fbpx

Deel 2 Tijdige Groeten Nr. 35

(Ter Correctie)

2 TIJDIGE GROETEN 35

1

GEBEDSVOORLEZING

Leeft Niet Voor Uzelf

Ik zal lezen uit Lessen uit het Leven van Alledag, bladzijde 36, de derde alinea, en 37, de eerste alinea (Christ Object Lessons, blz.67, de eerste en tweede alinea)—  {2TG35: 2.1}

“De tarwe vormt eerst de halm, daarna de aar, daarna het volledige koren in de aar. Het doel van de landman met het zaaien van het zaad en het verzorgen van de opgroeiende plant is het voortbrengen van graan. Hij wenst brood te hebben voor de hongerigen en zaad voor latere oogsten. Zo ziet ook de goddelijke Landman uit naar een oogst als beloning voor Zijn werk en Zijn offer. Christus streeft ernaar om Zich te reproduceren in de harten der mensen en Hij doet dit door hen, die in Hem geloven. Het doel van het Christelijk leven is vruchtdragen, de reproductie van Christus’karakter in de gelovige, zodat dit in anderen gereproduceerd kan worden. De plant ontkiemt niet, groeit niet, of brengt geen vrucht voort voor zichzelf, maar om ‘zaad te geven aan de zaaier en brood aan de eter.’ Alzo moet niemand voor zichzelf leven. De Christen is in deze wereld als een vertegenwoordiger van Christus, voor de redding van andere zielen.” {2TG35: 2.2}

Wij zullen nu bidden dat wij Christus Zichzelf in ons laten reproduceren, en dat Hij door ons kan werken  om Zichzelf in anderen te reproduceren; dat wij niet voor onszelf leven; dat wij gedenken dat de Christen een vertegenwoordiger van Christus moet zijn in alle dingen. {2TG35: 2.3}

——0——

2

“DE HERE ONZE GERECHTIGHEID”

LEZING DOOR V.T. HOUTEFF,

PREDIKANT DER D. ZEVENDE-DAGS ADVENTISTEN

SABBAT, 24 APRIL, 1948

CARMEL KAPEL

WACO, TEXAS

Onze tekst wordt gevonden in Jeremia 23, beginnend met de vijfde vers tot aan de achtste, inclusief. {2TG35: 3.1}

Jer.23:5—“Ziet, de dagen komen, spreekt de Here, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; en een Koning zal regeren en voorspoedig zijn, en zal recht en gerechtigheid doen op de aarde.”

Hier is een profetie van de eerste komst van Christus, de Rechtvaardige Spruit, Die recht (of oordeel) en gerechtigheid zal uitoefenen op de aarde. {2TG35: 3.2}

Vers 6—“In Zijn dagen zal Juda verlost worden, en Israël zal veilig wonen; en dit is Zijn naam, waarmee men Hem zal noemen: DE HERE ONZE GERECHTIGHEID.”

“In zijn dagen,” dat is, in de dagen dat de Rechtvaardige Spruit is grootgebracht, in de dagen van Jezus, in de Christelijke tijdperk. Het is dan duidelijk, dat Inspiratie bekend maakt, dat, op een zekere dag in de Christelijke tijdperk, Juda verlost zal worden, en Israël veilig zal wonen op de aarde. Deze belofte is daarom niet gegeven aan ongelovige Joden, maar aan gelovige Christenen, die de gerechtigheid van de Here zich eigen hebben gemaakt. {2TG35: 3.3}

Desondanks zijn deze Christenen, zoals wij hier worden verteld, de nakomelingen van zowel Juda als Israël,

3

die als resultaat van de verstrooiing, en ook door zich te voegen bij de Christelijke kerk, door de eeuwen heen hun raciale identiteit hebben verloren. De Christelijke kerk is daarom volgens de Schriften voornamelijk samengesteld uit de afstammelingen van Jakob, wiens zaad in menigte als het zand der zee zou zijn. {2TG35: 3.4}

Zij zullen Jezus DE HERE ONZE GERECHTIGHEID noemen: zij zullen duidelijk inzien dat hun eigen gerechtigheid slechts vuile klederen zijn, en zullen Christus’gerechtigheid zich volledig eigen maken. Anders zouden zij Hem niet op rechtmatige wijze “de Here onze Gerechtigheid” kunnen noemen. {2TG35: 4.1}

Vers7,8—“Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt de Here, dat zij niet meer zullen zeggen: De Here leeft, Die de kinderen Israëls uit Egypteland heeft opgevoerd; maar: De Here leeft, Die het zaad van het huis Israëls heeft opgevoerd en geleid uit het land van het noorden, en uit al de landen, waarheen Ik ze gedreven had; en zij zullen wonen in hun eigen land.”

Gekomen zijnde tot de grote inzamelingsdag in de Christerlijke periode,–tot hun bevrijding van alle landen, tot de tweede en antitypische Uittocht  (Jes. 11:11),–zullen zij vanzelfsprekend niet zeggen: “de Here Leeft, die ons heeft opgevoerd uit Egypte,” of  “uit Babylon,” maar: “de Here leeft, die ons heeft opgevoerd uit alle landen waarheen Hij ons gedreven had.” Zij geven Hem de eer voor hun verstrooiing, en voor hun verzameling, en ook voor het veilig wonen in hun eigen land. Dezen zijn, zoals u ziet, geen ongelovige Joden, maar grondig bekeerde Christenen. Zij zullen in het land wonen. {2TG35: 4.2}

Bovendien, wanneer dit plaatsvindt, zal er

4

 geen vrees en geen doodslag zijn onder God’s volk—{er zullen} geen wapens afgevuurd en bommen geworpen worden op hen. Het volk zal veilig wonen. “En de inwoner zal niet zeggen: Ik ben ziek; het volk dat daarin woont, zal van hun ongerechtigheid vergeven zijn.” Jes.33:24.{KJV} {2TG35: 4.3}

“Want Ik, zegt de Here, zal tot haar wezen een vurige muur rondom; en Ik zal tot heerlijkheid wezen in het midden van haar(…)Zingt en verheugt, o dochter Sions; want zie, Ik kom, en Ik zal in het midden van u wonen, spreekt de Here. En vele natiën zullen te dien dage de Here toegevoegd worden, en zullen Mijn volk wezen: en Ik zal in het midden van u wonen; en gij zult weten, dat de Here der heerscharen Mij tot u gezonden heeft.” Zach. 2:5,10,11. {2TG35: 5.1}

Het is nu belangrijk om uit te vinden wat de gerechtigheid van de Heer is en hoe het tot onze eigen gerechtigheid te maken, zodat wij het recht mogen hebben tot Zijn Koninkrijk. {2TG35: 5.2}

De Here echter, verlangt ernaar te weten wat wij tegen Hem hebben: {2TG35: 5.3}

Micha 6:3-5—“O Mijn volk, Wat heb Ik u gedaan? en waarmee heb Ik u vermoeid? Betuig tegen Mij. Want Ik heb u uit Egypteland opgevoerd, en u uit het huis der dienstknechten verlost; en Ik heb voor uw aangezicht heen gezonden Mozes, Aäron en Mirjam. O Mijn volk, gedenk toch wat Balak, de koning van Moab, beraadslaagde, en wat hem Bileam, de zoon van Beor, antwoordde, van Sittim af tot Gilgal toe; opdat gij de gerechtigheid des Heren moogt kennen.”{KJV}

Daar wij niets kunnen bedenken dat wij tegen de Heer kunnen hebben, kunnen wij beter uitvinden

5

wat Bileam’s antwoord was tot Barak, zodat wij leren wat de Gerechtigheid des Heren is, en hoe het ons eigen te maken. Laat ons daarom gaan naar het boek Numeri—{2TG35: 5.4}

Num. 23:16,17—“En de Here ontmoette Bileam, en legde een woord in zijn mond, en zeide: Keert weer tot Balak, en spreek alzo. En toen hij tot hem kwam [toen hij tot Balak kwam], ziet, zo stond hij bij zijn brandoffer, en de vorsten der Moabieten met hem. En Balak zeide tot hem: Wat heeft de Here gesproken?”

