fbpx

Deel 1 Tijdige Groeten Nrs. 51, 52

Ter Correctie

Tijdige Groeten

De enige gemoedsrustVol.1 Nr. 51

                                                                                                                                         Plaatje

Is Godsdienst Iets Wat Leeft En Groeit? Of Is Het Iets Wat Dood Is En Afneemt?

GEBEDSVOORLEZING

Zijt Dan Niet Bezorgd Tegen Den Morgen

Ik zal lezen uit: “Lessen uit het leven van alledag,” beginnend op bladzijde 10. {1TG51: 2.1}

“Christus trachtte weg te nemen wat de waarheid had verduisterd…. Zijn woorden plaatsten de leerstellingen van de natuur en die van de Bijbel in een nieuwe samenhang en maakten er een nieuwe openbaring van….Hij gaf de les: ‘Let op de leliën des velds, hoe zij groeien [ in de eenvoud van natuurlijke schoonheid]; zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van deze.’ Indien nu God het gras des velds, dat er heden is en morgen in de oven geworpen wordt, zo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, kleingelovigen ?” In de Bergrede weden deze woorden…gericht tot de scharen, waaronder mannen en vrouwen die bezorgd en verslagen, teleurgesteld en verdrietig waren. Jezus vervolgde: ‘Maakt u dan niet bezorgd, zeggende Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken of waarmede zullen wij ons kleden? (want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit) Want uw hemelse Vader weet dat gij dit alles behoeft’…” {1TG51: 2.2}

We gaan nu bidden dat als dienstknechten van Christus wij alles zullen doen wat wij kunnen om datgene dat de Waarheid van vandaag verduistert, te verwijderen; dat we licht vinden door middel van de natuur en de Bijbel; dat we beseffen dat de Heer om ons geeft meer dan dat Hij om de leliën des velds geeft; dat we op Hem leren vertrouwen en Zijn wil doen, en niet langer als de heiden zijn die zich zorgen maken om de dingen van de wereld; dat we weten dat Hij zal voorzien in al onze behoeften als onze belangrijkste zaak het bevorderen van Zijn Koninkrijk is. {1TG51: 2.3}

2

IS GODSDIENST IETS WAT LEEFT EN GROEIT? OF IS HET IETS WAT DOOD IS EN AFNEEMT?

LEZING  DOOR V. T. HOUTEFF

BEDIENAAR DER DAVIDIAANSE ZEVENDE DAG ADVENTISTEN

SABBAT, 26 JUKI 1947

CARMEL KAPEL

WACO, TEXAS

Is godsdienst iets dat groeit en zich uitbreid, of is het iets dat stil staat? Net een paar dagen geleden hoorden we via de radio een zekere predikant opscheppen dat zijn kerkgenootschap nooit vanaf het georganiseerd was,  een leerstelling heeft toegevoegd of weggedaan. Is dit iets om over op te scheppen? Of is het iets om te beklagen? Dit is de vraag waarop wij nu een antwoord wensen te vinden. {1TG51: 3.1}

Als de wereld niet stil staat, als het de ontwikkeling door maakt die het doet, waarom zou de kerk dan stil staan? Waarom zou de kerk niet meer over God weten en meer dan de Bijbel dan ze gisteren deed? Waarom zou het Christendom trots zijn dat het geen Bijbelse leerstellingen toevoegt? Wat een wereld zou dit zijn als alles niet vooruit ging zoals het doet? {1TG51: 3.2}

Als we de toenemende kennis en vaardigheden van de wereld vergelijken in de laatste 50 of 100 jaren met de toenemende kennis en vaardigheden van de kerk in de zelfde periode, zullen we zien dat er totaal geen vergelijking is. {1TG51: 3.3}

Kijk naar de vooruitgang die de wereld heeft doorgemaakt, en kijk naar de dwaasheid die de kerk beoefent.

3

Ja, Ik zeg beoefend, want het lijkt meer daarop dan het feit beklagen dat er geen leerstellingen zijn toegevoegd of weggedaan, en in plaats van de mensen aan te moedigen op hun hoede te zijn voor Gods bezoeking, maken ze het tot hun zaak om de leken te weerhouden van in contact komen met Gods boodschappers en Zijn voortschrijdende Waarheid, met “voedsel op zijn tijd,”met Gods boodschap voor vandaag. Alles wat niet zijn oorsprong heeft in hun eigen gebruik, wordt de leken verteld om er niets mee te maken te hebben. Dit doen ze eenvoudig weg omdat zij zelf niets de Waarheden aanvaarden die God stuurt; en omdat als wie dan ook van hun gemeenschap in contact Ermee komt en Het aanvaard, zullen ze zich automatisch moeten aansluiten bij de Waarheid en waar dan ook die Waarheid is. Dus daarom is het hun belangrijkste taak om de leken in duisternis en in vrees te houden dat iemand hun zal misleiden als ze zichzelf blootstellen aan alles wat hun predikanten niet goedkeuren. {1TG51: 3.4}

Zo een koers  kan de vooruitgang jaren tegen houden, maar het kan nooit slagen,–neen, niet minder dan dat de tegenstanders van Galileo de aarde plat maakten door hem te verplichten zijn bewering terug te nemen dat de aarde rond is, en niet minder dan Rome slaagde tegen de Protestantse Hervorming of de priesters en de Rabbi’s tegen het Christendom. Het is daarom de hoogste tijd om te beseffen dat mensen die in onwetendheid gehouden moeten worden zodat ze trouw zijn aan de kerk, zeker niet waardevol zijn om te hebben, en dat de enige manier om hen werkelijk loyaal te hebben en stevig vastgesteld in de Waarheid en gered in het Koninkrijk, is om hen de Waarheid te leren en hun dan de vrijheid te geven om te kiezen zodat zijzelf persoonlijk mogen weten wat Waarheid en wat dwaling is. Om hen in duisternis te houden tot wat de misleiders leren (als ze misleiders zijn), is om hen onwetend te houden van wat er in de lucht hangt. Het betekend voor altijd de communicatie lijn met de hemel gesloten houden, en van de mensen geestelijke invaliden en automaten te maken. De mensen moeten voor zichzelf weten wat Waarheid is, en moeten voor zichzelf beslissen wat ze ermee moeten doen als ze ooit

