fbpx

Deel 2 Tijdige Groeten Nr. 38

(Ter Correctie)

KERNGEDACHTE:

Het Oordeel Behoort God Toe.

  Ik zal lezen uit Christ’s Object Lessons, te beginnen op pagina 72, bovenaan de blad­zijde, laatste alinea (“Lessen uit het Leven van Alledag,” blz. 39, 40): {2TG38: 2.1}

  “Velen die zichzelf Christenen wanen zullen uiteindelijk te licht bevonden worden. Velen zullen in de hemel zijn, van wie hun buren veronderstelden dat zij daar nooit zouden zijn. De mens oordeelt naar hetgeen hij ziet, maar God oordeelt het hart. De tarwe en het onkruid moeten tezamen opgroeien tot de oogst; en de oogst is het einde van de gena­detijd (…) Ondanks de waarschuwing van Christus, heeft de mens getracht het onkruid uit te roeien. Om hen te straffen van wie verondersteld werd dat zij boosdoeners waren, heeft de kerk haar toevlucht gezocht bij bur­gerlijke machten. Zij die het niet eens waren met de gevestigde leerstellingen werden ge­vangen gezet, zij werden gemarteld en ter dood gebracht, onder aanstichting van mannen, die beweerden in opdracht van Christus te handelen. Maar het is de geest van Satan, niet de Geest van Christus die zulke hande­lingen inspireert. Deze is Satans eigen me­thode om de wereld onder zijn heerschappij te brengen. God werd op verkeerde wijze voorge­steld door de kerk door deze wijze van hande­len met hen van wie verondersteld werd dat zij ketters waren. Niet het oordelen en ver­oordelen van anderen, maar nederigheid en het wantrouwen van het eigen ik, is de onderwij­zing van de gelijkenis van Christus. Niet alles wat op de akker is gezaaid is goed zaad. Het feit dat men in de kerk is, is nog geen bewijs dat men een Christen is.” {2TG38: 2.2}

  Waar moeten wij nu voor bidden? — Overeen­komstig de lezing, zouden wij moeten bidden dat wij anderen niet oordelen; dat wij als kerk slechts afrekenen met open zonden. Laat ons neerknielen. {2TG38: 2.3}

2

2 TIJDIGE GROETEN 38

FUNDAMENTELE GRONDBEGINSELEN

VAN OPVOEDING.

Bijzondere toespraak gehouden door T. Houteff,

Predikant van de Ze­vende-dags Adventist

op Zondagavond, 8 September 1946

Mt. Carmel Kapel Waco, Texas.

Spr. 22:3, 6, 10, 15 — “De schrandere ziet het onheil en bergt zich, maar de onverstandi­gen gaan hun gang en worden gestraft. (…) Oefen de knaap in de weg die hij gaan moet, en wan­neer hij oud geworden is, zal hij daarvan niet afwijken. (…) Jaag de spotter weg en de twist verdwijnt, en het twisten en smaden houdt op. (…) Is dwaasheid vastgehecht in het hart van een knaap, de tuchtroede zal haar vandaar verdrijven.”

  Verstandige ouders blikken vooruit. Zij zijn behoedzaam in het zekerstellen van de toekomst van hun kinderen. Dit doen zij door de uit de Hemel afkomstige grondbeginselen in hun kinde­ren in te prenten, waarop hun kinderen op suc­cesvolle wijze hun loopbaan voor het leven kunnen bouwen. Een slechte fundament zal hun altijd weghouden van iets dat hoger reikt, dan hetgeen het fundament zelf te bieden heeft, zij het op godsdienstig gebied of in een han­delsbetrekking. {2TG38: 3.1}

  Ouders zouden zich ervan bewust moeten zijn, dat wan­neer hun kinderen hun tienerjaren be­reiken, zij in meerdere of mindere mate onaf­hankelijk, verantwoordelijk voor zichzelf worden. Zij dansen, om zo te zeggen, overeen­komstig (de maat van) hun eigen muziek. Hoe belangrijk is het, daarom, dat zij van te voren de kennis bezitten die noodzakelijk is om hen veilig door die tienerjaren heen te leiden. {2TG38: 3.2}

  Om te beginnen, zouden hen op godsdienstige

3

 wijze goede zeden moeten worden bijgebracht, de waarde van tijd, hoe resultaten te verkrijgen in een gegeven hoeveelheid tijd. Zij zouden ten volle moeten worden gewaarschuwd voor de noodlottige resultaten van verspilde minuten. Inderdaad, zij moeten er toe geleid worden zich te realiseren dat de gezamenlijke minuten en uren die goed worden besteed en dat de  verworven kennis tijdens hun tiener­jaren hun gehele leven zal vormen. Zij zouden moeten weten dat de momenten van de tienerja­ren de meest belangrijke momenten zijn in heel hun leven, en dat wanneer zij eenmaal verspild zijn, zij voor altijd verloren zijn. De kinderen moeten zeer zeker deze dingen weten voordat zij hun tienerjaren bereiken. {2TG38: 3.3}

  Deze fundamentele beginselen worden zelf op meer realistische wijze gezien wanneer men in beschouwing neemt dat gewoonten maar al te gemakkelijk worden gevormd, maar dat zij in de praktijk onmogelijk kunnen worden uitge­delgd. Dit is waarom kinderen datgene zijn wat hun ouders van hun gemaakt hebben. {2TG38: 4.1}

