30 aug Deel 1 Tijdige Groeten Nrs. 49, 50
VOORLEZING:
Gelijkenissen — Schakels in de Keten der Waarheid.
Ik lees u voor uit het boek “Lessen uit het Leven van Alle Dag,” blz. 9 (C.O.L., p. 17.)
“In Christus onderwijs door gelijkenissen is hetzelfde beginsel zichtbaar als in Zijn zending naar deze wereld. Christus heeft onze natuur op Zich genomen om onder ons te wonen, zodat wij bekend zouden worden met Zijn karakter en Zijn leven (…) Door bekende dingen kon de mens het onbekende leren kennen. Hemelse dingen werden door aardse geopenbaard. God werd geopenbaard in de gedaante van de mens. Dit was ook het geval met de leer van Christus; onbekende dingen werden door bekende zaken geïllustreerd, goddelijke waarheden bekend gemaakt door aardse dingen, waarmee de mensen vertrouwd waren (…) {1TG49: 2.1}
“Natuurlijke zaken werden gebruikt om geestelijke dingen duidelijk te maken. De dingen uit de natuur en uit het leven van Zijn toehoorders werden verbonden met de waarheden van het geschreven Woord. Door op deze wijze de aandacht van het natuurlijke te richten op het geestelijke koninkrijk, zijn de gelijkenissen van Christus schakels in de keten der waarheid die de mens met God, en de aarde met de hemel verbindt.” {1TG49: 2.2}
Laten wij bidden dat wij Christus onderwijzingen van het onbekende door het bekende mogen begrijpen — de hemelse dingen zoals ze geopenbaard zijn door de aardse; dat wij Christus manier van onderwijzen navolgen, goddelijke waarheden verduidelijken door aardse voorwerpen, bidden dat wij ten volle voordeel trekken uit Christus’ gelijkenissen — de voortreffelijke schakels in de keten der Waarheid die de aarde met de hemel verbindt. {1TG49: 2.3}
2
— 0 —
1 TIJDIGE GROETEN 49
WAT IS GODSDIENST?
IS HET ZOWEL NU ALS IN DE TOEKOMST VAN NUT?
LEZING VAN V.T. HOUTEFF,
PREDIKANT DER DAVIDIAN ZEVENDE-DAGS ADVENTISTEN
SABBAT, 12 JULI, 1947
MT. CARMEL KAPEL
WACO, TEXAS
Als er ooit iets is wat de mensheid boven alle andere dingen moet weten, dan is het wel het antwoord op deze twee vragen: ‘Wat is godsdienst? Is het nu en later van nut?’ {1TG49: 3.1}
Velen denken dat godsdienst uit het naar de kerk gaan bestaat, uit bidden, uit het op nahouden van goede zeden, niet stelen, niet doden, niet aan spelen meedoen, niet gokken, uit het niet bijwonen van opvoeringen, niet eten van bepaalde dingen, het doen of niet doen van dit, dat en het andere. {1TG49: 3.2}
Weer anderen denken dat godsdienst niet meer is dan een soort maatschappelijke klasse, en dat de kerk een plaats is waar men in kennis wordt gesteld van een aantal zaken, enz., enz. Laten wij eens zien: {1TG49: 3.3}
Jezus werd met de rijke jongeling geconfronteerd, die tot Hem zei: “Ik heb de geboden onderhouden. Wat moet ik meer doen om het eeuwig leven te beërven?” Hier volgt het antwoord: {1TG49: 3.4}
Lucas 18:22 — “Toen Jezus nu deze dingen hoorde, zeide Hij tot hem: Nog één ding ontbreekt u: Verkoopt alles wat gij bezit, en verdeel het onder de armen, en gij zult een schat hebben in de hemelen; en kom hier, volg mij.”