4

toegang tot het Koninkrijk verleend zal worden. Beiden, zij die afgeschermd moeten worden, of aan een touw geleid of met een knuppel het Koninkrijk in gedreven moeten worden en zij die de scherm bouwen, het touw trekken of de knuppel houden zullen de deur gesloten vinden en zullen de Meester horen zeggen,” Gaat weg van Mij; Ik heb u nooit gekend.” Predikanten zijn niet geroepen om opdrachtgevers te zijn noch het geweten voor anderen. Ze zijn geroepen om leraren van der Waarheid te zijn. {1TG51: 4.1}

Als de kerk geen vooruitgang boekt met de Waarheid, als ze niet regelmatig onweerlegbare kennis aan kennis toevoegt, dan weet ik zeker dat ze niets heeft om over op te scheppen. Ze is inactief, haar communicatie lijn met de Hemel is verbroken, ze is door God verlaten, dood. Ze kan haar leden niet bedienen met “voedsel op zijn tijd” vanaf de troon van God. {1TG51: 5.1}

Laten we bijvoorbeeld godsdienst nemen zoals het vandaag in de Bijbel is. Het kwam niet meteen in een keer. In plaats daarvan, bestreek het ongeveer vier duizend jaar om zich op te stapelen, en ongeveer twee duizend jaar om evenveel te bevatten wat de kerk tot nu toe heeft begrepen. {1TG51: 5.2}

Als we de kennis van Abel m.b.t. godsdienst zouden vergelijken met de kennis van de Christen, zullen we zonder twijfel ontdekken dat er geen vergelijking is, dat Abel relatief slechts de eerste principes van het Christelijke geloof kende. Als godsdienst daarom niet iets is dat leeft, groet en zich ontwikkelt, wat is het dan? {1TG51: 5.3}

Abels godsdienst van zes duizend jaar geleden is vooruitgegaan en toegenomen om te voldoen aan de behoeften van de mensen van vandaag. Dit werd alleen gedaan doordat Inspiratie eraan toevoegde, en doordat Het Zich uit Zichzelf ontvouwde. Als de kerk niet evenredig groeit en toeneemt, hoe kan ze dan een levende kerk zijn? En hoe kan ze dan gelijke tred houden

5

met de tekenen des tijds, en met de ontwikkelingen in het heiligdom boven? {1TG51: 5.4}

Laat ons lezen: {1TG51: 6.1}

Efez. 4: 11-14— En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten en sommigen tot herders en leraars. Tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing des lichaams van Christus. Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van den Zoon Gods, tot een volkomen man tot de mate van de grootte der volheid van Christus. Opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met allen wind der leer, door de bedriegerij der mensen, door arglistigheid om listiglijk tot dwaling te brengen.”

Inspiratie maakt het duidelijk dat Gods plan is dat de kerk altijd groeiende zou zijn in zowel kennis en volmaaktheid totdat we allen in eenheid des geloofd komen en de kennis van de Zoon van God, tot een volkomen man tot de mate van de grootte der volheid van Christus; dat we voortaan niet meer als kinderen zijn, heen en weer bewogen en met alle wind van leerstelling bewogen worden door de bedriegerij van mensen en listige doortraptheid, waarbij ze liegen in afwachting om te misleiden. {1TG51: 6.2}

Aangezien de kerk niet de standaard heeft bereikt die in dit vers van de Schriften wordt voorgesteld, is het duidelijk dat ze nog grotere kennis nodig heeft van de Bijbelse godsdienst, dan ze op dit huidige moment heeft. {1TG51: 6.3}

Ver zijnde van het bereikt hebben van zo een eenheid van geloof, van kennis, en volmaaktheid, zien we dat de behoefte zo helder is als kristal: Wij als Christenen dienen te beginnen te groeien, anders zal het groeiseizoen voorbij gaan en zullen we slechts als dwergen blijven, niet genoeg ontwikkeld om

6

 verkiesbaar te zijn voor een huis in het Koninkrijk. Dan zal het geschieden dat ieder van zulke onvolwassen Christenen bitter zullen uitroepen: De oogst is voorbij, de zomer is ten einde, en wij zijn niet gered.” Jer. 8: 20. {1TG51: 6.4}

Kennis van de Bijbel, ziet u is de weg van de hemel naar zaligheid en eeuwigheid, maar de weg van de moderne predikant is de mens onwetend te houden van datgene wat geleerd wordt buiten hun eigen cirkel, zodat ze de mensen onder hun controle kunnen hebben. {1TG51: 7.1}

Dat de Waarheid groeit, en dat we gelijke tred ermee moeten houden, zullen we nu lezen: {1TG51: 7.2}

Openb. 14: 6-10—“En ik zag een anderen engel, vliegende in het midden des hemels, en hij had het eeuwige Evangelie, om te verkondigen dengenen,d ie op de aarde wonen, en aan alle natie, en geslacht, en taal en volk; Zeggende met een grote stem: Vreest God en geeft Hem heerlijkheid; want de ure Zijns oordeels is gekomen; en aanbidt Hem, Die den hemel, en de aarde en de zee, en de fonteinen der wateren gemaakt heeft. En er is een andere engel gevolgd, zeggende: Zij is gevallen, zij is gevallen Babylon, die grote stad, omdat zij uit den wijn des toorns harer hoererij alle volken heeft gedrenkt. En een derde engel is hen gevolgd, zeggende met een grote stem: Indien iemand het beest aanbidt en zijn beeld, en ontvangt het merkteken aan zijn voorhoofd, of aan zijn hand. Die zal ook drinken uit den wijn des toorn Gods, die onvermengd ingeschonken is in den drinkbeker Zijns toorns; en hij zal gepijnigd worden met vuur en sulfer voor de heilige engelen en voor het Lam.”