  Verder is het zo, dat jongens en meisjes grotere energie hebben dan welke tijd ook daarna, en daarom kunnen zij meer presteren in die jaren dan dat zij dat kunnen in een even lange periode op hetzelfde terrein van inspanning streven en ervaring. {2TG38: 4.2}

  Ongetwijfeld zijn ook de tienerjaren van ieder kind de meest kritieke. Zoals ik reeds vermelde, zullen ouders niet wachten totdat de crisis aanbreekt, maar zij zullen lang van te voren beginnen om het te voorkómen. Om dit te doen, moeten de ouders vroeg in het leven van het kind, vaststellen wat de aanleg van het kind is, zodat zij hem op tijd kunnen helpen te beslissen wat zijn beroep zal zijn. Zij zouden hem moeten helpen zijn doel vast te leggen, en dan in hem een ijver scheppen om dat doel te bereiken. Zij die geen doel hebben, hebben niets om naar toe te werken. Zij drijven als een stuk drijfhout (vlot) in de oce­aan, en hun gangen zijn even doelloos als die van een vlinder. Kinderen

4

 die een doel voor ogen hebben om naar toe te streven, en die zich er voortdurend op richten, bereiken het, en zij zullen stellig de tijd van ondeugd omzet­ten in voordeel. {2TG38: 4.3}

  Aan kinderen zal ook de waarde van de dollar (of gulden) moeten worden bijgebracht. In ­plaats van de gewoonte aan te kweken om iedere stuiver die zij krijgen uit te geven, zou hun moeten worden bijgebracht zoveel mogelijk te sparen. Wanneer zij eenmaal de smaak te pakken hebben van het openen van een spaarrekening, zelfs al is het minder dan een gulden om mee te beginnen, zullen zij op zorgzame wijze daarmee doorgaan. Op deze wijze zal sparen voor hen een spannende aanwensel worden. Kin­deren die niet geleerd hebben om te verdienen en te sparen, en die uiteindelijk iets van zichzelf gemaakt hebben, doen dat niet vanwege hun ouders, maar ondanks hen. {2TG38: 5.1}

  Er zijn duizenden mensen, sommigen in iede­re leefgemeenschap, die geen idee hebben hoe met geld om te gaan of hoe een gezin te lei­den. Deze ongelukkigen, ongeacht hoeveel zij verdienen, hebben nooit iets achter de hand voor slechte tijden. Zij zijn altijd arm en hebben altijd schulden, zij verwachten altijd dat er hulp ergens vandaan komt. {2TG38: 5.2}

  Leer uw kinderen om niets aan te kopen waarvan zij niet bij voorbaat de volle prijs weten, en zelf alleen dan, wanneer zij abso­luut de artikelen nodig hebben. Alles wat op afbetaling is kost meer. En dat betekent na­tuurlijk, minder dingen en meer werk en een moeilijker tijd voor de koper. In vele gevallen wordt een deel van de betalingen niet uitgevoerd, en als resultaat gaan de artikelen terug naar de oorspronkelijke bezitters. In zulke gevallen, lijdt de koper een totaal verlies aan zijn gehele investering. Onnodige schulden ruïneren ieder jaar honderden huisgezinnen. Ouders zouden door voorbeeld en voorschrift

5

 hun kinderen moeten opvoeden tegen een dergelijke zakken-rovende en gezin-verbrekende gewoonte. {2TG38: 5.3}

Zij die hun problemen met anderen bespreken, ontvangen vaak handige suggesties en licht op hun pad; daardoor vermijden zij verlies en schande. {2TG38: 6.1}

Als voortzetting van onze studie, zal ik nu lezen uit– {2TG38: 6.2}

Deut.11:13-28–“En het zal geschieden, zo gij naarstig zal horen naar Mijn geboden, die Ik u heden gebied, om de Here, uw God, lief te hebben, en Hem te dienen met uw ganse hart en met uw ganse ziel, zo zal Ik de regen uws lands geven te zijner tijd, vroege en spade regen, opdat gij uw koren, en uw most, en uw olie inzamelt.

En Ik zal kruid geven op uw veld voor uw beesten; en gij zult eten en verzadigd worden.  Wacht uzelf, dat uw hart niet verleid wordt, dat gij afwijkt, en andere goden dient, en u voor die buigt; dat de toorn des Heren tegen u ontsteke, en Hij de hemel toesluit, dat er geen regen zij, en het aardrijk zijn gewas niet geeft; en gij haastig omkomt van het goede land, dat u de Here geeft. {2TG38: 6.3}

       Legt dan deze Mijn woorden in uw hart, en in uw ziel, en bindt ze tot een teken op uw hand, dat zij tot voorhoofdsbanden zijn tussen uw ogen; en leert die uw kinderen, sprekende daarvan, als gij in uw huis zit, en als gij op de weg gaat, en als gij neerligt, en als gij opstaat; en schrijft ze op de deurposten van uw huis, en aan uw poorten; opdat uw dagen, en de dagen van

6

 uw kinderen, in het land, dat de Here uw vaderen gezworen heeft hun te geven, vermenigvuldigen, gelijk de dagen des hemels op de aarde. {2TG38: 6.4}

“Want zo gij naarstig houdt al deze geboden, die ik u gebied om die te doen, de Here, uw God, liefhebbende, wandelende in al Zijn wegen, en Hem aanhangende; zo zal de Here al deze volken voor uw aangezicht uit de bezitting verdrijven, en gij zult erfelijk bezitten groter en machtiger volken, dan gij zijt. {2TG38: 7.1}

