal kosten. En behalve dat dit het enige geneesmiddel is voor uw Laodiceanisme, zal het uw hongerige ziel aangrijpen en bevredigen met iets dat waarlijk rijk en buitengewoon is! {7SC7-12: 5.1.4}

Dan “zullen” wij allen tezamen “geestelijk gezichtsvermogen hebben om de binnenste hoven van de hemelse tempel waar te nemen. Wij zullen de herkenningsmelodieën van gezang en dankzegging van het hemels koor opvangen rondom de troon. Wanneer Sion zal opstaan en schijnen, zal haar licht het meest doordringend zijn, en kostbare liederen van lof en dankzegging zullen gehoord worden in de vergadering van de heiligen….Als wij de gouden ogenzalf aanbrengen, zullen wij de verder reikende heerlijkheden zien. Geloof zal de zware schaduw van Satan doorklieven, en wij zullen onze Advocaat het wierook van Zijn eigen verdiensten voor ons bestwil zien offeren. Wanneer wij dit zien zoals het is, zoals de Heer verlangt dat wij het zien, zullen wij vervuld zijn met een gewaarwording van de oneindigheid en verscheidenheid van de liefde Gods.”—Testimonies, Vol.6, blz. 368. En wij zullen dan niet langer vragen: {7SC7-12: 5.1.5}

WIENS RAAD MOET OPGEVOLGD WORDEN?

Nu willen we dat u weet dat we uw bezorgdheid voor onze geestelijk welzijn oprecht waarderen, zoals aangegeven in veel van uw kritieken, en we verzekeren u dat we ons ten volle realiseren dat, wanneer we verkeerd zijn , uw advies zeker net zo waardevol voor ons is als ons advies aan u is, wanneer we gelijk hadden. Daarom zijn we ervan overtuigd dat u het met ons over eens zal zijn dat wij deze vraag moeten oplossen, {7SC7-12: 5.1.6}

WIE IS WIE?

Om ons onderzoek te beginnen, is het noodzakelijk, in eerlijkheid naar beide partijen toe, om rekening te houden met de ervaringsleer van een ieder.

{7SC7-12: 5.2.1}

Met het oog op onze lange ervaring met de Drie Engelen boodschap in haar eerste deel, zowel als in haar huidige toevoeging (Eerste Geschriften, blz.331,332, {Early Writings, blz. 277}) zoals gebracht in de Herder’s Staf als tegen het uwe in het eerste deel alleen, zijn we gedwongen te geloven, dat de mogelijkheid dat u verkeerd geleid zijt door de engel der Laodicensen, groter is dan de mogelijkheid dat wij verkeerd geleid zijn door de Staf. {7SC7-12: 5.2.2}

Bevond u zich in een positie, zoals wij zijn, om compleet geïnformeerd te zijn in beide boodschappen, – in die van 1844 en die van vandaag, – dan zou de mogelijkheid dat u juist was en wij verkeerd waren tegenover de mogelijkheid dat u verkeerd was en wij juist evenredig gelijk zijn. Aangezien, echter, u vertrouwd bent met de vorige alleen, is het waarschijnlijker dat onze positie een groter percentage draagt, van de mogelijkheid om juist te zijn dan de uwe.

{7SC7-12: 5.2.3}

Bovendien, als de Staf nu juist is of verkeerd, verkeert ¨de engel van de kerk van de Laodicensen” zoals de Heer Zelf scherp heeft duidelijk gemaakt, in een trieste , angstaanjagende en verschrikkelijke misleiding (Testimonies Vol. 3 blz. 253, 254, 260), en op het punt om uitgespuugd te worden. {7SC7-12: 5.2.4}

Met het oog, daarom, op de daaruit voortvloeiende grotere verantwoordelijkheid, die op ons rust, kunnen wij niet minder geïnteresseerd zijn in u dan u bent in ons. En u kan het zich niet veroorloven om minder opmerkzaam te zijn ten opzichte van onze adviezen aan u dan wij het ons kunnen veroorloven van de uwe aan ons. {7SC7-12: 5.2.5}

En tenslotte, gelovend dat u net zo eerlijk bent als wij zijn, zijn wij overtuigd dat u onbevooroordeeld en nauwkeurig ieder woord hierin zult overwegen. {7SC7-12: 5.2.6}

Zoals u weet, bestaan wij uit leden die niet afwijken van de Bijbel en van Zuster White´s geschriften, volwaardige Zevende Dag adventisten, die zeker zijn dat beiden, de Bijbel en Zuster White´s geschriften, de Staf 100 % steunen.  Alle drie daarom, zien wij in perfecte harmonie met elkaar, met de Staf die kracht en sterkte geeft aan de boodschap zoals die gegeven is sinds 1844. (zie EG,  blz.331,332 {EW , blz. 277})  {7SC7-12: 5.2.7}

Aangezien wij deze onwankelbare overtuiging onderhouden, kunt u meteen begrijpen, dat uw verwerping van de Roede op gronden dat het niet in harmonie is met Zuster White´s geschriften, voor ons totaal niet de werkelijkheid is zoals het u voorkomt.  {7SC7-12: 5.2.8}

Daar ook wij iedere reden hebben te geloven,  dat ons verstand totaal rationeel is, hebben wij vervolgens elke reden om te geloven, dat wij niet minder bij machte zijn dan anderen om op intelligente wijze, zowel de Bijbel en Zuster White´s geschriften te bestuderen. Dus laat ons als Christenen die echt de waarheid willen kennen, samen beginnen {7SC7-12: 5.2.9}

BEIDE UW POSITIE TE ONDERZOEKEN EN DE ONZE

Om te beginnen, is het niet juist dat het leesboek van de Christen de Bijbel is ­?Als uw antwoord tot deze fundamentele vraag in het bevestigende is, dan drijft het ons om Zuster White´s geschriften, in het licht van de Bijbel te bestuderen en niet de Bijbel in het licht van haar geschriften. Dit zegt zijzelf in feite duidelijk: {7SC7-12: 6.1.1}

“Alleen zij die ijverig de Schriften hebben bestudeert en die de liefde van de waarheid hebben ontvangen, zullen (beschermd) worden van de krachtige verleiding die de wereld gevangen houdt. Door de Bijbelse getuigenissen, ( niet die van haar) zullen deze de verleider in vermomming ontdekken…. Is het volk van God nu zo stevig gegrondvest op Zijn woord, dat zij niet zullen buigen voor bewijzen van hun gevoelens?  Zullen zij in zo´n crisis vasthouden aan de Bijbel en de Bijbel alleen?”- The Great Controversy , blz. 625. {7SC7-12: 6.1.2}

Het is daarom overduidelijk dat haar werk nooit op zulk een manier geïnterpreteerd moet worden dat het de Bijbel tegenspreekt, maar altijd om het te verduidelijken. Als u zonder af te wijken deze onvoorwaardelijke regel van interpretaties volgt, zal u op geen enkele wijze enig probleem hebben met de Roede of met enig andere boodschap die de Heer ooit zal zenden. {7SC7-12: 6.1.3}

Uw interpretaties van vele van Zuster White´s geschriften, meest treffende, waarschijnlijk die met betrekking tot het Koninkrijk, welke duidelijk tegenstrijdig zijn ten opzichte van de profetieën van de Bijbel, maken dat de gene die haar geschriften aannemen om de Bijbel in twijfel te trekken, en degene die de Bijbel houden om tegen haar geschriften te strijden, zo twist en scheuring  brengen onder de broeders en zusters.  Zulke interpretaties, eenzijdig en scheiding brengend, zijn daarom bedroevend oneerlijk, niet alleen tegenover de Bijbel en Zuster White´s geschriften, maar ook tegenover uzelf, en daaruit voortvloeiend tegenover de zaak van de Waarheid. {7SC7-12: 6.1.4}

Wij vertrouwen erop dat u zult inzien, dat terwijl u zich opzettelijk voorgenomen heeft om alleen de onjuistheid van de Roede te bewijzen, u in realiteit onopzettelijk probeert te bewijzen dat de geschriften van Zuster White in tegenstrijd zijn met de Bijbel — een werk dat  uiteendrijft van Christus ,in plaats van bij elkaar te brengen tot Hem. {7SC7-12: 6.1.5}

Daar beiden uw en onze geloofsovertuiging in complete harmonie moeten zijn met de Bijbel, vragen wij daarom uw overtuiging m.b.t. het Koninkrijk met Dan 2 : 44, Jeremiah 51:20, Hosea 3: 4, 5, Jesaja 2: 1-4, Micha 4: 1-6, Jesaja 11: 12-16. Jeremiah 30: 18, 21, 31: 2-13, 32:37, Ezechiel 37: 15: 28.,

in overeenstemming te brengen. {7SC7-12: 6.1.6}

Wij beschouwen het als een eenvoudige , zichzelf bewijzende waarheid, dat als de steen (Dan 2:34 ) symbolisch is voor het Koninkrijk en dat als het de tenen van het beeld sloeg, het noodzakelijkerwijs opgezet moet worden vóór dat het ze neerslaat, precies zoals Daniel zegt:” In de dagen van deze koningen (tenenkoningen: de koningen van vandaag) zal de God van de Hemel een koninkrijk oprichten.” “In de dagen van deze koningen” kan niet betekenen  na hun dagen. En zonder dat het Koninkrijk is opgericht ( tot stand is gebracht) , kan het de volkeren niet neerslaan.  {7SC7-12: 6.1.7}

Bovendien, als Judah en Israël (beiden koninkrijken) niet tezamen vergadert zijn in een koninkrijk, zoals de profetieën zeggen dat ze zullen zijn (Ezech. 37: 15-28), hoe kunnen ze dan Zijn “voorhamer” zijn (Jer. 51:20)? En hoe kunnen dan de profetieën vervult worden? {7SC7-12: 6.1.8}

Het is evenzo zichzelf bewijzend, dat de “vele dagen” (Hos. 3: 4,5) de lange jaren zijn van de tijd dat het Koninkrijk viel totdat het uiteindelijk weer opgericht gaat worden. Waardoor het woord “terugkeren” niets anders kan betekenen dan dat zij die “vele dagen” verspreid waren, terug zullen gaan naar het land waar zij gevangen genomen waren. {7SC7-12: 6.2.1}

Verder is dit de enige positie die overeenkomt met alle belangrijke Bijbelse leerstellingen, welke zekerheid geeft van het in vervulling gaan van de profetieën van Jesaja 2 en dat van Micha 4. {7SC7-12: 6.2.2}

Wederom: vanuit Jesaja 11 zien we dat de Heer “ ten anderen male Zijn hand aanleggen zal om weder te verwerven het overblijfsel Zijns volks (vers 11) en dat wanneer Hij dat doet Hij een weg zal voorbereiden voor hen “ gelijk als Israël geschiedde ten dage, toen het uit Egypte land optoog.” Vers 16 {7SC7-12: 6.2.3}

En Jeremia getuigt dat de Heer “de gevangenis der tenten Jakobs wederom zal wenden, en Zich over hun woningen ontfermen; en de stad zal herbouwd worden op haar hoop….en zijn Heerlijke zal uit hem zijn, en zijn Heerser uit het midden van hem voortkomen. “ Jer. 30 : 18, 21 {7SC7-12: 6.2.4}

Bovendien aan Ezechiël ,” Zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal de kinderen Israëls halen uit het midden der heidenen, waarheen zij getogen zijn, en zal ze vergaderen van rondom, en brengen hen in hun land.” Ezech. 37: 21 {7SC7-12: 6.2.5}

De Bijbel is of waar of niet waar. Als u gelooft dat het waar is, neem het ter harte en neem uw standpunt hierover, tenminste met betrekking tot zulke openlijke gedeelten als die hier geciteerd zijn, schrift-gedeelten die geen uitleg behoeven. {7SC7-12: 6.2.6}

En zeker is dat God geen verontschuldiging zal accepteren van wie dan ook die probeert ze te omzeilen, zo duidelijk en positief zijn ze. Nog minder zal iemand slagen in het ontsnappen aan Gods oordeel door zich enerzijds te beijveren om zijsprongen te maken via datgene waarvan hij denkt uitvluchten te zijn in de Roede, en anderzijds door zich te beijveren om in Zuster White’s geschriften obstakels op te werpen om zich daarachter te verschuilen {7SC7-12: 6.2.7}

Zulke zinloze pogingen vandaag, zullen de plegers niet minder verontschuldigend laten ( in feite nog minder) dan de zinloze pogingen van de Joden gisteren hun gelaten hebben in hun pogingen om uitvluchten te ontdekken in Christus zijn werk door het gebruik van de geschriften van Mozes. {7SC7-12: 6.2.8}

Als iemands uitvlucht is dat de leerstellingen van de Roede niet te vinden zijn in Zuster White’s geschriften, zal hij niet meer te rechtvaardigen zijn in het verwerpen van haar stem op zulke gronden dan de Joden voor het vechten en verwerpen van de geschriften van het Nieuwe testament op de gronden dat zij niet gevonden worden in de geschriften van de profeten. {7SC7-12: 6.2.9}

Als u werkelijk een oprechte en trouwe gelovige bent in beiden, de Bijbel en de Geest der Profetie, zal u dit advies gehoorzamen: “… als een boodschap komt die u niet begrijpt, doe uw uiterste best om de reden die de boodschapper te geven heeft te horen ”Testimonies to Sabbatschool Work blz. 65 : Counsels on Sabbatschool Work blz. 29. {7SC7-12: 6.2.10}

Uw integriteit in het verwerpen van de verzegelingsboodschap, op de grond dat het Zuster White’s geschriften tegenspreekt, zal getoetst worden door uw reactie op haar aandringen om te redeneren met de boodschapper in plaats van te redeneren met zijn vijanden. {7SC7-12: 6.2.11}

Wat voor sommigen van u mag schijnen als zou het deze of gene onderwijzing van de Roede boodschap regelrecht in tegenstelling  zetten  tot zuster White’s geschriften, is half niet zo aannemelijk als dat wat voor allen lijkt alsof de stellingen van de Heer in Mattheus 10 -23 keihard in tegenstelling stelt tot Zijn beloften. “Gij zult niet” zeggen de geschriften, “door de steden van Israël trekken, tot de Zoon des mensen is gekomen”. Maar de apostelen gingen wel het evangelie prediken niet alleen in de steden van Israël, maar ook tot “ieder schepsel dat onder de hemel is” Col. 1 : 23, en tot dusver is de Zoon des mensen nog niet “gekomen”  hoewel 1900 jaren sinds die tijd voorbij zijn gegaan. Christus moet de waarheid gesproken hebben, maar het is niet begrepen, net zoals vele punten die samenhangen met Tegenwoordige Waarheid niet begrepen worden en daardoor in de meeste gevallen verkeerd geïnterpreteerd worden {7SC7-12: 7.1.1}

Toen Mozes het eerste gedeelte van de Bijbel schreef, was hij niet het voorrecht gegeven om de hele Waarheid te schrijven welke de Heer van plan was te openbaren aan zijn volk. Later in de Oud Testamentische periode kwamen  Jesaja, Jeremiah, Ezechiel, en anderen. Toen kwamen in de Nieuw Testamentische periode Johannes de Doper, Christus, de apostelen, de hervormers, Miller, Zuster White, ieder op zijn beurt waarheden onderwijzend welke hoe dan ook niet konden worden ondersteund door de geschriften van Mozes. Dit is de Heilige regel voor het ontrafelen van waarheid. En slechts tot iemands eigen verlies, zal hij weigeren te bekennen dat het heden ten dage hetzelfde werkt als altijd, alhoewel de boodschap van vandaag in totaliteit is afgeleid van de geïnspireerde schrijvers voor haar tijd. {7SC7-12: 7.1.2}

Hoewel er nog veel meer gezegd kan worden over deze zaken, voldoen deze regels voor nu, want tenzij u om uws levenswil erop reageert, zou meer (hiervan) slechts een vermoeienis voor u zijn en een verlies van tijd voor ons. {7SC7-12: 7.1.3}

Onze welgemeende gebeden en ernstige hoop daarom is dat de waardevolle, onherstelbare tijd besteed aan deze pogingen van goede wil en uiterst diepe bezorgdheid voor uw zielen, middelen zullen zijn om u ertoe te brengen om u te verheugen in de glorierijke hoop welke de Roede voor u plaatst. Moge uw hart nu ontvankelijk zijn voor “de Heer zijn stem” welke nog steeds “roept in de stad….. Hoort gij de Staf [moeten wij niet 1 term gebruiken, STAF of ROEDE?] en Hij die het aangesteld heeft.” Micha 6: 9 {7SC7-12: 7.1.4}

Als u besloten hebt nu gehoor te geven aan dit bevel en met die in de Testimonies on Sabbath-school Work blz. 65, om uw uiterste best te doen om de redenering te horen  die de  boodschapper mag geven en om vragen te stellen over de boodschap, of het nou ten opzichte van de Bijbel of de geschriften van Zuster White is, wees dan verzekerd dat wij verblijd zullen zijn om van u te horen en dat wij met vreugde onze uiterste best zullen doen om opheldering te brengen in wat daarbij betrokken is. {7SC7-12: 7.1.5}

En nu aangezien het duidelijk te zien is, dat de Laodiceanen in vreselijke nood zijn van waarheid, laat ons voortgaan van kennis opdoen tot kennis opdoen, door te bestuderen {7SC7-12: 7.1.6}

EEN STEFANUS PREEK AAN DE KERK VAN VANDAAG.