Hier worden drie boodschappen weer gegeven, de een de ander opvolgend. Tenzij wij progressief gelijke tred houden met elk van deze, zullen we ons zelf achter de aankruipend vinden, zoals de joden tot de dag van vandaag. {1TG51: 7.3}

7

Zij die te kort schieten op gelijke tred te houden met der Waarheid zoals Inspiratie Het ontvouwd, kunnen natuurlijk nooit komen tot “de eenheid des geloofs,” en tot de volle “kennis van de Zoon van God, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus.” Dezulken zullen altijd “kinderen zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met allen wind der leer, door de bedriegerij der mensen.” Efez. 4: 13, 14. {1TG51: 8.1}

Het is duidelijk, godsdienst op zichzelf is iets dat leeft en zich ontvouwt, maar het drama is dat niet allen gelijke tred ermee houden. {1TG51: 8.2}

Laten we nog concreter ingaan op dit onderwerp van levensbelang. Weet u, de Waarheid, bleef zich ontvouwen en groeien zelf na de dood van Mozes. De joden, echter, doodden de profeten en gingen niet verder vooruit dan waar Mozes ze gelaten had. In feite, gingen ze altijd achter uit. En daarom zijn ze waar ze vandaag zijn, omdat ze faalden om hun koers te veranderen hoewel profeet na profeet gezonden werd om hen te behoeden van de put waar ze heel snel in vielen. Christus Zelf was niet in staat ze te doen ontwaken tot de vreselijkheid van hun omstandigheid. Relatief weinig zagen het rode licht, het gevaar, en keerden terug naar de Heer. {1TG51: 8.3}

Dit stoppen en terugvallen, hield nooit op. Het is steeds doorgegaan tot op deze dag. Zelf de vroeg Christelijke kerk viel uiteindelijk ook in slaap, en bracht de Duistere Middeleeuwen van godsdienst voort. Hoewel Inspiratie bovendien het heldere licht van de Waarheid in de handen van de Hervorming plaatste, gedurende de donkerste uren van die dag, faalde de kerk toch als geheel om het licht te zien, faalde om de behoefte tot hervorming te zien. In plaats van tot het licht te komen, deed de kerk al wat ze kon om het uit te doven. De uitverkorenen, wandelden niettemin uit de duisternis in het

8

licht. Zo was het dat een andere sekte, de Lutherse kerkgenootschap, tot stand was gekomen. {1TG51: 8.4}

Maar dit was slechts het begin van de Hervorming. Toen de ene Waarheid na de andere zich begon te ontvouwen, en ieder gedwongen werd tot aan de aanvang van een nieuw kerkgenootschap omdat ieder van de oudere dochters (sektes), volgend in de voetsporen van de moeder zelf, weigerde om gelijke tred met de boodschap te houden. Waarlijk, de Lutherse kerkgenootschap zelf, evenals alle anderen voor of na haar waren tevreden stil te staan waar Luther ze achter liet. En zo kwam de Presbyteriaanse kerkgenootschap uit noodzaak tot stand. Zo heeft langs de tijdslijn de ene kerkgenootschap na de andere op gelijke wijze gedaan. {1TG51: 9.1}

Dit is hoe het door de eeuwen heen is geweest. Dit is waarom niet een van de kerken niet nog hoger geklommen is dan de grondleggers hen gelaten hebben. En dit is waarom Christenen, in plaats van te groeien in de eenheid des geloofs, met iedere dag die voorbij gaat steeds meer verdeeld worden in het geloof en vijandig ten opzichte van elkaars geloof. {1TG51: 9.2}

Om daarom op te scheppen, dat iemands kerkgenootschap nooit een leerstelling heeft toegevoegd of een heeft afgelegd, is toe geven dat zijn kerk tot stilstand is gekomen, feitelijk zeggend: Wij zijn rijk en zijn verrijkt geworden, en hebben aan geen ding gebrek; terwijl in feite ze “ellendig, jammerlijk, arm, blind en naakt: zijn, maar het niet weten. {1TG51: 9.3}

Overduidelijk is dat godsdienst iets is dat groeit en zich ontvouwt, maar haar mensen hebben als een organisatie nooit gelijke tred ermee gehouden. {1TG51: 9.4}

Het meest verbazingwekkende deel is dat zij die het kerkgenootschap geleid hebben na de dood van hun grondleggers, in plaats van de leken te leren te waken en te wachten op meer geopenbaarde Waarheid, leren dat hun kerk alle Waarheid heeft en dat er geen noodzaak tot meer is. {1TG51: 9.5}

Hier zien we dat de “militante kerk,” in werkelijkheid de kerk is die militant is tegen de ontwikkelde Waarheid, en

9

dat de “overwinnende kerk,” de kerk is die voort marcheert met de vooruitgang van de Waarheid. {1TG51: 10.1}

Dit feit was reeds te zien bij de eerste stap naar de vooruitgang in godsdienst toe: Zowel Kain en Abel deden moeite te wandelen op de verheven weg van vooruitgang door elk een offer te offeren. Abel aanbad volgens de wijsheid van God, terwijl Kain aanbad volgens de wijsheid van mensen. Het offer van Kain was slechts een vervalsing van dat van Abel. Hier zien we dat waar Waarheid is, er ook een vervalsing is. Terwijl er kerkgenootschappen zijn die vastgesteld waren op Waarheid, zijn er ook vervalsingen, en dat is wat de grote veelheid van kerkgenootschappen en sekten verantwoord. {1TG51: 10.2}

Het afmaken van Abel door Kain is doen wat de Heer wilde dat hij deed, is een type van valse aanbidding, van tegenstand en vervolging. Zo was het in het verleden en zo is het nog steeds: Zij die dwalen worden altijd vijandig gevonden tegen de Waarheid en vervolgen hen die de Waarheid beoefenen. {1TG51: 10.3}

Stelt u nou voor dat Abel geleefd had tot onze dagen en de vooruitgang van de Waarheid door elke generatie heen had gevolgd, wat zou zijn ervaring in godsdienst zijn geweest? Hij zou noodzakelijkerwijs zich aangesloten hebben bij de beweging van Henoch; bij Noah; bij Abraham; bij Jakob; bij Mozes; bij al de profeten; bij Johannes de Doper; bij de Apostelen; dan bij de Lutheranen, bij de Presbyterianen;bij de Methodisten; bij de Eerste Dags Adventisten; bij de Zevende dags Adventisten; en ten slotte zou hij zich aansluiten bij de Davidian Zevende dags

10

Adventisten. Om gelijke tred te houden met de vooruitgaande Waarheid, zou Abel de ene beweging moeten verlaten en zich aansluiten bij een andere met iedere ontvouwing van de Waarheid, anders zou hij even onwetend blijven in de ontwikkeling van godsdienst als de joden waren. {1TG51: 10.4}

We weten dat zo duidelijk als de Waarheid het kan maken, dat door de eeuwen heen, de overwinnende kerk was en nog steeds opgemaakt wordt uit de kerkleden dien onophoudelijk de ladder van Waarheid bleven beklimmen tot aan deze dag toe. {1TG51: 11.1}

Ezech. 36: 23, 24— Want Ik zal Mijn groten Naam heiligen, die onder de heidenen ontheiligd is, dien gij in het midden van hen ontheiligd hebt; en de heidenen zullen weten, dat Ik de Heere ben, spreekt de Heere HEERE als Ik aan u voor hun ogen zal geheiligd zijn. Want Ik zal u uit de heidenen halen, en zal u uit al de landen vergaderen; en Ik zal u in uw land brengen.”