Laat ons nu Bileam’s antwoord horen: {2TG35: 6.1}

Verzen 18,19—“Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide: Sta op, Balak, en hoor;  Neig uw oren tot mij, gij, zoon van Zippor; God is geen man, dat Hij liegen zou, noch een mensenkind, dat Hij berouw zou hebben;  zou Hij zeggen en het niet doen? of  zou Hij spreken, en het niet volbrengen?”

Zoals u ziet, is Gods Gerechtigheid Zijn integriteit {rechtschapenheid, onomkoopbaarheid, onkreukbaarheid}, Zijn vaststaande beloften, Zijn macht om ten uitvoer te brengen. Hij garandeert Zijn beloften; zij falen nooit. Om de Gerechtigheid van de Heer te hebben, betekent daarom Zijn integriteit en getrouwheid hebben, en dezen kunnen wij nooit hebben zolang wij Hem wantrouwen. Nooit, zolang wij aan Zijn Woord twijfelen, want twijfelen is niets minder dan Hem een leugenaar noemen! Twijfelen is de grootste overtreding {of belediging} die men kan begaan! Niemand kan aan God twijfelen en toch Zijn zegeningen en beloften ontvangen. Om de Gerechtigheid van de Heer te hebben, betekent daarom onvoorwaardelijk op Hem vertrouwen, zonder voorbehoud {reserves}. En waar verwacht Hij dat wij beginnen?—Hij wil dat wij met datgene beginnen wat ons de meeste zorgen baart—de tijdelijke dingen van morgen. Hij wil ook dat wij leren dat wij niet

6

het eigen ik en God kunnen dienen: {2TG35: 6.2}

Matt. 6:24-26—“Niemand kan twee meesters dienen; want of hij zal de ene haten en de andere liefhebben, of hij zal de ene aanhangen en de andere verachten; gij kunt niet God dienen en de Mammon. Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; noch voor uw lichaam, waarmee gij u kleden zult; is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding? Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelse Vader voedt ze nochtans; gaat gij ze niet zeer veel te boven?”

Deze drie verzen zeggen duidelijk dat om te leven om in uw levensonderhoud te voorzien, en u zorgen te maken hoe het u morgen zal vergaan, niets minder is dan het dienen van Mammon (het eigen ik); dat u niet God en het eigen ik tegelijkertijd kunt dienen; dat als u God dient, u zo vrij van zorgen over de toekomst zou moeten zijn als de vogels dat zijn. Ja, u zou zelfs nog zekerder moeten zijn van Zijn zorg, want u bent meer waard dan de vogels. U moet van ganser harte weten dat zolang u Hem dient, Hij u nooit zal begeven noch verlaten. {2TG35: 7.1}

Jes. 41:17—“Wanneer de armen en behoeftigen water zoeken, en er is geen, en hun tong versmacht van dorst, zal Ik, de Here, hen horen; Ik, de God Israëls, zal hen niet verlaten.

“Jes.49:15—“Kan een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet zou ontfermen over de zoon van haar schoot? Ja, al zouden zij vergeten, toch zal Ik u niet vergeten.”

Matt.6:27-34—“Wie toch van u kan, met bezorgd te zijn, één el tot zijn lengte toedoen? En wat zijt gij

7

bezorgd over de kleding? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij groeien; zij arbeiden niet, en spinnen niet; En Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed geweest, gelijk een van deze. Indien nu God het gras des velds, dat heden is, en morgen in de oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, o gij kleingelovigen? Daarom weest niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmee zullen wij ons kleden? Want al deze dingen zoeken de heidenen; want uw hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft. Maar zoekt gij eerst het Koninkrijk Gods, en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegevoegd worden. Wees dan niet bezorgd over de morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.”

Wees niet bezorgd over de morgen, want het zal voor zichzelf zorgen—waarom zou u bruggen oversteken voordat u bij ze aankomt? Waarom maakt u zich zorgen over hoe u morgen uw buik zult vullen, en waarmee u uw lichamen zult bedekken, als er voor vandaag daarin is voorzien? Waarom maakt u zich zorgen over uw eigen behoeften, waarom maakt u zich geen zorgen over hoe u het Koninkrijk Gods kan bevorderen? Het maken van overuren om tenten te maken en schoenen te lappen is wel goed als u niet zegt: “Ik zal dit doen en het ander en geld verkrijgen om dit of dat te kopen of te bouwen.” U zou in de plaats moeten zeggen: “Als God het toelaat, zal ik dit of dat doen, zodat ik hier of daar kan komen, dit en het ander doen ter bevordering van Zijn zaak.” Wat ook het doel is achter uw handeling, het moet dienen tot de bevordering van Zijn Koninkrijk. {2TG35: 8.1}

Waarom maakt u niet Zijn zaak tot uw hoofdzakelijk belang? Waarom niet

8

het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, zodat “al deze dingen u toegevoegd zullen worden”? Waarom werken om uzelf te voeden? Waarom niet voor God werken en Hem toelaten u te voeden en te kleden? Hij is veel kundiger om voor u te zorgen dan u dat ooit zult zijn. Waarom laat u Hem niet de leiding nemen over uw werk, over uw thuis, over uw lichaam? {2TG35: 8.2}

Terwijl u Zijn bevel gehoorzaamt, zal Hij u nooit falen. Waarom doet u dit niet, om zodoende een Christen in alle opzichten te zijn? Waarom een Christen zijn in naam, maar een heiden in hart en geloof? Werk niet langer voor het eigen ik, werk voor God en wees vrij van zorgen, vrij van het in uw eigen levensonderhoud te moeten voorzien op uw eigen manier. De vissers van Galilea faalden toen zij op hun eigen manier visten, maar toen zij het net wierpen waar Jezus zei dat zij het moesten werpen, was het onmiddellijk gevuld met vis. {2TG35: 9.1}

Weet eerst dat God niet geïnteresseerd is in uw zelfzuchtige zaak, maar in u en Zijn reddende zaak. Het is daarom niet nodig voor u om Mammon (het eigen ik) te dienen, en tegelijkertijd Zijn zegeningen te verwachten over Mammon’s belangen. Niemand kan, zelfs in de wereld, voor zijn eigen belang werken en alsnog verwachten dat zijn firma hem zal bevorderen, of hem op enige taakvervullende positie zal behouden. Geen enkele werkgever neemt personen aan omdat hij wil dat zijn werknemer in zijn levensonderhoud voorziet, maar alleen omdat hij voor zijn eigen zaak wil zorgen. Weet dat God’s zaak van veel groter belang is en verder reikende gevolgen heeft dan de zaak van enig mens, en dat God veel nauwkeuriger is dan enig mens ooit was en ooit zal zijn. {2TG35: 9.2}

Matt. 11:28-30—“Komt tot Mij, gij allen die arbeiden en zwaar belast zijn, en Ik zal u rust geven. Neemt Mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.”{KJV}

9

Gedenk altijd dat God u niet tot uw functie heeft geroepen om u te voeden of u rijk te maken, maar om u te redden en anderen door u te redden. Wat u daarom ook doet, doe het ter verheerlijking van God. Dan, en alleen dan, zal Hij in “al deze dingen” voorzien, de dingen die God geschikt acht om te geven. Hij zal op de ene of andere manier erop toezien dat u uw benodigdheden zult verdienen. Niets minder dan het geloof van Noach, van Job, en van Daniël zal de rekening betalen, Broeder, Zuster, want alles wat hierin tekort schiet, is een belediging tot God. Het betekent hetzelfde als Hem een misleider noemen. Twijfelen aan de beloften van God berooft de twijfelaar volledig van al Gods zegeningen en beloften. Alleen wanneer u leert om op Hem te vertrouwen zal Hij voor u zijn “als een schuilplaats tegen de wind, en een bedekking tegen de storm; als waterbeken in een dorre plaats, als de schaduw van een grote rots in een dorstig land.” Jes.32:2. {2TG35: 10.1}

“Zoekt gij eerst het Koninkrijk Gods, en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegevoegd worden.” Deze belofte ging op voor David’s tijd, en het zal ook nu opgaan: {2TG35: 10.2}

Ps. 4:6—“Offer de offeranden der gerechtigheid, en stel uw vertrouwen op de Here.”{KJV}.