Gij mannen broeders en vaders, hoort toe: de God der heerlijkheid verscheen onzen vader Abraham, nog zijnde in Mesopotamië, eer hij woonde in Charran; En zeide tot hem: Ga uit uw land en uit uw maagschap, en kom in een land, dat Ik u wijzen zal. (Handelingen 7: 2, 3) KJV. En Abram toog heen, gelijk de HEERE tot hem gesproken had. (Genesis 12: 4) en ging onder Zijn leiding Kanaan in, waar hij vertoefde hoewel de Heer “hem geen erfdeel gaf in hetzelve, ook niet een voetstap; en beloofde, dat Hij hem het zelve tot een bezitting geven zou, en zijn zade na hem, als hij nog geen kind had. (Handelingen 7: 5) KJV {7SC7-12: 7.1.7}

Toen, op dat moment in de tijd, was het de Heer zijn beoogde doel, om Jakob en zijn huishouden uit het land van Kanaän te leiden, nederwaarts in Egypte. Hoewel hij wist, dat de zonen van Jakob niet zouden gaan zoals Abraham dat deed, doordat Hij hem eenvoudigweg vertelde dat te doen, plaatste Hij in Zijn voorzienigheid in het hart van Jakob een grotere liefde voor Jozef dan voor zijn andere kinderen. Dit verwekte in hen nijd en jaloezie, hetgeen zichzelf op zijn beurt in haat en hebzucht manifesteerde in hun wrede behandeling en verkoop van Jozef, hetgeen resulteerde in het als slaaf worden weggedragen in Egypte. {7SC7-12: 7.2.1}

Omdat hij Voorzienigheid in de gehele zaak herkende, zei Jozef tot zijn broes, toen hij “zichzelf bekend maakten,” tot hen: “weest niet bekommerd, en de toorn ontsteke niet in uw ogen, omdat gij mij hierheen verkocht hebt; want God heeft mij voor uw aangezicht gezonden, tot behoudenis des levens….. en om u een overblijfsel te stellen op de aarde, en om u bij het leven te behouden, door een grote verlossing.” Gen. 45: 1, 5, 7 KJV {7SC7-12: 7.2.2}

Zo verhoogde de Heer Jozef door voorzienigheid om de troon van Egypte te delen, om Farao vatbaar te maken, om Israël toestemming te verlenen om het land in te komen. {7SC7-12: 7.2.3}

Vervolgens, om hen daar heen te trekken, bracht Hij omstreeks die tijd de zeven jaren van overvloed gevolgd door de zeven jaren van schaarste. Waarop Hij een boodschap zond aan Jakob dat Jozef nog in leven was. Bij het heuglijke nieuws, sprong er in de vader een onweerstaanbaar verlangen om zijn zoon te zien. Dit en de levensbedreigende honger op de broeders van Jozef, dwong hen te verhuizen in het land van Farao van overvloed, waar zij als koningen leefden. {7SC7-12: 7.2.4}

Omdat de Heer echter, niet de bedoeling had hen altijd daar te laten, heeft Hij hun leven niet even plezierig door laten gaan als in het begin, zodat zij niet zouden weigeren, acht te slaan op Mozes, wanneer hij zou komen met de woorden dat de tijd was aangebroken, voor hun om terug naar huis te gaan. Maar Hij bracht een andere reddende voorzienigheid tot stand, deze keer door ondraaglijke ontbering over hen te laten vallen, zodat wanneer zij geroepen werden, zij blijmoedig zouden gehoor geven. Zo moesten zij dus slaven worden, en nog erger, zij moesten hun mannelijke kinderen door de dood kwijtraken, dan genadeloos gedreven worden met wrede zweepslagen op hun ruggen, om zelf meer stenen te produceren. {7SC7-12: 7.2.5}

Aldus was de macht van de Geest gecombineerd met het verschrikkelijke lijden van hun harde Egyptische dienstbaarheid, een overweldigende kracht die hen dwong het heidense land te verzaken en naar hun eigen terug te keren. {7SC7-12: 7.2.6}

Toen op hen terug, ontmoeten zij een andere Voorzienigheid—hun lange verblijf in de woestijn, veertig jaren in totaal—die God toeliet met het nadrukkelijke doel om hen te scheiden van de ongelovige, ontrouwe menigte, die de beweging uit Egypte vergezelde. Toen deze vernietigd waren nadat de volkeren bevrijd waren van slavernij, staken de overlevenden op wonderlijke wijze de Jordaan over (Jozua 3: 14-17), net zoals zij veertig jaren daarvoor de Rode Zee (Exod. 14: 19-31) waren overgestoken. Toen zij uit hun midden de ene zondaar, Achan (Jozua 7: 25) hadden verwijdert, die toen in hun midden ontsprongen was, traden zij het beloofde land in, en werden het meest glorierijke koninkrijk in hun dagen (1 Koningen 10). Slaven werden koningen—Inderdaad, wat een wonder! {7SC7-12: 7.2.7}

Uiteraard, zo men denken, dat een volk dat God op zo een wonderbaarlijke wijze uit slavernij had bevrijd, en van wie Hij vervolgens even zo wonderlijk tot een koninkrijk had gemaakt, nooit zou vallen nu zij sterk waren. Maar hun Kracht uit het oog verliezend, begonnen zij af te vallen in gevangenschap! In zwakheid als slaven van Farao, had God hen tot kracht gebracht over hun Egyptische meesters; nu in hun kracht, zelf als meesters, over de natiën rondom hen heen, bracht Hij hen neer tot dienstbaarheid aan diegenen over wie zij voorheen de overheersing hadden! {7SC7-12: 8.1.1}

Tweemaal een wonder, is hier positief bewijs, dat de Heer hen opbouwde, en ook hen ook afbrak (2 Kron. 36: 13-23), “Opdat ,” zegt de Heere, men wete, van den opgang der zon en van den ondergang, dat er buiten Mij niets is, Ik ben de HEERE, en niemand meer.” Jes. 45: 6 KJV {7SC7-12: 8.1.2}

In de loop der tijd, met de vervulling van de zeventig jaren waar Jeremia over profeteerde (Jer. 29: 10), bracht God nogmaals Israël in hun eigen land. Maar met het slijten van de jaren, als de oude generaties vervangen werden door de nieuwe, begon Israël wederom hun Kracht uit het oog te verliezen, deze keer zo volledig, dat toen de lang naar uitgekeken Messias uiteindelijk kwam, zij Hem verwierpen en kruisigden en op Hem spuugden! {7SC7-12: 8.1.3}

In goddelijke vergelding, keerde God in boosheid Zijn gezicht af en leverde hen in de handen van de onderdrukker, die hun tempels en hun stad vernietigde, hen uit hun eigen land uitdreef, en hen verlaten achter liet, een verstoten ras zonder God, zonder penning, zonder land, een volk verwenst door alle volkeren, vanaf die dag tot deze! ! {7SC7-12: 8.1.4}

Niet allen echter, waren aldus verworpen. Een grote groep van hen, had hun ogen geopend voor het feit, dat hun voorname mannen, de Heer vals beschuldigden, de profetieën verkeert toepasten waar het Hem betrof, en het volk misleiden. Door diegene die trouw bleven, bewaarde Hij het zaad van Israël. Zij aanvaarden Christus en werden Christenen, deze trouwe zonen van Jakob, hadden hun namen verandert van Joden naar Christenen, zoals vooraf afgeschaduwd was in het veranderen van hun vaders naam van Jakob naar Israël, en hun grootvader van Abram naar Abraham. ! {7SC7-12: 8.1.5}

Beginnend met de 120 met de Geest vervulde discipelen, bekeerde deze Joods Christelijke kerk 3000 zielen op de dag van Pinksteren door de prediking van een eenvoudige door de Geest opgestelde preek, en dan “deed de Heere dagelijks tot de Gemeente, die zalig werden.” Handelingen 2: 47. KJV {7SC7-12: 8.1.6}

De grote inzameling van zielen vertoornde Satan zo erg, dat hij wraakzuchtig, “de vrouw vervolgde [de Joods Christelijke kerk] die het mannelijke kind voortbracht” (Openb. 12; 13) KJV, om haar te verhinderen om bekeerlingen te maken en diegene waarin zij geslaagd was dat te doen, te verhinderen, van met haar gemeenschap te hebben. {7SC7-12: 8.1.7}

(De basis feiten, dat het kind van de vrouw, Christus, Die “weggerukt werd tot God (vers 5), was geboren tot de Joodse kerk, en dat de Christelijke kerk uit de Joodse kerk voortkwam, stelde de vrouw stevig vast als een figuurlijke voorstelling van de trouwe dienstknechten van God in zowel de Oud en de Nieuw Testamentische kerken. {7SC7-12: 8.2.1}

Als resultaat van het vervolgen van de vrouw, was Satan, ironisch genoeg, het goddelijke doel alleen aan het helpen in plaats van verhinderen. Waarlijk, de kerkelijke akker (Matt. 13; 38) bracht alleen pure “tarwe,” voort, het “net,” (vers 47) ving alleen goede “vis,” omdat tegen zulk een vervolging, slechts de getrouwen hun standpunt durfden innemen voor de Waarheid en leden te worden van de gehate sekte. Dus toen hij naar de resultaten van zijn onderdrukking keek, veranderde hij snel zijn tactieken {7SC7-12: 8.2.2}

“Door het edict van tolerantie,” zegt Gibbon, “verwijderde hij [Constantijn] de tijdelijke nadelen die tot nu toe de vooruitgang van de Christelijkheid had achtergehouden; en haar actieve en talloze predikanten, ontvingen een vrije vergunning, een rijkelijke bemoediging, om de heilzame waarheden van openbaring van ieder argument, dat de reden voor vroomheid van de mensheid zou kunnen beïnvloeden. De exacte evenwicht van de twee godsdiensten [Christelijke en Heidense] zette zich slechts een moment voort… De steden die om aandacht riepen in een voortgaande bedrijvigheid door de vrijwillige vernietiging van hun tempels [de Heidenen], werden onderscheiden door bestuurlijke voorrechten, en beloond met populaire donaties…. De zaligheid van het gewone volk werd door een moeiteloos tarief verkregen, als het waar is dat in één jaar, twaalf duizend mensen gedoopt werden in Rome, naast het evenredige getal van vrouwen en kinderen, en dat een wit kleed, met twintig goudstukken, beloofd was aan de keizer voor iedere bekeerling.” Dit was “een wet van Constantijn, welke vrijheid gaf aan al de slaven die het Christendom zouden aannemen.”—Gibbons Rome, Vol. 2, pp. 273, 274 (Milman Edition). {7SC7-12: 8.2.3}

Zo gauw als Satan ervoor zorgde dat zijn agenten stopten met de Christenen te onderdrukken, en begon met gemeenschap met hen te hebben, misleidde hij hen in te denken dat hij hun vriend was. Door op deze wijze murw gemaakt door zijn vervolging, vielen zij geestelijk in slaap; en terwijl zij sliepen, zaaide hij het onkruid. {7SC7-12: 8.2.4}

Ja, hij maakte een volledige ommekeer, en noodzaakte zelf de heidenen om zich bij de kerk toe te voegen, zodoende, “uit haar mond achter de vrouw water als een vloed,” uitwierp, ”opdat hij haar door de vloed zou doen weg voeren. Openb. 12: 15 KJV. Van het vervolgen van diegene die zich zouden verenigen met de kerk, keerde hij zich van het vervolgen van diegene die dat niet deden, zodat zij overvloeit zou worden met onbekeerde heidenen en daarbij “weggevoerd  zou worden door de vloed.” Openb. 12: 15. {7SC7-12: 8.2.5}

Om de menigte in duisternis te houden, in de dagen van de hervormers, plaatste hij zijn ketenen op hen, opende toen wijd zijn blusapparaat tegen het brandende licht en toen hij daarin faalde, plaatste hij, “slapende predikanten die predikten over een slapend volk.’ Testimonies, Vol. 2, p. 337. {7SC7-12: 8.2.6}

Deze hoogst succesvolle koers heeft hij onophoudelijk vanaf toen nagevolgd, totdat als gevolg daarvan de kerk bijna verstikt is met onkruid. Het is als het ware geïnfiltreerd met een vijfde kolom. {7SC7-12: 8.2.7}

“Die nacht droomde ik,” zegt de dienstknecht van de Heer in een merkwaardig visie van precies deze toestand, “dat ik in Battle Creek was, en uit keek uit het zij glas bij de deur, en een gezelschap, twee aan twee, naar het huis zag marcheren. Zij keken streng en vastbesloten. Ik kende hen goed, en keerde mij om de deur naar de woonkamer te openen om hen te ontvangen, maar dacht dat ik weer zou kijken. Het tafereel was verandert. Het gezelschap dat nu gepresenteerd werd, had de verschijning van een Katholieke stoet. Een droeg in zijn hand een kruis, een ander een riet. En toen zij naderden, maakte degene die het riet had een cirkel rondom het huis, en zei drie keer:’ Dit huis is in de ban gedaan. De goederen moeten in beslag genomen worden. Zij hebben tegen onze heilige orde gesproken.’ Ik raakte in paniek en rende door het huis, de deur naar het noorden uit, en bevond mijzelf in het midden van een gezelschap, waarvan ik sommige kende, maar ik durfde geen woord tot hen te spreken, uit angst dat ik verraden zou worden. Ik probeerde een afgelegen plek te vinden, waar ik kon huilen en bidden, zonder gretige, onderzoekende ogen te ontmoeten, waar ik mij ook keerde. Ik herhaalde veelvuldig: ‘als ik dit slechts kon begrijpen’ als zij mij konden zeggen wat ik gezegd heb, of wat ik heb gedaan!’ {7SC7-12: 9.1.1}

“Ik huilde en bad veel toen ik zag dat onze goederen in beslag werden genomen. Ik trachtte medeleven of medelijden voor mij te lezen in de blikken van diegene om mij heen en merkte de gelaatsuitdrukking van velen waarvan ik dacht dat zij tot mij zouden praten en mij troosten, als zij niet vreesden dat zij door anderen geobserveerd zouden worden. Ik deed een poging om te ontsnappen uit de menigte, maar omdat ik zag dat ik in de gaten werd gehouden, verdoezelde ik mijn voornemens. Ik ging door luidop te huilen en te zeggen: ‘als zij mij slechts zouden vertellen wat ik heb gedaan, of wat ik heb gezegd!’ Mijn echtgenoot, die in een bed sliep in dezelfde kamer hoorde mij luid huilen, en maakte me wakker. Mijn kussen was nat van de tranen en een verdrietige depressieve geest was over mij.”—Testimonies, Vol. 1, p. 578. {7SC7-12: 9.1.2}

De belofte echter, is dat de vloed van onkruid, daarin slechts tot de oogst zal blijven bestaan, de natuurlijke tijd van hun afzondering—het einde van de wereld. {7SC7-12: 9.1.3}

Zolang satan succesvol zijn ondermijnend werk kan uitvoeren, van het overstromen van de kerk, zal hij nooit een vinger verroeren om wie dan ook te vervolgen om zich tot haar te voegen. Tenzij hij daarbij zijn eigen kwade ontwerp dwarsboomt, om zijn gelederen met zijn agenten te doordringen—de vloed, het onkruid. Om het succes van zijn arglistig werk te verzekeren, werpt hij diegene uit, die tussen het onkruid, een vastbesloten Christelijk leven durven leven, terwijl hij rondgaat met zijn blusapparaat aangezet, trachtend ieder levende lichtvonk uit te doven. {7SC7-12: 9.1.4}

Ten slotte echter, zoals profetie onthult, zijn de rollen omgekeerd, en eindigt de lange strijd, doordat de Heer satans agenten uitwerpt en vernietigd (Openb. 12: 16), de “vloed,” (het onkruid, de slechte vissen) en de aarde dan verlicht met de heerlijkheid van Zijn engel (Openb. 18: 1)! {7SC7-12: 9.1.5}

Hier zien wij dat het aankomende werk van het ontdoen van de vloed, en daarbij de kerk vrijmakend van de onbekeerden, het werk van “de oogst,” is, aan het “einde van de wereld.” Matt. 13: 39. Vervolgens moeten wij  vaststellen, of het “einde van de wereld, de duizend jaar van vrede van de grote tijd van verdrukking zoals er nooit geweest was met zich meebrengt. Om dit bepalen, moeten wij navolgende gebeurtenissen raadplegen. {7SC7-12: 9.1.6}

Aangezien het is, dat nadat de aarde de vloed verzwolg, dat de draak toornig werd op de vrouw en heenging “om krijg te voeren tegen de overigen van haar zaad, die de geboden Gods bewaren, en de getuigenis van Jezus Christus hebben.” (Openb. 12: 16, 17) KJV, ontkomen wij niet aan de conclusie dat de oogst, in het wegnemen van satans vloed, zijn vermenigvuldigde onkruid, niet de duizend jaar van vrede brengt. Zeker niet, maar brengt eerder zijn wraak- de tijd der benauwdheid zoals er nooit geweest was: de tijd waarin Gods volk in Babylon geroepen worden om “uit haar te komen” en in zijn gereinigde kerk te komen – het Koninkrijk. {7SC7-12: 9.2.1}

De oogst, is daarom een korte tijdsperiode vlak voor, in plaats van het moment, bij de verschijning van Christus op de wolken. Het is juist de laatste dagen van de genadetijd voor de koninkrijken van de aarde – de dagen en het werk welke de voleinding der wereld met zich meebrengen. {7SC7-12: 9.2.2}

Het feit dat er een overblijfsel (datgene wat overblijft) is van het zaad van de vrouw, toont aan dat haar zaad is verdeeld in twee delen, en dat dientengevolge het symboliek dus drie groepen mensen voorstelt: (1) de vrouw; (2) het eerste deel van haar zaad –zij die in dit geval niet het overblijfsel zijn; (3) het tweede deel van haar zaad –zij die het overblijfsel zijn. {7SC7-12: 9.2.3}

In het licht van deze symbolische voorstelling, wordt de vrouw zelf gezien als een voorstelling van het moederlijke deel van de kerk – God’s aangewezen en met de Geest vervulde bedienaren die de wedergeboren (Johannes 3:3) bekeerlingen binnenbrengen. Het eerste deel van haar nageslacht moet, dienovereenkomstig, de eerste vruchten zijn, de 144.000, die, gescheiden van de zondaars die in hun midden waren, worden gebracht naar de berg Zion, om daar te staan met het Lam (Openb.14:1). Daarom zijn “de overigen van haar zaad” in dit geval degenen die nog in de wereld zijn wanneer Babylon het beest berijdt (Openb.17). Aldus zijn zij de tweede en laatste vruchten die zullen worden gebracht  naar de gereinigde kerk, het Koninkrijk, waar er noch zonde is noch vrees voor het vallen van de plagen van Babylon op hen (Openb. 18:4). {7SC7-12: 9.2.4}

En nu, aangezien de vrouw, in haar voortschrijding in de tijd, elke opeenvolgende bediening voorstelt, moet zij daarom ten tijde waarop de draak toornig op haar is, noodzakelijkerwijs de laatste verordineerde bediening voorstellen, de 144.000, zij die al hun broeders uit alle natiën brengen tot Gods “heilige berg Jeruzalem.” Jes. 66:20. {7SC7-12: 9.2.5}

Met dit licht schijnend op het onderwerp, wordt de waarheid duidelijk gezien dat nadat de aarde de vloed verzwelgt, nadat de engelen de goddelozen scheiden (“het onkruid, ”de “slechte” “vissen”) van tussen de rechtvaardigen (het “tarwe”, de “goede” “vissen”) in de kerk, en de rechtvaardigen brengen naar de Berg Zion (“de schuur,” “de vaten,”-Matt.13:30, 48), de draak dan toornig zal zijn op de vrouw (de dienstknechten van God), en als gevolg {daarvan zal hij} oorlog voeren tegen het overblijfsel de tweede vruchten, zij die dan zullen worden geroepen uit Babylon –Openb.18:4).  {7SC7-12: 9.2.6}