Hier is de waarheid herhaald: Zij die vastbesloten zijn te blijven aan de onderste eerste tree van de ladder van Waarheid, zullen daar achter gelaten worden om voor altijd daar te blijven. Maar zij die gelijke tred houden met de Waarheid zullen gebracht worden in hun eigen land, ze hoeven niet langer meer in de banken te zitten met de Laodiceanen en hoeven niet langer het land van de heidenen bewerken. {1TG51: 11.2}

Ezech. 36: 25— Dan zal Ik rein water op u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinigheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen.”

Deze grondige en definitieve reiniging, ziet u, zal alleen verkregen worden nadat de overwinnende kerk gaat in

11

 het Beloofde land. Zij die te kort schieten om gelijke tred te houden met de Waarheid en die verkiezen te blijven met hun afgoden, zullen toch niet in staat zijn om hun persoonlijke begeerten uit te voeren, want “ zij zullen in de spelonken der rotsstenen gaan, en in de holen der aarde, vanwege den schrikt des Heeren, en vanwege de heerlijkheid Zijner majesteit, wanneer Hij Zich opmaken zal, om de aarde te verschrikken.” Jes. 2: 19. {1TG51: 11.3}

Ezech. 36: 26— En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven.”

Wanneer deze reiniging plaats vind, dan is het dat een nieuw hart en een nieuwe geest gegeven zal worden aan allen die nu ernaar streven te groeien in de kennis van God, en die dan in het Koninkrijk gevonden worden. Nadat deze hartoperatie plaats vindt, zal het doen van de wil van God een natuurlijk gegeven zijn: Er zal niet langer strijd zijn tegen het vleselijke hart. {1TG51: 12.1}

Ezech. 36: 27-29— En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen. En gij zult wonen in het land dat Ik uw vaderen gegeven heb, en gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een God zijn. En Ik zal u verlossen van al uw onreinigheden; en Ik zal roepen tot het koren, en zal dat vermenigvuldigen, en Ik zal gen honger op u leggen.”

Dan. 12: 1— En te dier tijd zal Michael opstaan, die grote vorst, die voor de kinderen uws volks staat, als het zult een tijd der benauwdheid zijn zal, als er niet geweest is, sinds dat er een volk geweest is tot op dienzelven tijd toe; en te dier tijd zal uw volk verlost worden, al wie gevonden wordt geschreven te zijn in het boek.”

12

Nee maar de wereld gaat reeds de kant van de tijd der benauwdheid op. En wanneer het bereikt is, zal er alleen toevlucht gevonden worden in een bijgewerkte Waarheid, Waarheid die iemands naam in het boek van Michael in de hemel plaatst. {1TG51: 13.1}

Dan. 12: 10— Velen zullen er gereinigd en wit gemaakt, en gelouterd worden; doch de goddelozen zullen goddelooslijk handelen, en geen van de goddelozen zullen het verstaan, maar de verstandigen zullen het verstaan.”

Wie zijn de wijzen: Het moeten zij zijn die altijd naar de “gouden olie,” zoeken, zij die hun vaten vol hebben (Matt. 25: 1-13). Zij die binnen gelaten worden door de deur zijn diegene die de bijgewerkte kaart van de Waarheid hebben verkregen en hebben nagevolgd. {1TG51: 13.2}

Godsdienst Broeder, Zuster is niet iets dood en vergaand. Het is iets dat leeft en groeit en God volk groeit daarmee mee. {1TG51: 13.3}

En ter afsluiting wens ik deze vraag aan u na te laten om daarover na te denken en aan uzelf te beantwoorden: Is deze ervaring—deze ervaring van voort schreiden met de Waarheid—uw ervaring? Als dat niet zo is, waarom niet?  Ja , waarom?  Is het niet alles waard- geld, huizen, land, vrienden, moeders, vaders, echtgenoten, echtgenote? Is het niet alles waard om het te verdubbelen.? (Zie Jes. 61: 6, 7; Mark. 10: 28-31.) {1TG51: 13.4}

13

VOORLEZING

Het Brengen van Nieuwe Waarheden.

Ik zal u voorlezen uit, “Christ Object Les­sons,” p. 20. (“Les­sen uit het Leven van Al­ledag,” blz. 11), te beginnen met de tweede alinea.

“In het begin van Zijn openbaar ­werk, had Christus zo duide­lijk tot de mensen gespro­ken, dat al Zijn toehoor­ders de waarhe­den hadden kunnen bevatten, die hen wijs konden maken tot zalig­heid. Maar in veel har­ten had de waarheid geen wor­tel ge­schoten. Heel spoe­dig was ze weg­ge­nomen. ‘Daarom spreek Ik tot hen in ge­lij­ke­nissen,’ zei Hij, ‘omdat zij ziende niet zien en ho­rende niet ho­ren of begrijpen (…).’ (Matt. 13:13). Je­zus wilde graag vragen uitlokken. Hij probeerde de zor­gelo­zen wakker te schudden en de waarheid te laten doordringen in het hart (…).”

In de dagen van Christus was het even moeilijk nieuwe waarhe­den tot de mensen te brengen als dat het vandaag het geval is. Jezus gebruikte alle mogelijke middelen om de men­sen te interes­seren voor de tegenwoordige Waarheid van Zijn dagen, maar u weet hoe wei­nig succes Hij had — slechts enkelen onder de gewone mensen gaven gehoor. De zogenaamde geleerde mannen uit die tijd weerstonden Hem op bittere wijze en zij besteed­den hun tijd en middelen om Hem valselijk te beschuldigen over één ding, dan weer over een andere. In de wereld waarin wij nu leven kunnen wij niet verwachten dat de mensen vandaag anders zijn dan dat zij in Zijn dagen waren. Laten wij daarom bidden dat wij altijd wakker blijven, dat wij steeds minder voldoe­ning blijven geven aan onze verwor­venheden, naargelang de dagen verstrijken, voor­dat ook wij te licht bevonden worden — terug keren in de toe­stand van Laodi­cea. Laten wij bidden dat onze harten altijd open staan voor Zijn Waarheid die zich ontvouwt, en dat wij nooit onze honger verlie­zen voor “voedsel op z’n tijd.”