Door persoonlijke ervaring kende David Gods getrouwheid: Daar hij alles had gedaan wat gedaan moest worden in het dienen van God, was hij er zeker van dat wanneer de beer en de leeuw kwam om zijn lammeren te verslinden, dat God hem zou verlossen als hij alles deed wat hij kon om hen te sparen. {2TG35: 10.3}

Bovendien, daar hij geloofde dat God het koninkrijk aan hem had beloofd, en hij gezalfd was om koning te zijn over Gods volk, twijfelde David aan niets. Zijn taak erkennend, ging hij onbevreesd de reus Goliath achterna, die God en Zijn

10

 Koninkrijk tartte, en hij was er zeker van dat de reus hem niets kon doen. Door het geloof bevrijdde hij zijn volk van de macht van de reus. Door het geloof overwon hij de leeuw en de beer, en redde hij de lammeren. Door het geloof wist hij dat Saul hem niet van het leven kon beroven, noch hem de troon ontnemen. {2TG35: 10.4}

Neen, noch beest noch mens kan u het leven beroven of u van een bevordering bestelen als u Gods bevel gehoorzaamt, als u weet dat Hij Die Israël bewaart, noch slaapt noch sluimert (Ps.121: 3,4); dat Hij alles van u weet, mijn vrienden, ieder moment van de dag en van de nacht; dat Hij aandacht schenkt aan zelfs de haren die van uw hoofden afvallen; dat wat u ook overkomt slechts Gods eigen wil is voor uw eigen bestwil. Ik zeg, als u weet en gelooft dat Hij God is en de Bewaarder van uw lichamen en zielen, dan zult u, wat u ook mag overkomen, er gelukkig mee zijn en God de eer ervoor geven, niet mopperend, maar verheerlijkend {of prijzend} zelfs in uw beproevingen en kwellingen. {2TG35: 11.1}

Jes.26:4—“Vertrouwt gij op de Here tot in eeuwigheid; want in de Here HEERE is  eeuwige sterkte.”

Als u van ganser harte vertrouwt op God, en als de wereld in de ruimte zou vallen en tegen de sterren botsen, dan zult u gelukkig met God meevliegen. {2TG35: 11.2}

Laat ons nu gaan naar 2 Korinthiërs, het eerste hoofdstuk, en zien wat Paulus uit ervaring wist over Gods zorg voor hem: {2TG35: 11.3}

2 Kor.1:8,9—“Want wij willen niet, broeders, dat gij onwetende zijt van onze verdrukking, die ons in Azië overkomen is, dat wij uitnemende zeer bezwaard zijn geweest boven onze macht, alzo dat wij zeer in twijfel waren, zelfs van het leven.  Maar wij hadden in onszelf het vonnis des doods, dat wij niet op onszelf vertrouwen zouden,

11

 maar op God, die de doden verwekt.”

Paulus leerde uit persoonlijke ervaring dat het nutteloos is om op de mens en het eigen-ik te vertrouwen, maar dat het hoog loont om op God te vertrouwen, dat Hij alleen bij machte is om zowel het lichaam als de ziel te beschermen en te behouden. {2TG35: 12.1}

Psa.127:1—Zo de Here het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden zijn bouwlieden daaraan; zo de here de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter.

Velen van Gods getrouwe mensen hebben dezelfde ervaring gehad als Paulus. De tijd wil mij echter niet toestaan om over meer dan enkelen te spreken. Wanneer wij tot het geloof ingaan die de Bijbel aanbeveelt, dan zijn wij gereed om tot de ervaring in te gaan die God wil dat wij persoonlijk beleven, wat uiteindelijk het meest telt. Laat mij u eerst mijn eigen ervaring meegeven als een concreet voorbeeld van wat God doet als wij Hem toelaten. {2TG35: 12.2}

Terwijl ik terug in 1919 in het middenwesten een klein hotel beheerde, raakte ik intens geïnteresseerd in godsdienst, en op voorzienige wijze sloot ik mij aan bij de Zevende-dag Adventisten. In die tijd kwamen zij samen in een gehuurde zaal, wat niet echt aantrekkelijk was voor een kerk. De mensen schenen erg arm te zijn. Behalve de predikant was ik de enige die een auto reed, en hij had een versleten Ford, waarvoor ik niet eens een dollar zou geven als ik het moest rijden. {2TG35: 12.3}

Stelt u eens voor wat door mijn verstand heenging, en u mag weten dat ik mij bij de kerk aansloot alleen om wille van de Waarheid. Inderdaad, ik had geen andere bemoediging. Mijn hoopgevingen om ooit rijk te worden werd een nachtmerrie van arm worden. Ja, de Duivel gaf mij net zo een goede beeld van armoede als hij de

12

 Heer een beeld gaf van de heerlijkheid van de koninkrijken. Desondanks besloot ik om bij de Waarheid te blijven die ik had geleerd ongeacht wat er gebeurde. {2TG35: 12.4}

Toen kwam de tijd dat ik het hotel verkocht en toevallig in een kruidenierszaak betrokken raakte. Maar na enige tijd vond ik dat ik niet daarin betrokken wilde zijn, en ik verkocht het met verlies. Toen vergrootte dat beeld van komende armoede zichzelf honderdmaal, maar deed mijn best om verheugd te blijven in de Heer. {2TG35: 13.1}

Enige tijd nadat ik de kruidenierswinkel had afgedaan, verliet ik de stad en zes maanden later belandde ik in California. Daar werd ik ziek, en nadat ik alles had gedaan wat ik wist te doen, zei een van de gepensioneerde Zevende-dag Adventistische predikanten, die op dezelfde plaats woonde waar ik woonde: “Laat mij u brengen naar de Glendale Sanitarium, en ik zal u aanbevelen als een zijnde in goede en vertrouwde relatie met de kerk, dan zullen zij u een goede dienst verlenen, en dat ook tegen een lagere prijs.” {2TG35: 13.2}

Toen wij bij de balie aankwamen, en nadat de predikant hem vertelde dat hij moest zeggen, vroeg de kantoorbediende van het sanitorium hoe ik de storting voor toelating zou voldoen. Ik zei: “Per rekening.” (Het verrastte mij enigszins, want ik  was al eerder in een ziekenhuis geweest, maar er werd mij nooit gevraagd om iets vooraf te betalen,–neen, zelfs niet nadat ik was ontslagen. Ze stuurden mij de rekening per post op.) Toen hij zag dat de rekening werd getrokken van een bank in Illinois, moest ik uitleggen dat ik enigszins nieuw was in het westen, en mijn bankrekening nog niet had overgeplaatst. De kantoorbediende nam de kwitantie tegenzin aan, en mij werd een kamer toegewezen, en vriendelijk verteld dat ik moest wachten op de dokter totdat hij zou langskomen. {2TG35: 13.3}