“In de laatste dagen,” zegt Micha, in zijn voorzegging van de tijd waarin de eerste vruchten staan met het Lam op de Berg Zion, waarin de tweede vruchten Babylon verlaten om te gaan naar de Berg Zion: zal het geschieden, dat de berg van het huis des Heren zal vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En volkeren zullen derwaarts heen stromen.  {7SC7-12: 9.2.7}

“En vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en des Heren woord uit Jeruzalem. {7SC7-12: 10.1.1}

“En Hij zal richten tussen vele volkeren en rechtspreken over machtige natiën tot in verre landen. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren. Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom, zonder dat iemand hen opschrikt; want de mond van de Here der heerscharen heeft het gesproken.” Micha 4:1-4. {7SC7-12: 10.1.2}

Ter conclusie moet daarom de Koninkrijk-kerk worden “opgericht” voordat de Duivel zich keert tegen het overblijfsel, zij die zijn achtergebleven en die dan worden bijeen vergaderd, en tegen wie hij oorlog voert wegens het weigeren om hem te aanbidden in de persoon van het beest en zijn beeld (Openb.13:15). {7SC7-12: 10.1.3}

In dit aangroeiende licht, ziet men duidelijker dan ooit dat hoewel de Heer het zal toelaten dat er opnieuw vervolging zal komen over Zijn volk in Babylon, Hij dat alleen zal doen om Zijn eigen doel te bereiken, om hen te veroorzaken om uit haar heerschappij te komen (zoals Hij Zijn vroegere volk veroorzaakte uit Egypte te gaan), en binnen te gaan in de Koninkrijk-kerk–de enige plaats op aarde waar er geen zonde zal zijn en waarop de vernietiging van de plagen niet zal vallen. (Zie Openb.18:4).  {7SC7-12: 10.1.4}

“Waarlijk, de grimmige mensen moeten U loven, Gij beteugelt de rest der grimmigen.” Ps. 76:10. {7SC7-12: 10.1.5}

De scheiding van de goddelozen van tussen de rechtvaardigen terwijl zij rondzwierven in de woestijn in de tijd van Mozes, voordat zij het land der belofte binnengingen, werd tot stand gebracht niet alleen ten behoeve van de kerk van die tijd (het typische Israël), maar ook als een voorbeeld voor de kerk van vandaag (het anti-typische Israël), op typische wijze verwijzend naar de aanstaande scheiding van de slechten van tussen de goeden (Matt.13: 48), voordat de goeden worden ingebracht tot het Koninkrijk, hun eigen land, “de schuur.” Matt. 13:30.  “Dit alles” zegt Paulus daarom, “is hun overkomen tot een voorbeeld voor ons en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is.” 1 Kor.10:11. {7SC7-12: 10.1.6}

Door middel van de voorwaarschuwing hierin van deze voorzienigheid, pleit de Heer opnieuw met iedere tegenwoordige waarheid gelovige: {7SC7-12: 10.1.7}

“Sta op, schijn, want uw licht is gekomen, en de heerlijkheid des Heren is over u opgekomen. Want zie, duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natiën, maar over u zal de Here opgaan en zijn heerlijkheid zal over u gezien worden. Volken zullen opgaan naar uw licht en koningen naar uw stralende opgang. {7SC7-12: 10.1.8}

“Hef uw ogen op en zie rondom: zij allen verzamelen zich, komen tot u; uw zonen komen van verre en uw dochters worden op de heup aangedragen. Dan zult gij het zien en stralen van vreugde; uw hart zal zich ontroerd verruimen, want tot u zal de rijkdom der zee zich wenden, het vermogen der volken zal tot u komen. {7SC7-12: 10.1.9}

“Een menigte kamelen zal u overdekken, jonge kamelen van Midjan en Efa; uit Seba zullen zij allen komen; goud en wierook zullen zij aanbrengen en de roemrijke daden des Heren blijde verkondigen. Al de schapen van Kedar zullen zich voor u verzamelen, de rammen van Nebajot zullen zich u ten dienste stellen; zij zullen als een welgevallig offer op mijn altaar komen en aan mijn luisterrijk huis zal Ik luister verlenen. {7SC7-12: 10.2.1}

“Wie zijn dezen, die als een wolk komen aangevlogen en als duiven naar hun til? Want op Mij zullen de kustlanden wachten; en de schepen van Tarsis zullen de eerste zijn om uw zonen van verre aan te brengen; hun zilver en goud voeren zij mede, ter ere van de naam des Heren, uws Gods, voor de Heilige Israëls, omdat Hij u luister verleend heeft. De liederen van vreemdelingen zullen uw muren herbouwen en hun koningen zullen u dienen, want in mijn toorn heb Ik u geslagen, maar in mijn welbehagen heb Ik Mij over u ontfermd. {7SC7-12: 10.2.2}

“En uw poorten zullen bestendig openstaan, dag noch nacht zullen zij gesloten worden, opdat men tot u inbrenge het vermogen der volken, terwijl hun koningen worden meegevoerd. Want het volk en het koninkrijk, die u niet willen dienen, zullen te gronde gaan, en die volken zullen zeker verwoest worden.” Jes. 60:1-12. {7SC7-12: 10.2.3}

Dus, dierbare broeders en zusters van Laodicea, het is duidelijk dat “terwijl het onderzoekend oordeel voortgang vindt in de hemel, terwijl de zonden van boetvaardige gelovigen worden verwijderd uit het heiligdom,  er een bijzonder werk van reiniging zal zij , van het wegdoen van zonde zijn, onder Gods volk op aarde.” -The Great Controversy, p.425{De Grote Strijd, p.}. {7SC7-12: 10.2.4}

Dan: “Gekleed met de wapenrusting van Christus’ gerechtigheid, zal de kerk ingaan tot haar laatste strijd. ‘Schoon als de maan, helder als de zon, en vreselijk als een leger met krijgsbanieren, ‘ zal zij voortgaan over de gehele wereld, overwinnende en om te overwinnen.”-Prophets and Kings, blz.725 Profeten en Koningen, blz. 445}. Op dat tijdstip “zullen alléén zij die verleiding hebben doorstaan in de kracht van de Machtige, worden toegestaan om deel te hebben aan het verkondigen ervan [de Derde Engel Boodschap] wanneer het zal zijn aangezwollen tot de luide roep.” –The Review and Herald, Nov. 19, 1908. {7SC7-12: 10.2.5}

Als een vlammende fakkel in de donkerheid van de nacht, staat de waarheid voor dat de tijd der benauwdheid zoals er nooit geweest was, de kerk vindt, vrij van de vloed der onkruid, vrij van de “slechte vissen,” en dus in staat niet alleen om de Duivel te weerstaan, maar ook om voort te gaan, overwinnende en om te overwinnen, in de machtige kracht van Michael, Wiens opstaan “een ieder” verlost “die beschreven zal zijn bevonden in het boek.” Dan. 12:1. {7SC7-12: 10.2.6}

Uit deze uitvoerige beschrijving van de lange geschiedenis van Gods volk zien wij dat Abraham de enige is bij wie God niet genoodzaakt  was om, ten einde de gewenste resultaten te bereiken, terug te vallen op andere middelen dan het eenvoudige gebod: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal.” Gen. 12:1. {7SC7-12: 10.2.7}

Abraham’s onbetwistbaar en niet falend geloof, en zijn niet aarzelende gehoorzaamheid tot het rotsvaste bevel van de Heer in ieder opzicht, maakte hem tot een “vriend van God,” de “vader der gelovigen,” en een groot pilaar van levende waarheid, met een naam die door tijd en eeuwigheid heen is te herdenken en te vereren. {7SC7-12: 11.1.1}

Jakob’s geloof in de beloften van God, en zijn overheersende verlangen om zich te betrekken bij de plannen van de Heer en die uit te voeren, had tot gevolg dat hij de voorvader {voorloper of voorganger} werd van de eerste vruchten of de bediening van het Koninkrijk-kerk – zij die staan met het Lam op de Berg Sion (Openb.14:1). {7SC7-12: 11.1.2}

Jozef’s compromisloze getrouwheid aan principes bracht hem tot de hoogste graad, waarin hij ‘s werelds grootste voorziener werd, als een type van Christus, de Grote Geestelijke Voorziener. {7SC7-12: 11.1.3}

Mozes, in zijn zachtmoedigheid (nederigheid) en zijn vastbeslotenheid om “liever kwaad te verdragen met het volk van God, dan tijdelijk van de zonde te genieten” (Hebr. 11:25), verrees om de grootste generaal, leider, en verlosser aller tijden te worden, en om zelfs op de berg der verheerlijking te staan. {7SC7-12: 11.1.4}

Het levensoffer van de apostelen ter wille van Christus en Zijn Waarheid, heeft voor hen verwonnen de verheven eer dat hun namen zijn geschreven op de fundamenten van de Heilige Stad (Openb. 21:14). {7SC7-12: 11.1.5}

Luther’s onbevreesde en volhardende pogingen om de vertreden Waarheid (Dan.8:11,12; 11:31) te verheffen, verwekte het Protestantisme.  {7SC7-12: 11.1.6}

Toch zijn, mijn Laodiceaanse broeder, zuster, geen van deze bijzondere heerlijke staten groter dan het uwe, om te staan met het Lam op de Berg Sion. {7SC7-12: 11.2.1}

Oh, ”sta op, schijn”, mijn lauwe broeder en zuster, “want uw licht is gekomen”! Jes. 60:1 {KJV}.  {7SC7-12: 11.2.2}

Daar nu de Heer enerzijds pleit dat u Zijn machtige licht van Waarheid aangrijpt en daardoor gescheiden bent van zonde, zodat u aan Zijn vergelding kunt ontkomen, verlost bent van de komende benauwdheid, en deel hebt aan het verkondigen van de Luide Roep van de Drie Engelen Boodschappen; en daar Satan anderzijds pleit dat u zijn volledig uitgeputte uitblusser aangrijpt, bent u gebracht tot het dal der beslissing. Nu is het kritiek moment aangebroken om te beslissen of u wel of niet, als de Heer God is, Zijn machtige Waarheid wilt volgen, of als Baäl God is, zijn machtige mannen wilt volgen. {7SC7-12: 11.2.3}

“Zie,” zegt de Verlosser, “Ik sta aan de deur en klop; Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.” Openb. 3:20. {7SC7-12: 11.2.4}

Wilt u dan niet handelen zoals deze getrouwe mannen van ouds, en Gods voorname mensen van vandaag zijn! O, laat niets langer, broeder, zuster, uw inspanningen compromitteren en neutraliseren om de belofte nu te verkrijgen–het onovertroffen voorrecht om de priesters en koningen van Sion te zijn! {7SC7-12: 11.1.5}

Wie een oor heeft, dIe hore, wat de Geest (…) zegt” Openb. 3:22. {7SC7-12: 11.2.6}

PERSOONLIJKE GETUIGENISSEN—

STAF MAAKT VERBITTERING ZOET

Ik zend u deze paar regels om u te bedanken voor de traktaten die u mij zond. Zij zijn de middelen geweest om de verbitterde gevoelens die ik had, tegen de mannen van de onze conferentie, zoet te maken. Ik geloof dat deze publicaties van de Hemel gezonden zijn, want geen menselijk verstand zou op zo een wijze Gods Woord kunnen uitleggen. Ik voel mij verzekerd, dat de Geschriften, duidelijk gemaakt zijn door de Heilige Geest. Ik heb ieder traktaat met grote zorg gelezen en heb kopieën uitgedeeld aan anderen. {7SC7-12: 11.1.7}

E.Q.

Los Angeles, California

WAARSCHUWING TEGEN BOODSCHAP LOKT HEM OM TE ONDERZOEKEN

Een korte tijd geleden gaf ouderling G. een preek waarin hij de kerk waarschuwde tegen De Herder’s Staf literatuur. Omdat ik nieuwsgierig werd om te zien, waar het over ging, begon ik te lezen. En ik vond niet alleen dat het de waarheid bevatte, maar ook dat de conferentie de Geschriften misbruikt had om het te bestrijden. {7SC7-12: 11.1.8}

Ik waardeer de literatuur heel erg en wens alles te ontvangen. Bidt voor mij, dat ik verzegeld mag worden met de 144.000. {7SC7-12: 11.1.9}

S.N.

Erie, Pennsylvania

LEERT VAN DE STAF DOOR PUBLICATIES VAN HET KERKGENOOTSCHAP

Wij hebben de waarschuwing tegen u in de Northern Union Outlook, opgemerkt, en zouden graag van u willen horen. Aangezien niemand hier uw naam aan ons wil geven, stuur ik dit naar de directeur van uw postkantoor. Hij zal u wel kennen. {7SC7-12: 11.1.10}

Wij denken dat het zeker tijd is voor alle Laodiceanen om te ontwaken en waakzaam te zijn, niet denken aan geld alleen. Wij hebben zeker weinig tijd over. Wij hopen dat wij van u mogen horen. {7SC7-12: 11.2.11}

E.S

Grandy, Minn.

De enveloppe was als volgt geadresseerd:

“Post directeur te Waco Texas. Wilt u alstublieft deze brief overhandigen aan: ‘De Uitgevers van de Tegenwoordige Waarheid Series, in het belang van het Z.D.A Kerkgenootschap.’” {7SC7-12: 11.2.12}

TRAAG TOT AANNEMEN, MAAR HOUDT NU VAST

In 1939 kwam een zekere zuster mij opzoeken, en gaf mij wat van uw literatuur. Ik gaf het aan een andere zuster. Later ontving ik een traktaat van u via de post. Ik had het op de tafel gelegd, en ging verder met mijn werk. Maar daar mijn geweten bij mij aandrong om erin te kijken, begon ik het te bestuderen. Toen ik het las, kwamen tranen in mijn ogen, want ik zag snel dat haar openbaringen volkomen ondersteund werden deer de Bijbel en de Getuigenissen. Bidt dat wij allen in het licht mogen wandelen, daar Hij in het licht is. {7SC7-12: 11.2.13}

R.B.W.

Miami, Florida

GERED UIT DE SLOOT

Toen ik het eerste traktaat van de Herder’s Staf ontving, was ik een afvallige Z.D.A. Er was heel weinig in de bladen van het kerkgenootschap dat mij interesseerde, en ik was heel erg bezorgd om mijn geestelijke toestand. Maar ik vond uw traktaten zo interessant en gevuld met geestelijke voeding, dat ik ze las en herlas (letterlijk versleet), en God dankte dat er meer was om te hebben en dat mijn toestand niet volkomen hopeloos was. Uw traktaten en Delen 1 en 2 zijn eenvoudigweg het beste wat ik ooit heb gelezen. Zij zijn zonder twijfel het levende Woord, want net als de Bijbel, openbaren zij meer licht iedere keer dat zij worden gelezen. {7SC7-12: 12.1.1}

Ik vraag de mensen van De Herder’s Staf, om alstublieft voor mij te bidden, dat ik volledig uit mijn Laodiceaanse toestand zal komen, en mijn eerste liefde voor de Heer zal ontvangen, zodat ik in staat kan mag zijn om Hem op aanvaardbare wijze te dienen. {7SC7-12: 12.1.2}

Ik zou er een hekel aan hebben om nu bij het ontvouwen van profetie verloren te gaan, dus stuurt u mij alstublieft, ieder traktaat dat u uitgeeft. Ik overhandig ze aan anderen om te lezen, want zulk een waardevol licht moet niet onder een korenmaat geplaatst worden, maar op een kandelaar. {7SC7-12: 12.1.3}

A.P.

Poplar, Montana

HEEFT DE VERBORGEN SCHAT GEVONDEN

Ik heb de Geschriften dag en nacht onderzocht, en wil mijn Broeders en Zusters waar zij ook zijn vertellen van de verzegelende boodschap (3 T 266, 267), de vernieuwing van de oprechte getuigenis, de late regen (5 T214), de grote schare (Openb. 7: 9), en het opzetten van het Koninkrijk (Jes. 2; Micha 4; Hos.3). {7SC7-12: 12.2.1}

De Symbolische Code is heel interessant. Ik zie dat diegene die werkelijk de Staf, bestuderen, zich verblijden in haar boodschap. {7SC7-12: 12.2.2}

Nederig, buig ik mij voor mijn Verlosser en zeg: “Uw wil geschiedde op de aarde, als ook in de hemel. {7SC7-12: 12.2.3}

A.E.M.

Lone Rock, Wisconsin

DANKBAAR VOOR TEGENWOORDIGE WAARHEID

Afgelopen Sabbat, werkte de Geest aan mijn hart en nu schijnt God heel dicht bij mij. Hoeveel hebben wij niet om dankbaar voor te zijn! En ik prijs Zijn Naam voor Zijn goedheid voor mij, door de boodschap van Tegenwoordige Waarheid voor mij en mijn familie te sturen. {7SC7-12: 12.2.4}

De Uwe om te midden van de 144.000 te zijn om deze boodschap te helpen verspreiden. {7SC7-12: 12.2.5}

E.O. 13 jaar oud

College Park, Georgia

–VRAGEN EN ANTWOORDEN—

BEHOORT VADERLANDSLIEFDE TOT HET CHRISTENDOM?

