15 jun Deel 06 Symbolische Code Nrs. 01-06
Deel 6 Symbolische Code Nr. 1-6, incl.
De Symbolische Code
Deel 6 Nr. 1 – 6 incl.
Januari – Juni 1940
Mt. Carmel Center
Lake Waco Texas
De Aarde Verlichtend
Mt. Carmels Vordering, Gezien Door De Camera
—————0———–
Omdat wij geloven dat alle Tegenwoordige Waarheid gelovigen vreugdevol een verslag van de vordering die zij maakt van Mt. Carmel zullen verwelkomen, brengen wij daarom in deze uitgave, aan de Code lezers, een samengesteld overzicht van de verschillende gebouwen en projecten, met een beetje van het uitzicht. {6SC1-6: 2.1.1}
Met onze lezers, zullen wij nu ons inbeelden dat wij Mt. Carmels poort Nr. 1 ingaan, waar wij onszelf bevinden op de Koninklijke Hogeweg. Voortgaan op de hogeweg, voorbij de boerderij (gebouw Nr. 5),
In westelijke richting door de boomgaard, voorbij dam Nr. 1,
Komen wij bij het administratie centrum, waar wij gebouw Nr. 8 aan de rechterkant zien,
En de watertank voor ons {6SC1-6: 2.1.2}
Als wij ongeveer minder dan 2 meter verder gaan in westelijke richting op de hogeweg van de Koning, zoals getoond op de foto,
Bevinden wij onszelf op de gronden van de Academie. Het eerste bouwwerk, dat wij voorbij gaan links van ons,–gebouw Nr. 2. {6SC1-6: 3.1.1}
Vooruitkijkend langs de westelijke zijde van het gebouw, zien wij op de beneden verdieping, de apotheek, waar een van de arbeiders de ramen aan het plaatsen is.
En een beetje naar rechts, de wasgelegenheid, welke een gebouw van drie verdiepingen wordt, de eerste verdieping is een constructie van steen ingegraven vanuit de grond. {6SC1-6: 3.1.2}
De volgende op de lijst is een van de slaapzalen—gebouw Nr. 4. {6SC1-6: 4.1.1}
Ten slotte in het midden van de campus, bevinden wij onszelf voor onze tijdelijke eetzaal,
die tussen een van de slaapzalen, (gebouw Nr. 6 staat, een volledige twee verdiepingen hoog bouwwerk, die niet tot zijn recht komt op deze foto, want een helling aan het zuid-noorden, bedekt de beneden verdieping vanuit deze hoek)
en de Academie (gebouw Nr. 1),
Waar wij omringd worden met een inspirerend gezicht op Lake Waco, die licht op het niveau van ongeveer 200 voet lager dan de campus van de school {6SC1-6: 4.1.2}
Van hieruit vervolgend links van ons, bevinden wij ons op onze schilderachtige Highway (nu in aanbouw), die geleidelijk afloopt naar dan Nr. 2, en waarvan de winden de heuvelkant vlak naast de gebouwen Nr. 2 en Nr. 4 omcirkelen. Enkele honderden meters (feet) langs de nieuwe weg betredend, vinden wij ons zelf kort voor de schilderachtige Brug (eveneens in aanbouw), die naar de dam leidt, waarvan het dwarsschot, een deel van
ongeveer 650 de highway zal vormen. De Foto’s A, B, C en D tonen de werkzaamheden van de dam op verschillende fases van aanbouw. {6SC1-6: 5.1.1}
De foto’s A en D tonen het meer Meribah (die opgemaakt is door dam Nr. 2) in twee verschillende fases. {6SC1-6: 5.2.1}
De eetzaal, is het eerste gebouw dat opgericht is op Mt. Carmel—een tijdelijk bouwwerk. Gebouw Nr. 1, is tot 1 januari, in beslag genomen door de General Office, maar merk op dat de Office naar haar nieuwe plek is verhuist, (Gebouw Nr. 8), behuisd de Academie. {6SC1-6: 5.2.2}
Terwijl de benedenverdieping van Gebouw Nr. 8, de General Office behuisd en ook het uitgevers kantoor, en de Winkel, voorziet de tweede verdieping in onze algemene vergaderzaal. {6SC1-6: 5.2.3}
Gebouw Nr. 2 (“The Memorial Inn”) is een huis met twaalf kamers, gebouwd door Zuster Charboneau. Het kijkt uit over Carmels zelf aangelegde meer (Lake Meribah), de bron van onze watervoorziening. De benedenverdieping van dit gebouw wordt gebruikt voor ons medisch werk en de bovenverdieping als verblijfplaats voor een aantal van de arbeiders. {6SC1-6: 5.2.4}
Gebouw Nr. 7, welke onze schuur was, en die slechts een korte afstand verwijdert staat van het Administratief Centrum, zal ongebouwd worden in een hout werkplaats en een houtzagerij. {6SC1-6: 6.1.1}
Als men oostwaarts rijdt lang de staats snelweg Nr. 67, en over de Lake Waco brug, zal men vaak Mt. Carmels Jersey kudde tevreden zien grazen. {6SC1-6: 6.1.2}
En wanneer men Mt. Carmels poort Nr. 2 nadert, zal hij het tafereel dat in deze foto getoond wordt tegemoet zien. {6SC1-6: 6.1.3}
Aan de rechterkant, precies beneden dam Nr. 2, is het pompgemaal en de windmolen,
Terwijl op het hoogste punt dat wij zien, de Amerikaanse vlag wappert. {6SC1-6: 6.1.2}
Foto G, toont een lading graan (van de oogst van Mt. Carmel) gereed om ontladen te worden. {6SC1-6: 7.1.1}
Foto H en I brengen ons terug naar gebouw Nr. 8 {6SC1-6: 7.1.2}
Als men door de hoofdingang van de benedenverdieping gaat, worden onze ogen meteen aangetrokken naar een figuur van een herdersstaf, die weg wijst van een figuur van een klok—het merkteken van de boodschap,– hetgeen de kracht van verlossing aantoont, en het gelijkenis van Matheus 20, de uren van de vijf oproepen voor arbeiders. (Voor verdere uitleg, zie “De Herder’s Staf,” Dl. 2, blz. 224-239) De figuurlijke voorstelling is in beton gesmeed, in de kleuren rood, wit en zwart. {6SC1-6: 7.2.1}
Rechts is de Hoofdkantoor, en de kantoren van de Uitgeversafdeling en de Bank van Palestina, zoals gezien in foto H;
En nu mogen onze lezers zich inbeelden dat zij in dit kantoorgebouw met ons zitten, terwijl zij de overige bladzijden van deze Code bestuderen, en terwijl wij een paar woorden van bemoedigen schrijven aan de beproefden, leerstellige vragen beantwoorden, voor zielen die hongeren naar de waarheid, literatuur inpakkend om te verzenden, naar diegene die de boodschap voor zichzelf willen onderzoeken, en aan diegene die het door willen geven aan anderen; misschien materiaal voorbereiden voor de volgende uitgave van de Code, en een manuscript voor een traktaat, en aandacht schenkend aan de ontelbare andere zaken die aandacht vereisen gedurende de dag. {6SC1-6: 8.1.1}
———0———
De Financiele Status van Mt. Carmels Center, S.R.S.D.A’s
———
Nu wij de verbeteringen van Mt. Carmel hebben bekeken, voelen wij ons verzekerd dat Tegenwoordige Waarheid gelovigen een financieel rapport ook zeer zullen waarderen. Wij geven een uiteenzetting van het volgende tiende en offerande vergelijkingsrapport, tevens een jaarverslag van de jaren 1930, 1935, 1936, en 1939. {6SC1-6: 8.1.2}