13

Nou, ik wachtte die hele dag, maar er kwam geen ziel naar binnen! In de avond trok ik, zo ziek als ik was, mijn kleren aan en ging naar de eetkamer voor het avondeten.  Teon werd mij verteld dat de dokter weg was, maar hij zou mij bezoeken zo gauw terug was gekomen. Dit ging vier dagen lang door, en er kwam geen ziel mijn kamer binnen! Ik had kunnen sterven en niemand zou het weten tot dagen later, misschien. Ik veronderstel dat zij het geld van de bank moesten ontvangen en erachter komen of mijn krediet geldig was voordat zij mij een dienst zouden verlenen! {2TG35: 14.1}

Uiteindelijk kwam de kapelaan van het Sanitorium op de vierde dag met verontschuldigingen voor zijn vertraging om mij te bezoeken. “Als ik had geweten dat u een Zevende-dag Adventist was,” legde hij uit, “dan zou ik u eerder hebben bezocht.” Ik had hem echter niet verwacht, en het maakte mij niet zoveel uit. Maar ik zei tegen mezelf:  “Als u niet wist wie ik was, dan had u eerder moeten komen.” {2TG35: 14.2}

Ten laatste kwam de dokter en na een grondig onderzoek werd mij verteld, dat ik een ernstig zieke man was en een speciale dag-en-nacht-verpleger nodig had om mij te verzorgen en mij hydrotherapie-behandelingen te geven. Met mijn toestemming kwam een studerende verpleger binnen. Maar toen de avondschemering de lucht overdekte, zei de verpleger tegen mij dat zij een tekort hadden aan speciale verplegers, en dat hij zodoende zelf  mij moest bedienen de gehele nacht door, als ik hem toestond om zijn ledikant te plaatsen in mijn kamer. Al de tijd dat ik daar was, echter, stond hij nooit één keer op om mij te bedienen. {2TG35: 14.3}

En alzo had ik een eigen dag-en nachtverpleger, en aan het eind mij 50 ct per uur in rekening gebracht—zes dollar dagelijks voor hem omdat hij mij bediende gedurende de dag, en zes dollar per nacht omdat hij met mij in mijn kamer sliep! Dit was tezamen

14

met de toegevoegde verrekeningen een zware achteruitgang op mijn reeds afnemende spaargelden. En het beeld van toenemen in blut geraken en arm blijven werd steeds groter en groter in mijn eigen verstand, maar ik herstelde van mijn ziekte, en was dankbaar. {2TG35: 14.4}

Het incident in het Sanitorium produceerde echter een andere teleurstellend beeld in mijn gedachten. Is dat Sanitorium Gods plaats voor Zijn zieke mensen? Vroeg ik mezelf af. Zijn deze mensen werkelijk Gods volk? Het antwoord dat opkwam bij deze vragen was deze: Het Sanitorium is van God, en de kerk is van God, maar de mensen die ze beheren zijn tegenwerkende krachten, zij zijn de moderne priesters, schriftgeleerden en Farizeeërs, dat er een noodzaak is voor meer Samaritanen in hun midden. Dit is echter waar Gods Waarheid is, echter, en daar God mij helpt, zei ik, zal ik erin blijven. Ja, God hielp mij, ik behield het geloof, klaagde over niets, en bleef in de kerk met net zo een goede reputatie als een ieder. {2TG35: 15.1}

Nadat ik echter het ziekenhuis had verlaten, was ik zwak en mijn bankrekening was bijna uitgeput. Het scheen mij ook dat er niets was dat ik kon ondernemen met een verlof op de Sabbat, dat ik onder de genade zou vallen van een of andere liefdadigheid (instelling), of anders zou sterven. Bovendien had ik voor verscheidene maanden noch mijn tienden noch mijn heffingsgeloften naar de kerk in het middenwesten verzonden, en daardoor bezat ik ongeveer $75. Toen bedacht ik, dat als ik zou verzuimen om deze schuld nu te betalen terwijl ik nog genoeg had om het te betalen, ik nooit weer zoveel geld zou kunnen verzamelen en dan zou het voor altijd onbetaald moeten blijven.Beter nu blut geraken, zei ik, en schuldvrij zijn dan later blut zijn en voor altijd een schuldenaar zijn. {2TG35: 15.2}

Het bedrag op mijn banktrekening, bedacht ik, was net iets meer dan mijn schuld. Toen ik een overboeking opstelde

15

voor opname van de gehele saldo, en het verzond naar de kerk in het middenwesten, had ik maar $3.50 op zak, en geen vooruitzicht op een baan. Toen schreef ik naar de bank in het middenwesten dat ik mijn bankrekening zou opheffen en dat zij de geanulleerde overschrijvingen en andere papieren naar mijn adres in California moesten  versturen. {2TG35: 15.3}

Op dat moment in mijn leven echter, werden de rollen net zover omgedraaid als zij dat werden voor Abraham nadat hij alles had gedaan behalve zijn zoon Isaak doden op de altaar van God. Slechts enkele dagen nadat ik de bank had geschreven, vernam ik een reaktie van hen, en tot mijn grote verbazing hadden zij een bedrag berekend van ongeveer $350 als mijn eindsaldo! Ik ben nooit erachter gekomen hoe dat heeft plaatsgevonden. {2TG35: 16.1}

In de tussentijd verkreeg ik een baan bij een wasmachine-agentschap, en juist op die tijd hielden de Zevende-dag Adventisten hun kampbijeenkomst van 1923 in Los Angeles. En alzo besloot ik om die te bezoeken en tussen de bijeenkomsten door te proberen om Maytag wasmashines te verkopen in de omgeving. En wat veronderstelt u? Ik verkocht iedere dag een wasmashine en daarnaast ook een paar stofzuigers. Dit duurde net zolang voort als de kampbijeenkomst duurde, en mijn eerste salaris van het bdrijf bedroeg ongeveer $425. Maar dat was niet alles, want juist toen overviel mij een andere verrassing. Enige jaren van tevoren, had ik aandelen gekocht waarvan ik mezelf  had overtuigd dat zij waardeloos waren, maar tot mijn verrassing ontving ik een brief waarin de corporatie vroeg of ik ze weer aan hen wilde verkopen, en de prijs die zij aanboden was meer dan het dubbele van de prijs die ik had betaald! Hier had ik dus mijn eigen echte ervaring zoals is beloofd in Maleachi 3:10. {2TG35: 16.2}

Bovendien was deze Maytag-agentschap nieuw, en toen ik daar voor hen begon te werken, hadden zij slechts een kleine pand. Al de tijd echter dat ik voor hen werkte, waren zij voorspoedig en namen groeien zoals Laban dat deed

16

 toen Jakob voor hem werkte. Binnen drie jaren tijd openden zij filialen in alle omstreken van Los Angeles, en richtten toen hun eigen gebouw op die van binnen en van buiten op een bank leek, een huizenblok diep en ongeveer zestig voet breed. Hoe hun voorsoedigheid afliep zal ik u wat later vertellen. {2TG35: 16.3}