Vraag Nr. 223:

Zullen wij in deze oorlog het standpunt innemen van gewetensvolle bezwaarmakers of van vaderlandsliefhebbers? {7SC7-12: 12.1.6}

Antwoord:

Iedereen die een ander standpunt inneemt dan dat van een patriot, kan geen ware burger zijn van zijn land. Een Christen moet echter altijd gedenken dat hij zich onder twee regeringen bevindt,–een geestelijke en een tijdelijke,–en dat hij daarbij verplicht is om beide te dienen, hoewel er momenten kunnen zijn waarbij er omstandigheden opkomen die hem verhinderen om aan beiden dezelfde “mate van toewijding” te geven. Maar hij zal altijd zijn best doen om beiden voor zover mogelijk ten volle te dienen. {7SC7-12: 12.1.7}

De Bijbel leert duidelijk, dat iemands veronachtzaming van Gods verordeningen noodlottig is zowel voor zichzelf als voor zijn natie, en de tijd heeft keer op keer weer eveneens tragische wijs,  haar waarachtigheid aangetoond. Als getuige hiervan, staat de trieste geschiedenis, niet alleen van Gods uitverkoren volk, de Joden, maar tevens van de heidense naties. {7SC7-12: 12.1.8}

Dus, omdat iemands ongehoorzaamheid aan Gods geboden schade moet bewerkstelligen over zijn natie alsmede over zichzelf, draagt een Christen de dubbele verantwoordelijkheid van het doen van alles wat in zijn vermogen ligt om het welzijn veilig te stellen en om het succes te bevorderen van zowel de geestelijke als de tijdelijke koninkrijken. En om zich ten volle te verzekeren zijn vrijspraak van deze  gewichtige tweevoudige verantwoordelijkheid, zal hij onvoorwaardelijk gehoorzaam zijn aan het gebod van de Heer: “Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is.” Markus 12:17. “Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.” Gen. 12:3. {7SC7-12: 12.1.9}

Het vroegere Israël was als een natie en een regering verplicht hun eigendom, volk, en gezinnen te beschermen—zelfs met het zwaard. Maar zij mochten geen oorlog voeren tegen hun eigen broeders. Toen het tienstammen rijk, Israël, samenzwoer met Syrië om oorlog te voeren tegen het tweestammen rijk, Juda, rustte Gods vloek op zowel Syrië als Israël, en elkeen werd zodoende verbroken door de koning van Assyrië. (Zie Jesaja 7:1-8; 8:4). {7SC7-12: 12.2.10}

Maar toen ze werden vervolgd omwille van het evangelie, werden de Christenen geïnstrueerd om nooit te vergelden: “Ik zeg u,” zegt de Heer, “de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe; en wil iemand met u rechten en uw hemd nemen, laat hem ook uw mantel; en zal iemand u voor één mijl pressen, ga er twee met hem. Geef hem, die van u vraagt, en wijs hem niet af, die van u lenen wil.  {7SC7-12: 12.2.11}

“Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten.  Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is; want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.” Matt. 5: 39-45. {7SC7-12: 12.2.12}

Het licht dat schijnt vanuit zowel het Oude als het Nieuwe Testament, toont aan dat een Christen, als een trouwe burger, in tijden van oorlog zal dienen om zijn land te beschermen; maar als er in de oorlog aan beide zijden Christenen betrokken zijn, zoals het geval is met de oorlogen vandaag de dag, dan kan hij, als een burger van het Koninkrijk van Christus, niet op gewetensvolle wijze betrokken zijn in het beschieten van zijn medeburger van dat Koninkrijk. Want “indien een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld is, kan dat koninkrijk zich niet staande houden. En indien een huis tegen zichzelf verdeeld is, zal dat huis niet kunnen bestaan.” Markus 3:24, 25 {7SC7-12: 13.1.1}

Maar hoewel Christenen in zulk een oorlog geen wapens moeten dragen om elkander te doden, zijn zij moreel verplicht om humanitaire werkzaamheden te verrichten zoals dat werd uitgevoerd door de barmhartige Samaritaan.  (Zie onze declaratie van principes. De Symbolische Code, Juli-Dec, 1940, pp. 11,12) {7SC7-12: 13.1.2}

IS HET BETAMELIJK VOOR EEN CHRISTEN OM TE STEMMEN?

Vraag Nr. 224:

Is het goed om te stemmen? {7SC7-12: 13.1.3}

Antwoord:

Omdat het stemrecht een van de onvervreemdbare rechten is van een vrij volk, kan er niets verkeerds zijn aan het beoefenen ervan als daardoor hetzij de wet of de kantoren van het land daardoor beter kunnen worden gediend. Om echter een stem uit te brengen, die zulk een doel zal bevorderen, vereist een gewetensvolle studie; door daarin te falen, kan iemands stemmen alleen maar onverstandige giswerk, en aldus eerder nadelig dan bevorderlijk zijn voor een goede regering. {7SC7-12: 13.1.4}

Daarom  kunnen zij, die niet in een positie verkeren om de noodzakelijke tijd en de studie eraan te wijden om zich voldoende op de hoogte te stellen van politieke zaken om zich te kwalificeren voor het op verstandige wijze stemmen erover, niet op gewetensvolle wijze zulk een stem uitbrengen, want door dat te doen, zouden zij een blind stemmen, een dwaze en een gevaarlijke stem. {7SC7-12: 13.1.5}

Omdat wij bedienaars zijn van het evangelie, met onze tijd volledig in beslag genomen door de geestelijke belangen van de mensen, zijn wijzelf niet in staat om ook aandacht te geven aan hun politieke belangen, net zoals de politieke vertegenwoordigers van het volk niet in staat zijn om de juiste ook aandacht te schenken aan hun geestelijke behoeften. En daarom zien wij zelden, indien ooit, onze weg vrij om te stemmen. {7SC7-12: 13.1.6}

MOET EEN CHRISTEN ZICHZELF EN ZIJN FAMILIE BESCHERMEN ALS HIJ AANGEVALLEN WORDT?

Vraag Nr. 225:

Wat zal een gewetensbezwaarde beantwoorden wanneer gevraagd wordt door het dienstplicht bestuur: “Zou u vechten om uw echtgenote en kinderen te beschermen als zij wreed aangevallen worden?” {7SC7-12: 13.1.6}

Antwoord:

Hij zal vanzelfsprekend antwoorden dat geen ware Christen eraan zou denken wie dan ook aan te vallen of te beschadigen, des te min zijn broeder in het geloof. Zo het moment dat wie dan ook een openbare handeling van vijandigheid begaat tegen het leven van een ander, dan moet ongeacht zijn beroep mag zijn, die gene heeft zichzelf geopenbaard als een dodelijke vijand, en zou daarom de behandeling moeten ontvangen, die zo een vijand verdient, niet de behandeling die een Christelijke broeder verdient. {7SC7-12: 13.1.7}

HOE ZIT HET MET HET KOPEN VAN OORLOGSOBLIGATIES?

Vraag Nr. 226:

Zijn de werkers van Mt. Karmel Center of de instelling zelf Oorlogsobligaties van de Verenigde Staten aan het kopen?{7SC7-12: 13.2.1}

Antwoord:

Als werkers in een godsdienstige liefdadigheidsinstelling die gemeenschappelijk tegen een absolute minimumloon werken, verkeren de bewoners hier bijgevolg, van laagste tot de hoogste, zonder marge van  koopkracht voor iets anders dan de aller-noodzakelijkste zaken van het leven. Daarom heeft niemand genoeg inkomensvermogen om hem in staat te stellen om welke soort van financiële investering dan ook te doen. {7SC7-12: 13.2.2}

De instelling zelf, die in haar totaliteit een strikte liefdadigheidsorganisatie is, verkeert in een gelijksoortige omstandigheid. Omdat het een geen-winst-makende medium is, waardoor haar leden hun aangewezen werk verrichten door een bijdrage eraan te leveren uit hun inkomen, zodat het haar werkers kan voeden, huisvesten en bekleden, godsdienstig lectuur kan afdrukken, en dit kosteloos kan verspreiden over de gehele wereld, heeft het dus van zichzelf geen eigen fondsen. Dus kan het moreel gezien, al zou het dat financieel kunnen, geen enkele investering doen die niet beantwoordt aan dit gevormde doel, hoe aanbevelenswaardig die investering op zichzelf ook kan zijn. {7SC7-12: 13.2.3}

Niettemin koopt de instelling, bij het ten uitvoer brengen van haar reguliere werkzaamheden ten goede van anderen, niet voor haar eigen gewin, honderden dollars aan postzegels iedere maand. Hoewel het dus niet in de positie verkeert om direct te helpen (door middel van het kopen van Oorlogsobligaties van de Verenigde Staten) bij het defensie-programma, doet het indirect haar deel (door middel van het kopen van postzegels van de Verenigde Staten), waarbij haar geld simpelweg gaat naar een ander compartiment van dezelfde nationale kas, van waaruit zij natuurlijk geen rente of kapitaal ontvangt. {7SC7-12: 13.2.4}

HOE ZIT HET MET SPAARZEGELS VAN DEFENSIE?

Vraag Nr. 227:

Is het goed om spaarzegels voor het nationale leger te kopen? {7SC7-12: 13.2.5}

Antwoord:

Als iemand investeringen wil doen, kan hij beter dat doen in nationale defensie zegels, dan in iets minder belangrijk en minder deugdelijk. In feite, is geld geïnvesteerd in defensie zegels even veilig als geld gestort op de bank, sterker nog, het enige verschil is dat men van spaartegoeden van zegels niet kan gaan opnemen wanneer hij dat wil, zoals hij dat kan bij spaartegoeden. {7SC7-12: 13.2.6}

ZOU EEN CHRISTEN ZICH MOGEN AANSLUITEN BIJ VAKBONDEN?

Vraag Nr. 228:

Wat is het standpunt van de Herder’s Staf wat vakbonden betreft? {7SC7-12: 13.2.7}

Antwoord:

Aangezien het licht dat de Getuigenissen schijnen op dit onderwerp van vakbonden, al de lichtstralen zijn op dit onderwerp, moeten ons standpunt daardoor bestuurd worden. {7SC7-12: 13.2.8}

Hoewel de Bonden in hun beginjaren niet de macht hadden noch de druk uitoefenden die zij nu uitoefenen, toch waren mensen zelfs toen moeizaam aan het werk om van hen te maken wat ze nu zijn. Om de ware gelovige dus te beveiligen tegen het in gedrang raken door hun opleggingen en aldus betrokken raken in hun stakingen en posteren (hem niet ervan weerhoudend om hen een deel van zijn loon te betalen als zij hem daartoe dwingen), verbieden de Getuigenissen hem om deel te nemen aan het bevorderen van hun onchristelijke doeleinde. (Zie Testimonies {Getuigenissen}, Vol. 7, p. 84). {7SC7-12: 14.1.1}

Door Jezus en Zijn volgelingen te vervolgen, deden de Romeinse en Joodse regeringen iets dat zelfs nog onrechtvaardiger was dan de Vakbonden vandaag de dag aan het doen zijn door arbeid af te dwingen in hun gelederen, en toch gaf Jezus Zijn volgelingen toentertijd aanwijzingen om belasting te betalen aan Caesar. Dus moeten wij concluderen dat als men wordt vereist een vergoeding te betalen terwijl men een beroep uitoefent welke geen “open winkel” toelaat, dan heeft hij geen alternatief om in deze behoefte te voorzien als één van de vereisten van de winkel, ongeacht of de Vakbond nu een goede of een slechte organisatie is. Hoewel hij dus teneinde zijn baan aan te houden ter ondersteuning van zichzelf en zijn gezin, hij de vergoeding kan betalen welke de Vakbonden vorderen voor de gelegenheid tot arbeid, toch zou hij niet moeten deelnemen aan geen van hun activiteiten en functies—politiek, sociaal of anderszins. Kortom, hij zal geen enkele broederlijke verbinding dan ook met hen hebben. {7SC7-12: 14.1.2}

Onder zulke omstandigheden is er geen verschil in het betalen van een Vakbondsbijdrage, staatsbelasting, of enig andere noodzakelijke uitgave, vergoeding of kosten, ten einde aan het werk te blijven. Met het oog hierop, zullen zij die het licht navolgen de Vakbondsbijdrage alleen betalen als ze dat moeten, en zullen zo spoedig mogelijk ophouden met ze te betalen. {7SC7-12: 14.1.3}

WELKE “VERZEKERING” ZULLEN CHRISTENEN DRAGEN?

Vraag Nr. 229:

Valt een  “overlijdensverzekering” onder de rubriek “levensverzekering”? {7SC7-12: 14.1.4}

Antwoord:

Het enige juiste antwoord op deze vraag moet afgeleid worden, niet van welke mening dan ook over het onderwerp, maar uitsluitend vanuit principe. Zo een trouwe en ware inwoner van het Koninkrijk van Christus, hulp of bescherming zoeken van een inwoner van een ander koninkrijk? Heeft de Heer de wereld aangesteld of de kerk om voor Zijn volk te zorgen? Vraagt Hij Zijn kinderen om zich te scheiden van alle relaties met de wereld, wanneer zij gezond zijn, om zich weer daarnaar toe te keren wanneer zij lijden of in nood zijn, bij ziekte of bij dood, om voor hen te zorgen? Moet de Christen met andere woorden, wanneer hij gezond is op Christus vertrouwen, maar wanneer hij ziek is of stervende, de Duivel vertrouwen?  Heeft de Heer de kerk niet het voorrecht gegeven om zegeningen te ontvangen, zelf voor het te drinken geven van een beker water aan een van Zijn kleinen (Matt. 10: 42)? {7SC7-12: 14.1.5}

Overduidelijk zijn de antwoorden op deze en gelijkluidende toepasselijke vragen. Opgesomd geven ze het totale correcte antwoord: Nooit zouden kerkleden afhankelijk moeten zijn van de wereld. Ze moeten alleen van haar {de kerk} afhankelijk zijn. De leden moeten geschoren worden zoals een schaapscheerder zijn schapen tot het uiterste scheert, wanneer ze gezond zijn en wol hebben om te geven, zo is de kerk moreel verplicht voor een ieder te zorgen wanneer die ziek of verlamd is of zonder iets om te geven, en dan te voorzien voor een ieder van hen in een heilige begrafenis. Vandaar dat een kerk die toestaat dat haar leden deel nemen aan welke vorm dan ook van een persoonlijke verzekeringsbeleid, behalve dan die van de kerk zelf , het Christendom aan het verachten is en zodoende de Heer onteren. {7SC7-12: 14.1.6}

Daarom staat de kerk zowel moreel als wettelijk gezien onder de zware verplichting om de verzekering te dragen voor al haar ware en getrouwe volgelingen, maar ook om in al hun noden te voorzien als zijzelf wanneer dan ook hulpeloos zullen geraken. Deze door God opgelegde taak op de kerk, en de herders volslagen minachting ervan , en ook de definitieve uitkomst van hun plichtsverzuim, worden duidelijk uiteengezet door de pen van Ezechiel: {7SC7-12: 14.2.1}

Mensenkind! profeteer tegen de herders van Israël; profeteer en zeg tot hen, tot de herders: Alzo zegt de Heere HEERE: Wee den herderen Israëls, die zichzelven weiden! zullen niet de herders de schapen weiden?

Gij eet het vette, en bekleedt u met de wol, gij slacht het gemeste, maar de schapen weidt gij niet. De zwakke sterkt gij niet, en het kranke heelt gij niet, en het gebrokene verbindt gij niet, en het weggedrevene brengt gij niet weder, en het verlorene zoekt gij niet; maar gij heerst over hen met strengheid en met hardigheid. Alzo zijn zij verstrooid, omdat er geen herder is; en zij zijn als het wild gedierte des velds tot spijze geworden, dewijl zij verstrooid waren. Mijn schapen dolen op alle bergen en op allen hogen heuvel, ja, Mijn schapen zijn verstrooid op den gansen aardbodem; en er is niemand, die er naar vraagt, en niemand, die ze zoekt. {7SC7-12: 14.2.2}

Daarom, gij herders! hoort des HEEREN woord!  Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik niet! Omdat Mijn schapen geworden zijn tot een roof, en Mijn schapen al het wild gedierte des velds tot spijze geworden zijn, omdat er geen herder is, en Mijn herders naar Mijn schapen niet vragen; en de herders weiden zichzelven, maar Mijn schapen weiden zij niet; Daarom, gij herders! hoort des HEEREN woord! Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan de herders, en zal Mijn schapen van hun hand eisen, en zal ze van het weiden der schapen doen ophouden, zodat de herders zichzelven niet meer zullen weiden; en Ik zal Mijn schapen uit hun mond rukken, zodat zij hun niet meer tot spijze zullen zijn. {7SC7-12: 14.2.3}

Want zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik, ja, Ik zal naar Mijn schapen vragen, en zal ze opzoeken. Gelijk een herder zijn kudde opzoekt, ten dage als hij in het midden zijner verspreide schapen is, alzo zal Ik Mijn schapen opzoeken; en Ik zal ze redden uit al de plaatsen, waarhenen zij verstrooid zijn, ten dage der wolke en der donkerheid. En Ik zal ze uitvoeren van de volken, en zal ze vergaderen uit de landen, en brengen ze in hun land; en Ik zal ze weiden op de bergen Israëls, bij de stromen en in alle bewoonbare plaatsen des lands. {7SC7-12: 14.2.4}

Op een goede weide zal Ik ze weiden, en op de hoge bergen Israëls zal hun kooi zijn; aldaar zullen zij nederliggen in een goede kooi, en zullen weiden in een vette weide, op de bergen Israëls. Ik zal Mijn schapen weiden, en Ik zal ze legeren, spreekt de Heere HEERE.  Het verlorene zal Ik zoeken, en het weggedrevene zal Ik wederbrengen, en het gebrokene zal Ik verbinden, en het kranke zal Ik sterken; maar het vette en het sterke zal Ik verdelgen, Ik zal ze weiden met oordeel. {7SC7-12: 14.2.5}

Want gij, o Mijn schapen! de Heere HEERE zegt alzo: Ziet, Ik zal richten tussen klein vee en klein vee, tussen de rammen en de bokken. Is het u te weinig, dat gij de goede weide afweidt? Zult gij nog het overige uwer weide met uw voeten vertreden? En zult gij de bezonkene wateren drinken, en de overgelatene met uw voeten vermodderen? Mijn schapen dan, zullen zij afweiden, wat met uw voeten vertreden is, en drinken, wat met uw voeten vermodderd is? {7SC7-12: 15.1.1}

Daarom zegt de Heere HEERE alzo tot hen: Ziet Ik, ja, Ik zal richten tussen het vette klein vee, en tussen het magere klein vee. Omdat gij al de zwakken met de zijde en met den schouder verdringt, en met uw hoornen stoot, totdat gij dezelve naar buiten toe verstrooid hebt; Daarom zal Ik Mijn schapen verlossen, dat zij niet meer tot een roof zullen zijn; en Ik zal richten tussen klein vee en klein vee. {7SC7-12: 15.1.2}

En Ik zal een enigen Herder over hen verwekken, en Hij zal hen weiden, namelijk Mijn knecht David; die zal ze weiden, en Die zal hun tot een Herder zijn.En Ik, de HEERE, zal hun tot een God zijn; en Mijn knecht David zal Vorst zijn in het midden van hen, Ik, de HEERE, heb het gesproken. {7SC7-12: 15.1.3}

En Ik zal een verbond des vredes met hen maken, en zal het boos gedierte uit het land doen ophouden; en zij zullen zeker wonen in de woestijn, en slapen in de wouden. Want Ik zal dezelve, en de plaatsen rondom Mijn heuvel, stellen tot een zegen; en Ik zal den plasregen doen nederdalen op zijn tijd, plasregens van zegen zullen er zijn. En het geboomte des velds zal zijn vrucht geven, en het land zal zijn inkomst geven, en zij zullen zeker zijn in hun land; en zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik de disselbomen huns juks zal hebben verbroken, en hen gerukt uit de hand dergenen, die zich van hen deden dienen. En zij zullen den heidenen niet meer ten roof zijn, en het wild gedierte der aarde zal ze niet meer vreten; maar zij zullen zeker wonen, en er zal niemand zijn, die ze verschrikke. {7SC7-12: 15.1.4}

En Ik zal hun een plant van naam verwekken; en zij zullen niet meer weggeraapt worden door honger in het land, en den smaad der heidenen niet meer dragen. Maar zij zullen weten, dat Ik, de HEERE, hun God, met hen ben, en dat zij Mijn volk zijn, het huis Israëls, spreekt de Heere HEERE.