14

—-0—-

1 TIJDIGE GROETEN 52

VIJF MANNEN DODEN NADAT EEN

EEN MERKTEKEN HEEFT GEPLAATST

Toegesproken Onderwerp door V. T. Houteff.

Predikant der D. Zevende-dags Adventisten

Sab­bat, 2 Augustus, 1947

Mt. Carmel Kapel

Waco. Texas

Het onderwerp van onze studie deze middag wordt gevonden in het negende hoofdstuk van Ezechiël. Wij zullen beginnen met:

Eze. 9:1-6 — “Toen riep Hij met luider stem te mijnen aanho­ren: Treedt nader, gij, die aan de stad de straf voltrekken moet, ieder met zijn verdelgingswapen in de hand! — (Vers 2) En zie, zes mannen kwamen van de kant van de Bovenpoort, die op het noor­den uitziet, ieder met zijn vernietingingswapen in de hand, en één man onder hen was in linnen gekleed en droeg een schrijf­koker aan zijn zijde; zij kwamen nader en gingen staan naast het koperen altaar. (Vers 3) De heerlijkheid van de God van Israël nu had zich opgeheven van de cherub waarop zij rustte, en zich begeven naar de dorpel van de tempel, en Hij riep de man die in linnen gekleed was en de schrijfkoker aan zijn zijde droeg. (Vers 4) En de HERE zeide tot hem: Trek mid­den door de stad, midden door Jeruzalem, en maak een te­ken op de voor­hoofden der mannen die zuchten en kermen over al de gruwe­len die daar bedre­ven wor­den. (Vers 5) Tot de anderen zeide Hij te mijnen aanho­ren: Trekt achter hem aan door de stad en slaat neer. Ontziet niet en hebt geen me­delijden. (Vers 6) Grijsaards, jonge­lingen en jonge meisjes, kleine kinde­ren en vrou­wen, moet gij doden en verdel­gen; maar nie­mand die het te­ken draagt, moogt gij aanra­ken; bij Mijn hei­ligdom moet gij beginnen. Toen be­gon­nen zij bij de man­nen, de oud­sten, die zich

 15

voor de tempel bevonden.’

Merk op, dat op het bevel des Heren de en­ge­len de opdracht krijgen om de zondaren in Je­ruzalem (de kerk) te doden, niet in de wereld. Alleen zij die de gruwelen ha­ten, zij die het merkte­ken ontvangen door te zuch­ten en te weeklagen over de verkeerdhe­den, zullen overblij­ven.

De dag waarop Ezechiël dit visioen had in Babylon, was Jeruza­lem reeds in ballingschap en was zij reeds gedurende vele jaren gele­digd van haar bevolking. (Zie Ezechiël 1:1; 8:7.) Nooit heeft er een dergelijke zuivering of reiniging plaatsgevonden in de dagen van Eze­chiël of in de gelederen van de kerk se­dert zijn dagen. Het moet, daarom, duidelijk zijn dat de profetie nog in vervulling moet gaan.

Bovendien plaatst Inspiratie in onze dagen deze voorziene reiniging nog steeds in de toe­komst en geeft zij de volgende verklaring:

“De klasse die geen verdriet heeft over haar eigen geeste­lijke achteruitgang, noch treurt over de zonden van anderen, zal zon­der het zegel van God achter gela­ten wor­den. De Heer geeft aan Zijn boodschappers, de mannen met slachtwapens in hun han­den, de volgende opdracht: ‘Trekt achter hem aan door de stad en slaat neer. Ontziet niet en hebt geen deer­nis. Grijsaards, jonge­lingen en jonge meisjes, kleine kinde­ren en vrou­wen, moet gij doden en verdel­gen; maar nie­mand die het teken draagt, moogt gij aanra­ken; bij Mijn heiligdom moet gij beginnen. Toen be­gonnen zij bij de man­nen, de oud­sten, die zich voor de tempel bevon­den.’ (Ezech. 9:5, 6.)

“Hier zien wij dat de kerk – Gods hei­lig­dom­ – het eerst de slag van Gods wraak zou voe­len. De oudsten (de voor­gangers) aan wie God groot licht gegeven had en die als wach­ters voor het geestelijk welzijn van het volk had­den gestaan,” zegt de Geest

16

 van God, “had­den hun plicht verzaakt.” (“Testi­mo­nies for the Church,” Vol. 5, p. 211.)

De vijanden van God, zoals u opmerkt, heb­ben bezitgenomen van de kerken, maar de ta­fels zullen spoedig worden omgekeerd, en de diena­ren van de Duivel zullen er niet meer zijn; zij zullen ten val komen en niet meer worden gevonden.

Merk op, dat het volk misleid wordt door de oudsten, die hun plicht hebben verzaakt. U bent goed op de hoogte over het feit dat de profeten, de apostelen, Jezus Christus, en de hervor­mers werden uitgescholden en op spot­ten­de wijze werden uitge­maakt voor “Zijtak­ken,” maar wij danken God dat de “zijtakken” en de Waarheid, niet de dode top­pen, de over­winning behaal­den.

“(…) Zij [de oudsten of voor­gan­gers] waren van mening dat wij niet naar won­deren en bijzondere tekenen van Gods macht behoef­den uit te zien zoals in de dagen van vroe­ger.” (“Testimo­nies,” Vol. 5, p. 211.)

Is dit niet het standpunt van de oudsten? Zijn zij het niet die nu uitroepen dat het vrede en geen gevaar is? Zijn zij het niet die nu prediken dat Ezechiël negen niet nu zal plaatsvin­den en dat het niet zal plaats­vinden in de kerk, dat deze boodschap een valse alarm is? Wat is er nodig om een dro­mende slaper te doen ontwaken? Zij dromen dat —

“(…) De tijden zijn veranderd. Deze woor­den versterken hun ongeloof, en zij zeggen: De Here zal niets goeds maar ook niets kwaads doen.” “God zal Zijn volk niet doden,” “De kerk  is Zijn kostbaarste voorwerp op aarde,” zeggen zij.

Natuurlijk is de kerk zijn kostbaarste voor­werp op aarde, en juist daarom moet Hij haar reinigen, daarom zal Hij de goddelozen in haar midden doden

17

 en de boetvaar­digen ver­zegelen (bewaren), zodat Hij een reine kerk, “zonder vlek of smet, of iets dergelijks, kan hebben.” (Ef. 5:27­.)