Dat de tegoeden, zowel vaste als vlottende, de bedragen overstijgen, door verschillende duizenden dollars, ontvangen van Tegenwoordige Waarheid gelovigen, vanaf de boodschap in januari 1929 begon te komen, mag te zien zijn van zowel de voorgaande Balans en het tiende en offerande verslag. {6SC1-6: 9.1.1}
Ontvangsten en Uitbetalings- Verklaringen
De voorgaande verslagen weergeven het totale bedrag van alle gelden ontvangen (inclusief leningen) en uitbetalingen gedaan vanaf de komst naar Mt. Carmel. Het onthult het feit dat de totale ontvangsten vanaf het werk op Mt. Carmel begon, $ 77,567,20 waren, terwijl de tegoeden $ 90,728,10 zijn, aantonend dat de tegoeden de ontvangsten overstijgen door $ 13,160, 90. Deze bedragen openbaren dat we de boodschap en de school vijf jaar lang, met een winst van $13,160,90 hebben gedragen. {6SC1-6: 9.1.2}
De school is de zwaarste post geweest, die wij moesten dragen, niet alleen vanwege tekort aan medewerking van de ouders, in het disciplineren van de kinderen, maar ook vanwege het tekort aan financiële ondersteuning. Aan de ene kant, zien de ouders erop dat de kinderen hier komen, terwijl aan de andere kant, komen slechts weinigen uit met financiële ondersteuning om hun onkosten te dekken, met het resultaat, dat wij in de moeilijke positie geplaatst worden, waar het hard is hen buiten te houden en nog harder om hen binnen te houden. De ontvangsten en uitbetalingsverklaring, toont aan dat meer uitgegeven is aan de studenten dan aan de arbeiders. Bovendien, terwijl $ 13,970,78 uitgegeven is aan de studenten, is slechts $ 2,426,15 ontvangen aan tweede tiende en $ 2,356,57 aan ouderlijke bijdrage, hetgeen een totaal van $ 4,782,72 maakt, en een tekort van $ 9,188,06 nalaat. {6SC1-6: 9.2.1}
Vandaar dat als onze school, voorspoedig moet zijn, zullen twee kwaadheden gecorrigeerd moeten worden; namelijk, ouders moeten de onkosten van de studenten dekken en moeten samenwerken met de leraren in plaats van met hun onhandelbare kinderen. {6SC1-6: 10.1.1}
Desalniettemin toont de Balans, dat terwijl de broeders in het veld, trouw het werk ondersteunen door de boodschap te verspreiden, Mt. Carmel door haar strikte bezuiniging en door de hard werkende en trouwe manschappen, zoveel als mogelijk heeft gedaan. Van de vijf en zestig duizend dollars die de broeders hebben gegeven, stellen Mt. Carmels personeel en haar veldwerkers, met de toevoeging van een groot aantal Tegenwoordige Waarheid gelovigen, een instituut voor met de netto waarde, die over de eenenzeventig duizend dollars is. {6SC1-6: 10.1.2}
Wij danken de Heer, dat ondanks de vervolging die wij vanuit het kerkgenootschap hebben ondervonden, Hij het voor ons mogelijk heeft gemaakt om tot dusver te komen en zo een snelle greep te nemen – een goede wortel, die een “aangename plant,” groeit. En hoewel de vijanden van de boodschap met al hun macht hebben getracht, om iedere mogelijke ingang af te sluiten, waardoor de boodschap de mensen mag bereiken, vind het gestaag haar weg tot de eerlijke harten—naar diegene die gewillig zijn de beschuldigingen van Christus te dragen; die gewillig zijn, verleidingen te weerstaan met Zijn volk, in plaats van te vertoeven in de tenten van goddeloosheid, die hun eeuwige leven als meer waardevol waarderen dan fijn goud; die bewust zijn dat deze goddeloze en zieke wereld, niets is in vergelijking met de rechtvaardige en eeuwigdurende wereld die te komen staat, en die op het punt staat voorbij te gaan. {6SC1-6: 10.1.3}
Aangezien de getallen in dit verslag aantonen, dat wij niet een dollar van onze geschenken hebben verloren, maar eerder ze hebben vermenigvuldigd, hopen wij, dat wij niet door nalatigheid, een ziel hebben verloren, die gered had kunnen worden. Onze harten zijn droevig, echter, wanneer wij denken aan de broeders die in duisternis worden gehouden, alleen omdat de bediening van het kerkgenootschap, de verzegelende boodschap verhindert tot hen te komen, en omdat in tegenstelling tot de wil van God (Jer. 6: 16); 1 Joh. 4:1) zij dwaas genoeg zijn om hun zaligheid aan sterfelijke mensen (in het bijzonder de predikanten) te verbinden, luisterend naar hun smaadredenen tegen de boodschap, terwijl zij zelf, omdat het hen verboden is, Tegenwoordige Waarheid literatuur te lezen, of te luisteren naar de dragers van de Tegenwoordige Waarheid boodschap, nauwelijks iets daar over weten! Bovendien, verbieden deze herders, wiens godsdienstvrijheid van hen afgenomen is, de leken voor zich zelf te onderzoeken. Vandaar dat, daar een groter gedeelte van zowel de bediening en de leken het offer vrezen dat zij moeten ondergaan,– zich afkeren van alle wereldgezindten en wereldgezindheid, of het verwijt van te zijn verworpen,– sluiten zij daarom volkomen gewillig hun oren voor de Stem van Christus, terwijl zij hen wijd open houden voor de stem van mensen, volledig vertrouwend op wat de conferentie presidenten zeggen, alsof de predikanten en de leken zonder verstand zijn, niet in staat te denken of voor zichzelf te beredeneren. Zo geven zij blindelings goedkeuring aan suggesties en bevelen van mensen, en leggen al hun God gegeven mogelijkheden van voor zichzelf oordelen aan de kant, met het gevolg, dat wanneer zij een stem horen, zij iemand nodig hebben om hen te vertellen of het de stem van een Goede Herder is, of van de “brullende leeuw.” Wat jammer! Moge de Here, hen genadig zijn, op de een of andere manier, hoe dan ook, hen redden van deze lauwheid (tevreden) toestand, door hen te helpen te zien, dat zij “ellendig, en jammerlijk en arm, en blind en naakt zijn” (Laodicean), want zij zien zeker hun benarde toestand niet in. Mogen zij de Stem van de Ware Getuige horen en genezen worden, is ons ernstig gebed. {6SC1-6: 10.1.4}
En nu daar het instituut toegerust is om het Evangelie werk te verzorgen, vragen wij alle Tegenwoordige Waarheid gelovigen, zichzelf met hart en ziel te verbinden met ons in het verspreiden van de boodschap, en onze literatuur wijd en zijd te verspreiden, totdat het ieder lid in het kerkgenootschap heeft bereikt. Dan zullen wij 144.000 man sterk, staan met het Lam op de berg Zion. {6SC1-6: 10.2.1}
————0———–
Gebeurde Als Voorbeeld van iets dat Weer gebeuren zal.