“Alle plaats, waar uw voetzool op treedt, zal de uwe zijn; van de woestijn en de Libanon, van de rivier, de rivier Eufraat, tot aan de achterste zee, zal uw gebied zijn. Niemand zal voor uw aangezicht bestaan; de Here, uw God, zal uw schrik en uw vrees geven over al het land, waarop gij treden zult, zoals Hij tot u gesproken heeft. {2TG38: 7.2}

Ziet, ik stel u heden voor, zegen en vloek: De zegen, wanneer gij horen zult naar de geboden van de Here, uw God, die ik u heden gebied; Maar de vloek zo gij niet horen zult naar de geboden van de Here, uw God , en afwijkt van de weg, die ik u heden gebied, om andere goden na te wandelen, die gij niet gekend hebt.” {2TG38: 7.3}

Laat ons dit schriftgedeelte nu verbinden met — {2TG38: 7.4}

Deut. 21:18–21–“Wanneer iemand een eigenzinnige en weerspannige zoon heeft, die de stem van zijn vader en de stem van zijn moeder niet gehoorzaam is; en zij gekastijd zullen hebben, en hij naar hen niet horen zal, zo zullen zijn vader en zijn moeder hem grijpen, en zij zullen hem uitbrengen tot de oudsten van de stad, en tot de poort van zijn

7

plaats. En zij zullen zeggen tot de oudsten van zijn stad: Deze zoon is afwijkende en weerspannig, hij is onze stem niet gehoorzaam; hij is een brasser en zuiper. Dan zullen alle lieden van zijn stad hem met stenen overwerpen, dat hij sterve; en gij zult het boze uit het midden van u wegdoen; dat het gans Israël hore, en vreze.”

Ik geloof dat deze woorden nauwelijks enige uitleg vereisen. Zij zijn net zo duidelijk geschreven  als iedere goede schrijver van tegenwoordig ze kon schrijven. In feite geloof ik, dat zij veel  duidelijker zijn geschreven dan wij ze ooit konden schrijven. {2TG38: 8.1}

Zoals u ziet, heeft de Heer reeds lang terug in vroegere tijden, Zijn geboden en wetten bekendgemaakt. Hij beloofde dat, wanneer Zijn volk gehoorzaam zou zijn, Hij hen tot een groot volk zou maken; dat zij natiën, die groter en machtiger dan zij waren, zouden bezitten; en dat alle volkeren hen zouden vrezen. Hij vertelde hen duidelijk, dat wanneer zij niet zouden gehoorzamen, er onvermijdelijk vloeken hun lot zouden zijn. {2TG38: 8.2}

Hij gebood hen om gehoorzame kinderen op te voeden. De ouders werd geboden om hen tot de oudsten te brengen, als zijzelf hun kinderen niet tot gehoorzaamheid konden bewegen, en de ouders moesten hen stenigen. De reden hiervoor was “dat het gans Israël hore, en vreze”– en van het kwaad zou wijken. Met deze bestraffing in zicht, waren zij natuurlijk erg zorgvuldig in de manier waarop zij hun kleinen opvoedden. {2TG38: 8.3}

Als wij in de tijd leefden waarbij de Heer aldus Zijn volk gebood, zoals in de dagen van Mozes, zouden wij niet weten of de Heer het echt meende, of dat het alleen maar woorden waren. Maar sinds er eeuwen verstreken zijn, kunnen wij uit de resultaten van de ongehoorzaamheid van het vroegere Israël zien, dat het God niets anders dan menens was. Ja, vanaf de

8

tijd dat de Joden als een volk ongehoorzaam werden, werden zij van hot naar her geslingerd, en nu zijn er, alleen al in de laatste vijf jaren, miljoenen van hen afgeslacht. Zelfs in deze tijd en eeuw is er nergens plaats voor hen in deze wereld. Er is voor iedereen plaats behalve voor de Jood, en het is duidelijk te zien waarom. {2TG38: 8.4}

Zij hadden de grootste natie op aarde kunnen zijn, maar nu zijn zij helemaal geen natie meer. In plaats daarvan zijn zij slechts een voetbal, die door elke voet uitgeprobeerd kan worden. Zij wilden gelijk zijn aan de natiën om hen heen, en sindsdien hebben de natiën hen van de ene modderpoel in de andere geschopt. Nu zien wij in dat de Heer niet aan het opscheppen was. Hij meende precies wat Hij zei, en wat Hij toen tegen de Joden zei, zegt Hij vandaag tegen ons. {2TG38: 9.1}

Wij, en niet de Joden, zijn het, die nu een keuze moeten maken. Wij kunnen kiezen om gelijk aan de wereld te zijn, en ermee in de hel verdreven te worden. Of wij kunnen kiezen om te doen wat God gebiedt, en aldus met Hem in Zijn koninkrijk te zijn. Wij moeten nu meteen een keuze maken uit een van deze twee. {2TG38: 9.2}

Ik denk niet dat wij onwetend zijn over wat goed is en wat verkeerd is. De meesten van ons hebben de Bijbel geheel ons leven bestudeerd, en hebben een redelijk goed idee van wat het leert. Wat wij dan op deze avond moeten doen, is beslissen of wij een eenheid zullen vormen ten einde te doen wat Inspiratie ons onderwijst, of dat wij dat individueel zullen proberen. Vertelt u ons wat te doen aangaande de discipline: Zal ieder individu doen zoals hij goeddunkt, of zullen wij een maatstaf hebben waaraan wij ons allen zullen houden? Zullen wij een besluit nemen wat de toen, en het ook doen, of zullen wij een besluit nemen, en nooit doen wat wij  hebben besloten? {2TG38: 9.3}