“Aldus is ‘vrede en geen gevaar’ de roep van mannen die nooit meer hun stem als een bazuin zullen verheffen om Gods volk haar over­tre­din­gen te tonen en het huis Jakobs haar zonden. Deze ‘stomme hon­den die niet wilden blaffen’ (Jes. 56:10) zijn dege­nen die de rechtvaardige wraak van een bele­digde God voe­len. Mannen, meis­jes, kleine kinderen, allen komen zij tezamen om.” (“Testi­monies,” Vol. 5, p. 211.) Verder­gaand, vraagt de Geest van God:

“Wie staan er van­daag in de raad des He­ren? Zijn zij het die feitelijk de ver­keerde din­gen goedpra­ten onder het belijdend volk van God en die in hun harten morren, indien zij dat niet openlijk doen, tegen hen die de zon­de beris­pen? Zijn zij het die zich tegen hen ver­zet­ten en samen­spannen met hen die het kwade bedrij­ven? Beslist niet! Tenzij zij be­rouw tonen, en het werk van Satan in het on­der­druk­ken van hen die de last van het werk op zich hebben en het ondersteu­nen van de zon­daars in Sion achterwe­ge la­ten, zullen zij nooit het merkteken van Gods verze­ge­lende goedkeu­ring ontvangen. Zij zullen vallen in de algemene vernietiging van de goddelozen, voor­gesteld door het werk van de vijf mannen die slacht­wapens dragen. Let goed op dit punt: Zij die het zuivere merkte­ken van waar­heid ontvan­gen, in hen ge­wrocht door de kra­cht van de Heili­ge Geest, voorge­steld door een merk­teken aange­bracht door de man in lin­nen ge­kleed, zijn zij die ‘zuch­ten en kermen vanwe­ge de gruwe­len die bedreven worden’ in de kerk. Hun liefde voor rein­heid en de eer en heerlijk­heid van God is dusda­nig, dat zij een helde­re inzicht hebben van de bui­tenspo­rig­heid van zonde, dat zij worden voor­ge­steld als gelovi­gen in de staat van folte­ring, zuch­tende en kermende. Lees het negende hoofdstuk van Ezechiël.”

“Maar de algemene slachting van al degenen die niet op zulk

18

  een wijze het ver­schil zien tussen zonde en gerechtig­heid, en die niet gevoelen als degenen die in de raad van God staan en het merkteken ontvangen, wordt be­schreven door de opdracht aan de vijf mannen met slachtwapens: ‘Trekt achter hem aan door de stad en slaat neer. Ontziet niet en hebt geen mede­lijden; Grijsaards, jonge­lingen en jonge meisjes, kleine kinde­ren en vrouwen, moet gij doden en verdelgen; maar niemand die het te­ken draagt, moogt gij aan­raken; bij Mijn Hei­ligdom moet gij begin­nen.'” (“Testi­mo­nies,” Vol. 3, p. 267.)

Hier worden er twee klassen in de kerk aan­getoond — de ge­trouwen en de ongetrouwen — zij die de zonde als zonde beschou­wen en zij die haar als plezier zien. Ook wordt er ge­zien dat er een afsluitingswerk voor de kerk is, een werk dat voor haar moet worden ge­daan, en niet voor de wereld. Als aanvulling, openbaard het ook dat het afsluitingswerk voor de kerk de verzegeling van de 144.000 is, dat daarom zij degenen zijn die op meest diepzin­nige wijze de verkeerdheden onder Gods’ belijdende volk zullen gevoelen.

Eze. 9:7-11 — “En Hij zei­de tot hen: Ver­ont­reinigt de tempel en vult de voor­hoven met gedoden. Gaat heen. Gaat heen en slaat neer in de stad. Vers 8) Toen zij nu bezig waren met neer te slaan, — ik was achtergebleven — wierp ik mij op mijn aange­zicht, schreeuwde het uit en zeide: Ach, Here HERE, gaat Gij nu heel het overblijfsel van Israël verdelgen door Uw grimmig­heid uit te gieten over Jeru­zalem? (Vers 9) En Hij zeide tot mij: De on­gerech­tigheid van het huis Israëls en Juda is ui­termate groot, zodat het land van bloed­schuld vol is, en de stad vol van rechtsver­krach­ting; want zij denken: de HERE heeft het land verlaten, en: de HERE ziet het niet. (Vers 10) Daarom zal Ik ook niet ontzien en geen deernis hebben; hun wandel zal Ik op hun eigen hoofd doen neerkomen. (Vers 11) En zie, de man die in linnen gekleed was en de schrijfkoker aan zijn zijde droeg, bracht be­richt: Ik heb gedaan zoals Gij mij bevolen hadt.”

 19

Wanneer zal deze scheiding van de goddelo­zen temidden van de rechtvaardigen plaatsvin­den? Jezus plaatst het aan het einde van de wereld. Hij zegt:

“Laat beide samen opgroeien tot de oogst. En in de oogst­tijd zal Ik tot de maaiers zeg­gen: Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bossen om het te verbranden, maar brengt het koren bijeen in Mijn schuur. Evenzo is het Konink­rijk der hemelen gelijk aan een sleepnet, neergelaten in de zee, dat allerlei bijeenbrengt. Wanneer het vol is, haalt men het op de oever, en zet zich neer en verzamelt het goede in vaten, doch het ondeug­delijke werpt men weg.” Matt. 13:30, 47, 48.

Als onkruid worden zij verbrand; als slechte vissen, worden zij uitgeworpen. Dit is de ma­nier waarop het Koninkrijk komt, zegt de Heer. En wat is de oogst, indien het niet het Oor­deel der Levenden is? — het werk dat de een van het andere scheidt.

“Het ware volk van God,” zegt Inspiratie, “dat de geest van het werk van de Heer en de redding van zielen ter harte neemt, zal altijd de zonde in haar ware, zondigheid be­schou­wen. Zij zal altijd aan de kant van een ge­trouwe en oprechte af­han­deling van zonden gevonden wor­den die het volk van God licht be­gaat. In het bij­zonder bij het af­sluitingswerk voor de kerk, in de verzege­lingstijd van de 144.000 die zon­der overtre­ding voor Gods troon zullen staan, zal zij het meest diepzin­nig de fouten van het  belijdend  volk  van God aanvoelen. Dit wordt bekrach­tigend voort­gezet door de uitleg van de profeet (Eze­chiël) be­treffen­de het laatste werk voorge­steld door mannen met ieder een slachtwa­pen in zijn hand.” — “Tes­ti­mo­nies,” Vol. 3, p. 266. Aan welke kant staat u?