———–
“Om u bekend te maken de zekerheid van de redenen der waarheid; opdat gij de redenen der waarheid antwoorden moogt dengenen, die tot u gezonden worden.” Spreuken 22: 21. KJV {6SC1-6: 10.1.5}
“Opdat gij moogt kennen de zekerheid der dingen, waarvan gij onderwezen zijt.” Lukas 1: 4 KJV {6SC1-6: 10.1.6}
“ Ik weet, dat al wat God doet, dat zal in der eeuwigheid zijn, en er is niet toe te doen, noch is er af te doen; en God doet dat, opdat men vreze voor Zijn aangezicht.” Pred. 3:14 KJV {6SC1-6: 10.1.7}
“Dit wetende dat geen profetie van de Schrift is van eigen uitlegging.” 2 Petr. 1:20. KJV “Alle Schrift is van God ingegeven.” 2 Tim 3:16 KJV {6SC1-6: 10.1.8}
“Heilig hen in Uw Waarheid, Uw woord is waarheid.” Joh. 17:17 KJV {6SC1-6: 10.1.9}
De zekerheid van de Schrift, en de onveranderlijkheid van haar karakter, zijn duidelijk uiteengezet in de bovenstaande aanhalingen, vanuit de woorden van Hem Die van Zichzelf verkondigde te zijn: “De Weg, de Waarheid, en het Leven.” {6SC1-6: 10.1.10}
In zowel het Oude en het Nieuwe Testament wordt er een godsdienstige beweging in het oog gebracht, die georganiseerd en geleid is door de Schrijver van de Schriften, waarvan het eerste een “voorbeeld gebeurtenis,” is of type, van de tweede. Beide van deze bewegingen riepen Gods volk uit een staat van ballingschap, met specifieke instructies, met betrekking tot hoe diegene die de uitmaken van de organisatie, zichzelf mogen vrij maken van slavernij, en een land van vrijheid erven, vrede en overvloed. “En deze dingen alle zijn hun overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn.” 1 Cor. 10:11 KJV {6SC1-6: 10.1.11}
Aldus wijst de Exodus Beweging (het type) van Egypte naar Kanaän, vooruit naar een beweging, die de Heer op dezelfde methode al in het type zal lanceren, en die Gods volk zal bevrijden van alle aardse verbintenissen- zonde en zondaren—en hen leidden om het eeuwige koninkrijk te beërven. {6SC1-6: 10.2.2}
“En er zal een gebaande weg zijn voor het overblijfsel Zijns volks, dat overgebleven zal zijn van Assur, gelijk als Israel geschiedde ten dage, toen het uit Egypteland optoog.” Jes. 11:16 KJV {6SC1-6: 10.2.3}
In de analen van de kerkgeschiedenis, na de Exodus beweging, is de Herder’s Staf boodschap, de enige die geroepen is voor precies zo een beweging en precies past bij het type. (Zien ons traktaat nr. 8 en nr. 9) {6SC1-6: 10.2.4}
Maar laten wij eraan denken, dat de Exodus beweging in twee delen was, het eerste werd geleid door Mozes, en de tweede door Jozua. Het was de laatste, het gereinigde deel (de ene na de 40 jaren van de woestijn doorkruisen, en waarna allen behalve twee stierven die boven de leeftijd van 20 jaar oud waren, bleven over toen zij Egypte verlieten) dat het land innam. Wederom, de Herder’s Staf is de enige beweging die bij het type past—Het Israël van Jozua van vandaag; dat is, het is de enige beweging dat zijn volgelingen niet haalt van buiten de ouderlijke beweging. De Herder’s staf, erft de Z.D.A, beweging in haar zuiverste staat, (na de slachting van Ezechiël Negen) om haar in “het beloofde land,” te leiden, om het eeuwige koninkrijk te worden; net als in type, nadat de zij die mopperden, overleden waren, nam Jozua de Exodus beweging en leidde het in het land van Kanaän. (Zie ons traktaat nr. 8 en nr. 9). Vandaar dat de periode voordat de Herder’s Staf kwam—de periode van het Z.D.A. kerkgenootschap—die ene is waar de typische doorkruisingen , twijfelaars en zij die mopperden, gevonden worden, zowel tegen de grondlegger van de dieet principes (“gezondheid hervorming”)van de beweging, en de daarop volgende vloeken en slachting. {6SC1-6: 10.2.5}
Zo is het dat gemopper, klagen en in twijfel trekken de ogen van vele in de Advent beweging verblind heeft, hetgeen hen veroorzaakte zich af te keren van Christus hun Leider te volgen, en gestaag terug te keren naar Egypte; en zo is het dat net zoals Mozes de trieste ervaring schreef, van het type, zo schreef de grondlegger van het Z.D.A. kerkgenootschap, de nog triestere ervaring van het anti-type, door te zeggen: “Velen hebben in 1888, het zicht op Jezus verloren; en wederom: “Twijfel en zelf ongeloof in de getuigenissen van de Geest van God, doordringen onze kerken overal.”—“Testimonies for the Church,” Vol. 5, p. 217. {6SC1-6: 11.1.1}
Met andere woorden, net zoals ongeloof als deel van het oude Israel, hen terug stuurde om in de woestijn te dwalen, totdat allen die schuldig daaraan waren, zouden sterven, op gelijke wijze, keerde de Zevende Dag Adventisten van de Minneapolis Generale Conferentie in 1888, terug voor hun woestijn dwaling, totdat de schuldigen, of berouw zouden tonen, of zouden sterven. Moge God geven, dat wij, de kinderen van diegene die “de geschiedenis van dat volk hebben herhaald,” (Id., p. 160), vermaand mogen worden, door hun fouten, en acht mogen slaan op de oproep van het Elfde uur. {6SC1-6: 11.1.2}
Wederom: net zoals de Exodus Beweging, een korte tijd voordat zij het land van Kanaän betraden van hun zichtbare leider was beroofd, evenzo was de Advent Beweging van haar zichtbare leider beroofd, toen het de grenzen van het hemelse Kanaän naderde; en net zoals Jozua toen geroepen was, de voeten van Gods vermoeide pelgrims naar hun vaderland te leiden, net zo moet er een andere in deze tijd opstaan, ter vervulling van het type, om de voeten van Gods heiligen vandaag te leiden, van wie de Geest der Profetie zegt: {6SC1-6: 11.2.1}
“Iemand moet komen in de geest en kracht van Elia, en wanneer hij verschijnt, zal men zeggen: …’u legt de Schriften niet op de juiste wijze uit.’” –“Testimonies to Ministers,” pp. 475, 476. {6SC1-6: 11.2.2}
“Door een profeet, bracht de Heer Israël uit Egypte, en door een profeet werd hij gehoed.” Hos.12:13 KJV {6SC1-6: 11.2.3}
Moge ieder openhartig verstand, dat een onpartijdig onderzoek doet van de Herder’s Staf boodschap, de genade en de moet hebben toe te geven, dat het precies die oproep bevat, die voort gezonden is om “de grote hervormingsbeweging onder Gods volk,” toe stand te brengen (“Testimonies for the Church,” Vol. 9, p. 126) en om “macht en kracht te geven aan de Drie Engelen Boodschap,” (“Early Writings,” p. 277), zo dat de kerk, “Bekleed met het kleed van Christus Zijn gerechtigheid….schoon als de blanke maan, helder als de zon, en verschrikkelijk als legerscharen, de gehele wereld in moge gaan overwinnende en overwinnend.”—“Prophets and Kings,” p. 725. {6SC1-6: 11.2.4}
Aldus identificeren, zowel het type en de getuigenissen van de profeten, evenals de geschiedenis, de Herder’s Staf boodschap als de enige ingezegende om de kerk te leiden, bevrijd van zonde en zondaren, in het land van de Belofte, wanneer, “de tijden der heidenen vervult zijn.” (Lukas 21:24)KJV Wij hebben ook de belofte: “In de dagen van deze koningen, zal de God van de hemel, een koninkrijk oprichten, die nooit vernietigd zal worden.” Dan. 2; 44. KJV {6SC1-6: 11.2.5}