Mijn onverwachte succes in de verkoop van wasmachines, werd natuurlijk als een bemoediging voor de andere verkopers, en de verkoopmanager werd erg ondervragend over mijn godsdienst. De laatste keer dat ik tot hem sprak zei tegen mij: “Houteff, het moet wel geweldig zijn om zo te geloven als jij doet, maar ik weet dat ik nooit een Zevende-dag Adventist zou kunnen zijn.” Toen vroeg ik waarom hij dat niet kan, en hij antwoordde: “Omdat, als ik de Sabbat zal beginnen te onderhouden zoals u dat doet, ik dan mijn baan kwijt zal raken.” {2TG35: 17.1}

Ik zei: “Het is beter uw baan kwijt te raken dan uw leven te verliezen.” En het gesprek eindigde. Maar de volgende keer toen ik naar het kantoor ging zag ik een bord aan de deur hangen, en alles bleek in rep en roer te zijn. Toen werd mij verteld dat Dhr.Harney, de verkoopmanager, plotseling ziek was geworden de nacht daarvoor en die morgen vroeg was overleden. {2TG35: 17.2}

Rond die tijd geraakte ook de hoofdboekhouder geïnteresseerd in het bespreken van godsdienst met mij. Naar gelang de tijd verstrekte, besprak ik hetzelfde wat ik met Dhr.Hardey had besproken, en uiteindelijk zei ook hij: “Houteff, het moet wel geweldig zijn om zo te voelen als u het voelt, maar ik zou nooit een Zevende-dag Adventist kunnen zijn.” {2TG35: 17.3}

Ik zei: “Waarom?” {2TG35: 17.4}

“O, ik zou de Sabbat niet kunnen houden en ook mijn baan erbij,”antwoordde hij. {2TG35: 17.5}

17

  “Wel,” zei ik, het is beter uw baan kwijt te raken dan uw leven te verliezen Mr. Barber.” {2TG35: 18.1}

En voorzeker, de volgende keer toen ik naar het kantoor ging, trof  ik iedereen pratend aan in plaats van werkend! Toen werd mij verteld dat MR. Barber, de hoofdboekhouder, die morgen dood werd aangetroffen in zijn kamer! Geloof het of niet, maar dit is wat met beide mannen gebeurde, nadat zij hun overtuiging prijsgaven voor de prijs van een baan! {2TG35: 18.2}

Een weinig later bedacht ik dat ik iets voor mijzelf moest beginnen in plaats van door te gaan met werken voor Mr, Sleuter. Dus besteedde ik meer tijd aan het experimenteren met gezonde snoepgoed, en daar ik toen slecht af en toe een wasmachine verkocht, werd ik niet zo populair bij het bedrijf. En aangezien het bedrijf  mij enige toeslagen verschuldigd was, besloot ik erachter te komen waarom zij terug werden gehouden. Na de zaak verscheidene keren met de verkoopmanager besproken te hebben, scheep hij mij iedere keer af met de belofte het “na te kijken.” Maar op een dag zette ik meer druk op de zaak, en als resultaat zei hij: “Houteff, ik heb genoeg hiervan en het kan mij niet schelen, u kunt  ermee stoppen.” De volgende keer tot ik naar binnen ging, vernam ik dat Mr. Lisco, de verkoopmanager, was ontslagen en dat Dhr. Foster zijn functie had overgenomen! Zoals u ziet, was Mr. Lisco, niet ik, degene die moest stoppen! {2TG35: 18.3}

Ik ging toen naar de nieuwe manager om mijn toeslagen te bespreken. Hij beloofde mij de zaak te onderzoeken en mij het te laten weten de volgende keer dat ik kwam. Hij deed echter hetzelfde wat Mr. Lisco deed. En toen ik druk op de zaak zette zo veel mogelijk als ik deed met Mr. Lisco, zei ook hij: “Houteff, Ik heb genoeg van die zaak, en het kan mij niet schelen als u ermee stopt.” Vreemd genoeg echter, werd mij verteld, toen ik de volgende keer naar binnen ging, dat Mr. Foster, de verkoopmanager, was ontslagen en niet langer in het

18

 bedrijf werkte! Ik was er nog steeds. {2TG35: 18.4}

Tegen die tijd had ik genoeg zaken verworven met mijn gezondheidssnoepgoed om mij bezig te houden, en was van plan om helemaal ermee te stoppen. Ik ging toen naar Mr.Sleuter zelf toe betreffende de voorgenoemde toeslagen, maar hij ontving mij erg kil, en vertelde mij duidelijk dat ik niets moest verwachten! Ik stopte ermee. Maar binnen een periode van ongeveer minder dan zes maanden, denk ik, verloor hij de agentschap en iemand anders nam het bdrijf over! Dit is de manier waarop zijn voorspoedigheid eindigde. {2TG35: 19.1}

Niet lang nadat ik begin t ewerken voor dit bedrijf en terwijl ik klanten wierf, ontmoette ik en vrouw wiens man van Joodse afkomst was, maar zij was Scandinavisch, en een Zevende-dags Adventist. Ze vertelde mij dat haar man vreselijk gekant was tegen haar godsdienst en op een bepaald moment  gooide hij haar Bijbel in de oven.  Zij wenste dat ik haar man op einge manier kon helpen om zijn houding te veranderen. Ik vroeg haar om hen te vertellen dat ik hem zou willen ontmoeten in zijn huis de volgende nacht. Zij beloofde het te proberen en het me dan te laten weten. {2TG35: 19.2}

Hij zat erbij gedurende verscheidene studies met mij in zijn huis, in aanwezigheid van de familie.  Ik was echter verrast, echter, daar ik vond dat hij zeer overeenstemmend wasover wat er werd gepresenteerd, al met al in tegenstelling tot wat zijn vrouw mij had verteld! Nadat ik hem drie studies had gegeven riep hij mij terzijde, trok zijn broekzakken binnenste buiten en zei tegen mij: “Zoals u ziet, heb ik een groot gezin om te onderhouden en maar drie cent in mijn broekzak. Voordat u tot mij kwam,” legde hij uit, “deed ik van alles om een baan te krijgen, maar faalde. In mijn wanhoop,” vervolgde hij, “bad ik voor de eerste keer in mijn leven. Ik vroeg de Heer om iemand te sturen om mij te tonen wat te doen. Toen ik hoorde dat u zou komen,”voegde hij toe,

19

 “dacht ik dat het een antwoord op mijn gebed was, en ik wilde u heel graag ontmoeten.En dat is waarom u mij  zo openhartig hebt gevonden voor uw godsdienst. Maar nu”, zei hij, “weet ik dat God u heeft gezonden.” {2TG35: 19.3}

Ik vroeg hem of hij wasmachines zou willen verkopen, en hij antwoordde: “Ik ben bereid om alles te doen wat u voorstelt.” Ik bracht hem naar het bedrijf waar ik voor werkte, en hij ging gelijk aan het werk, transporterende met zijn eigen bestelwagen. Zijn loon, met zo nu en dan een paar verkopen, bracht hem maandelijks over $200 op. {2TG35: 20.1}

Hij bezat het huis waarin hij woonde, en daar de levensstandaard in die dagen niet zo hoog was, kon hij een goed deel van zijn loon opsparen. Na een tijd verkocht hij zijn huis, kocht een stuk grond van vijf hectaren en bouwde een nieuw huis en een goede schuur voor pluimvee op dat stuk grond. Toen zei hij tegen mij dat hij van plan was om nog ongeveer18 maanden langer voor het bedrijf te werken, en tegen die tijd zou hij zijn huis en landgoed allemaal gereed hebben, of enigszins gereed, en dan zou hij een goede levensonderhoud kunnen hebben van zijn vijf hectaren stuk grond. {2TG35: 20.2}