9

De meest directe bezorgdheden zijn deze: Hoe zullen wij de school besturen? En hoe zullen wij de kinderen en onszelf kleden? Zullen wij ons kleden als vooruitgaande Christenen of zullen wij ons kleden als vooruitgaande wereldlingen? Zullen wij erover twisten, of zullen wij allen erover eens zijn? {2TG38: 10.1}

(Publiek: “Wij zouden allen ermee eens moeten zijn.”) {2TG38: 10.2}

Zullen wij dan een maatstaf hebben om ons daaraan te houden? {2TG38: 10.3}

(Publiek: “Ja.”) {2TG38: 10.4}

“Wat zullen wij dan doen met de jongens en meisjes die onbeleefd, ongehoorzaam zijn, en die niet naar hun ouders en hun leraren luisteren? Zullen wij dat aan de kinderen overlaten om te beslissen, of zullen wij doen wat de Bijbel vereist: Dat de kinderen thuis gedisciplineerd worden, en als dat niet werkt, dat zij dan tot de oudsten gebracht worden, om weggestuurd te worden van de school en van de gemeente? Of moeten de ouders met hen meegaan? {2TG38: 10.5}

Vroeger stenigden zij werkelijk de opstandige kinderen. Dit deden zij omdat de kerk onmogelijk de ongehoorzamen in haar midden kon houden, en de omgevende volkeren accepteerden geen vreemdelingen, en als gevolg bleef er niets anders over dan hen te stenigen. Tegenwoordig kunnen zij echter weggestuurd worden, en wanneer zij tot bezinning zijn gekomen, kunnen zij terugkeren. {2TG38: 10.6}

De ouders zijn aan de taak gebonden om erop te zien dat hun jongens en meisjes worden getraind om te gehoorzamen; dat zij hun ouders, de oudsten, en iedereen in de gemeenschap respecteren; en dat zij tegen niemand brutaal spreken. {2TG38: 10.7}

Hoe oud moeten de kinderen zijn voordat zij aan zichzelf overgelaten kunnen worden om te doen wat zij willen?– Zolang de

10

kinderen in het huis van hun ouders zijn, horen zij onder toezicht te zijn van hun ouders. {2TG38: 10.8}

Als wij een maatstaf moeten hebben, moeten wij allen gezamenlijk het aanhouden. En als de kinderen weten dat wij het menen, dat zij er niet omheen kunnen, dan zullen zij niet proberen om bij iemand iets uit te halen. De meeste kinderen echter, zijn in feite getraind om ongehoorzaam te zijn. Hoe komt dat?–Nou, vanaf de tijd dat de kinderen slechts zuigelingen zijn, geven de ouders hen hun zin. Om te beginnen zeggen de kinderen “Ja,” de ouders zeggen “Nee.”Dan komt het probleem. De kinderen winnen het argument door te huilen, en als dat niet werkt, krijgen zij resultaat door met hun voeten aan de vloer te stampen. Naarmate zij ouder worden, vinden zij nieuwe manieren uit om te eisen en te krijgen wat zij willen. Door zodoende toe te staan het spel van de kinderen te verliezen, trainen ouders feitelijk hun kinderen om ongehoorzaam en onbeleefd te zijn. Daardoor zijn de kinderen precies wat de ouders van hen maken. {2TG38: 11.1}

Laat een kind nooit zijn/haar zin krijgen tegenover de uwe, en u zult nooit problemen met hem/haar hebben.“Doorgaans erkent het verstand en leert zich aan te passen aan dat wat niet veranderd kan worden.”–Karaktervorming, blz.292 (Education, pg.290). {2TG38: 11.2}

Jongens en meisjes, beloven jullie allemaal van de wereld afstand te doen en “helemaal”voor de Heer te zijn? Besluiten jullie om geen compromis te stellen met kwade, wereldse praktijken? Besluiten jullie om het thuis, de school, en de gemeente tot een succes te maken? Om andere jongens en meisjes in de goede richting te beïnvloeden? {2TG38: 11.3}

Indien niet, dan waarschuwen wij jullie dat jullie uit de school en van deze plaats weggestuurd zullen worden. Als

11

 er enigen zijn die ons geen hartgrondig antwoord kunnen geven, dan is het beter voor jullie om nu eruit te stappen en naar de stad en de openbare school te gaan. {2TG38: 11.4}

Wij maken geen grappen. Ook vandaag menen wij het, net zoals zij vroeger het meenden. Als u meent dat deze regel te streng voor u is, zeg het dan meteen. {2TG38: 12.1}

Beloven jullie, jongens en meisjes, je ouders en de leraren te gehoorzamen? En tegen niemand brutaal te antwoorden? {2TG38: 12.2}

En beloven jullie volwassenen uw uiterste best te doen om de jongeren te helpen? Stemmen jullie erop toe dat u uw klachten aangaande de kinderen of jongeren tot niemand anders te richten, dan hun eigen ouders? {2TG38: 12.3}

(Allen, jong en oud, hielden hun handen in overeenstemming op.) {2TG38: 12.4}

Bent u niet van mening dat Progressieve Waarheid-gelovigen zich bescheiden, op een aantrekkelijke, waardige wijze moeten kleden, in overeenstemming met de godsdienst van Christus, om zodoende de toeschouwers te beïnvloeden om hen na te bootsen, en niet met walging zich af te keren? {2TG38: 12.5}