———–0———–
Vragen en Antwoorden
———–
DE NAAM DES HEREN NEMEN
VRAAG NR. 204:
Heeft Abel de naam des Heren niet aangeroepen (Gen. 4:4) toen hij offerande offerde? Als dat zo is, waarom zegt Gen. 4:26 dan dat nadat Seth geboren was, “toen begon men de naam van de Heer aan te roepen?” {6SC1-6: 11.1.3}
ANTWOORD:
Vanaf de dood van Abel, tot aan de geboorte van Seth, (Gen 4; 25), was Kain de enige levende zoon van Adam, maar noch Kain noch de generaties, die door hem kwamen, waren volgelingen van God. Vandaar dat Seth en zijn nageslacht, die de geest van Abel hadden, die “wedergeboren” waren (Joh.3:3) “de zonen van God,” waren. Gen. 6:2. Vandaar dat, omdat er twee verschillende klassen van aanbidders waren (bekeerden en onbekeerden) nauw verbonden met elkaar, om dan noodgedwongen, een onderscheid te maken tussen de volgelingen van de mens en de volgelingen van God, waren de afstammelingen van Seth, de eerste die “zichzelf door de naam des Heren,”(kantlijn) noemden, zoals wij heden ten dage onszelf door de naam van Christus, Christenen noemen; terwijl de afstammelingen van Kain, voortgingen genoemd te worden, “de zonen van mensen.” {6SC1-6: 11.1.4}
De Schriften dragen het bewijs dat de kwade en onwetende godsdienstige praktijken, die wij heden ten dage zien, hun begin hadden met Kain, en ook dat zoals Abel gedood werd voor het nauwgezet aanbidden, zoals God bevolen had, Zijn rechtvaardige invloed tot op deze dag strekt. Als gevolg daarvan, zijn er nog steeds de “zonen van mensen,” evenals de “zonen van God,” in de wereld. Net zoals de godsdienst van de “zonen van mensen,” in die dagen was zoals dat wat hun vader Kain uitoefende,– niet volgens Gods bevel, maar volgens hun eigen keus,– evenzo in deze dagen aanbidden een grote hoeveelheid op dezelfde wijze, waarop hun vader dat deed, niet de geringste moeite doen, om voor zichzelf het verschil te weten te komen, tussen goed en kwaad, maar natuurlijkerwijs en onnadenkend stormen zij hun noodlot tegemoet, zoals de zwijnen neerstortte toen de duivelen in hen traden. (Matt. 8:32) Ondanks de heilige naam echter, die de zonen van Seth in die dagen aannamen, hebben velen van hen zich vermengd met de zonen van mensen, doordat “de zonen van God zagen dat de dochters van mensen mooi waren; en zij namen zichzelf vrouwen daaruit die zij zelf kozen.” Gen. 6:2. {6SC1-6: 11.2.6}
Daar deze kwade praktijk heel snel de goddeloosheid van mensen in die dagen vermenigvuldigde, “zei de Heer: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd en twintig jaren…. En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was. Toen berouwde het den HEERE, dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan Zijn hart. En de HEERE zeide: Ik zal den mens, dien Ik geschapen heb, verdelgen van den aardbodem, van den mens tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb…. Want Ik, zie, Ik breng een watervloed over de aarde, om alle vlees, waarin een geest des levens is, van onder den hemel te verderven; al wat op de aarde is, zal den geest geven. Gen. 6:3, 5-7,17. KJV {6SC1-6: 11.2.7}
Toen Jezus vooruit keek naar onze dagen zei Hij: “Want gelijk zij waren in de dagen voor den zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot den dag toe, in welken Noach in de ark ging;39 En bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam, en hen allen wegnam; alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. Matt. 24: 38, 39 KJV Daarom zullen de zonen van God in deze generatie niet acht slaan op het voorbeeld dat voor hen gesteld is, en zichzelf gescheiden houden van “de dochters van mensen?” {6SC1-6: 12.1.1}
Deze voorbeelden leren dat iedere persoon vastbesloten moet zijn de waarheid te kennen en uit te oefenen, zonder de invloed van een ander, als hij wenst te ontsnappen aan het web van de vijand die onzichtbaar het pad van zijn voeten omlijnd. Ken uw eigen zaak, als u de krook van het eeuwige leven wil winnen, die uw meest kostbare sieraad is, en die datgene is waarvan u in het grootste gevaar bent om bestolen te worden door de vijand van uw ziel. {6SC1-6: 12.1.2}
————
BIJ WELKE VAN ZIJN KOMSTEN VIND HIJ WEINIG, OF GEEN GELOOF?
VRAAG Nr. 205:
In het licht van de verklaring: “ Ik zeg u, dat Hij hun haastelijk recht doen zal. Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde?”(Lukas 18:8) KJV, hoe kunnen de 144.000 op de berg Sion staan voordat de genadetijd afsluit? {6SC1-6: 12.1.3}
ANTWOORD:
In tegenstelling met de verklaring van Lukas 18: 8, zijn de woorden van Jesaja: “Om Sions wil zal ik niet zwijgen, en om Jeruzalems wil zal ik niet stil zijn; totdat haar gerechtigheid voortkome als een glans, en haar heil als een fakkel, die brandt. En de heidenen zullen uw gerechtigheid zien, en alle koningen uw heerlijkheid; en gij zult met een nieuwen naam genoemd worden, welken des HEEREN mond uitdrukkelijk noemen zal. En gij zult een sierlijke kroon zijn in de hand des HEEREN, en een koninklijke hoed in de hand uws Gods. Tot u zal niet meer gezegd worden: De verlatene, en tot uw land zal niet meer gezegd worden: Het verwoeste; maar gij zult genoemd worden: Mijn lust is aan haar! en uw land: Het getrouwde; want de HEERE heeft een lust aan u, en uw land zal getrouwd worden….En zij zullen hen noemen het heilige volk, de verlosten des HEEREN; en gij zult genoemd worden de gezochte, de stad, die niet verlaten is.” Jes. 62: 1-4, 12. KJV “En de vreemden zullen uw muren bouwen, en hun koningen zullen u dienen; want in Mijn verbolgenheid heb Ik u geslagen, maar in Mijn welbehagen heb Ik Mij over u ontfermd. En uw poorten zullen steeds openstaan, zij zullen des daags of des nachts niet toegesloten worden; opdat men tot u inbrenge het heir der heidenen, en hun koningen tot u geleid worden.” Jes.60: 10,11. KJV {6SC1-6: 12.1.4}
Gekleed in de wapenrusting van Christus gerechtigheid, is de gemeente gereed voor haar laatste strijd. Schoon als de blanke maan, stralend als de gloeiende zon, geducht als krijgsscharen,’ is zij gereed om de wereld in te gaan, overwinnende om te overwinnen.”—Prophets and Kings,”p. 725/ Van Jeruzalem tot Rome, p. 445. {6SC1-6: 12.1.5}
Daar deze Schriftgedeelten, tezamen met anderen, het idee verwerpen, dat wanneer Christus de tweede keer komt, er nauwelijks geloof en trouwe mensen gevonden zullen worden, kan de student van het Woord, alleen maar concluderen, dat zo een gevolgtrekking, afgeleid van Lukas 18: 8, een valse is. Vandaar dat de verklaring, “Wanneer de Zoon des mensen komt,” om het te laten overeenstemmen met andere gedeelten van de Schrift, toegepast moet worden op een komst anders dan die ene waar het gewoonlijk begrepen is van toepassing op te zijn. {6SC1-6: 12.2.1}