Wel, het scheen goed te gaan. Maar op een Sabbatmorgen  ontmoette hij mij in de kerk en vertelde mij dat het bedrijf overgenomen zou worden op die dag. Hij wilde weten of ik met hem zou willen gaan en naar de uitspraken luisteren terwijl de overname zou plaatsvinden. Ik beredeneerde met hem, dat het niet de plaats was om Sabbat door te brengen, maar hij beargumenteerde dat als hij niet aanwezig zou zijn, zij iemand anders in zijn plaats zouden kunnen aannemen, en hij kon het zich niet veroorloven om zijn baan te verliezen. Daarom ging hij naar de zakelijke bijeenkomst. Kort daarna echter, ontsloeg het nieuwe bedrijf hem. Daardoor kon hij de betalingen van de grond niet bijhouden en de verzekeringsbedrijf sloot het vroegtijdig af! Toen stierf zijn vrouw! {2TG35: 20.3}

20

Iedereen kan zien dat al deze opeenvolgende gebeurtenissen van de  dag, die nauw aan elkaar verbonden waren met niets dat er tussenkwam, onmogelijk toevallig konden zijn, maar volstrekt uit Voorzienigheid. {2TG35: 21.1}

Laat mij u nu een ander wonder vertellen die rond die tijd plaatsvond. Op een Woensdag reed ik naar de zakelijke afdeling van Los Angeles. Toen ik mijn zaak vrij laat in de middag had afgerond, en terwijl ik de straat overstak, zag ik een vrouw mijn richting op rijden. maar aangezien ik bijna in het midden van de straat was, zag ik geen gevaar, want er was genoeg ruimte vor haar om langs te rijden. Desondanks keerde zij haar auto recht tegenover naar mij toe. Ja, zij raakte mij aan mijn linkerkant, en daar zij overmate opgewonden was, kon zij de auto niet stopzetten voordat zij het midden van de huizenblok. En zodoende bleef zij doorrijden vanaf de hoek an de straat tot an het midden van de steeg. Wat gebeurde er met mij toen de auto mij raakte? Heeft het mij plat op de straat doen liggen, en heeft het mij overreden? Nee, dit gebeurde niet, omdat er iets nog geweldiger plaatsvond: {2TG35: 21.2}

Een onzichtbare hand droeg mij voor de auto voort, mijn voet lichtelijk glijdend op het asfalt met mijn rechterkant voorover, en mijn linkerkant tegen de koeler van de auto! Nadat er ongeveer een halve afstand was afgelegd voordat de auto stilstond, zette iets mij op de bumper van de auto, en ik plaatste mijn linkerarm om het linkerhoofdlicht van de auto! Toen zei ik tegen mezelf: “Nu, dame,  kent u blijven doorgaan als dat het beste is wat u kunt doen.” Toen ze stopte, zette ik mijn voet op de grond en liep weg van de auto. {2TG35: 21.3}

Juist toen ontdekte ik dat de pen die ik in mijn jas had was verbrijzeld in een half dozijn aantal stukken door de slag, maar mijn ribben waren

21

 ongedeerd! Tegen die tijd werden de auto en ik omsingeld door mensen, en drie politie-agenten zochten naar de man die was overgereden.Maar aangezien zij niemand liggend op de straat konden vinden, of vastgezeten onder de auto, vertelde ik hen dat ik het was die was overgereden! Zij wilden mij naar het ziekenhuis brengen, en toen ik hen vertelde dat ik ongedeerd was, hoorde ik iemand zeggen; ” Hij moet wel gewond zijn maar hij is te opgelaten en kent zijn toestand niet.” {2TG35: 21.4}

Toen lieten ze mij mijn benen en armen verscheidene keren omhoog en omlaag bewegen, waarna er een uitriep: ” Hij is van rubber gemaakt!” De vrouw werd ervan beschuldigd 30 mijl per uur te hebben gereden. Toen liep ik drie huisblokken naar mijn auto, en reed naar een bidstond in Exposition PArk Church, waar ik in onze tijd van getuigenissen hen vertelde over het ongeluk en de resultaten. Wij leven nog steeds in de dagen van wonderen, zoals u ziet. {2TG35: 22.1}

Na al deze en andere ervaringen, kwam toen de boodschap die wij nu pogen tot de Laodicenzen te brengen. De vijanden van de boodschap lieten toen niets ongekeerd in hun zoeken naar iets tegen mij, in plaats van zich er zeker van te stellen dat zij geen Waarheid verwierpen. Zij probeerden elke hoek en gat uit om mij van iets te beschuldigen en om mijn activiteiten stop te zetten, maar vonden niets over het algemeen bleven ongeveer dertig leden van de kerk bij mijn speciale bijeenkomsten iedere Sabbatmiddag. toen kwam de tijd dat de ouderlingen van de kerk weigerden om ons de kerke te laten gebruiken voor onze bijeenkomsten, en zij lieten ons allen uitgaan. Maar een van de zusters die in een groot huis woonde valk tegenover de kerk bood har plaats aan voor de bijeenkomsten, en er was een grote opschudding onder de mensen rondom het kerkgebouw. Sommigen waren voor ons en sommigen waren tegen ons. Zodoende

22

gebeurde het dat het huis tegenover de kerk die middag vol was en velen luisterden van buiten uit via het raam. De vijanden faalden erin om onze bijeenkomsten op te breken, en de overwinning was van ons. {2TG35: 22.3}

Vervolgens verboden zij ons om hun kerkdiensten te bezoeken, en zij begonnen degenen het lidmaatschap te ontzeggen die nog steeds onze bijeenkomsten wilden bijwonen. Zij probeerden mij ook te deporteren, maar slaagden er niet in. Toen probeerden zij een rechtszaak aan te spannen tegen elk van ons die op Sabbat naar de kerk ging, maar leden verlies.Een keer riepen zij de politie op om mij te laten arresteren op grond van valse beschuldigingen dat ik de bijeenkomsten verstoorde, maar nadat de agenten in het politiebureau mijn verhaal hadden gehoord en de beschuldigingen van de diakenen tegen mij, beval hij de twee politie-agenten die ons naar het bureau brachten om ons weer in hun auto te zetten, en ons rechtstreeks terug te brengen naar de kerk waar zij ons hadden opgepakt! {2TG35: 23.1}

Hierna probeerden de ouderlingen om mij in een krankzinnigheidsgesticht te plaatsen. De “stadsbeheerder” van Glendale zelf (een Zevende-dag Adventist) was naar deze kerk gekomen op die Sabbatmorgen om de aanklachten voor te schrijven en erop toe te zien dat ik werd weggevoerd en in het gesticht werd opgesloten. Na een paar minuten met mij te hebben gesproken, echter, deed de agent niets dan mij te vertellen dat hij mij niet meer lastig zou vallen! Toen voelde de 200lb zware stadsbeheerder zich kleiner dan mijn 135lb. gewicht. {2TG35: 23.2}

Zij deden al deze onbetamelijke dingen en vele anderen; bovendien spraken en predikten zij tegen mij. En hoewel ik niemand dan de Heer had om mij te verdedigen te allen tijde, toch was in al deze dingen de overwinning  voor mij! {2TG35: 23.3}

Toen wij ons kantoor van California naar

23

Texas verplaatsen, waar wij noch vriend noch gelovige in de boodschap hadden, waren de kerkouderlingen blij, en dachten dat ons werk dan voor zeker zou uitsterven. Desondanks groeide het meer dan ooit, hoewel ditr plaatsvond te midden van de depressie, in 1935, terwijl honderden en duizenden bedrijven failliet gingen, en terwijl welgestelde mensen arm werden. Maar wij die met niets zijn begonnen, groeien en werden voorspoedig. Bovendien namen wij nooit collecte’s bij geen van onze samenkomsten waar dan ook en maakten geen oproepingen voor geld. Dit is nog steeds van kracht. Ook nog bedraagt onze kosteloze literatuur, dat week na week uitgaat, tot honderden en duizenden dollars, week na week, en jaar na jaar, naast de kosten van het bouwen van de Instelling. {2TG35: 23.4}