Gij nu, o Mijn schapen, schapen Mijner weide! gij zijt mensen; maar Ik ben uw God, spreekt de Heere HEERE.”Ezechiel 34. {7SC7-12: 15.1.5}

Is niet dit het vasten, dat Ik verkies: dat gij losmaakt de knopen der goddeloosheid, dat gij ontdoet de banden des juks, en dat gij vrij loslaat de verpletterden, en alle juk verscheurt?7 Is het niet, dat gij den hongerige uw brood mededeelt, en de armen, verdrevenen in huis brengt? Als gij een naakte ziet, dat gij hem dekt, en dat gij u voor uw vlees niet verbergt? . {7SC7-12: 15.1.6}

Dan zal uw licht voortbreken als de dageraad, en uw genezing zal snellijk uitspruiten; en uw gerechtigheid zal voor uw aangezicht heengaan, en de heerlijkheid des HEEREN zal uw achtertocht wezen. Dan zult gij roepen, en de HEERE zal antwoorden; gij zult schreeuwen, en Hij zal zeggen: Ziet, hier ben Ik. Zo gij uit het midden van u wegdoet het juk, het uitsteken des vingers, en het spreken der ongerechtigheid {7SC7-12: 15.1.7}

En zo gij uw ziel opent voor den hongerige, en de bedrukte ziel verzadigt; dan zal uw licht in de duisternis opgaan, en uw donkerheid zal zijn als de middag. En de HEERE zal u geduriglijk leiden, en Hij zal uw ziel verzadigen in grote droogten, en uw beenderen vaardig maken; en gij zult zijn als een gewaterde hof, en als een springader der wateren, welker wateren niet ontbreken. {7SC7-12: 15.2.1}

KUNNEN DE GESCHRIFTEN VAN EEN PROFEET ALLE WAARHEID BEVATTEN?

Vraag Nr. 230:

In een onderwerp betreffende het Koninkrijk, schrijft Zuster White: “Vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven en de vergankelijkheid beërft de onvergankelijkheid niet.” De mens in zijn huidige staat is sterfelijk, vergankelijk; maar het Koninkrijk van God zal onvergankelijk zijn, zal eeuwig bestaan. Daarom kan de mens in haar huidige staat het Koninkrijk Gods niet ingaan. Maar wanneer Jezus komt, kent hij onsterfelijkheid toe aan Zijn volk; en dan roept Hij hen om het Koninkrijk te beërven, waarvan zij tot dusver slecht erfgenamen zijn geweest. {7SC7-12: 15.2.2}

“Deze en andere Geschriften, bewezen duidelijk aan het verstand van Miller, dat de gebeurtenissen waarvan men over het algemeen verwachte te gebeuren voor de komst van Christus, zoals de wereldwijde bestuur van vrede en het opzetten van het Koninkrijk van God op de aarde, na de tweede komst zouden volgen.” –The Grote Strijd, p. 323. {7SC7-12: 15.2.3}

Deze verklaringen, bootsen zelf niet een begin van het Koninkrijk na, “volgend na de tweede komst,” maar de Staf, leert dat wel. Is het daarom niet in tegenstelling tot The Great Controversy? {7SC7-12: 15.2.4}

Antwoord:

Als wij van de bewering uit de The Great Controversy, die gebruikt is door de vragensteller, moeten begrijpen dat het onvergankelijke Koninkrijk geen begin heeft, maar volledig tot stand komt op het moment dat Christus verschijnt, dan zouden wij The Great Controversy  in tegenstrijd zetten met de Bijbel, die duidelijk zegt dat het Koninkrijk in haar “stenen,” fase de aardse koninkrijken sloeg en toen groeide tot haar “grote berg” fase en “de gehele aarde vulde.” Dan. 2: 35. {7SC7-12: 15.2.5}

Als de opeenvolging van gebeurtenissen vastgelegd in, Early Writings, pp. 15, 17, als onvoorwaardelijk genomen worden, en geen andere gebeurtenis of gebeurtenissen, in het midden gebracht mogen worden, dan brengt de vragensteller zichzelf in diepe problemen, want het betreffende hoofdstuk betrekt in haar verslag van gebeurtenissen noch de zeven laatste plagen of het millennium erbij. De indruk gevend dat de heiligen naar de hemel opstijgen, dan kort daarna naar de aarde terug keren, de plagen, het millennium en het oordeel gedurende deze tijd uitsluitend. . {7SC7-12: 15.2.6}

De Bijbel bevat vele profetieën die de geschriften van Zuster White niet eens noemen, nog minder behandelen, en als de Heer hen niet nu openbaart om te voorzien in de behoefte van de kerk heden ten dage, zal zij niet voorbereid zijn op hun vervulling, maar zal gelaten worden om verloren te gaan in haar niet afgeronde Laodiceaanse toestand. En als deze profetieën niet geopenbaard zouden worden, tot welk doel waren zij dan opgetekend? . {7SC7-12: 15.2.7}

Geen profeet van God heeft ooit een volledige profetische aaneenschakeling ontworpen, zonder missende schakels erin. De gedachten, daarom, die het standpunt inneemt, dat Zuster White gedaan heeft, wat geen enkele profeet  in of buiten de Bijbel ooit heeft gedaan, doet dat met de volledige veronachtzaming van niet alleen de Bijbelse regel maar ook van geopenbaarde waarheid. {7SC7-12: 16.1.1}

Zij zelf zegt de “geen mens, hoe geëerd die ook door de Hemel is, ooit een volledig begrip heeft verkregen van het grote verlossingsplan, of zelf tot een volmaakte waardering van het goddelijke doel in het werk van zijn eigen tijd. De mens verstaat niet volledig wat God tot stand zou willen brengen, door het werk dat Hij hen te doen geeft; zij bevatten de boodschap die zij in Zijn naam uitspreken niet, in haar totale draagwijdte.”—The Great Controversy, p. 343. {7SC7-12: 16.1.2}

Sommige personen, die van de napratende soort zijn, spreken op een naprater gelijkende verklaringen uit, die nooit stoppen om na te denken wat zij zeggen, en zich ogenschijnlijk geen zorgen maken of hun verklaringen standhouden of vallen. Dezulken zijn het die zeggen dat er geen andere gebeurtenis of gebeurtenissen kunnen inkomen voor, tussen, of na die zijn voorgezet in de geschriften van Zuster White. {7SC7-12: 16.1.3}

De Joden verwierpen de profeten,  omdat niet alles wat de profeten leerden en schreven werd gevonden in de leerstellingen van Mozes. “Wij weten,” zeiden zij, “dat God tot Mozes gesproken heeft, maar van deze weten wij niet, vanwaar Hij komt.” Joh. 9:29. {7SC7-12: 16.1.4}

Daar geen der geschriften van een profeet ooit de volledige Waarheid heeft voorzegt die de kerk nodig heeft om haar veilig naar het Koninkrijk te leiden, en daar er andere profeten volgden, die hetzij uitbreidden op of toevoegden bij de profetieën die reeds waren opgetekend in de Schriften, dan betekent het voor iemand, die hedendaagse Bijbel waarheden afwijst op grond van het feit dat niet wordt gevonden in de geschriften van Zuster White, betekend dat hij hetzelfde niet te verontschuldigen en fatale standpunt inneemt als de Joden deden. Daarmee zegt men: “Ik ben rijk, en ben met goederen verrijkt, en heb aan niets gebrek” (Openb. 3:17) en als gevolg daarvan uit de mond van de Heer gespuwd te worden {7SC7-12: 16.1.5}

IS HET VEILIG OM UIT TE DAGEN?

Vraag nr. 231:

Als wij “alle dingen” moeten “beproeven; vasthouden aan datgene wat goed is,” en gereed moeten staan om te allen tijde rekenschap te geven aan een ieder die ons reden vraagt voor de hoop die in ons is, behoren wij dan niet degenen uit te dagen die vijanden zijn van “De Staf,” om te bewijzen dat het in dwaling is? {7SC7-12: 16.1.6}

Antwoord:

Tegenwoordige Waarheid gelovigen, die volledig gegrond zijn in de Waarheid, die geen twijfels hebben over haar Inspiratie, die voor eens en voor altijd hebben vastgesteld, dat De Herdersstaf een door de hemel gezonden boodschap bevat, maar die niet in staat zijn het in al haar aspecten te verdedigen, zijn op generlei wijze gerechtvaardigd om hun kostbare sieraad van Waarheid aan de Vijand bloot te stellen, wiens enige doel het is om het van hen weg te nemen. Dit is in het bijzonder zo wanneer hij niet komt met een belofte om hen iets te geven om toe te voegen aan datgene wat zij reeds hebben, maar om het weg te nemen, kunnen zij het zich niet veroorloven zichzelf te laten uitdagen, om hem een kans te geven, te bewijzen of hij hen wel of niet van hun schat kan beroven. Wanneer het weg is, zal het “bewijs” een schrale troost zijn! {7SC7-12: 16.1.7}

Door zich aldus op Satans voordeelterrein te plaatsen zullen zij zich schuldig maken, niet alleen maar aan de dwaasheid van aanmatiging, maar ook aan het verspillen van tijd en energie en sterker nog, van een verschrikkelijke kans-nemen met dit meest waardevolle geschenk. Het zal het uitnodigen betekenen van de Duivel om hen van het eeuwig leven te beroven. Wij moeten onze hemelse schat bewaken met de uiterste zorg, en ons geloof bewaren door te studeren om aan een ieder verantwoording te geven die een reden vraagt voor de hoop die in ons is, maar niet door het uit nodigen van de misleidende vragen, van de vijand. {7SC7-12: 16.2.1}

Als u echter om enige dwingende reden geliefde lezer,  het risico aanneemt om de vijand tegemoet te treden in deze grote geestelijke strijd, dan moet u hem ten minste vasthouden om te beantwoorden op de gehele Waarheid; laat hem u niet doen overschakelen op een zekere betwistbaar punt waarover niemand misschien op het moment opheldering kan geven. Sta uzelf niet toe om te worden gedreven in een verdedigende positie, maar houd uzelf in het offensief,

{7SC7-12: 16.2.2}

En vergeet niet dat de vijand die uw kroon tracht weg te nemen machtiger is dan u, en dat u daarom, als u niet absoluut gegrondvest bent in de boodschap, dan in elk geval, in plaats van te studeren met de vijanden ervan, u beter eerst kan gaan studeren met haar vrienden. Pas wanneer u aldus alles hebt gedaan  om te bewijzen dat het juist is, en het niet kan, kunt u op de juiste wijze studeren met de tegenstanders ervan, als u er alles aan wil doen om ervan verzekerd te zijn dat iemand u niet berooft van een boodschap van de Heer. {7SC7-12: 16.2.3}

Gedenk dat als er iemand gereed staat om de ene waarheid te ondermijnen, dat er een ander gereed staat om een andere waarheid te ondermijnen, en ga zo maar door. In feite is de vijand bereid ieder waarheid die er bestaat in de lucht te blazen, zelfs de Bijbel Zelf, als u hem maar de kans daartoe geeft. Het staat echter vast, dat Satan niet eens zo een goed argument heeft tegen de waarheden van de Staf als Zondag-vierders dat hebben tegen de waarheid van de Sabbat. {7SC7-12: 16.2.4}

Daarom betekent het uitdagen van de Vijand door iemand die gegrond is in de Waarheid en die op zoek is naar meer, hetzelfde als het leggen van iemands zwaard in zijn handen en hem uit te dagen om zijn hoofd af te hakken. {7SC7-12: 16.2.5}

Houdt echter altijd in gedachte dat “de inspanningen die zijn gedaan om de vooruitgang van de waarheid te vertragen, zullen dienen om het te verbreiden” (“Testimonies, Vol. 5, p. 454”{Getuigenissen, Deel 5, blz…}), en dat uw verlies slecht het uwe is. {7SC7-12: 16.2.6}

“Onze overtuigingen moeten dagelijks opnieuw worden versterkt door  nederig, oprecht gebed en het lezen van het woord. Hoewel wij onze individualiteit bezitten, hoewel wij elk standvastig aan onze overtuigingen zouden moeten vasthouden, moeten wij ze vasthouden zoals ze zijn in Gods waarheid en in de kracht die God toebedeelt. Als wij dat niet doen, zullen zij uit onze greep worden uitgewrongen.” –Testimonies, Vol. 6 {Getuigenissen, Deel 6}, p. 401.  {7SC7-12: 16.2.7}

WERKEN VAN BINNEN OF NAAR BUITEN?

Vraag Nr.232:

Aan de ene kant ondervind ik dat uw literatuur de gelovigen ervan leert dat zij de gelederen van de Moederkerk niet moeten verlaten, terwijl ik aan de andere kant ondervind dat het eindeloos moeilijkheden veroorzaakt voor de kerk. Hoe verenigt u uw voorschrift met uw voorbeeld? Waarom wijdt u uw tijd niet aan evangeliserende pogingen, om dwalende zielen tot de kennis der Waarheid te brengen, en laat u de kerk met rust? {7SC7-12: 16.2.8}

Antwoord:

Wij geloven met zekerheid dat dit geen tijd is om uit elkaar te drijven, maar inderdaad om samen te bundelen. En de boodschap die wij aan het uitdragen zijn tot de kerk, bevat niet alleen geen leerstelling die ons afscheiden van haar gelederen zou rechtvaardigen, om een afgescheiden sekte te worden, maar integendeel verbiedt het ons absoluut om dat te doen. Om deze reden hebben wij vanaf het allereerste begin geweigerd, zelfs tegen het trotseren van een schofterige behandeling, om de Moederkerk te verlaten. {7SC7-12: 17.1.1}

Voor zover het ons aangaat, is de bestaande strijd en schisme daarom de verantwoordelijkheid van de leidende broeders van het Kerkgenootschap, en niet van ons, want wij voeren alleen maar het uitgedrukte voorschrift en voorbeeld van de Heer uit, om de Waarheid nooit op te offeren. En zijzelf geven toe dat wij God, en niet mensen moeten gehoorzamen. Op hen rust daarom de zware schuld van het herhalen van de tragische dwaasheid van de Joden in de tijd van Christus. {7SC7-12: 17.1.2}

Om dus onze tijd te wijden aan het evangeliseren van de wereld en tegelijk de kerk te verwaarlozen, zou een misdadige handeling zijn, en een van het hoogste verraad tegen zowel God als tegen Zijn volk. De kerk moet eerst gered worden van haar Laodiceaanse toestand van zijnde “jammerlijk, en ellendig, en arm, en blind, en naakt.” Zíj, niet de wereld, staat net op het punt uitgespuwd  te worden. Zij “is het enige voorwerp op de aarde waarover Hij Zijn verheven achting uitstort.” –Testimonies to Ministers, p.15.  {7SC7-12: 17.1.3}

Maar in haar huidige betreurenswaardige staat van blindheid en gebrek, zoals aangetoond  door de Getrouwe Getuige (Openb.3:14-18), is zij volkomen ongeschikt voor de taak die haar is toegewezen, en moet zij gered worden van haar treurige misleiding voordat zij een veilige toevlucht en een reddende invloed kan worden voor degenen die zich bij haar gelederen zouden willen voegen. Als God haar in haar Laodiceaanse toestand  zou laten waarin zij nu wegkwijnt, dan zou niet alleen zijzelf verloren zijn, maar als gevolg ook de gehele wereld met haar tezamen. Daarom moet Hij haar opwekken of anders een andere {kerk} oprichten om het werk te doen dat nog gedaan moet worden. {7SC7-12: 17.1.4}

Gedenk echter, wat een eeuwige vreugde het zou zijn voor Hem om haar geschikt te maken en haar te gebruiken tot Zijn heerlijkheid, in plaats van haar in de steek te moeten laten! Dus, voordat Hij als een laatste toevlucht een andere {kerk} opricht, probeert Hij haar te redden, en Hij zal haar redden, zoals Hij belooft:  {7SC7-12: 17.1.5}

“Satan zal zijn wonderen uitoefenen om te misleiden, hij zal zijn macht als verheven oprichten. De kerk kan blijken als op het punt staande te vallen, maar het valt niet. Het blijft {staande}, terwijl de zondaars in Sion uitgezift zullen worden. Het kaf wordt gescheiden van de kostbare tarwe. Dit is een vreselijke beproeving {godsgericht}, maar desondanks moet het plaatsvinden. Niemand dan degenen die overwinnend zijn geweest door het bloed van het Lam, en het woord van hun getuigenis, zullen gevonden worden met de getrouwen en waarachtigen, zonder smet of vlek van de zonde, zonder bedrog in hun mond. Het overblijfsel, dat hun zielen reinigt door aan de waarheid te gehoorzamen,  putten kracht uit het beproevende proces, de schoonheid van heiligheid aan de dag leggend te midden van de omringende afvalligheid…. {7SC7-12: 17.1.6}

“De grote zaak, die zo nabij op handen is,  zal degenen uitwieden die God niet heeft aangesteld, en Hij zal een reine, waarachtige, geheiligde bediening hebben, voorbereid voor de late regen.”—B-55-1886. {7SC7-12: 17.1.7}

Indien de Heer—Die Zelf, toen Hij op aarde was, al Zijn tijd besteedde aan de uitsluitende poging om Zijn verloren kerk toentertijd te redden—ons tot de wereld zou zenden in plaats van tot Zijn verloren kerk van vandaag, dan zou Hij niet alleen de onschuldigen inbrengen om met de schuldigen om te komen, maar ook Zijn eigen handelwijze volledig omkeren {herroepen} en Zijn eigen geboden tot Zijn apostelen tegenspreken, dat zij tegenwoordige Waarheid eerst tot de kerk moeten prediken.(Matt.10:5,6). {7SC7-12: 17.2.1}