(Publiek: “Ja.”) {2TG38: 12.6}

Onze kledingsnormen voor vrouwen en meisjes, mannen en jongens, zijn vanuit dit oogpunt vastgesteld, en gedenk dat u nu heeft beloofd om ze in praktijk te brengen. {2TG38: 12.7}

Het is goed om te bemerken dat er geen verslag is dat iemand de gelegenheid had om, aangaande de manier waarop Jezus zich kleedde, voor of tegen Hem te spreken. Dit bewijst dat Hij geen extremist was. Bovendien moesten zijn kleren wel de moeite waard zijn geweest om te bezitten, anders zouden Zijn vijanden niet de moeite hebben genomen om

12

 het lot erover te werpen. {2TG38: 12.8}

Dit zelfde beginsel zou onze eigen manier van kleden moeten beheren. Wij zouden gekleed moeten zijn om herinnerd te worden, niet voor het dragen van enig sieraadje, versiersel, kleur of  iets dergelijks, maar als zijnde goed gekleed, met niets bijzonders dat de  aandacht trok. Onze kleding moet ook zodanig zijn, dat de allerarmste zich niet ongepast voelt in onze aanwezigheid, en dat de rijkste zich niet beschaamd voelt in onze gezelschap. {2TG38: 13.1}

De samenvatting van de gehele zaak in een notendop is dit: dat wij onszelf met niets kleden voor trots of vertoon, maar voor respect en bescheidenheid. {2TG38: 13.2}

13

GEAVANCEERDE CHRISTELIJKE KLEDINGSNORMEN

VOOR VROUWEN EN MEISJES

Jurken

Materiaal–Zij behoren van goede kwaliteit te zijn, duurzaam, en geschikt voor het klimaat en beroep van de individu. Niets opzichtigs of extreem. Doorzichtige stoffen en grote, opvallende afdrukken zijn taboe (verboden). {2TG38: 13.3}

Kleuren–De kleuren behoren betamelijk te zijn voor de individu. Kleurencombinaties moeten harmonieus zijn, en niet opvallend of sportief (of flitsend). {2TG38: 13.4}

Mouwen–In het openbaar moeten de mouwen lang genoeg zijn om de elleboog te dekken als de armen gebogen zijn. Zij moeten op een

13

manier ontworpen zijn waardoor de oksels niet zichtbaar zijn als de armen opgeheven worden. {2TG38: 13.5}

Roklengte voor vrouwen en pubers.–Rokken die korter zijn dan een halve afstand tussen de buiging van de knie en de enkel zijn onfatsoenslijk, en daarom ongepast voor een Christelijke dame. {2TG38: 14.1}

Roklengte van voor-de-puberteit.— De Rokken behoren de knieën te dekken. Maak ze niet te lang waardoor het kind zich ongemakkelijk voelt of onnodig waardoor zij een mikpunt van belachelijkheid wordt. {2TG38: 14.2}

De pasvorm van de kleren— De kleren moeten goed passen, en niet op een slonzige manier hangen. Zij moeten comfortabel en netjes zijn, maar niet zo strak dat de lijnen (of vorm) van het lichaam zichtbaar worden. {2TG38: 14.3}

Halslijnen –Halslijnen moeten niet lager dan 2 of 3 centimeter onder de holte van de hals zijn, en moet zodanig passen, dat de borsten niet zichtbaar worden als de persoon voorover leunt. {2TG38: 14.4}

Patronen –Jurken moeten met bescheiden vormen ontworpen worden, niet sensueel of extravagant. {2TG38: 14.5}

Knopen, Riemen en Garnituur –Deze accessoires moeten conservatief, schoon en netjes zijn, en ook passend bij de jurk. Er zou niets aangedaan moeten worden dat de aandacht trekt tot dat ene ding. {2TG38: 14.6}

14

(Wollen) Truien.

Behalve in het geval van meisjes voor de pubertijd, zijn pull-over truien onfatsoenlijk, als zij gedragen worden zonder een colbertje of jas. Zelfs colbert-achtige truien moeten niet zo behaaglijk passen om de vorm van het lichaam te accentueren. {2TG38: 15.1}

Werkbroeken.

Zij behoren niet op openbare plaatsen of op straat gedragen te worden, maar alleen in dergelijke beroepen waarbij het dragen van jurken ongepast en gevaarlijk is. Zelfs dan zouden zij van het soort ontwerp moeten zijn dat alleen voor vrouwen bestemd is, niet voor mannen. Draag broekrokken. Kleine meisjes kunnen overalls (werkpakjes) dragen die voor hen gemaakt zijn. {2TG38: 15.2}

“Wisselvallige Klederdrachten”

Het aantal kleren moet beheerst worden door het individuele beroep en het klimaat, niet door de altijd veranderende, wispelturige mode. Behoud zo veel kleding als noodzakelijk is om schoon en netjes te blijven, niet meer en niet minder. {2TG38: 15.3}

Korsetten, Gordels, e.d.

Dezen zouden niet aangedaan moeten worden, tenzij op voorschrift van een dokter vanwege een bepaalde aandoening. Kousenbanden (jarretels), die de bloedcirculatie niet verstoren, zijn wel toegestaan. {2TG38: 15.4}

15

Huwelijks Drachten

Sluiers en lange jurken mogen niet afgekeurd worden voor huwelijksaangelegenheden. Sleden  zijn onnodig. {2TG38: 16.1}

Badkleding, Zonne-kleding, e.d.

Nooit zou er iets, dat het lichaam blootlegt, gedragen moeten worden in aanwezigheid van mannen en jongens. Gemengde zwemgroepen zijn verboden. {2TG38: 16.2}

Hoeden.