En vandaag, na de nachtmerrie te doorstaan van de veronderstelling dat ik een leven van armoede zou leiden, zoals ik eerder heb uitgelegd, is mijn krediet onbegrensd, en de kwitanties die ik overscchrijf bedragen tot duizenden aan dollars week na week, en jaar na jaar, hoewel ik geen overeenkomst heb, geen bezitting heb, en geen persoonlijke bankrekening heb! Bovendien betaal ik mijn secretaressen net zoveel als ik mezelf uitbetaal en sommigen van mijn werkers betaal ik tweemaal zoveel. Ja, er zijn net zo grote wonderen vandaag de dag als die er ooit waren. {2TG35: 24.1}

Ook Jakob had geen gerechtigheid uit zichzelf maar hij had een grote ijver en eerbied voor de gerechtigheid van de Heer. Ezau echter, die geen achting had voor de gerechtigheid van de Heer, verkocht zijn geboorterecht voor een linzenkooksel. Wat een goedkope ruilhandel had Jakob! Als resultaat echter, werd Jakob een vluchteling. De eerste nacht weg van thuis, echter, ontmoette God hem, door hem een visioen te geven, stelde Jakob zijn volledige vertrouwen op God en beloofde  getrouw te zijn in al zijn taken.

24

Als begin had Jakob in Padan-Aram niets dan geloof en ijver. Hij was alleen een goede werker, dat is alles. Deze kwaliteiten herkende Laban onmiddellijk in Jakob, en als resultaat bood Laban niet alleen aan om Jakob zijn dochter Rachel tot vrouw te geven, maar hij bedacht zelfs een plan waardoor hij hem dwong om beide dochters te nemen–Rachel en Lea–de enige meisjes in het gezin! Bovendien, hoewel Jakob duur bwetaalde voor hen met veertien vaste jaren van zware getrouwe arbeid, werd hij in de volgende zes jaren rijk! Toen, bij zijn terugkeer naar huis, zei hij van ganser harte, oprecht, en met een vrij geweten tot Laban: {2TG35: 24.2}

” Deze twintig jaren ben ik bij u geweest; uw ooien en uw geiten hebben geen misdracht gehad, en de  rammen van uw kudde heb ik niet gegeten.” Gen.31:38. {2TG35: 25.1}

Verder nog, toen hem werd gevraagd wat hij wilde voor zijn werk nadat de veertien jaren voorbij waren, koos hij voor het loon die God wilde betalen, niet die van Laban. Want hij zei tot Laban: {2TG35: 25.2}

Gij zult mij niets geven, maar laat mij heden door uw ganse kudde gaan, en daarvan verwijderen al het gespikkelde, gevlekte,en bruine kleinvee, schapen en geiten, en hen drie dagreizen afzonderen van de rest, opdat er geen voor hen is om zich te mengen. Tot op heden zullen alle schapen en kleinvee, gespikkeld of ongespikkeld, van ons zijn, maar hierna zal al het gespikkelde dat is geboren van onder het ongespikkelde (het schijnbaar onmogelijke) van mij zijn, omdat ik u heb gediend! {2TG35: 25.3}

Laban was zeer tevreden met de overeenkomst en Jakob ging aan de slag. Godf zegende Jakob’s arbeid ondanks de natuurlijke onmogelijkheid, en binnen

25

 zes jaren werd hij rijk! Waarom?— Omdat Jakob God diende met zijn ganse hart, en onvoorwaardelijk op Hem vertrouwde voor zijn levensonderhoud. Hij wilde niets dan wat God hem toeliet te hebben. Hij wist dat zo lang hij voor de Heer werkte, de Heer hem noch hongerig noch naakt zou achterlaten. Hij wist dat als God het gras op het veld alzo bekleedde, Hij hem in Zijn wijngaard zou bekleden en voeden. {2TG35: 25.4}

Aangezien Jakob zo snel rijk werd, en aangezien zijn schoonvader wilde dat hij langer bleef, en aangezien Jakob ook nog steeds Ezau vreesde, waarom verliet hij dan Laban, en waarom begon hij met de terugkeer naar huis?—Het antwoord is simpel: Omdat God hem dat vroeg, zeggende: {2TG35: 26.1}

Gen.31:13—“Ik ben de God van Betel, waar gij de opgerichte steen gezalfd hebt, en waar gij Mij een gelofte beloofd hebt; Welnu, maak u op, vertrek uit dit land, en keer weer in het land uwer maagschap.”

Uit dit verslag ziet u, dat Jakob getrouw was aan de taak in zijn positie, en altijd bedachtzaam op Gods bevel. Zijn wij als Jakob? Of zijn wij als Judas Iskariot? Zoals u nu weet, droeg Jakob volkomen zorg over Laban’s zaak, en volgde Gods leiding al de weg. Maar Judas Iskariot droeg volkomen zorg voor zijn eigen zelfzuchtig belang ten koste van Gods gave, en in plaats van de richtlijnen van de Heer te volgen, volgde hij zijn eigen richtlijnen.  Vergelijk nu echter het einde van Jakob met dat van Judas. De één zijn werk eindigde in heerlijkheid en de ander zijn werk eindigde in schande en rampspoed. {2TG35: 26.2}

Voor wie bent u aan het werken, broeder, zuster? Voor uzelf of voor God?—U zegt: “Voor God,”en ik hoop dat u gelijk hebt, maar gedenk, zoals ik eerder zei, dat geen

26

enkel zakenbedrijf  een  werker zal bevorderen die ten minste niet net zo geinteresseerd is in de voorspoed van zijn bedrijf als hij geïnteresseerd is in de omvang van zijn loon. Bovendien is geen enkel bedrijf geïnteresseerd in de privé-zaak van de werker. Het is geïnteresseerd in zijn eigen zaak. Gods zaak is echter veel belangrijker, en van veel groter gevolg dan de zaak van enig mens. Ook Hij is helemaal niet geïnteresseerd in uw zelfzuchtige zaak, Hij is geïnteresseerd in Zijn zaak van het redden van zielen. Daarom kunt u uw zaak niet tot het eerste belang maken en de Zijne de tweede, en tegelijkertijd verwachten Zijn beloften te oogsten, en verwachten dat Hij uw gebeden beantwoordt. Als dat het geval is, dan bent u zelfs valselijk uzelf een Christen aan het noemen. Volgens Mattheus 6:32 bent u {dan}nog steeds een misleide heiden. {2TG35: 26.3}

Om een Christen te zijn in Gods ogen moet u nooit uzelf prijzen, maar prijs God en Zijn goedheid. Schep nooit op over uw eigen belangen en verworvenheden, maar roem over die van God. Probeer nooit uw eigen zaak te bevorderen, maar tacht altijd om die van God te bevorderen. Bid nooit voor licht om te weten wat te doen, en waarnaar toe te gaan zodat uw zaak, uw belangen voorspoedig zijn, maar bid eerder voor licht dat God u helpt om datgene te doen of naar de plaats te gaan waar u het beste Zijn zaak zou dienen, dat Hij u leidt en u leert hoe Zijn koninkrijk te verspoedigen. Dan, en alleen dan, zult u ondervinden dat u nooit verkeerd gaat! Iedere motief die anders is dan deze zal u leiden tot waar God u niet wil hebben, en waar u uw eigen last zal moeten dragen, onafhankelijk van Hem. {2TG35: 27.1}