De komst van Christus, waar naar verwezen wordt in Lukas 18:8, wordt behandelt onder vraag nr. 206. {6SC1-6: 12.2.2}
Met betrekking nu tot de tijd dat de 144.000 op de berg Sion staan, zegt de Openbaarder: “En ik zag, en ziet, het Lam stond op den berg Sion, en met Hem honderd vier en veertig duizend, hebbende den Naam Zijns Vaders geschreven aan hun voorhoofden. En ik hoorde een stem uit den hemel, als een stem veler wateren, en als een stem van een groten donderslag. En ik hoorde een stem van citerspelers, spelende op hun citers; En zij zongen als een nieuw gezang voor den troon, en voor de vier dieren, en de ouderlingen; en niemand kon dat gezang leren, dan de honderd vier en veertig duizend, die van de aarde gekocht waren.” Openb. 14: 1-3 KJV {6SC1-6: 12.2.3}
“Dit zag ik, totdat er tronen gezet werden, en de Oude van dagen Zich zette, Wiens kleed wit was als de sneeuw, en het haar Zijns hoofds als zuivere wol; Zijn troon was vuurvonken, deszelfs raderen een brandend vuur.” Dan 7:9 KJV {6SC1-6: 12.2.4}
“En ik zag, en ik hoorde een stem veler engelen rondom den troon, en de dieren, en de ouderlingen; en hun getal was tien duizendmaal tien duizenden, en duizendmaal duizenden.” Openb. 5: 11 KJV {6SC1-6: 12.2.5}
“En na dezen zag ik, en ziet, de tempel des tabernakels der getuigenis in den hemel werd geopend. En de zeven engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit den tempel, bekleed met rein en blinkend lijnwaad, en omgord om de borst met gouden gordels. En een van de vier dieren gaf den zeven engelen zeven gouden fiolen, vol van den toorn Gods, Die in alle eeuwigheid leeft. En de tempel werd vervuld met rook uit de heerlijkheid Gods, en uit Zijn kracht; en niemand kon in den tempel ingaan, totdat de zeven plagen der zeven engelen geëindigd waren.” Openb. 15: 5-8 KJV {6SC1-6: 12.2.6}
Het feit dat de bijeenkomst van de beesten en van de ouderlingen, tezamen met de duizenden engelen (Dan. 7:0,10; Openb. 5:11) het oordeel dat gaande is gedurende de genadetijd inhoudt, ‘bewijst dat zij op de berg Sion staan voordat het oordeel stopt. Ook het feit dat met het ophouden van het oordeel en de afsluiting van de genade tijd, de gerechtelijke menigte, in het bijzonder het beest en de ouderlingen, uitgaan van voor de troon (omdat zij aardse mensen zijn en dus niet toegestaan zijn in de tempel te blijven terwijl de zeven laatste plagen worden uitgegoten,– Openb. 15: 5-8) en het feit dat de 144.000 op de berg Sion staan terwijl de beesten en de ouderlingen toch nog in de tempel zijn, bewijst dat de 144.000 op de bers Sion staan voordat de genadetijd afsluit. {6SC1-6: 12.2.7}
———–
DE TIJD OM HET ONKRUID TE MIDDEN VAN HET TARWE TE SCHEIDEN
VRAAG NR. 206:
“Christ’s Object Lessons,” p. 123, zegt: “Wanneer het werk van het evangelie voleindigd is, dan volgt meteen de scheiding tussen het goede en het kwade.” Neemt de scheiding hier genoemd niet plaats bij de tweede komst? {6SC1-6: 12.2.8}
Hoewel de passages die hierboven geciteerd zijn, van toepassing zijn op de scheiding bij de tweede komst van Christus, vind het haar oorspronkelijke toepassing voor de afsluiting van de genadetijd. De scheiding die plaats vind wanneer Christus de twee keer komt, is Zijn meenemen van de heiligen naar de Hemel met Hem (Joh. 14:3; 1Thess. 4: 17), en het achterlaten van de goddelozen hier op aarde (2 Thess, 2: 8). Op deze wijze brengt Zijn tweede komst, geen fysieke scheiding tot stand. Maar de scheiding die plaats vind voor de tweede komst van Christus is bij Zijn onzichtbare komst, wanneer Hij de “schapen,” aan Zijn rechterhand zet, en de “bokken,” aan Zijn linkerkant. (Math. 25: 32, 33; 13:30; Openb. 18:4; Math. 13: 48). {6SC1-6: 13.1.1}
In “Early Writings,” lezen wij: “Ik zag de heiligen de steden en dorpen verlaten, en gezelschappen vormen, en op de meest afgelegen plaatsen leven. Engelen verschaften hen voedsel en water, terwijl de goddelozen, honger en dorst leden. Toe zal ik de voornamen van de aarde tezamen raad nemen, en Satan en zijn engelen waren zeer bezig rondom hen. Ik zag een geschrift, afschriften waarvan over de verschillende delen van het land verspreid waren, en waarin last gegeven werd, dat tenzij de heiligen hun eigenaardig geloof wilden verzaken, de Sabbat opgeven, en de eerste dag van de week houden, het de mensen na een zekere tijd vrij zou staan om hen te doden. Maar in dit uur van beproeving waren de heiligen kalm en bedaard, vertrouwende op God, en zich verlatende op Zijn belofte, dat hun uitkomst gegeven zou worden. Op sommige plaatsen liepen de goddelozen op de heiligen toe om hen te doden, voor dat de tijd gekomen was, waarop het bevelschrift last gaf, dat zij gedood zouden worden; maar engelen in de gedaante van krijgslieden streden voor hen. Satan verlangde om het voorrecht te hebben, de heiligen van de Allerhoogste uit te roeien; maar Jezus gaf Zijn engelen last om over hen te waken. God zou verheerlijkt worden door een verbond te maken met degene die zijn wet gehouden hadden, ten aanschouwen van de heidenen rondom hen; en Jezus zou verheerlijkt worden door het naar de hemel opnemen, zonder dat zij de dood gesmaakt hadden, van de getrouwen, die Hem zo lang verwacht hadden.” Early Writings,” pp. 282, 283/ Eerste Geschriften, blz. 338. {6SC1-6: 13.1.2}
Het feit dat de heiligen profetisch gezien werden bij elkaar in gezelschappen, voor de tweede komst van Christus, bewijst wederom dat de scheiding tussen heilige en zonder plaats vind voor Zijn verschijning. De scheiding die tot stand gebracht word bij de tweede komst van Christus, echter is nog groter, vanwege het feit dat de heiligen naar de hemel genomen worden en de heidenen achter gelaten worden op aarde. {6SC1-6: 13.1.3}
————
DE TIJD OM DE WINDEN LOS TE LATEN
VRAAG NR. 207:
Als de engel die de eerste vruchten (de 144.000) verzegeld, voortgaat met de verzegeling van de tweede vruchten (de grote schare—Openbaring 7:9), zullen de vier engelen, de vier winden (Openb. 7: 1) door de verzegeling heen vasthouden van beide vruchten? {6SC1-6: 13.1.4}
ANTWOORD:
Daar Openbaring 7: 14 zegt dat de grote schare, (de tweede vruchten) “uit de grote verdrukking kwamen,” is het daarom onweerlegbaar, dat de vier winden vastgehouden zullen worden, slechts totdat de dienstknechten van God (de 144.000) verzegeld zijn, en dat wanneer de winden los gelaten worden en waaien, dan zal de grote schare verzameld worden en verzegeld—zodoende komend uit de “grote verdrukking” een tijd van benauwdheid, zoals er nooit geweest is sinds er een volk was, zelf tot die zelfde tijd toe.” Dan 12.1 KJV {6SC1-6: 13.1.5}