In genade en in consequentheid met Zijn eeuwige procedure, bestemde Hij daarom dat “terwijl het onderzoekend oordeel voortgang vindt in de hemel, terwijl de zonden van boetvaardige gelovigen worden verwijderd uit het heiligdom, zal er een speciaal werk van reiniging, van het wegdoen van de zonde, gedaan worden onder [Zijn] volk op aarde…Dan zal de gemeente, die [Hij] (…) ‘bij Zijn komst voor Zich zal ontvangen, ’een heerlijke gemeente zijn, ‘zonder vlek of rimpel, of iets dergelijks.’”—The Great Controversy, p.425 {De Grote Strijd, blz. 397,398}. {7SC7-12: 17.2.2}

Dit is haar speciale werk. {7SC7-12: 17.2.3}

“De Here werkt nu niet om vele zielen in de waarheid te brengen,” zegt de Geest der Waarheid verder,  “vanwege de gemeenteleden die nooit bekeerd zijn geweest, en degenen die eens bekeerd waren, maar die teruggevallen zijn. Welke invloed zouden deze niet toegewijde leden hebben op nieuwe bekeerlingen? Zouden ze de door God gegeven boodschap, die Zijn volk moet dragen, niet zonder uitwerking maken?”—Testimonies, Vol.6, p.371 {Getuigenissen, Deel 6, blz. 371}.  {7SC7-12: 17.2.4}

Maar wanneer de teruggevallene en de onbekeerde, het onkruid, is weggenomen, “Dan zal zij voorkomen “als de dageraad, schoon als de maan, helder als de zon, en vreselijk als een leger met banieren.’”—The Great Controversy, p.425 {De Grote Strijd, blz. 398}. {7SC7-12: 17.2.4}

Ja, de oprechte heiden moet en zal geëvangeliseerd worden, maar “de verloren schapen van het huis Israëls” (Matt.10:6) moeten eerst gezocht worden. Hoe dankbaar, en hoe medewerkend behoren zij daarom te zijn, en zullen zij zijn, wanneer zij ontdekken dat in plaats van rijk en met goederen verrijkt te zijn, en aan niets gebrek hebbend, zij in werkelijkheid “jammerlijk, en ellendig, en arm, en blind, en naakt” zijn—aan van alles gebrek hebben; en dat de Heer op hen wacht om wakker te worden tot het feit, zodat Hij hen kan maken tot wat zij behoren te zijn. {7SC7-12: 17.2.6}

Om deze redenen, zegt God nu om van binnen in te werken, in plaats van naar buiten {toe}. En wat Hij zegt, dat meent Hij, en wij wagen het niet om ongehoorzaam te zijn, ongeacht wat mensen kunnen zeggen of doen. {7SC7-12: 17.2.7}

ZULLEN WIJ DE ONRIJPE TWEEDE VRUCHTEN PLUKKEN EN DE EERSTE LATEN OM TE BEDERVEN?

Vraag Nr. 233:

Zullen wij, in de namen inzamelingscampagne, namen en adressen inzenden van diegene buiden als diegene binnen het Z.D.A. kerkgenootschap? . {7SC7-12: 17.2.8}

Antwoord:

Als uitgevers van de Tegenwoordige Waarheid serie boeken en traktaten, in het beland van het kerkgenootschap der Zevende Dag Adventisten, is het nu onze taak om te werken binnen de kerk. Wanneer wij dit werk volbracht hebben, ( wanneer de “eerste vruchten” daarin verzegeld zijn), zal Michael opstaan, om ieder van diegene wiens naam geschreven is in het boek (Dan. 12: 1) te verlossen—iedereen die het zegel heeft: want zij zullen dan de tijd van benauwdheid ingaan, zoals er nooit geweest was. En terwijl Hij staat, zal Hij, “deze zuivere, ware, geheiligde bediening,” zenden (B:55-1886), 144.000 in getal, “onder de natiën,” om Zijn “heerlijkheid onder de heidenen,” (Jes. 66:19) te verkondigen, en de rest van Zijn volk te verlossen.  {7SC7-12: 17.2.9}

Dus terwijl het Grote Babylon, over de wereld heerst (voorgesteld door haar berijden van het beest—Openb. 17), zullen de ontsnapten, “al hun broeders als een offer tot de Here brengen uit al de natien, [haar uitgestrekte domein]… tot Mijn heilige berg Jeruzalem, zegt de Heer.” Jes. 66:20. Met andere woorden, zij zullen al hun broeders brengen die Michael zal verlossen uit de grote benauwdheid dan gaande in de wereld,–“een grote schare, die niemand kan tellen, van alle natiën, geslachten en volken en talen.” Openb. 7:9 KJV . {7SC7-12: 18.1.1}

Deze glorierijke inzameling zullen wij in een korte tijd zien, als wij maar de Heer stap voor stap volgen terwijl hij vooruit lijdt. Maar als wij trachten, om ”vooruit te rennen,” zullen wij of de tijd der benauwdheid over ons zelf brengen voordat wij gereed zijn te staan, of tijd en middelen verspillen, om slechts aan het eind te merken, dat wij veel te vroeg geplukt hebben en daarom sommige van de waardevolle tweede vruchten in Babylon, het heidense veld,

 vernietigd hebben, terwijl wij sommige in onze broeders en zusters in de kerk, de eerste rijpe vruchten, laten om verloren te gaan in hun Laodiceaanse toestand. {7SC7-12: 18.1.2}

Tegenwoordige Waarheid gelovigen, die daarom deel nemen aan de Namen inzamelingscampagne, worden daarom verzocht om hun pogingen uitsluitend binnen het kerkgenootschap der Z.D.A. te beperken, en met vernieuwde ijver mee te doen aan dit grote en belangrijke werk. {7SC7-12: 18.1.3}

Doe dit, Broeder, Zuster, en verhaast ons naar huis gaan! {7SC7-12: 18.1.4}

HOE KAN EENHEID IN STAND GEHOUDEN WORDEN?

Vraag Nr. 234:

Wat kunnen wij doen als Tegenwoordige Waarheid onderwijzers en gelovigen, om te voorkomen dat er tussen ons verdeeldheid, onenigheid, twist, en scheiding gebracht wordt, waarvan allen resulteren in verstoring in plaats van het opbouwen en vooruit laten gaan van het werk in eenheid? {7SC7-12: 18.1.5}

Antwoord:

Aangezien er slechts kracht en ware Christelijkheid is waar er eenheid is, is de vraag zeker de meest ernstige overweging waard. {7SC7-12: 18.1.6}

Als Christenen elkaar nooit beschuldigen, nooit iemands fouten, tekortkomingen en problemen doorgeven, zullen zij zichzelf zo verenigd vinden dat niets de liefde van Christus onder hen kan wegnemen en vernietigen. Maar zo een geest van eenheid kan slechts in stand gehouden worden door een volk dat het met elkaar eens is, en die hetzelfde spreekt. En de enige manier dat dit tot stand gebracht kan worden is dat een ieder zijn eigen wegen en gedachten verlate en in plaats daarvan gebruik maakt van dat van de Here. {7SC7-12: 18.1.7}

Het is daarom zeer belangrijk, dat Tegenwoordige Waarheid gelovigen, alleen Tegenwoordige Waarheid onderwijzen en beoefenen, leer niets meer en niets minder dan datgene wat gepubliceerd is, en do niets meer of minder dan waar de boodschap om vraagt. {7SC7-12: 18.1.8}

Op deze wijze, zet u uw eigen gedachten en uw eigen wegen aan een kant en maakt u gebruik van dat van de Here (Jes. 55: 8, 9), met uitsluitende toewijding aan de Geest der Waarheid, zult u het eens zijn met elkaar en hetzelfde spreken. Alleen dan zult u in staat zijn om de geest van verwarring  te verbannen en de Geest van liefde en eenheid te behouden. {7SC7-12: 18.1.9}

ALS TWEE HET NIET MET ELKAAR EENS ZIJN, HOE KUNNEN ZIJ SAMEN WANDELEN?

Vraag Nr. 235:

Waarom verenigen de De Herder’s Staf gelovigen en  de Z.D.A. Reformatie beweging zich niet tot één beweging?. {7SC7-12: 18.2.1}

Antwoord:

De aanhangers van de Staf, en de Z.D.A. Reformatie beweging verenigen zich niet omdat zij het niet met elkaar eens zijn. Doordat zij grote meningsverschillen hebben over sommige leerstellige punten, maakt het een vereniging onder de omstandigheden onmogelijk. {7SC7-12: 18.2.2}

Een van zulke leerstellige verschillen bijvoorbeeld, is dat de Z.D.A. Reformatie beweging leert dat de zonden in de Zevende-dags Adventisten Moederkerk haar deel doet uitmaken van Babylon, terwijl de Staf leert, dat hoewel zij in een betreurenswaardige toestand verkeert, zij toch niet Babylon is, en dat inderdaad nooit kan zijn; want de zonden bepalen de naam niet, niet meer dan dat de naam de zonden bepaalt. Babylon wordt niet zo genoemd vanwege haar zonden, en het wordt ook niet veroordeeld omdat het Babylon wordt genoemd, maar omdat aangeklaagd word omdat zij is gevallen en omdat zij “een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten en een schuilplaats van alle onrein en verfoeid gevogelte” is “geworden.” Openb. 18:2. {7SC7-12: 18.2.3}

De Zevende-dags- Adventisten kerk kan wel in een nog ergere toestand verkeren,-zo veel erger, in feite, dat ze zelfs niet weet dat zij “ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt” is (Openb. 3:17); toch wordt zij ondanks dit alles “Laodicea” genoemd, niet Babylon. En haar leden staan op het punt om, niet eruit te worden geroepen, zoals zij die in Babylon zijn dat zullen worden, maar eerder om uitgespuwd te worden. De Staf is aan het arbeiden om hen te redden van uitgespuwd te worden, terwijl de Z.D.A. Reformatie beweging, hen roept om eruit te komen. {7SC7-12: 18.2.4}

Door zo te geloven zoals zij dat doet, en door daardoor de [Herder’s] Staf boodschap, maakt zij het wederzijds onmogelijk dat wij ons met haar verenigen en dat zij zich met ons verenigt. {7SC7-12: 18.2.5}

Voorts, aangezien de Heer voortschrijdende Waarheid heeft geopenbaard door de Staf, maar geen enkele waarheid {geopenbaard heeft} door de Z.D.A. Reformatie beweging, dan is het vanzelfsprekend dat als er ooit een dergelijke vereniging zou bestaan, dan moeten zij noodzakelijkerwijs eerder hun zienswijzen corrigeren en zich dan bij ons voegen in het aannemen van de boodschap van de Staf, dan dat wij de juwelen van waarheid van de boodschap overboord gooien en ons bij hen voegen. {7SC7-12: 18.2.6}

“Indien er eenheid” zegt de Geest der Profetie, bij het uitdrukken van de houding van de eerste Christen gemeente, “kon worden verzekerd door slechts een compromis te sluiten  met waarheid en gerechtigheid, laat er dan {eerder} verschil en zelfs oorlog zijn.” –The Great Controversy, p. 45 {De Grote Strijd, blz…}. {7SC7-12: 18.2.7}

“Wij zullen ons verenigen, maar niet op het platform van dwaling.”  –Mw. E.G. White, Series B:2, p. 47. {7SC7-12: 18.2.8}

Aldus kan men gemakkelijk inzien, dat hoewel het ons vurig verlangen is om het gebed van Christus voor eenheid te vervullen, wij het niet durven dat te doen door Waarheid prijs te geven, want dan zouden wij niet één zijn met Christus, zelfs al zouden wij één zijn met alle anderen. {7SC7-12: 18.2.9}

“Het gevaar bestaat dat wij zo overijverig zijn om buiten Babylon te blijven,” zegt de grondlegger van de Zevende-dags Adventisten kerk, “dat wij haar meest bekende misslag zullen begaan—die van een paal aanleggen en weigeren die uit te trekken en vooruit te gaan. Wanneer wij ophouden dwalingen af te leren, zullen wij vallen als degenen die ons voor zijn gegaan. Wij hebben veel geleerd, en er is ongetwijfeld veel meer voor ons om nog te leren(…)Het is de geest van ‘verder gaan’ en ‘doorgaan’ wat het overblijfsel uiteindelijk ‘zonder bedrog’ zal doen belanden op de hemelse Berg Sion. Mijn conclusie is dat wij geen Bijbelse waarheid zouden moeten opgeven, maar dat onze valse toepassingen en uitleggingen van het Schrift, en daardoor valse ideeën over orde en fatsoen zo snel mogelijk zouden moeten worden opgegeven.” –The Review and Herald, 29 mei, 1860. {7SC7-12: 19.1.1}

WAT IS DE GROTE EN VRESELIJKE DAG DES HEREN?

Vraag Nr. 236:

Is de grote en vreselijke dag des Heren, dezelfde gebeurtenis als de tweede komt van Christus? {7SC7-12: 19.1.2}

Antwoord:

Zoals gezien vanuit Maleachi 4: 5, komt de grote en vreselijke dag des Heren als resultaat van de verkondiging van de boodschap van Elia de profeet. Dus in plaats van dat het de tweede verschijning van Christus is, is het enerzijds, Zijn plaatsen van Zijn zegel op de voorhoofden van de rechtvaardigen (Openb. 14: 1; 7; 9) en Zijn oordeel brengen, “de toorn van het Lam,” op de goddelozen (Openb. 6: 15-17); en anderzijds Satans oorlog voeren tegen het overblijfsel (Openb. 12: 17) {7SC7-12: 19.1.3}

Dit conflict tussen God en Satan brengt,  de tijd der benauwdheid, zoals er geen geweest was, waarvan aan het beging Michael opstaat om “een ieder die geschreven staat in het boek,” te bevrijden.” Dan. 12. 1. Het is “de grote en vreselijke dag des Heren,”—“groot,” voor de rechtvaardigen, “vreselijk,” voor de goddelozen. Als het eenmaal begonnen is, gaat het door, zoals de Geest der Profetie zegt, zonder uitstel tot aan het einde—Christus zijn tweede verschijning. (Zie Testimonies to Ministers, p. 182) {7SC7-12: 19.1.4}

VEERTIG JAREN ZONDER NIEUW LICHT?

Vraag Nr. 237:

Hoe kunt u zeggen dat gedurende de veertigjarige periode van 1890-1930, er geen nieuw licht gegeven was aan de Z.D.A kerk, terwijl er zoveel van Zuster White’s geschriften gepubliceerd waren van 1890-1915?  {7SC7-12: 19.1.5}

Antwoord:

Hoewel vele van Zuster White’s manuscripten gepubliceerd werden gedurende de tijd die hierboven vermeld is, zal toch een nauwkeurig onderzoek uitwijzen dat als er een nieuwe openbaring van tijdige Bijbelse waarheid (leerstelling) daarin gepubliceerd waren, het ervoor aan haar geopenbaard werd. {7SC7-12: 19.1.6}

Bovendien waren de Getuigenissen, in plaats van nadrukkelijk gegeven te zijn om Tegenwoordige Waarheid te openbaren, “voedsel op zijn tijd,” voornamelijk gegeven om advies te verschaffen, te bemoedigen, te vermanen en te instrueren in gerechtigheid in een poging de Laodicensen te redden van uitgespuugd te worden. Ieder ander van haar geschriften bleven in hun profetische aspecten een mysterie tot dat de veertig jaren waren verlopen met de komst van de Herderstaf. {7SC7-12: 19.1.7}

WAAROM SLECHTS DRIE ZEGELS TEGENOVER VIJF BAZUINEN?

Vraag Nr. 238:

Als de zegels en de bazuinen in enkelvoudige voortschrijding lopen, elke zegel voorafgaand aan haar corresponderende bazuin, zodoende een verzegelende boodschap brengend, dan een vernietiging, hoe verklaart u slechts drie zegels en vijf bazuinen voor het kruis? {7SC7-12: 19.2.1}

Antwoord:

De ogenschijnlijke ernstige tegenstelling in het verschil tussen de getallen van de zegels en de getallen van de bazuinen voor het kruis, is in werkelijkheid helemaal geen tegenstelling, maar eerder een weloverwegen en doelgerichte onregelmatigheid, ten gevolge van het feit, dat de waarheden geopenbaard in de derde en vijfde bazuinen van eeuwige duur zijn, terwijl de waarheden geopenbaard in de andere vijf bazuinen van tijdelijke duur zijn: de ster die viel bij het klinken van de derde bazuin is een figuurlijke voorstelling van de Bijbel, God in het Woord en dat wat viel bij het klinken van de vijfde bazuin is een symbool van Christus, God in het vlees, in beide gevallen de Fontein van Waarheid, waar alle waarheden vandaan vloeien, zelf de waarheden van de rest van de bazuinen en ook van de zegels. {7SC7-12: 19.2.2}

Dus toont deze onregelmatigheid, een teken van een goddelijk ontwerp, in plaats van het resultaat van menselijke kortzichtigheid, dat de Bijbel en de Heer, het geschreven en levende Woord, juist de bron zijn van iedere boodschap,–de voorraadschuur van de gehele Waarheid,– en dat daarom, in plaats van een deel van een ander boodschap te zijn, ieder ander boodschap een deel ervan is. {7SC7-12: 19.2.3}

Dus hoewel aan de oppervlakte deze onregelmatigheid, een beschadigende fout schijnt te zijn, bewijst het daaronder een groot bolwerk van waarheid te zijn. {7SC7-12: 19.2.4}

ALLEN OF EEN OVERBLIJFSEL—WELKE?

Vraag Nr. 239:

Romeinen 9: 27 zegt, dat een overblijfsel van Israël gered zal worden, maar Romeinen 11: 26 zegt dat geheel Israël gered zal worden. Ik begrijp dit niet. Kunt u mij helpen? {7SC7-12: 19.2.5}

Antwoord:

Romeinen 9: 27 spreekt over Israël als een natie, waarvan slechts een overblijfsel gered gaat worden, terwijl Romeinen 11: 26 verwijst naar de uitverkorenen van Israël als individuen, waarvan allen gered zullen worden. {7SC7-12: 19.2.6}

WORDEN VRIJWILLIGERS, HOEWEL ZIJ GOED ZIJN, VERWORPEN?