Stijl–Hoeden behoren bescheiden en netjes te zijn, niet met extravagante randen, of als pillendozen. Zij moeten niet onnodig groot of belachelijk klein zijn, maar conservatief en passend. {2TG38: 16.3}

Decoratie –Versier de hoed niet met iets dat overdreven aandacht zal trekken. Sluiers en andere versiersels die voor vertoon aanhangen, zijn onpasselijk. De decoraties moeten betamelijk zijn, maar niet opzichtig. {2TG38: 16.4}

Kleur.– De kleur van de hoed moet harmonieus zijn met de rest van de kleren, en moet niet flitsend zijn of opvallend blinken. {2TG38: 16.5}

Hoofdbedekking bij Godsdienstige aangelegenheden.

De hoofdbedekking moet passend zijn voor de desbetreffende aangelegenheid, met als doel het bedekken van het hoofd, en niet

16

 iets zijn dat toevallig is genomen. Het laatste is onbeleefd. Kleine meisjes zouden geleerd moeten worden om hun hoofddeksels te dragen zodra zij het vermogen hebben om de reden daarvoor te begrijpen. {2TG38: 16.6}

Op andere openbare plaatsen –Een hoed is in het openbaar veel beleefd-voorkomender dan het blote hoofd. {2TG38: 17.1}

Schoenen

Stijl en kwaliteit.–Schoenen moeten duurzaam en behoudend zijn. Vermijd schoenen waarbij de tenen en hielen onbedekt zijn. Die komen onfatsoenlijk over. Bij de juiste aangelegenheden zijn sandalen wel toegestaan. {2TG38: 17.2}

Hoogte der hakken.–Ter bevordering van de gezondheid, moeten de hakken onder de 2 centimeter zijn. Hoge haken zijn ongezond. {2TG38: 17.3}

Kleuren–Draag praktische kleuren. Witte schoenen zijn onpraktisch op boerderijen en op dorpen waar de straten niet geplaveid zijn. Zwarte schoen schoenen zien er langer gekleed uit, en zijn veel meer gepast voor de evangeliewerker dan andere schoenkleuren. {2TG38: 17.4}

Sokken

Materiaal en gewicht— sokken kunnen van katoen, zijde, viscose of nylon zijn , wat dan ook het meest praktisch is voor de gelegenheid of het beroep. Doorzichtige sokken zijn afgekeurd. {2TG38: 17.6}

17

Dienstbare kleding dragen {2TG38: 18.1}

Onder de knieën gerold –Onfatsoenlijk als het opvalt. De huid moet niet zichtbaar zijn. {2TG38: 18.2}

Korte sokken –Verboden als de benen blootgelegd zijn. Zij zijn wel goed voor baby’s, peuters en kleuters als het warm weer is. {2TG38: 18.3}

Zonder Panty’s–Verboden, tenzij men blootsvoets is. {2TG38: 18.4}

Haarstijl

Opgestoken–Toegestaan als het niet extreem is. {2TG38: 18.5}

Op medium lengte loshangend haar–Toegestaan voor meisjes als het netjes verzorgd is. {2TG38: 18.6}

Bob-model haar –Verboden voor vrouwen en pubers; wel goed voor baby’s, kleuters, peuters en kleine meisjes indien noodzakelijk, maar het is beter om het haar te laten groeien. {2TG38: 18.7}

Natuurlijk golvend of krullend haar –Regel het zo natuurlijk en betamelijk mogelijk. {2TG38: 18.8}

Sluik haar –Maak niets extreems van uw haar dat niet Gods bedoeling was. Regel het netjes en passend. {2TG38: 18.9}

Permanente golven, vingergolven met haarsetjes, etc.–alle soortgelijke kunstmatigheden zijn verboden. {2TG38: 18.10}

Haar rollen met spelden, rollers, e.d. –Toegestaan indien nodig. {2TG38: 18.11}

18

Haargespen–Toegestaan indien noodzakelijk, maar de kleur van de gesp zou indien mogelijk samengaan met de haar kleur. Gebruik niets blinkends of opzichtig om de aandacht te trekken. {2TG38: 19.1}

Lintjes.–Toegestaan voor kleine meisjes om het haar op zijn plaats te houden. {2TG38: 19.2}

Sieraden

(Pols)Horloges.–In de volste zin van het woord, is een polshorloge een armband met een klok erin, en zou niet op straat of in het openbaar gedragen moeten worden. {2TG38: 19.3}

Kledingsspelden–Toegestaan, als zij een functie hebben, en niet opvallend of luxueus zijn. Decoratieve sierspelden zijn afgekeurd. {2TG38: 19.4}

Veelsoortige Sieraden–Halskettingen, halsbanden, medaillons, armbanden, oorbellen, ringen, e.d. zijn allemaal afgekeurd. {2TG38: 19.5}

Cosmetica

Gezichtspoeder, douchepoeder, lotion, krimpmiddel, verkoelingscreme zijn toegestaan indien noodzakelijk, en als het niet extravagant wordt gekocht. Maar rouge, lippenstift, wenkbrauwpotlood, mascara, parfum, nagellak, nagelwitter, e.d. zijn afgekeurd. {2TG38: 19.6}

Persoonlijke Hygiëne

Deodoranten, haarverwijderaars kunnen toegestaan worden, indien het absoluut nodig is, en als er niets schadelijks wordt gebruikt. Antitranspiratie middelen zijn ongezond. {2TG38: 19.7}