————
DE BRUILOFTSMAALTIJD VAN HET LAM
VRAAG NR. 208:
Wat is het huwelijk waarvan gesproken wordt in “Christ Object Lessons,” p. 307 en in “The Great Controversy,” p. 427? In een instantie, wordt er gezegd: “de eenheid van de mensheid met goddelijkheid.” In een ander geval, wordt het genoemd: “de ontvangst van Christus van Zijn Koninkrijk.” In een ander geval, wordt het gezegd dat: Het huwelijk plaatsvind in de hemel, terwijl zij op de aarde zijn,” wachtend, “op de Heer wanneer Hij zal terugkeren voor het huwelijk.” Tevens de worden: “Ziet de Bruidegom komt,” worden toegepast op Zijn komst naar de tempel voor het onderzoekend oordeel. Verhelder dit onderwerp alstublieft voor mij. {6SC1-6: 13.2.1}
ANTWOORD:
Laat ons gedenken dat deze figuurlijke termen, slechts gebruikt worden ter illustratie voor onze zaligheid en voor ons contact met de Hemel. In een geval, bijvoorbeeld, wordt het opzetten van het Koninkrijk geïllustreerd, door “de oogst,”; de onderdanen van het koninkrijk, door de “tarwe,” en het koninkrijk zelf door de “schuur,” Math. 13:30. In een ander geval, wordt het opzetten van het koninkrijk, geïllustreerd, door de engelen, die “het net,” aan wal trekken en dan door het neerzitten van hen, om de goede (vissen) te verzamelen en hen in “vaten,” te zetten. (Math. 13: 48); de onderdanen van het koninkrijk, door de goede vissen; en het koninkrijk zelf, door de “vaten.” {6SC1-6: 13.2.2}
Andere van zulke figuurlijke voorstellingen worden gebruikt, maar als wij vergeten, dat het slechts illustraties zijn, zullen wij in de war raken of de heiligen, “tarwe,” “vis,” “planten,” (Jes. 5: 7), “kroon,” (Jes. 62: 3), “echtgenote,” (Jes. 54: 6) of iets anders zijn. {6SC1-6: 13.2.3}
Het is waar dat het huwelijk van Christus een “eenheid van de mensheid met Goddelijkheid.” is; maar het is ook “de ontvangst van Christus van Zijn Koninkrijk,” omdat de mensheid Het Koninkrijk IS. Daarom, wanneer Hij Zijn Koninkrijk ontvangt, verbind Hij de mensheid met Goddelijkheid. {6SC1-6: 13.2.4}
De ontvangst van Zijn Koninkrijk, vind plaats in de Hemel, terwijl de heiligen op de aarde zijn. Dit feit, werd het eerst aan ons bekend gemaakt door Daniel, toen hij schreef: “Verder zag ik in de nachtgezichten, en ziet, er kwam Een met de wolken des hemels, als eens mensen zoon, en Hij kwam tot den Oude van dagen, en zij deden Hem voor Denzelven naderen. En Hem werd gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden.” (Dan. 7: 13,14); en ten tweede door Jezus toen Hij van Zichzelf zei: “Een zeker welgeboren man reisde in een ver gelegen land, om voor zichzelven een koninkrijk te ontvangen, en dan weder te keren.” Lukas 19: 12. KJV {6SC1-6: 13.2.5}
Het huwelijk is de kroning van Christut. Het vind in de hemelse tempel plaats, wanneer al Zijn onderdanen opgemaakt zijn,– wanneer het onderzoekend oordeel afgerond is en de genade tijd afgesloten is,– voordat Hij komt, om de heiligen tot Zichzelf (Joh. 14:3) te “ontvangen,” en voordat zij hem “in de lucht,” ontmoeten. 1 Thess. 4: 16, 17. {6SC1-6: 13.2.6}
In een ander geval echter, worden de leden van de kerk voorgesteld als gasten (Openb. 19: 9; Math 22: 9, 10), hoewel de bruiloft (kroning) plaats vind in de Hemel, en de gasten op de aarde zijn. desalniettemin, na het huwelijk (kroning), zal Jezus neerdalen van de Hemel en de gasten tot Zich nemen, zodat waar Hij is, zij ook mogen zijn (Joh. 14: 1-3), en dan zullen de heiligen in werkelijkheid eten van het “bruiloftsmaal van het Lam.”—“The Great Controversy,” p. 427; Openb. 19:9. In dit geval, terwijl de heiligen gezegd worden gasten te zijn, wordt van de Heilige Stad gezegd, dat het “De Bruid,” is. Openb. 21: 9, 10. Wederom, vlak voor het huwelijk (kroning), wanneer de heiligen nog steeds op aarde zijn, wordt van hun gezegd, dat hun gerechtigheid, het “fijne linnen,” van de bruid (stad) is. (Openb. 19:8) {6SC1-6: 13.2.7}
De lessen die geleerd worden door deze vele illustraties, worden onschatbare juwelen voor hen die ze in acht nemen. {6SC1-6: 13.2.8}
————0———–
Een Persoonlijke Getuigenis
Ik geloof dat ik heel ondankbaar zou zijn tot God en alle Tegenwoordige Waarheid gelovigen, als ik niet vertel hoe gelukkig ik ben om geteld te worden als een van de Herder’s Staf gelovigen. {6SC1-6: 14.1.1}
Ik kwam in de Adventisten waarheid in 1929, en was betrokken bij colporteurs werkzaamheden in Hawaii, toen deze schitterende boodschap tot mij kwam. Om een onbekende reden, had ik er nooit van gehoord, totdat een geliefde zuster in Honolulu, op een Sabbatmiddag in juli 1939 tot mij bracht, toen hoorde ik een stem tot mij zeggen: “Dit is de Ware Getuige aan de Laodiceanen. Mijn verassing was zeer groot toen in te weten kwam dat wij al tien jaren lang een hervormingsboodschap in onze kerk hadden. Ik geloof, dat de Heer mij in contact bracht met “De Herder’s Staf,” omdat ik aan het bidden was, dat Hij een boodschap zou zenden om mij en de kerk te reinigen. Zes weken, nadat ik begonnen was “De Herder’s Staf,” te bestuderen, was ik naar Mt. Carmel aan het varen. {6SC1-6: 14.1.2}
Ik ondervond dat de mensen op Mt. Carmel allen wezenlijk waren, wat ik van hen verwachtte te zijn, en ik prijs God dagelijks, voor het hebben van dit grote voorrecht om met Zijn volk te zijn en voor de hoop van Zijn spoedige komst om ons naar huis te verzamelen. {6SC1-6: 14.1.3}
Hoewel in mijn werk, God vele malen tot mij gesproken heeft, door te zeggen: “Ga hier of ga daar, heeft Hij nooit zo duidelijk tot mij gesproken, dan toen Hij zei: “Dit is de waarheid, Wandel hierin.” Onbeschrijfelijk gelukkig ben ik dat ik gehoorzaamd heb, mijn grote zorg en hoop is nu dat mijn voorbeeld zodanig mag zijn, dat allen aangemoedigd mogen worden die Zijn stem gehoord hebben die zegt: “Dit is de weg, wandel hierin,” snel Hem volgen en dat Ik een lichtkanaal mag zijn voor diegene die nog in duisternis zijn, met betrekking tot de oproep van het huur. {6SC1-6: 14.1.4}
“Zie, Ik kom haastelijk; houd dat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme.”Openb. 3:11 KJV {6SC1-6: 14.2.1}
–BETTY PLAYER.
———-
DAT IS MT. CARMEL
Onder de Zuiderlijke zon en maan—
Dat is Mt. Carmel.
Onder de wolken die het blauwe als een sluier bedekken—
Dat is Mt. Carmel.
Onder de sterren die zacht door schitteren—
Dat is Mt. Carmel.
Waar het bos en het veld opzien naar God—
Dat is Mt. Carmel.
Waar poorten geopend, Gods eigendom uitnodigen—
Dat is Mt. Carmel.
Waar geliefden komen en geliefden vertrekken—
Dat is Mt. Carmel.
Waar de gouden olie onophoudelijk vloeit—
Dat is Mt. Carmel.
Een thuis waar heiligen liefdevol vertoeven—
Dat is Mt. Carmel.
De Heilige vreugde die engelen kennen—
Dat is Mt. Carmel.
Streven naar Uw Koninkrijk die kome—
Dat is Mt. Carmel.
–BETTY PLAYER.