Vraag Nr. 240:

Kan iemand in het “net” komen (Matt. 13:47), nadat het aan de kant getrokken is? {7SC7-12: 19.2.7}

Antwoord:

Als het net een figuurlijke voorstelling is van het evangelie in de kerk, dan kan hij, op ieder moment, voor de afsluiting van de genade tijd, als er niets is wat hem ervan weerhoud van het aanvaarden van de boodschap, in het “net” komen en een deel van de kerk worden. Vanzelfsprekend als een goede vis, het voor elkaar krijgt in het net te komen, terwijl het aan wal getrokken wordt, zal het niet eruit gegooid worden met de slechte, eenvoudigweg omdat het er niet eerder in kwam, maar eerder zal het zelf waardevoller, gerekend worden door zijn eigen geïnvesteerde pogingen om erin te komen, zonder de hulp van het net. {7SC7-12: 19.2.8}

IS DE WET NIETIG VERKLAARD?

Vraag Nr. 241:

Paulus schrijft: “De een stelt de ene dag boven de andere, de ander stelt ieder dag gelijk. Laat een ieder voor zijn eigen besef ten volle overtuigd zijn. Hij die een dag in acht neemt, neemt het in acht om de Here; en hij die de dag niet in acht neemt, om de Here neemt hij het niet in acht. Hij die eet, eet om de Here, want hij dankt God; en hij die niet eet, om de Here eet hij niet, en dankt God.” Rom. 14:5, 6 {KJV}.  {7SC7-12: 20.1.1}

In het licht van dit Schriftgedeelte, is het dan niet waar dat iemand is gered door geloof ongeacht wat zijn leerstellige overtuiging ook mag zijn over de Sabbat en over het dieet? {7SC7-12: 20.1.2}

Antwoord:

Daar zij juist deze vraag voorzag, beantwoordde Inspiratie het ronduit door middel van Paulus en zijn medearbeiders:  {7SC7-12: 20.1.3}

“Stellen wij dan door het geloof de wet buiten werking? Volstrekt niet; veeleer bevestigen wij de wet.” Rom. 3:31. “Want wie de gehele wet houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle (geboden).” Jak. 2:10. “Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar.” 1 Joh. 5:3. “Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat zij recht mogen hebben tot de boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad.” Openb. 22:14{KJV.}. {7SC7-12: 20.1.4}

“Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft? Kan dat geloof hem behouden? Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood.(…)Gij gelooft, dat er één God is; Daaraan doet gij wel: de duivels geloven ook, en zij sidderen. Maar wilt gij weten, o dwaze mens, dat het geloof zonder de werken dood is?(…) Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood.” Jakobus 2:14, 17, 19, 20, 26{KJV}.  {7SC7-12: 20.1.5}

De leerstelling van geloof gescheiden van werken is precies datgene dat de wereld heden ten dage tot boosheid heeft gedreven,– heeft de mens wetteloos gemaakt en bestuur van goddeloosheid, onzedelijkheid, criminaliteit en terreur ingeleid, die zijn gelijkheid niet heeft in de verslagen van de mensheid.{7SC7-12: 20.1.6}

Welke rechtvaardiging dan ook, voor het verbreken van de Sabbat, een deel van de wet, moet onvermijdelijk tot gelijksoortige rechtvaardiging van andere delen van dezelfde wet tot gevolg hebben,– voor het aanbidden van valse goden en afgoden, voor doden, stelen, overspel plegen en begeren,– want als een deel van de wet niet bindend is, hoe kan dan de gehele wet bindend zijn? Waarlijk, de Schriften, stellen duidelijk dat de overtreding van een deel van de wet, een overtreding is van de gehele wet. {7SC7-12: 20.1.7}

Als iemand plezier vind in het vertreden van een deel van de wet, zal hij vanzelfsprekend meer plezier vinden in het vertreden van alles daarrvan. {7SC7-12: 20.1.8}

Geen enkel redelijk denkend persoon die gelooft dat Paulus’ geschriften deel uitmaken van het Heilige Schrift, kan zichzelf ervan overtuigen dat Paulus het ene moment de wet zou verheffen, en het volgende moment het zou vertreden. Het is daarom beslist dat iemands uitlegging van zijn geschriften dusdanig moet zijn, dat het zal maken dat ze consequent zijn. {7SC7-12: 20.1.9}

In Romeinen 14:5, 6 tracht hij oneerlijke kritiek te corrigeren door de gelovigen te vermanen dat een ieder volgens zijn eigen geweten overtuigd moet zijn, en dat de taak van een Christen is om de Waarheid te bewaren, te spreken en te onderwijzen, niet om gehoorzaamheid eraan te eisen, niet om hen te verachten die eten of die niet eten, of zij die een dag boven een ander achten; maar om allen ten volle overtuigd te laten zijn in hun eigen verstand. Kortom, de taak van een Christen is om liefdadig te zijn, om in alle opzichten een Christen te zijn, die zijn eigen denkwijze heeft, maar die altijd bereid is om zijn meningen te verzaken voor een “Zo zegt de Here.” {7SC7-12: 20.2.1}

Daar hij had geschreven: Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, [u] een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt,” (Gal. 1:8), kon Paulus onmogelijk zich hebben omgekeerd en kunnen hebben gepleit voor {de gedachte} dat een mens gered kan zijn door zijn eigen evangelie, door wat hijzelf denkt of doet. {7SC7-12: 20.2.2}

Dat de Sabbat en dus al de andere geboden eeuwigdurend zijn, om zelfs hierna te worden onderhouden, kan een ieder gemakkelijk zien uit de volgende Schriftgedeelten: “En het zal geschieden, dat van de ene nieuwe maan tot de andere, en van de ene sabbat tot de andere, alle vlees komen zal om te aanbidden voor Mijn aangezicht, zegt de HEERE.” Jes. 66:23{KJV}. En vooruitblikkend op de tijd van “de grote en vreselijke dag des Heren,” de tijd die net voor ons ligt, waarschuwt de Heer het volk dat te dien tijde zal leven: “Gedenkt de wet van Mozes, mijn knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israël, met de inzettingen en verordeningen.” Mal. 4:4. {7SC7-12: 20.2.3}

En daarom moet niet alleen de Sabbat, maar tevens de gehele wet gehouden worden, zowel nu als in de eeuwigheid, geloof doet de wet van God niet teniet, maar bevestigd het eerder voor altijd. {7SC7-12: 20.2.4}

WELKE IS DE SABBAT KALENDER?

Vraag Nr. 242:

In het houden van de Sabbat, moeten wij de huidige kalender aanhouden? {7SC7-12: 20.2.5}

Antwoord:

Daar de Sabbat een wekelijkse, niet een maandelijkse heilige dag is, en daar slechts de zevendaagse cyclus, vanaf de schepping in tact is gebleven, is het de enige tijdscyclus, in het moderne gebruik, dat gevolgd kan worden in het onderhouden van de Sabbat of welke andere van de Bijbelse wekelijkse heilige dagen. {7SC7-12: 20.2.6}

ZIJN WIJ NIET VRIJGEMAAKT VAN HET ONDERHOUDEN VAN DE GEBODEN?

Vraag Nr. 243:

Naar welke wet verwijst Galaten 3:13? Betekent verlossing van de vloek van de wet der zonde {ook} verlossing van het onderhouden van de tien geboden? {7SC7-12: 20.2.7}

Antwoord:

De wet waarover wordt gesproken in Galaten 3:13 is de wet der Tien Geboden (Ex. 20:). Maar verlossing van de vloek van de wet, betekent niet verlossing van het houden van de wet. De Bijbel leert dat zijn gehoorzaamheid daaraan de veelvoudige zegeningen tot hem brengt van: het in stand houden van zijn getrouwheid aan God en aan de mens; het beschermen van zijn godsdienst (Verzen 3-7) als het gebouwd is op Waarheid; hem altijd in gedachte houdend dat God de hemel en de aarde schiep in zes werkdagen, (verzen 8-10), het voor hem verzekeren van het vreugdevolle voorrecht om met God terwijl hij rust op Zijn Heilige Dag—de zevende(vers 11); zijn kinderen te leren om hun ouders te eren (vers 12); het voorkomen dat men doodslaat (vers 13); het behouden van de reinheid in allen, maar in het bijzonder het beschermen van vrouwen (vers 14); hem eerlijkheid in te prenten (vers 15) en het ontwikkelen van de hoogste onkreukbaarheid; hem te behoeden van valsheid (vers 16); en hem te behoeden voor begeerte (vers 17). {7SC7-12: 20.2.8}

Een leerstelling, die daarom een strikte gehoorzaamheid aan de wet van God, de enige geschreven woorden die Hij aan ons verwaardigd heeft met Zijn eigen vingers, en in het openbaar met Zijn Eigen stem uitgesproken heeft (Ex. 31:18) herroept, laat als gevolg de aanbidding van andere goden toe, en is dus in feite de Christenen  aan het leren om de Vader van alle schepping te onteren. Het is het verachten en zicht verliezen op de twee leerstellingen: de zesdaagse schepping en de zevende-dag rust (Gods heilige dag), en aanmoedigen de ouders te onteren, moorden, onzedelijkheid, oneerlijkheid, leugenachtigheid, en begeerte. – een tienvoudige ongehoorzaamheid die vloeken brengt evenredig aan de tienvoudige zegeningen voor gehoorzaamheid. Daarom brengt de wet, als het geweld wordt aangedaan, vervloekingen met zich mee; als het ongeschonden wordt bewaard, brengt het zegeningen met zich mee. {7SC7-12: 21.1.1}

WAT IS HET ZEGEL?

Vraag Nr. 244:

Wat is “het zegel van God” op de voorhoofden van de 144.000 (Openb. 7:3)? Is dat het zegel van de Sabbat, of iets anders? {7SC7-12: 21.1.2}

Antwoord:

Daar zij verzegeld zijn in Christus “met de Heilige Geest der belofte,” nadat zij “het woord der Waarheid” hebben “gehoord” (Efez. 1:13; 4:30), worden de Christenen ten gevolge daarvan verzegeld door Tegenwoordige Waarheid. {7SC7-12: 21.1.2}

Vandaar dat de Sabbat, het zegel van de wet van de tien geboden, plus het oordeel der doden, plus alle verwante waarheden vanaf 1844, tezamen met alle voorafgaande geopenbaarde waarheid, als toevoeging nu aan de boodschap van het uur, Tegenwoordige Waarheid,– alles tezamen, de gehele Waarheid,– is het zegel van vandaag. {7SC7-12: 21.1.3}

“Het zegel van de levende God,” de Waarheid waardoor de 144.000 worden verzegeld (Openb. 7:2), is een bijzondere zegel, daar het hetzelfde is als “het merkteken” van Ezechiël 9. (Zie Testimonies to Ministers {Getuigenissen voor Predikanten}, p. 445; Testimonies, Vol. 3 {Getuigenissen, Deel 3}, p. 267; Testimonies, Vol. 5, p. 211{Getuigenissen, Deel 5, p. 173}). Het vereist dat men zucht en uitroept over de gruwelen, niet alleen voor zichzelf, maar ook in de kerk (Ezech. 9: 4), wordt het op hem geplaatst vlak voordat de Heer de goddelozen in de kerk vernietigd, zodat de engel hen voorbij mag gaan. Het is  de antitypische Pascha zegel– het bloed aan de deurposten heden ten dage. De engel zal een merkteken plaatsen op de voorhoofden van allen die gescheiden zijn van zonde en zondaren en de verdelgingsengelen zullen volgen, om volkomen te verdelgen zowel ouderen als jongelingen. (Zie Testimonies, Vol. 5, p.505{Getuigenissen, Deel 5, p. 413}.  {7SC7-12: 21.1.5}

HOE ZIT HET MET TIENDEN GEVEN VAN GESCHENKEN?

Vraag Nr. 245:

Daar de Bijbel leert dat men van zijn gehele opbrengst tienden moet geven, zou men dan niet tienden moeten geven van alle giften?  {7SC7-12: 21.1.6}

Antwoord:

Daar het woord “opbrengst”, zoals het in de Schriften gebruikt wordt betekend,  “dat wat toegevoegd wordt aan de originele voorraad; winsten”– de vergoeding van iemands arbeid, weten wij niet dat het afgeleid kan worden om tienden te geven van kleine liefdes geschenken {giften}, en daarom, moet de beslissing helemaal rusten bij de persoon zelf. {7SC7-12: 21.1.7}

ZAL HET OUDE JERUZALEM HERBOUWD WORDEN?

Vraag Nr. 246:

Zou u alstublieft de Bijbel en “ The Shepherd’s Rod”{“De Herdersstaf”}, helpen verenigen mte de geschriften van Zuster White, met betrekking tot het oprichten van het Koninkrijk? De Schriften leren consequent, evenals de Staf, steeds weer aantoont, dat het Koninkrijk opgericht gaat worden voor de tweede komt. Maar  “Early Writings,” p. 75, 76{“Eerste Geschriften,” p. 82}, leert dat “niet tot de persoonlijke komst van Christus, kan Zijn volk het koninkrijk ontvangen… Maar wanneer Jezus komt, draagt hij onsterfelijkheid over op Zijn volk, en dan roept Hij hen om het koninkrijk te ontvangen, waar zij van den begin af de enige erfgenamen zijn geweest.” {7SC7-12: 21.2.1}

Antwoord:

Hoewel onder de lens van Zuster Whites’ geschriften, de leerstelling van het Koninkrijk, niet hetzelfde schijnt te zijn als onder de lens van de Staf, moet men niet durven daarom oppervlakkig een van beide te verwerpen, maar ijverig beide gezichtspunten over de leerstelling bestuderen, onder de lens van de Bijbel. Wij hebben dienovereenkomstig, niet de toestemming om de Bijbel in overeenstemming te brengen met welk ander geschrift dan ook, maar worden opgedragen om alle anderen daaraan te staven. {7SC7-12: 21.2.2}

Ten eerste, om de Schriften recht te doen aan de Schriften, aan Zuster Whites’ geschriften en aan de Staf, moet elk in het licht van de omstandigheden gezien worden, die hen voort riepen. Als wij eerst de verklaring van Early Writings  nemen, openbaart de context, dat de bedoeling van de schrijfster is om te laten zien, dat de Zionisten Beweging, nooit de onbekeerde Joden naar Jeruzalem zou nemen en de stad herbouwen, ter vervulling van de Schriften die gebruikt zijn, of in welk verband dan ook met het Koninkrijk. Nooit, zal daarom het oude Jeruzalem, herbouwt worden in overeenstemming met de Zionistische uitlegging. Toch leert de Bijbel duidelijk, dat het beloofde land weer bewoond zal worden door het bekeerde volk van de Heer. (Zie Jesaja 2; Micha 4; Ezechiël 36, 37; Jeremia 31-33) {7SC7-12: 21.2.3}

Wat betreft de verklaring van Zuster White in the Great Controversy, zij spreekt over het Koninkrijk dat compleet is, nadat de doden zijn opgewekt, in de tijd dat de heiligen, het ontvangen, het enige aspect, dat toen bekend was gemaakt; terwijl de Staf toegevoegd licht brengt aan het onderwerp; het opzetten van het Koninkrijk in het begin, voor de opstanding van de doden, niet bij het ontvangen van het Koninkrijk dat compleet is, bij de verschijning van Christus op de wolken. Omdat zij toen geen licht had, op het opzetten van het Koninkrijk, aan het begin, kon het boek onmogelijk zichzelf toen hebben uitgedrukt in termen, waarin de boodschap dat heden ten dage doet. {7SC7-12: 21.2.4}

Met andere woorden, welke verklaring dan ook, dat bijkomstig is aan een onderwerp, waar nog geen zicht op is, in het ontvouwen van de boekrol, worden slechts in termen van waarheid gedaan, zoals het gezien wordt, of zoals het over het algemeen begrepen wordt, niet in termen van waarheid die nog niet gezien is. En als het gezichtspunt daarover verkeerd is, kan de schrijver niet verantwoordelijk gehouden worden, voor datgene dat hij noodzakelijkerwijs heeft geleend. {7SC7-12: 21.2.5}

Deze omstandigheid is natuurlijk en algemeen voor iedere schrijver die tegenwoordige waarheid behandeld, zelf voor de evangelie schrijvers, en zal zodoende voortgaan totdat ieder subonderdeel van de Waarheid bekend is gemaakt. {7SC7-12: 22.1.1}

Bijvoorbeeld, de boodschap die Johannes de Doper moest verkondigen, niet het oprichten van het Koninkrijk, maar de komst van de Koning. Maar terwijl hij de ene aankondigde, moest hij incidenteel de andere benoemen. Toen hij sprak van de Koning die komen zou, drukte hij zichzelf uit in termen van geopenbaarde waarheid. Maar wanneer hij bij gelegenheid doelde op het komende Koninkrijk, waar nog geen licht op was, drukte hij zichzelf noodzakelijkerwijs uit  in termen over het onderwerp, die toen over het algemeen begrepen waren. {7SC7-12: 22.1.2}

Desalniettemin, toen de verdere ontvouwing van de boekrol openbaarde, dat het Koninkrijk niet in die tijd opgericht zou worden, hebben de oprechte waarheid zoekenden, noch Johannes, noch Christus beschuldigd, maar blijmoedig de boekrol zien ontvouwen, en marcheerden juichend voor met de Waarheid. Dat was echter niet het geval met de grote meerderheid van de Joden. Omdat hun trotse mening hen verbood, om hun dwaling achterwege te laten en voortschrijdende Waarheid te omarmen, gingen zij dieper de dwaling in, in plaats van hoger te op te stijgen in waarheid! {7SC7-12: 22.1.3}

“Aldus was het,” zegt de Geest der Profetie, “dat de Joden deden in de dagen van Christus, en wij worden gewaarschuwd, niet te doen zoals zij deden, en geleid worden, om duisternis te kiezen, in plaats van licht, omdat er in het een kwaad hart van ongeloof was en van afdwalen van de levende God.”—Testimonies on Sabbat-School Work, p. 66. {7SC7-12: 22.1.4}

The Great Controversy en Early Writings, maken het onderwerp niet nog duidelijker dan het ontvouwen van de boekrol dat gemaakt heeft toen zij geschreven weren. {7SC7-12: 22.1.5}

Nochtans, schiet The Great Controversy, niet te kort om duidelijk te maken, dat het oprichten van het Koninkrijk en het erven ervan twee verschillende gebeurtenissen zijn: Terwijl de apostelen, “niet het oprichten van het Koninkrijk in hun dagen zouden aanschouwen,” zegt het, “het feit dat Jezus hen gebood ervoor te bidden, is het bewijs dat in Gods eigen tijd, het zeker zou komen. {7SC7-12: 22.1.6}