Nu tekent het onderwerp van de 144.000 zich duide­lijker dan ooit af. Nu ziet u duidelijk dat zij

 20

die ontkomen aan de slach­ting voor­zegd in Eze­chiël negen, de 144.000 zijn, de toe­komstige dienstknechten van God, de eerste vruchten van de oogst, het resul­taat van de reiniging van het heiligdom (de kerk), het werk van het onderzoekend oordeel der leven­den. Daarom zijn dit werk en deze Waarheid nu de meest belangrijke zaken en zou men met het gehele hart gehoor aan moeten geven, als men verwacht het merkteken en het zegel te ont­vangen en wenst te ontkomen aan de slachting, om te ontkomen aan de grote en vreselijke dag des Heren. Onze nalatigheid om te zuchten en te weeklagen over de gruwelen in de kerk zou onze eeuwige onder­gang betekenen. Wij moeten niets toestaan onze aandacht af te leiden van dit grote en heerlijk werk voor de heiligen, en meest ver­schrikkelijk en inglo­rieus voor de zondaren. Dit werk moet “het gehele ver­stand bevatten, alle aandacht.” — “Early Wri­tings,’ p. 118. Niets moet worden toegstaan om uw eeuwige wel­zijn in gevaar te brengen. Neen, niet voor een ogenblik, want de dag is ver gevorderd! Wat? –vrienden, bloedverwanten, echtgeno­ten, echtgenotes, zult u hun en uzelf verliezen als deze Waar­heid er niet in slaagt u en hun te overtui­gen? Maar de belofte aan de getrouwen is: “Inplaats van uw schande zult u dubbele ver­goeding hebben; en inplaats van verbijstering zullen zij jub­belen over hun deel; zo zullen zij in hun land dubbele vergoe­ding verkrij­gen, blijvende vreugde zal hen geworden.” (Jes. 61:7. KJV.)

Broeders en zuster, bevat u werkelijk, rea­liseert u zich wer­kelijk, de crisis zoals zij hier wordt geschetst? Ziet u de voorzegging dat de verzegelende boodschap zal worden te­genge­staan door hen die de gruwelen koeste­ren? Maakt u deel uit van hen? Ik hoop het niet. Is er enige sprake van het feit dat als de broe­ders in onwetendheid gelaten worden betreffen­de dit reinigingswerk dat God op het punt staat te doen onder Zijn volk, ik zeg, als zij in onwetendheid hierover worden gelaten, zul­len zij dan niet vallen onder de algemene ver­nietiging van de goddelozen, voor­gesteld door het werk van de vijf mannen die slachtwapens dra­gen?

Klaarblijkelijk zullen alle goddelo­zen in de kerk omkomen

21

in deze slachting van de goddelo­zen, of zij nu mannen, vrouwen, of kin­deren zijn. Ouders die voortgaan in het dienen van de Duivel zullen hun kleinen met zich in de hel hebben; en ouders die zich los­maken van gruwelen zullen hun kleinen met zich in het Koninkrijk hebben. Waar staat u? Bent u met hen die de last van dit werk dragen, of bent u tegen hen? Zoals u ziet, is dit het uur der beslissing voor u en voor mij.

“(…) Let goed op dit punt,” raad de Geest van God aan, “Zij die het zuivere merkte­ken van waar­heid ontvan­gen, in hen ge­wrocht door de kra­cht van de Heili­ge Geest, voorge­steld door een merk­teken aange­bracht door de man in lin­nen ge­kleed, zijn zij die ‘zuch­ten en ker­men vanwe­ge de gruwe­len die bedreven worden’ in de kerk. Hun liefde voor rein­heid en de eer en heerlijk­heid van God is dusda­nig, dat zij een helde­re inzicht hebben van de buitenspo­rig­heid van zonde, dat zij worden voorge­steld als ge­lovi­gen in de staat van foltering, zuch­tende en kermende. Lees het negende hoofdstuk van Ezechiël.” — “Testimonies,” Vol. 3, p. 267.

Wie zijn de ware Zevende-dags Adventisten op dit kritieke moment? — Zij die het afslui­tingswerk voor de kerk tegenstaan of zij die hun hart en ziel erin leggen? Laten wij de situatie eerlijk en oprecht onder ogen zien. Laten wij onze ogen zalven met deze hemelse ogenzalf, zodat wij kunnen zien wat Waarheid is. Alleen zij die berouw hebben en eerder de bood­schap van het uur bevor­deren dan ertegen vechten, zullen met het Lam op de Berg Sion staan.

Laat mij weer lezen:

“In de tijd wanneer Zijn toorn in oordelen zal worden uitge­stort, zullen deze nederige, toegewijde volgelingen van Christus zich on­derscheiden van de rest van de wereld door hun zielsangst, hetgeen tot uiting komt in getreur en

 22

 geween, beris­ping en waar­schuwin­gen. Terwijl anderen trachten een dek­mantel te werpen over de bestaande booshe­den, en de grote godde­loosheid die overal aanwezig is verontschuldigen, zullen zij die ijveren voor de eer van God en de liefde voor zielen heb­ben, niet zwij­gen om in de gunst van wie dan ook te komen. Hun heili­ge zielen worden dage­lijks gekweld door de onheilige werken en uitlatingen van de ongehei­ligden. Zij zijn niet instaat om de onstuimige vloed­golf van ongerechtigheid te stoppen, en vandaar dat zij ver­vuld zijn van smart en ontsteltenis. Zij treuren voor God om te zien hoe gods­dienst veracht wordt, juist in de huizen van hen die groot licht ontvangen hebben. Zij treuren en veroot­moe­digen hun zielen, omdat hoogmoed, gierigheid, zelf­zucht, en misleiding van bij­na alle soort in de kerk aanwezig zijn. De Geest van God die aanzet tot berisping, wordt met voeten vertre­den, terwijl de dienaren van Sa­tan zege­vieren. (…)”– “Testi­monies,’ Vol. 5, pp. 210, 211.