———0——-
Vereisten Voor Zielen Winning
———-
Een ernstige weerspiegeling van onze plicht in het winnen van zielen, zal ons niet alleen verlichten in de principes van Evangelie zendingswerk, maar zal ons ook stimuleren een harten-doorzoekend onderzoek te doen en onze levens grondig te onderzoeken—verleden, heden en toekomst. {6SC1-6: 14.1.5}
De Heer zegt: “Gij nu, o mensenkind! Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israëls; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen. Als Ik tot den goddeloze zeg: O goddeloze, gij zult den dood sterven! en gij spreekt niet, om den goddeloze van zijn weg af te manen; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. Maar als gij den goddeloze van zijn weg afmaant, dat hij zich van dien bekere, en hij zich van zijn weg niet bekeert, zo zal hij in zijn ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw ziel bevrijd.” Ezechiel 33: 7-9 KJV {6SC1-6: 14.1.6}
“En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen.” Markus 16: 15 KJV {6SC1-6: 14.1.7}
“Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde.” KJV {6SC1-6: 14.1.8}
Deze Schriftgedeelten brengen ons een levendig besef, van de aard en draagwijdte van onze plicht tot al de zielen, die wij ontmoeten en mee verbonden zijn. Zowel thuis en daarbuiten, persoonlijk en bij volmacht, moeten wij arbeiden om goed te doen voor de gehele mensheid, het licht van de Derde Engelen Boodschap geven, en getuigend van wat Jezus onze Verlosser voor ons heeft gedaan in het verlossen van ons van de schuld en macht van de zonde. {6SC1-6: 14.1.9}
Zendingswerk mag ons als een plicht toeschijnen, en het kan zelf zwaar zijn, zoals taken dat op een bepaalde manier zijn, maar als de liefde van Jezus, door de Heilige Geest naar alle kanten in onze harten verspreid is, zullen wij het altijd onze hoogste en meest vreugdevolle voorrecht achten, om zielen voor Hem te winnen. De liefde van Christus noodzaakt ons, om de dwalenden en zij die verloren gaan te zoeken (2 Cor. 5: 14), en te weten dat wij samenwerken met hemelse werktuigen in het redden van zielen uit de duisternis van deze wereld. (Col. 1: 12-14; Handelingen 26: 18) {6SC1-6: 14.2.2}
Toen de Meester de twaalf op hun zendingsreis uitstuurde, zette Hij het principe uiteen: “om niet hebt gij het ontvangen, geef het om niet.” Math. 10: 8. KJV. Hij gaf hun macht over de macht van de vijand, over ziekte en ook de macht om het Evangelie te prediken. En vandaag is het net zo noodzakelijk dat wij deze gaven hebben, als het voor de discipelen was om hen te hebben. Hij zegt: “Zonder Mij kunt gij niets doen.” Joh. 15: 5; Vol. 5, p. 159. Ik adviseer blijft gij in de stad Jeruzalem, zoals de vroege discipelen dat deden, totdat zoals hen, u de doop van de Heilige Geest zult ontvangen.”
Het is niet hard te zien dat in deze dagen, dat veel van het zendingswerk, dat gedaan wordt, te kort schiet van het vertonen van de macht en het karakter dat deze gave gepaard gaat. {6SC1-6: 14.2.3}
Velen begrenzen hun zendingspogingen tot het verspreiden van de leerstellingen en de profetieën van de Boodschap, terwijl Christus en het Evangelie van verlossing volledig weggelaten worden, of slechts af en toe genoemd worden, nauwelijks meer dan ter zake doet in de geschiedenis. Het resultaat is dat voor diegene die zo een levenloze boodschap ontvangen, Christus niet de Bedienaar van besnijdenis van het hart is geworden (Rom. 15: 8; Rom. 2: 29), dat het lichaam van zonde vernietigd mag worden, en dat van nu af aan, zij niet de zonde dienen (Rom.6:6-8). Zo een ontzenuwd zendingswerk, is wat onkruid in de kerk brengt, en van zulk werk zegt de Heer: “Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeën, gij geveinsden, want gij omreist zee en land, om een Jodengenoot te maken, en als hij het geworden is, zo maakt gij hem een kind der helle, tweemaal meer dan gij zijt.” Math. 23: 15 KJV {6SC1-6: 15.1.1}
Iedere boom draagt vruchten naar zijn aard; soort zoekt soort. Een stroom kan niet hoger dan haar bron stijgen. Evenzo kunnen zij die werken in Gods wijngaard, hun bekeerlingen niet geestelijk hoger kunnen laten stijgen, dan dat zij zelf zijn. Dit is een hele plechtige gedachte, en moet ons leiden tot een diep onderzoek van het hart. Wanneer de boodschap gepredikt wordt door argumenten en wijsheid van mensen zonder de macht en demonstratie van de Geest (1 Cor. 1: 17), de hoorders van het Woord, hoewel intellectueel overtuigd van de argumenten, worden onbekeerd tot Christus gelaten, met het resultaat dat de verlossing van Christus nutteloos voor hen is, en dat wanneer Hij hen roept, zij Zijn Stem herkennen. {6SC1-6: 15.1.2}
In Romeinen 3:1,2 en Rom. 9:3-5, plaatst Paulus een hoge waardering op het bezit van leerstellige kennis, maar de bezitter kan zijn als Nicodemus, voor wie, hoewel hij een leraar in Israël was, de nieuwe geboorte een mysterie was. En van dezulken zegt Christus, zij kunnen het Koninkrijk van de hemel niet ingaan, of zelf het zien. {6SC1-6: 15.1.3}
Heden ten dage weten wij, dat er velen zijn, die al de leerstellingen van ons geloof kennen, en die zelf in staat zijn hen tegen alle tegenstand kunnen verdedigen. Zij belijden God geboden houdende volk te zijn, maar zijn eigenlijk onbekend met Jezus Christus. Velen die jaren in de kerken zijn, hebben nooit Joh. 3:16 of Rom. 5:1-5 ervaren. {6SC1-6: 15.1.4}
Ongeacht hoe lang iemands naam in de Kerkverslagen geweest is, als hij niet opnieuw geboren is, (gerechtvaardigd door geloof) is hij buiten Christus, en is vreemd aan de zegeningen van het Evangelie. {6SC1-6: 15.1.5}
“Er is niet één op de honderd, die voor zichzelf de Bijbel waarheden over dit onderwerp (rechtvaardiging door geloof) begrijpt, dat zo noodzakelijk is voor onze huidige en eeuwige welzijn.”Christ Our Righteousness.” p. 106. {6SC1-6: 15.1.6}
“Sommige van onze broeders ontvangen de boodschap van God over dit onderwerp niet. Zij schijnen bevreesd te zijn dat geen van onze predikanten zich van hun voormalige wijze van de goede oude leerstellingen onderwijzen zullen keren. Wij vragen ons af, is het geen tijd dat vers licht tot het volk van God moet komen, om hen te ontwaken tot grotere ernstigheid en ijver? De uitermate grote en waardevolle beloften die ons in de Heilige Schriften zijn gegeven, zijn tot een zeer grote mate, uit het zicht verloren, net zoals de vijand van alle gerechtigheid, ontworpen heeft, dat het zal zijn. Hij heeft zijn eigen donkere schaduw tussen ons en onze God geworpen, zodat wij niet het ware karakter van God kunnen zien… Als volk, hebben wij de wet gepredikt, totdat wij zo droog zijn als de heuvels van Gilboa, die noch dauw noch regen heeft.”—“Christ Our Righteousness,” p. 64,65. {6SC1-6: 15.1.7}
“De wachters zijn verantwoordelijk voor de toestand van het volk…. Juist diegene die het meest actief en waakzaam zouden moeten zijn in het uur van gevaar, veronachtzamen hun verplichting en brengen het bloed van zielen op zichzelf.”—“Testimonies,” Vol. 5, pp. 235, 234. {6SC1-6: 15.2.1}