19

GEAVANCEERDE CHRISTELIJKE  KLEDINGSNORMEN

VOOR MANNEN EN JONGENS

Kostuums

Stijl–Kostuums moeten conservatief bewerkt zijn–niet extreem of opvallend. In het bijzonder de kostuums die gedragen worden voor op het kansel moeten netjes en behoudend zijn. Zorg ervoor dat het kostuum goed past en niet op een slecht passende manier eruit ziet. {2TG38: 20.1}

Materiaal–De kwaliteit van het kostuum moet duurzaam zijn, en samengaan met het klimaat en het beroep. {2TG38: 20.2}

Kleuren–Er zouden praktische, niet flitsende kleuren gebruikt moeten worden. Als de jas van een kleur moet zijn en de broek van een andere kleur, ziet erop toe dat de kleuren goed bij elkaar passen, en niet nonchalant overkomen. In het geheel zouden zulke combinaties vermeden moeten worden. Zij zouden nooit op het kansel gedragen moeten worden. {2TG38: 20.3}

Hemden

Sporthemden met Open Kraag–Sporthemden met een open kraag kunnen gedragen worden bij het uitgaan op het platteland of soortgelijke gelegenheden. In de kerk of op straat zijn zij echter niet op hun plaats. Kragen zouden nooit lager dan de eerste knoop open gedragen moeten worden. {2TG38: 20.4}

20

Mouwen–Voor op het kansel en officiële gelegenheden, moeten de mouwen in de volle lengte gedragen worden. Opgerolde of korte mouwen kunnen gedragen worden als de gelegenheid (of situatie) voor het gemak dat vereist. Mouwloze hemden zijn verboden in het openbaar. {2TG38: 21.1}

Hemden Over De Broek Dragen.–Hemden die buiten de broek zijn gedragen kenmerken de drager als zijnde slordig of proberende opvallend of iets dergelijks te zijn–zij weten niet wat het precies is. Zij dwingen geen respect af. {2TG38: 21.2}

Zonder Hemd– In het openbaar of in aanwezigheid van vrouwen en meisjes, moeten de mannen altijd een hemd dragen. Leer de jongens ook hetzelfde te doen. {2TG38: 21.3}

Dassen

Stijl–Zowel de boog-das als de vier-in-hand das kan gedragen worden–wat er ook bij het kostuum of de gelegenheid past. Draag niets extreems. {2TG38: 21.4}

Kleuren en Patronen— De das moet niet sportief of blinkend (opvallend) zijn, maar het moet wel aantrekkelijk zijn en  harmoniseren met het kostuum en betamelijk (passend) bij de drager. Luide kleuren en opzichtige patronen behoren niet overwogen te worden. {2TG38: 21.5}

Accessoires

In de Buitenste Borstzak–Het dragen van een zakdoek of pen en penseel in de buitenste borstzak kan geen ander doel hebben dan om de aandacht te trekken, om trots

21

 te ondersteunen. Minacht dus alzo uw karakter niet, maar plaats ze in de binnenzakken, waar ze thuishoren. {2TG38: 21.6}

Polshorloges– In de volste zin van het woord, is een polshorloge een armband met een klok erin, en zou niet op straat of in het openbaar gedragen moeten worden. Als u het noodzakelijk vindt om een horloge te dragen, gebruik dan een zakhorloge. {2TG38: 22.1}

Dasspelden en Dasklemmen– Dasspelden zijn verboden. Als het noodzakelijk is om een dasklem te dragen, gebruik dan een die verborgen kan worden tussen de vouwen van de das. Draag niets voor vertoon. {2TG38: 22.2}

Horlogekettingen–Zichtbare horlogekettingen zijn net zo ongepast als een dasspeld, ring, of armband. Houd het verborgen van het oog. {2TG38: 22.3}

Veelsoortigheid

Ringen, etc.–Ringen en andere sieraden zijn afgekeurd. {2TG38: 22.4}

Armbanden om de Mouwen op te houden–Armbanden zijn ongezond als zij zo strak gedragen worden dat zij de bloedcirculatie verstoren. Als het noodzakelijk is om ze te dragen, gebruik dan niets opvallends. Het is echter beter uw mouwen te verkorten. {2TG38: 22.5}

Sjaals– Draag nooit sjaals alleen voor vertoon. Kies voor kleuren die harmoniseren met de rest van de kleding–niets pronkerigs. {2TG38: 22.6}

Omlaag Gerolde Sokken–Sokken moeten netjes

22

 ondersteund worden, anders komen zij onfatsoenlijk en slordig over. {2TG38: 22.7}

Schoenen— Zoek schoenen uit van duurzame kwaliteit en die praktisch zijn qua stijl en kleur. Witte schoenen zijn onpraktisch op boerderijen en in dorpen waar de straten niet geplaveid zijn. Zij komen niet behoudend over op het kansel, en zij trekken onnodig aandacht tot de voeten. Zwarte schoenen zien er langer (beter) gekleed uit, en zijn veel geschikter voor de evangeliewerker dan andere schoenkleuren. {2TG38: 23.1}

Badkleding en Zwembroeken–Dezen zijn wel toegestaan bij de juiste gelegenheden, maar gemengde zwemgroepen zijn verboden. {2TG38: 23.2}

Haar–Regel het haar zo natuurlijk en netjes mogelijk, onthoud u van alle soorten kunstmatigheden als permanente golven, e.d. Als het haar droog is, gebruik olie dat niet teveel ruikt, iets dat het haar ten goede komt en niet alleen voor de “geur.”{2TG38: 23.3}