Dien Satan niet langer. Strijd, voor uw ei­gen best wil, niet langer tegen Gods’ Waar­heid. De Geest der Profetie heeft in deze ge­dachtegang het zo duidelijk als maar kan ge­maakt, dat wanneer de verzegelende boodschap onder de aandacht van de mensen wordt ge­bracht, de dienaren van de Duivel gedurende een tijd zullen zegevieren, terwijl Gods dienstknechten en Zijn Waarheid gedu­rende een tijd met voeten vertreden zullen worden door hen, die het voor het zeggen hebben in de ker­ken. U bent allen op de hoogte van het feit dat dit boze werk reeds voortgang vindt: De broeders die de leiding hebben strijden reeds tegen de bood­schap, inplaats van dat zij het verkondigen. De kansels worden bezet door man­nen die Sabbat na Sabbat betoog na betoog hou­den tegen deze Waarheid, de Waarheid van het Oordeel der Levenden.

Aangezien aan de evangelieprofeet in hoofd­stuk zesenzestig ook licht werd gegeven over dit onderwerp, zullen wij naar dit boek gaan.

Jes. 66:15-17, 19 –“Want zie, de HERE zal komen als vuur en Zijn wagens zullen zijn als een storm, om Zijn toorn te openba­ren in gloed en Zijn dreiging in

23

vuurvlammen. Te vuur en te zwaard zal de HERE gericht oefenen over al wat leeft, en de door de HERE versla­genen zul­len talrijk zijn. Zij, die zich hei­ligen en reini­gen in de hoven [in plaatsen van aanbidding] achter de ene boom [de leider vol­gen] in het midden, die zwijne­vlees eten, gru­welij­ke bees­ten en muizen, zullen tezamen ver­teerd worden, luidt het woord des HEREN. (…) En Ik zal een teken doen en Ik zal uit hen de ontkome­nen zenden naar de volken — naar Tar­sis, Pul en Lud, die de boog spannen, naar Tubal en Ja­wan, de verre kust­landen, die de tijding aan­gaande Mij niet heb­ben gehoord, noch Mijn heer­lijk­heid hebben ge­zien — opdat zij Mijn heerlijk­heid onder de volken verkondigen.”

Hier wordt herhaald dat de slachting plaatsvindt in de kerk onder hen die goed op de hoogte zijn met de dingen van God, en wel dusdanig, dat degenen die ontkomen worden uitgezonden om Zijn heerlijkheid, en Zijn bekendheid te verkondi­gen onder de heidenen. Bovendien, juist het feit dat de heidenen niet worden gedood, maar dat zij worden on­derwezen over God nadat de slach­ting plaats­vindt, toont duidelijk aan dat de slachting slechts in de kerk plaatsvindt, en wel voor­dat de genadetijd afsluit voor de heidenen. Om te herhalen, zij die ontkomen aan de slachting worden uitgezonden om verlossing aan de heidenen te verkondigen.

Vers 20: “En zij zullen al uw broeders brengen uit alle volken als een offer voor de HERE; op paarden en op wagens, op draag­stoelen; op muildieren en op snelle kamelen, naar Mijn heilige berg, naar Jeruzalem, zegt de HERE, zoals de Israëlieten het offer in rein vaat­werk naar het huis des HEREN brengen.”

Aangezien de 144.000 de eerste vruchten zijn, en zij ook dienst­knechten van God zijn, en aangezien zij van zowel het anti-typische huis van Juda als dat van Israël zijn, moeten zij de ontkomenen én

24

degenen zijn die worden uitgezon­den. Degenen uit alle na­tiën (Openb. 7:9) die zij naar het huis des HEREN brengen moeten daarom de tweede vruchten zijn. De eerstgenoem­den zijn de vruchten van de kerk, en de laatstgenoem­den zijn de vruch­ten van de heidenen (Zie Openb. 7:2-9).

Teneinde de Waarheid het zwijgen op te leg­gen, leren de oud­sten in hun goddeloosheid en onwetendheid nu aan de leken dat het onder­werp van de 144.000 eerder een geschilpunt is dan geopenbaarde Waarheid! De Duivel wil het graag zo hebben, zodat de mensen kunnen vallen onder de slachtwapens van de engelen. Wat een dwaas­heid! En wat een greep heeft de Duivel op de mannen die het voor het zeggen hebben in de kerken! Zijn zij niet juist de uitverkorenen aan het misleiden, de 144.000? Dit is waarlijk de tijd voor u “om de Heer een helpende hand te bieden tegen de machtige,” als u Gods merkte­ken van goedkeuring wilt ontvangen, en als u wilt ontkomen aan de slachtwapens van de enge­len — als u zult worden “achtergelaten,” als u deel uit zal maken van het overblijfsel.

Er is nog nooit zo’n grote poging ondernomen om welk volk in welke tijd dan ook te doen ontwaken, als de poging van vandaag de dag. Honderden en duizenden, ja, miljoenen, boekjes zijn verspreid door het kerkgenootschap. Dit is gedurende meer dan vijfentwintig jaar het ge­val. Naar waarheid kan juist nu van de kerk gezegd worden:

“Wee u, Chorazin, wee u, Betsaïda! Want in­dien in Tyrus en Sidon die krachten waren ge­schied, welke in u geschied zijn, reeds lang zouden zij zich in zak en as bekeerd hebben. Doch Ik zeg u, het zal voor Tyrus en Sidon draaglijker zijn in de dag des oordeels dan voor u. En gij, Kafarnaüm, zult gij tot de he­mel verheven worden? tot het doden­rijk zult gij nederdalen; want indien in Sodom de krach­ten waren geschied, die in u geschied zijn, het zou gebleven zijn tot de dag van heden. Maar Ik zeg

26

u, het zal voor het land van So­dom draaglijker zijn in de dag des oor­deels dan voor u.” Matt. 11:21-24.

Zoals u ziet heeft de Duivel de mensen die­per in de put dan dat hij hen had in de dagen van Christus of in de dagen van Luther. De overwinning van de Heer echter, en de over­win­ning van hen die ontkomen aan de put, zal even glorieus zijn. “En men zal hen noemen: Het heilige Volk, De Verlosten des HEREN; en gij zult genoemd worden: Begeerde, Niet ver­laten Stad.” Jes. 62:12.

 “Zie op de bergen de voeten van de vreugde­bode die heil ver­kondigt, die vrede publi­ceert! Vier, o Juda, uw plechtige fees­ten, betaal uw geloften: want de goddeloze zal niet meer door u heentrekken, hij is geheel en al afgesneden.” Nah. 1:15.

Zoals u ziet, zullen de goddelozen in de kerk uiteindelijk aan hun einde komen. Bij welk gezel­schap zult u staan? Met hen die hun ogen sluiten voor deze tegenwoordige Waarheid, of met hen die pogen het naar voren te brengen? Beslis nu uw eigen zaak.

26

— 000 —

>