“Onze leerstellingen mogen juist zijn; wij kunnen foute leerstellingen haten; en wij kunnen diegene niet ontvangen die niet trouw zijn aan principes; wij mogen met onvermoeide energie arbeiden; maar zelf dit volstaat niet… Geloof in de theorie van de waarheid is niet genoeg; om de theorie te presenteren aan ongelovigen maakt u niet een getuige voor Christus.”—“Review and Hereald,” 3 febr. 1891; “Christ Our Righteousness,”pp. 98, 99. {6SC1-6: 15.2.2}
“Hoe veel meer kracht zou gepaard gaan met de prediking van het Woord heden ten dage, als mensen minder zouden stilstaan bij de theorieën en argumenten van mensen, (1 Cor. 1:17) en veel meer op de lessen van Christus, en op praktische goddelijkheid.”—“Review and Herald,” 7 jan. 1890; “Christ Our Righteousness,” p. 99. {6SC1-6: 15.2.3}
“De grootste misleiding van het menselijk verstand in de dagen van Christus was, dat slechts een instemming met de waarheid, gerechtigheid inhoud. In alle menselijke ervaringen, heeft theoretische kennis van de waarheid bewezen, onvoldoende te zijn voor het redden van de ziel. Het brengt niet de vruchten van rechtvaardigheid voort… Hetzelfde gevaar, bestaat nog steeds. Velen nemen het voor lief, dat zij Christenen zijn, eenvoudigweg omdat zij overeenstemmen met bepaalde theologische leerstellingen.”—“Christ Our Righteousness,” pp. 99, 100. {6SC1-6: 15.2.4}
“De predikanten hebben Christus niet in Zijn volheid aan het volk gepresenteerd, noch in de kerken of in de nieuwe velden; en het volk heeft geen verstandelijk geloof. Zij zijn niet geïnstrueerd, zoals zij zouden moeten, dat Christus zowel verlossing en gerechtigheid voor hen is.”—“Christ Our Righteousness,” p. 111. {6SC1-6: 15.2.5}
“Dit weet ik, dat onze kerken om komen omwille van de behoefte van onderwijzing van het onderwerp van rechtvaardigheid door geloof in Christus, en over verwante onderwerpen.”—“Christ Our Righteousness,” p. 113. {6SC1-6: 15.2.6}
Deze feiten openbaren de directe oorzaak van de neergang van Laodicea, en wijzen feilloos naar het geneesmiddel. {6SC1-6: 15.2.7}
Altijd wanneer mannen en vrouwen, die de nieuwe geboorte nog niet ervaren hebben, in zendingswerk voor anderen betrokken zijn, kunnen zij hen leiden, niet tot Christus, maar slechts tot de theorieën van de leerstellingen. De arbeider die niet gewassen is in het bloed van Jezus, is een blinde man, die de blinde probeert te leiden, of zoals een melaatse tracht een melaatse te genezen. Ja, in Gods ogen, is hij schuldiger dan de ene voor wie hij arbeid. {6SC1-6: 15.2.8}
————-0————-
“AAN DE TWAALF STAMMEN DIE IN EEN VREEMD LAND VERPREID ZIJN”
In Het Belang van het Z.D.A. Kerkgenootschap
Dit kleine blad is toegewijd ter overdracht van nieuws artikelen en hervormingsactiviteiten voor Tegenwoordige Waarheid gelovigen; om vragen te beantwoorden in verband met de verzegelende boodschap van de 144.000 (Openb. 7: 1-8) en de grote schare (Openb. 7:9), over de profetieën van Jesaja, Zacharia, Zefanja, Micha, Hosea, Joel, Daniel, De Openbaring, Ezechiël, Jeremia, etc., maar nog vollediger over de eerste acht boeken die hierboven genoemd zijn; over de gelijkenissen van Christus, over typen en symbolen, en ook over de geschriften van Mw. E. G. White. {6SC1-6: 16.1.1}
Deze maandelijkse bezoeker, beloofd hoe dan ook, vragen te beantwoorden over zulke passages van de Geschriften, alleen zoals zij goddelijk geopenbaard zijn en gezaghebbend verkondigd—het bevestigende teken van waarheid dragend. Daarom zal het of een correct antwoord op de vragen geven of ander bekennen dat het onwetend is door te zeggen: “Ik weet het niet.” {6SC1-6: 16.1.2}
Haar belangrijkste doel is het feit te openbaren dat de tijd gekomen is voor de Heer om Zijn macht te manifesteren, en de kerk van God te verenigen en te zuiveren—haar oproepend om te verrijzen van haar stoffige bed en haar kracht aan te doen, en haar geschenken van prachtige klederen, want “voortaan,” zal de onreine niet tot haar genaken. Jes. 52:1. {KJV} {6SC1-6: 16.1.3}
Daarom, eist het waarlijk, dat de boodschapper van “de grote en geduchte dag des Heeren,” onder haar supervisie, strikt al haar vereisten, instructies en adviezen, die het van tijd tot tijd tot hen draagt, moeten gehoorzamen. Het zal geen weerspiegeling zijn van hen die haar goddelijke autoriteit, negeren.—de kerk zal een licht zijn voor de hele wereld–schoon als de maan—helder als de zon, en vreselijk als een leger met legerscharen. Jes. 62:1-7; Prophets and Kings, p. 725 {6SC1-6: 16.1.4}
De symbolen op de voorpagina, zijn een reproductie van de Openbaring, hoofstukken twaalf en negen, en Jesaja 7: 21, waarvan de symbolen in onze beschikbare literatuur zijn uitgelegd. {6SC1-6: 16.2.1}
Deze maandelijkse trooster, roept verheugd alle Z.D.A.’s op, die hun deuren openen en haar bezoek verwelkomen. Het geeft vrijwillig haar tijd om diegene te bedienen die erfgenamen tot verlossing zullen zijn, en collecteert noch vergoedingen, noch rekent het kosten voor haar onzelfzuchtige dienst. Het leeft van vrijwillige gaven, en vrijwillige offeranden—het belast niemand en vertroost allen. Haar constante gebed is dat al haar klanten welvarend zullen zijn en gezond zijn, gelijk uw ziel welvaart. (3 Joh. 2) {KJV} {6SC1-6: 16.2.2}
Stel u vragen helder en duidelijk, door de verwijzingen te geven en er zal voor ze gezorgd worden, zo spoedig als hun beurt op de wachtlijst dat toestaat. {6SC1-6: 16.2.3}
Als u wenst dat deze gedrukte vriend regelmatig naar uw huis komt, evenals andere gratis literatuur, stuur uw naam en adres naar de Universele Uitgevers Ass. Symbolische Code Afdeling, Mount Carmel Center, Lake Waco, Texas. {6SC1-6: 16.2.4}
De Universele Uitgevers Associatie
Mt. Carmel Centrum Waco, Texas
Gedrukt in de Verenigde Staten van America
———0———
Bespaar Geld, Verkrijg Wijsheid, Oogst een Oogst
————–
De namen en adressen van vijf Z.D.A’s tezamen met vijftig centen in contanten, gezonden naar de Universele Uitgevers Ass., Mt. Carmel Center, Waco Texas, zal de inzender recht geven op een kopie van “De Herder’s Staf,” Deel 2, die 304 bladzijden telt, gebonden in groen karatol, en gemaakt om origineel voor twee dollars verkocht te worden. {6SC1-6: 16.1.5}
INHOUDSOPGAVE
De Zonde Tegen de Heilige Geest – Wat is dat?
Drie Dagen en Drie Nachten in het Hart van de Aarde (Geïllustreerd)
De Profetieën van Daniel en de Openbaring Bevatten de Werelds Geschiedenis (Geïllustreerd)
De Kerk van God in het Symbool van een Vrouw (Geïllustreerd)
Het Luipaard-achtig Beest-Open.13:1-10 (Geïllustreerd)
Het Twee-hoornig Beest—Openb.13:11-19 (Geïllustreerd)
Het Scharlaken-rood Beest—Openbaring 17 (Geïllustreerd)
De Vrouw Rijdend op het “Beest,” “Hoofden,” En “Wateren” (Geïllustreerd)
De Uitermate Grote Hoorn—Daniel 8 (Geïllustreerd)
Het Beest (666), de Valse Profeet, de Moeder der Hoeren, de Man van Zonde—Wie Zijn Zij? (Geïllustreerd)
De 144.000—Openbaring 7 en 14
Aan Het Einde van de Genade Tijd, Graven Houden Op Te Bestaan—Openbaring 14 en 15
Matheus 24 en de Tekenen van Christus Komst
De Tien Maagden—Matheus 25
De Zeven Zegels en het Heiligdom—Openbaring 4-8 (Geïllustreerd)
Tarwe en Gerst, Ieder Voor een Cent—Openb. 6: 6; Math 20: 1-16 (Geïllustreerd)
Waarom de Fout van William Miller
De Vloed van Noah—Type en Anti-type (Geïllustreerd)
De Eerste en Tweede Tempel –Type en Anti-type (Geïllustreerd)
Zacharia Vier (Geïllustreerd)
De Machtige Rivier—Ezechiël 47 (Geïllustreerd)