Ik heb een aantal individuen zien zweren bij de hemel en de aarde dat God hen heeft geleid tot hier of daar, in dit of het ander. Maar wanneer dingen hen niet bevallen, dan trekken zij weg, zwerende net zo hard dat God hen niet had

27

geleid in dat ene ding! En wederom net zo hard zweren  als tevoren dat God hen eruit leidt, en tot iets beters! Zij voelden wederom net zo absoluut dat God leidde in hun handeling, hoewel het het tegengestelde was van wat zij dachten dat Hij hen eerder in had geleid! {2TG35: 27.2}

Anderen hebben aangevoeld dat God de weg had geopend voor hen om dit te doen of hwet andere door het feit dat zij in staat zijn gesteld geweest om het geld te krijgen voor de reis, of om een koper te vinden voor een ding of het andere, om dit te hebben of om dat te hebben. Nog anderen vertelden mij dat zij de Bijbel willekeurig openden, en dat hun ogen vielen op een vers die Gods goedkeuring aangaf voor hun handeling. Een broeder vertlede mij dat hij een munt had omgegooid en een ander had een Indiaanse pijl gevonden die de richting aanwees die hij moest opgaan! Al dezen heb ik in het niets doen opgaan hoewel deze aanwijzingen als absolute bewijzen werden aangehouden van Gods wil in de desbetreffende zaken. {2TG35: 28.1}

Laat mij u nu vertellen dat deze aanwijzingen op zichzelf genomen slechts aanmatiging zijn van de hoogste vorm, denkbeeldigheid en gokken,  helemaal niet Gods tekens. Bovendien, plannen van ieder een die gebaseerd zijn op pure zelfzuchtige belangen, puur gebaseerd op waar en hoe men zijn eigenmachtige winstgevende onderneming kan verbeteren terwijl hij belijdt een Christen te zijn—Ik zeg u, dat al dezen beramingen zijn, helemaal niet Gods plannen, ongeacht hoe de weg opengaat, of wat er gebeurt. Het feit is dat er aan God nooit de gelegenheid is gegeven om in deze dingen te leiden, want om Hem de gelegenheid te geven, zegt Hij: “Zoekt gij eerst het Koninkrijk Gods, en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegevoegd worden. {2TG35: 28.2}

Wanneer u daarom Gods Koninkrijk

28

tot uw voornaamste belang maakt, dan zult u zeer zeker zichzelf in de juiste plaats bevinden plaats op de juiste tijd, het juiste ding doende en Gods rijkste zegen oogstend.  U kunt dan verzekerd ervan zijn dat Hij de weg zal openen en u brengen waar u moet zijn, zelfs als Hij u uit de put moet optillen, en de Ismaëlieten moet vertellen om jou tot Egypte in te brengen en om u , in het huis van Potifar werkende, te plaatsen. Hij zou u in de gevangenis kunnen moeten brengen voordat Hij u doet zitten met Farao op de troon. Of Hij kan veroorzaken dat u uit Egypte vlucht en u schapen laten weiden rond de berg Horeb. Hij kan u tegen de Rode Zee opbrengen, terwijl de Egyptenaren u achtervolgen. Hij  kan u in de woestijn brengen waar er noch water noch voedsel is. De leeuw en de beer kunnen komen om uw lammeren te nemen, Goliat om uw volk te doden, en de koning kan u in de vurige oven werpen, of in de leeuwenkuil. {2TG35: 28.3}

Ja, honderden en duizenden dingen kunnen gebeuren, maar hij die op God vertrouwt en Zijn werk goed doet, zal al deze zogenaamde hindernissen en ongelukken als wonderlijke uitreddingen ondervinden, en toegangen tot succes, die allemaal Gods wonderbaarlijke plannen uitvoeren, en Gods weg tot uw bevordering van één groot ding tot een ander. Wanneer u onder Gods zorg bent en onder Zijn leiding, zeg{dan}nooit dat de Duivel dit of dat heeft gedaan, ongeacht wat het mag zijn, want hij kan niets doen tenzij het hem is toegestaan het te doen. Geef altijd God de eer. {2TG35: 29.1}

Ik kwam naar Amerika, niet omdat ik dat wilde, maar omdat God dat {van mij} wilde. En aangezien ik mijn toekomstig werk niet kende, en daar God toen mij het niet meer kon doen begrijpen dan dat Hij Jozef eerst zijn reis naar Egypte kon doen begrijpen, werd ik daarom met het geweer in aanslag uit het land weggedreven zoals Mozes uit Egypte werd weggedreven, hoewel ik

29

niets had gedaan om mezelf in de problemen te brengen. En wie veronderstelt u leidde de oproerlingen om mij het land uit te bestormen? Niemand anders dan de Grieks Orthodoxe bisschop van de provincie! En waar veronderstelt u dat hij zijn vervolgingscampagne propageerde? In de kerk op de zondagmorgen, terwijl hij in zijn volledige ambtsgewaad gekleed was en ongeveer twintig meter van waar ik stond! {2TG35: 29.2}

Want in die tijd wist ik niet wat mijn weggaan van thuis naar zulk een vergelegen land betekende, maar nu weet ik net zo goed als Jozef dat wist, dat de hoop van zijn broeders om Gods plan voor hem te verijdelen slechts Gods plan was om hem binnen in Egypte te krijgen. En zodoende hebben zij, in plaats van het plan te dwarsbomen, werkelijk veroorzaakt dat het plan werd uitgevoerd! {2TG35: 30.1}

Wanneer dingen vandaag de dag tegengesteld verlopen van iemands wil en weg, geven de meeste Christenen de eer aan de Duivel. Alleen wanneer de dingen overeenkomstig hun welbehagen gaan geven zij de eer aan God! Ook Bileam was gelukkig toen de weg voor hem werd geopend om naar Balak te gaan, maar toen de engel van de Heer de weg waarop hij reisde versperde, werd Bileam zo gek als een hond en sloeg de ezel. {2TG35: 30.2}

Neen, niets dan u zelf kan Gods plan voor u verijdelen. Zij het uw vrienden of uw vijanden, zij het beesten of koningen, u zult ondervinden dat zij allen onbewust of bewust werkzaam zijn, u ten goede, in plaats van u ten kwade, als u Gods bevel gehoorzaamt. Wat een rijke hulpbron is de Hemel! En wie kent het! {2TG35: 30.3}

Gedenk nu, dat wat er ook in uw weg mag staan, zij het de Rode Zee of de Jordaanrivier, zij het een berg of zij het een woestijn, het juist uw stapsteen {springplank} zal zijn. {2TG35: 30.4}

Zulks als dit is de gerechtigheid van de

30

Heer, en u kunt het verkrijgen ten koste van uw eigen gerechtigheid. Dan zult u ondervinden dat de wegen van de Heer net zo veel hoger zijn dan de uwe als de Hemel hoger is dan de aarde. Alleen wanneer dit gebeurt, zult u op verstandige wijze zeggen: “De Here onze Gerechtigheid.” {2TG35: 30.5}

“Gij zult hem in volmaakte vrede bewaren, wiens verstand op U gericht is; omdat hij op U vertrouwt.Vertrouwt gij op de Here tot in eeuwigheid; want in de Here HEERE is eeuwige sterkte; want Hij vernedert hen die in de hoogte wonen; de verheven stad, haalt Hij neer; Hij haalt het neer, zelfs tot de grond toe; Hij brengt het zelfs tot het stof toe. De voet zal het vertreden, namelijk de voeten der armen, en de treden der behoeftigen.” Jes.26:3-6. {2TG35: 31.1}

31

—–0—–

 

>