“Het Koninkrijk van Gods genade wordt nu opgericht, doordat dag aan dag harten, die vol van zonde en opstandigheid zijn geweest, zich overgeven aan de oppermacht van Zijn liefde. Maar de volledige bevestiging van het Koninkrijk van Zijn heerlijkheid zal pas plaatsvinden bij de wederkomst van Christus naar de wereld. “Het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk van de heiligen der Allerhoogsten.’” –Mount of Blessing, p. 159. Gedachten van de Berg der Zaligsprekingen, p. 96. (het schuingedrukte de onze). {7SC7-12: 22.1.7}

Iedere Christen moet onthouden dat terwijl de Waarheid voortschrijd, het vandaag niet gevonden zal worden, waar Het honderd jaar geleden was, en dat daardoor haar volgelingen ermee moeten voortschrijden. Zij moeten niet de voorbeelden volgen van de Joden en van de Romeinen. {7SC7-12: 22.1.8}

Toen Mozes het eerste gedeelte van de Bijbel schreef, was het hem niet gegeven om de gehele Waarheid te schrijven, die God door de eeuwen heen,  van plan was te openbaren aan Zijn volk. Met ieder naderende uur van Waarheid om voor te schrijden, kwam eerst de ene profeet, dan een andere in de lange opeenvolging, eindigend met Johannes de Doper. Toen kwamen Christus, de apostelen, de hervormers en Zr. White, ieder van hen, op hun beurt waarheden onderwijzend en schrijvend die niet uit de geschriften van geen van een voorganger alleen kon worden voortgebracht. Om de volledige Waarheid te vinden, moeten de geschriften van allen laten samenwerken. {7SC7-12: 22.1.9}

Bijvoorbeeld, in het voorschrijven van de wet van het Pascha, en het opdragen van haar in acht neming, schreef Mozes: “Gij zult een volkomen lam hebben, een manneken, een jaar oud; van de schapen of van de geitenbokken zult gij het nemen. En gij zult het in bewaring hebben tot den veertienden dag dezer maand; en de ganse gemeente der vergadering van Israël zal het slachten tussen twee avonden.” Exod. 12: 5,6. {7SC7-12: 22.2.1}

De reden die Mozes toewijst voor dit in acht nemen is dat het, het uit Egypte gaan van Israël moet herdenken (Deut. 16: 1-3), terwijl Johannes de Doper, haar betekenis toerekent aan de komst van Christus, “het lam Gods,” (Johannes 1:29) en de apostelen, aan Zijn kruisiging, “want zelf Christus, ons Pascha ,” zegt Paulus,” is voor ons gekruisigd.”’ 1 Cor. 5: 7. En zij verbinden de betekenis van het houden van het Pascha aan het avondmaal.(1 Cor. 11: 23-29) {7SC7-12: 22.2.2}

Bovendien, legde Mozes, niet uit dat het Levitische priesterschap, in het aardse heiligdom (Ex 40:15), slechts een voorlopige en daarom tijdelijke was, een figuurlijke voorstelling van het priesterschap van Christus, in het hemels heiligdom, zoals de apostelen uitlegden. (Heb. 6: 19; 9:12, 26) {7SC7-12: 22.2.3}

Omdat de Joden te kort schoten met de waarheid voort te schrijden, vonden zij fouten bij de profeten en de apostelen en zelf met de Zoon van God, door hun criminele handelingen te rechtvaardigen op grond dat de eisen van de profeten, of Christus, en de apostelen niet gebaseerd waren op de geschriften van Mozes. En terwijl zij over hun geschriften opschepten, ontkenden en vermoorden zij de profeten die na hem kwamen—een plechtige waarschuwing voor ons! zodat wij niet doen zoals zij deden en hun lot delen. {7SC7-12: 22.2.4}

De belangrijkste vraag is daarom niet, of Zuster White of Mozes, of deze of gene de boodschap van vandaag schreef, maar eenvoudigweg of het geschreven is in de Bijbel. {7SC7-12: 22.2.5}

De Staf, beweert dientengevolge niet dat haar boodschap gevonden wordt in welke profeet dan ook, maar eerder in de geschriften van al de profeten. {7SC7-12: 22.2.6}

Laat niemand daarom nu, op verraderlijke wijze Zuster Whites’ geschriften gebruiken tegen de voortschrijding van Waarheid, en voor hun eigen eeuwige pijn. Er is geen verontschuldiging voor niemand. Van iedere gezichtspunt benaderd, verduidelijkt de Bijbel het onderwerp van het Koninkrijk, door het onmogelijk te maken dat iemand dwaalt als hij precies volgt wat het Woord daaromtrent zegt. {7SC7-12: 22.2.7}

De Staf leert, net dat Jeruzalem herbouwd zal worden als de hoofdstad van het Koninkrijk, maar dat het Koninkrijk in haar begin, opgericht zal worden in het beloofde land. En ter bevestiging van de waarheid, dat Gods volk wederom een koninkrijk wordt, profeteert Ezechiël van een {7SC7-12: 22.2.8}

Een Nieuwe Verdeling van het Land.

De profeet presenteert een verdeling van het land die geheel verschilt van dat van de tijd van Jozua (Joz. 17): moet in stroken zijn van het oosten naar het westen. Dan moet het eerste deel hebben in het noorden, en Gad, het laatste deel in het zuiden. Tussen de grenzen van deze twee, moete de delen van de rest van de stammen zijn. De stad, moet in het midden van het land zijn, en het heiligdom, in het midden van de stad. (Zie Ezechiël 48) {7SC7-12: 22.2.9}

Het feit dat zo een verdeling van het beloofde land nooit gedaan is, toont aan dat het in de toekomst ligt. Ook het feit dat het heiligdom daar moet zijn, terwijl dat niet op de nieuwe aarde moet zijn (Openb. 21: 22), toont duidelijk aan dat deze unieke opstelling voor de duizend jaar is. {7SC7-12: 23.1.1}

Daaraan toegevoegd, het tweevoudig feit dat de naam van de stad, “De Heer is Daar,” is, en dat haar locatie, volgens de verdeling van het land, noodzakelijkerwijs in sommige opzichten verschillend moet zijn van dat van het oude Jeruzalem, toont dat het eigenlijke Jeruzalem niet herbouwd zal worden als een hoofdstad van het komende Koninkrijk. (Zie ons Traktaat Nr. 12, pp. 52, 53) {7SC7-12: 23.1.2}

Als de Bijbel zichzelf duidelijk maakt over welk onderwerp dan ook, doet het dat zeker over het onderwerp van het Koninkrijk. En terecht inderdaad, want het Koninkrijk is de bekronende hoop van de Christen. {7SC7-12: 23.1.3}

Satans Constante Doelwit, De Herhaalde Struikelblok van het Volk.

Dat de grote strijd tussen Christus en Satan over deze bekronende hoop gaat, het Koninkrijk, wordt gezien door de herhaalde instructies van de Heer in de profetieën, in de typen, en in de gelijkenissen; door Satans voortdurende inspanning om het menselijk ras eruit te houden; en als laatst, doordat de mensen herhaaldelijk worden verslagen in hun strijd om erfgenamen ervan te worden. {7SC7-12: 23.1.4}

Door vanaf het begin vastbesloten te werken om de gehele mensheid in de hel te dompelen, bedacht Satan zijn grote strategie door hen te misleiden betreffende het Koninkrijk. Hij had succes daarin bij de meeste der Joden, omdat zij het Koninkrijk opgericht wilden hebben vóór haar bestemde tijd of anders helemaal niet. En hij heeft succes erin bij velen van de Laodiceeёrs vandaag omdat nu, wanneer de bestemde tijd feitelijk is aangebroken, zij het later willen hebben of anders helemaal niet! Wat een paradox {tegenstrijdigheid}! Wat een ironie! Inderdaad, gelijk de geschiedenis zich herhaalt, zo ook de dwaasheid! {7SC7-12: 23.1.5}

De Bijbel zegt: “In de dagen van deze koningen [de koningen die worden gesymboliseerd door de tien tenen van het grote beeld] zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, welke nooit zal worden vernietigd(…)Het zal al deze koninkrijken aan stukken verbreken en verteren.” Dan. 2:44{KJV}.  {7SC7-12: 23.1.6}

Observeer dat “de steen” (het Koninkrijk) geen grote berg wordt tot nadat zij het beeld slaat, wat aantoont dat het Koninkrijk in zijn beginstadium alleen begint met de eerste vruchten, die spoedig op de berg Sion staan met het Lam, en die later, nadat zij de tweede vruchten van de levenden hebben binnengebracht, de natiën verslaan; ten slotte komen uit het graf de verlosten uit alle eeuwen om de “ grote berg” volledig op te maken – het complete Koninkrijk! {7SC7-12: 23.1.7}

Met het oog op deze scherp omlijnde en herhaaldelijk te boek gestelde profetieën, moge dan niemand zo dwaas zijn om te zeggen, zoals de Joden dat deden ter beantwoording op de profetieën van Ezechiël: “Het gezicht dat hij ziet is voor vele toekomende dagen, en hij profeteert van tijden, die verre zijn” (Ezech. 12:27), en daardoor dezelfde vreselijke veroordeling {vonnis} over zijn hoofd halend. {7SC7-12: 23.1.8}

WAAROM BLIJVEN HANGEN BIJ PROFETIEEN?

Vraag Nr. 247:

Waarom besteed de Staf, zoveel tijd aan het onderwijzen van leerstellingen en profetieën? Waarom niet meer tijd besteden aan de liefde van Jezus—het meest belangrijke deel van de Bijbel? {7SC7-12: 23.2.1}

Antwoord:

Het is omdat de Schriften zeggen: “En wij hebben het profetische woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte, en de Morgenster opga in uw harten.” 2 Petr. 1:19. {7SC7-12: 23.2.2}

Als de profetieën minder essentieel zijn dan andere delen van de Schriften, waarom heeft de Heer dan gezorgd, dat Zijn dienstknechten zo vele van hen opschreven? Klaarblijkelijk, zijn ze even belangrijk, in het bijzonder de figuurlijke profetieën, want het gehele boek van de Openbaring, die rechtstreeks aan het volk is gericht, dat zal leven vlak voor de komst van de Heer, is opgemaakt uit figuurlijke voorstellingen, waarvan de Heer zegt: {7SC7-12: 23.2.3}

“Zalig is hij, die leest, en zijn zij, die horen de woorden dezer profetie, en die bewaren, hetgeen in dezelve geschreven is; want de tijd is nabij.” Openb. 1: 3 KJV “Zie, Ik kom haastiglijk, zalig is hij, die de woorden der profetie dezes boeks bewaart…. Want ik betuig aan een iegelijk, die de woorden der profetie dezes boeks hoort: Indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal hem toedoen de plagen, die in dit boek geschreven zijn. En indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens, en uit de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is.” Openb. 22: 7,18,19. {7SC7-12: 23.2.4}

Waarlijk, de liefde van Jezus is belangrijk, maar dat alleen zonder de leerstellingen en de profetieën, zal iemand niets baten, want door de profetieen en de leerstelling, leert men van de liefde van Jezus. “Al de Schrift,” zegt Paulus, “is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is;

Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust.” 2 Tim. 3: 16,17 {7SC7-12: 23.2.5}

Hadden de kerken heden ten dage de profetieën en de leerstellingen onderwezen met de uitsluiting van de liefde van Jezus, dan zou vanzelfsprekend de Staf, veel uitgebreider aandacht besteden aan de liefde van Jezus dan aan de profetieën. Maar daar het tegenovergestelde het geval is, wordt de liefde van Jezus vergroot tot de veronachtzaming van de profetieën, dan is onze grootste noodzaak het bestuderen van de profetieën. {7SC7-12: 23.2.6}

Hoewel het evangelie van de liefde ons aanmoedigt om de Heer lief te hebben, leren de leerstellingen ons, Hem op de juiste wijze lief te hebben, en het licht van de profetieën begeleid onze voeten op de rechte en smalle weg langs de weg tot de stad van God, net zoals bij nacht de lichten van een auto de weg naar huis tonen. Dus hoewel wij de ene nodig hebben, hebben even goed de andere ook nodig. De Staf, combineert beiden, de liefde voor Jezus leren, door leerstellingen, en de weg tot de Heilige Stad door de profetieën. {7SC7-12: 23.2.7}

HOE KAN MEN EEN S.R.Z.D.A HERKENNEN?

Vraag Nr. 248:

Omdat De Herder’s  Staf, geen formele lidmaatschap heeft, wat voor bewijs kan men dan geven om zich te identificeren als een lid van de organisatie? En hoe kan hij de lengte van tijd vaststellen dat hij erbij heeft gehoord?  {7SC7-12: 23.2.7}

Antwoord:

Iemands ondersteuning van de Staf en zijn uitleving van de beginselen ervan (Sabbatviering, gezamenlijk met de rest van de tien geboden, vegetarisme, hervorming in kleding, totale onthouding van tabak en alcoholische dranken), zijn de sterkste en de enige waarachtige certificaat van iemands lidmaatschap in de S.R. Z.D.A. organisatie. En net zo lang als men in Christus, deze principes heeft nageleefd, door de hulp van de Staf, net zo lang is men lid daarvan geweest. {7SC7-12: 24.1.2}

DRUKFOUT

De uitgaven van de Code, van Januari-Juni 1941, bladzijde 14, hoofdstuk 2, regel 3, moet lezen: “… bladzijde 11 van de Juli-December, 1940 uitgave van de Symbolische Code.” {7SC7-12: 24.1.3}

MEDEDELINGEN

1

Wanneer u namen inzend, besteed speciale aandacht om verzekerd te zijn van de correcte spelwijze en leesbaarheid, want onzorgvuldig gespelde of geschreven namen kunnen nauwelijks begrepen worden, het resultaat zal zijn, dat dubbele literatuur gezonde word naar hetzelfde adres onder verschillende namen. {7SC7-12: 24.1.4}

Doe ook, uw uiterste best om u ervan te verzekeren van het juiste adres, want dezelfde naam met verschillende adressen, leidt tot een ander soort dubbele moeite die tezamen met voorgaande fouten, veroorzaakt onnodige en vertragende complicaties, en verspillen tijd bij de Distributie Afdeling. {7SC7-12: 24.1.5}

2

Ook het werk van de Correspondentie Afdeling, zal merkbaar afgewikkeld worden als correspondenten altijd dezelfde handtekening en retour naam en adres gebruiken; altijd aan de linkerbovenhoek aan de voorzijde van de enveloppe, retour naam en adres plaatsen en altijd de brief adresseren aan {7SC7-12: 24.1.6}

De Universele Uitgevers Associatie

Mt. Carmel Centrum

Waco, Texas

Ter attentie van: (Naam van de persoon, of afdeling, als er iemand is aan wie de brief gericht moet worden) {7SC7-12: 24.1.7}

3

Zou iemand Herder’s Staf  kaarten bezitten die zij weg willen doen, dan mogen zij die terug geven aan De Universele Uitgevers Ass., voor contant geld of een tegoedbon. {7SC7-12: 24.1.8}

4

Wanneer u de eerste en tweede tiende samen stuurt, geef alstublieft aan wat, wat is, zodat de Financiële Afdeling, de tijd kan besparen om achter het bedrag van elk van hen te komen. {7SC7-12: 24.1.9}

Tevens wanneer offeranden, worden ingestuurd, gescheiden of samen met de eerste- of zowel eerste en tweede tiende, wees ook zorgvuldig om het bedrag van elk te noemen, en voor welk doel de offeranden bedoelt zijn. {7SC7-12: 24.2.1}

5

Wij zijn ervan overtuigd, dat Tegenwoordige Waarheid gelovigen, zich zullen verheugen te weten dat een correspondentie cursus voor Leraren van de boodschap nu wordt voorbereid, het eerste deel dat, De Herder’s Staf, Deel 1 betreft, is nu beschikbaar voor volwaardige gelovigen, die een ernstige ijver hebben om zichzelf voor te bereiden om de boodschap te onderwijzen. {7SC7-12: 24.2.2}

Hoewel de onkosten van deze cursus door vrijwillige offeranden gedragen kunnen worden, zal er toch een bijdrage van $3.00 vereist zijn als inschrijvingskosten, om het aantal inschrijvingen te minimaliseren, die de cursus niet waarderen en die niet de intentie hebben het af te ronden. {7SC7-12: 24.2.3}

Als een geschiktheids-vereiste voor inschrijving, zijn alle inschrijvers hierbij vereist hun kunnen in de wetenschap van Tegenwoordige Waarheid, te testen, door naar ons te schrijven wat zij geloven dat de juiste uitleg is voor de symbolen en kleuren van de vlag van het Koninkrijk. (Een foto van de vlag kan gevonden worden in ons Traktaat Nr. 13, p. 31) {7SC7-12: 24.2.4}

Diegene die een honderd procent juist antwoord geven, hebben recht op de Leraren Cursus zonder het inschrijfgeld te betalen en alle anderen die de test nemen, hebben er recht opdat van hun inschrijfgeld een zeker bedrag wordt afgeschreven, overeenkomstig het percentage van de antwoorden die correct waren. {7SC7-12: 24.2.5}

Alle antwoorden moeten gericht zijn aan Het Departement van de Symbolische Code, en moeten niet later dan 30 april 1942 ingeleverd worden, overeenkomstig de volgende regels: (1) gebruik inkt, en schrijf duidelijk (getypte verslagen hebben de voorkeur); (2) gebruik het standaard formaat ongelinieerd schrijfpapier; (3) druk duidelijk uw volledige naam en adres af, in de rechter boven hoek van uw verslag. {7SC7-12: 24.2.6}

6

Als u een Bijbel behoeft, zullen wij blij zijn om u te voorzien van welk formaat of beschrijving dan ook van Harper’s Bijbel, die wij hebben aannemen voor zowel haar kwaliteit en leesbaarheid. Door te bestellen via Het Departement van de Symbolische Code,  kunt u tegen een korting van 20% van de opgegeven prijs kwaliteit verkrijgen, en tegelijkertijd het instituut helpen om een bescheiden winst te maken op uw bestelling. Onthoud dat een stuiver gespaard voor het doel, een stuiver verdient is voor het doel; dat druppels volle emmers maken, emmers bronnen, bronnen rivieren en rivieren oceanen. {7SC7-12: 24.2.7}

Geef alstublieft bij het bestellen, het boekenlijst nummer op van de Bijbel die u opgestuurd wil hebben of, als u niet in staat bent het nummer vast te stellen, geef dan een uitgebreide beschrijving van het soort dat u wil, en geef het globale bedrag dat u wenst te betalen. Uw bestelling zal naar u toegezonden worden bij contante betaling. {7SC7-12: 24.2.8}

DE UNIVERSELE UITGEVERS ASSOCIATIE

CARMEL CENTRUM

WACO TEXAS

>