Algemeen Voorkomen–Verval niet in slordige gewoontes: Houd het haar geknipt, het gezicht geschoren (als u geen baard draagt), en de kleding zo netjes en schoon mogelijk als het beroep het toelaat. God vereist van Zijn vertegenwoordigers dat zij zich zodanig kleden dat hun godsdienst voor zowel de hoogstaanden als de laagstaanden, voor de rijken en de armen, een aanbeveling moet zijn. Kleed u noch extravagant noch slonzig. Blijf op het midden van de weg onder alle omstandigheden. {2TG38: 23.4}

23

Opmerking

Dit zijn de huidige kledingsnormen, en alle Davidianen zouden ze moeten aanhouden. Tenzij het gaat om niet hierin vermelde redenen, zal elke afwijking van deze normen, zoals zij onbetwistbaar vermeld staan, de overtreder classificeren met de huichelaars. {2TG38: 24.1}

EENVOUD IN KLEDEN

“In Zijn rede op de berg, vermaant Christus zijn volgelingen om niet toe te staan dat hun gedachten verzonken raken in aardse dingen. Duidelijk zegt Hij: ‘Gij kunt niet God dienen en de Mammon. Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding? ‘En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij groeien; zij arbeiden niet, en spinnen niet; En Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed geweest, gelijk aan deze.’ {2TG38: 24.2}

“Deze woorden zijn vol van betekenis. Zij waren van toepassing in de dagen van Christus, en zij zijn van toepassing in onze tijd. Jezus vergelijkt de natuurlijke eenvoud van de bloemen in het veld met de kunstmatige versiering van kleding. Hij verklaart dat de heerlijkheid van Salomo van geen gelijkenis kon zijn met een van de bloemen in hun natuurlijke liefelijkheid. Hier is een les voor een ieder die ernaar verlangen om Gods wil te doen. Jezus had

24

 de zorg en toewijding opgemerkt dat aan kleding werd geschonken, en heeft ons gewaarschuwd, ja, ons opgedragen, om niet teveel tijd eraan te besteden. Het is belangrijk dat wij zorgvuldig aandacht schenken aan Zijn woord. Salomo was zo ingenomen door gedachten over uiterlijk vertoon, dat hij naliet om zijn verstand te verheffen tot een voortdurende verbinding met de God der wijsheid. Volmaaktheid en schoonheid van karakter werden over het hoofd gezien in zijn poging om uiterlijke schoonheid te verkrijgen. Hij verkocht zijn eer en integriteit van karakter in het streven om zichzelf voor de wereld te verheerlijken, en werd uiteindelijk een dictator, zijn extravagantie ondersteunend door een onderdrukkend belastingssysteem op het volk te leggen. Hij werd eerst verdorven in zijn hart, daarna werd hij afvallig van God, en uiteindelijk werd hij een aanbidder van afgoden. {2TG38: 24.3}

“Wij geraken verontrust, als wij zien dat onze zusters de eenvoud in het kleden nalaten, en een liefde ontwikkelen voor de mode van de wereld. Door stappen in deze richting te ondernemen, scheiden zij zichzelf af van God en verwaarlozen zij de innerlijke versiering. Zij moeten zich niet vrij voelen om hun door God gegeven tijd te besteden aan onnodige versiering van hun kleding. Hoeveel beter kan het besteed worden aan het onderzoeken van de Schriften, om aldus een grondige kennis van de profetieën te verkrijgen en van de praktische lessen van Christus. {2TG38: 25.1}

. . .

“Christus is ons voorbeeld. Wij moeten het Voorbeeld voortdurend voor ogen houden, en het oneindige offer overdenken dat is gedaan om ons te verlossen van de slavernij der zonde. Als wij onszelf veroordeeld achten wanneer wij in de spiegel kijken, laat ons dan niet een kans nemen door in de overtreding voort te zetten, maar het recht voor ogen zien, en onze kleren van karakter in het bloed van het Lam wassen, opdat zij vlekkeloos mogen zijn. Laat ons net als David uitroepen: ‘Opent Gij mijn ogen,

25

 opdat ik uit Uw wet wonderbare dingen kan aanschouwen.’ Degenen aan wie God tijd en middelen heeft toevertrouwd opdat zij en zegen kunnen zijn tot de mensheid, maar die deze gaven onnodig verspild hebben aan zichzelf en hun kinderen, zullen een vreselijke rekenschap ontmoeten bij de grens van God. {2TG38: 25.2}

. . .

“Degenen onder de Sabbatvierders die hebben toegegeven aan de invloed van de wereld, zullen beproefd worden. De gevaren van de laatste dagen zijn over ons gekomen, en er staat het belijdend volk van God een beproeving te wachten, waarop  velen niet hebben gerekend. De oprechtheid van hun geloof zal aangetoond worden. Velen hebben zich verenigd met wereldlingen in trots, ijdelheid, en het zoeken naar plezier, en zij vleien zichzelf dat zij dit kunnen doen terwijl zij Christenen zijn. Maar het zijn dergelijke toegeeflijkheden die hen van God scheiden, en hen tot kinderen van de wereld maken. Christus heeft ons niet een dergelijk voorbeeld gegeven. Alleen degenen die het eigen-ik verloochenen, en een leven van nuchterheid, nederigheid en heiligheid leven, zijn ware volgelingen van Jezus; en dezulken kunnen geen genot hebben aan de gemeenschap van de liefhebbers van de wereld.”–Testimonies for the Church, Vol.4( Getuigenissen voor de Kerk, Deel 4), blz. 628,629,632,633. {2TG38: 26.1}

——-0——-

 

>