Om deze tekst te begrijpen, moeten wij
3
een andere erbij lezen: {1TG49: 3.5}
Johannes 3:1-3 — “Er was een man uit de Farizeeën, wiens naam was Nicodémus, een overste der Joden; deze kwam in de nacht tot Jezus, en zeide tot hem: ‘Rabbi, wij weten dat Gij van God gekomen zijt als Leraar; want niemand kan de wonderen doen die Gij doet, tenzij God met hem is.’ Jezus antwoordde en zeide tot hem: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom [of van boven] geboren wordt, kan hij het koninkrijk Gods niet zien.”
Zowel de rijke jongeling als Nicodémus waren regeerders, en hoewel Nicodémus niet zo rijk kon zijn geweest als de jongeling, was hij niet bepaald arm. Maar waarom werd er aan de één gevraagd zijn rijkdom onder de armen te verdelen, en werd er tegen de ander gezegd om wederom geboren te worden? Waarom konden niet beiden dezelfde prijs voor verlossing betalen? Hier zijn de redenen: {1TG49: 4.1}
Om te vermijden dat hij in het gezelschap van Jezus gezien werd, kwam Nicodémus niet overdag, maar stiekem in de nacht, terwijl de jonge regeerder niet alleen overdag tot Jezus kwam, maar ook nog terwijl er een menigte met Jezus was. De fundamentele hindernis van de rijke regeerder was daarom zijn rijkdom, en dat van Nicodémus was zijn trots. Het is dan duidelijk, dat de kwaal van de een om een bepaalde soort van behandeling vraagt, in tegenstelling tot de kwaal van de ander. {1TG49: 4.2}
Jezus vroeg nooit aan iemand om Zijn godsdienst aan te nemen, maar Hij vroeg hen om Hem te “volgen,” om één van Zijn discipelen te zijn. De rijke jonge regeerder kon Jezus niet volgen omdat zijn hart gevestigd was op zijn persoonlijke rijkdom. Nicodémus daarentegen kon de Heer niet navolgen omdat hij te trots was om gezien te worden in gezelschap van de onpopulaire en gehate Jezus Die gevolgd werd door nederige vissers. Om de hindernissen te verwijderen moest de een zijn
4
rijkdom kwijt zien te raken, terwijl de ander zich van zijn trots moest ontdoen. Om trots te kunnen uitroeien moet men wederom geboren worden, men moet dus een nieuw mens worden. Maar om de liefde voor geld te kunnen uitroeien moet men zijn geld aan hen geven die het echt nodig hebben. {1TG49: 4.3}
De Schriften getuigen dat Abraham erg rijk was. Toch wordt hij een “vriend van God” genoemd. Rijkdom kan, op zichzelf genomen, een zegen zijn, hoewel het meestal een vloek wordt. Trots echter, is nooit goed. {1TG49: 5.1}
Onthoud dat de duivel bij een ieder van ons ten minste één “kijkgaatje” vindt. Wat dit kijkgaatje (of zwakke plek) ook zijn mag, het moet worden weggedaan, of het nu rijkdom is of trots. Natuurlijk zijn niet alle mensen rijk of gebonden aan hun rijkdom, maar iedereen kan gebonden zijn aan zichzelf, de “oude mens.” En niet iedereen hoeft rijkdom op te geven, maar iedereen moet worden bevrijd (losgesneden) van de “oude mens” die hun overal in verzeild doet geraken, behalve daar waar ze zouden moeten zijn. {1TG49: 5.2}
Laat ons weer lezen uit Johannes drie — {1TG49: 5.3}
De verzen 4-8 — “Nicodémus zeide tot Hem: ‘Hoe kan een mens geboren worden als hij oud is? Kan hij voor de tweede maal in de moederschoot ingaan en geboren worden?’ Jezus antwoordde: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. Wat uit vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest. Verwonder u niet dat Ik gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden. De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zo is een ieder, die uit de Geest geboren is.”
Nicodémus’ erkenning dat Jezus de
5
Zoon van God was maakte zijn zaak uitzonderlijk moeilijk. Wetende wie Jezus was, zou hij niet beschaamd hoeven te zijn om in Zijn gezelschap gezien te worden, noch zou hij bevreesd hoeven te zijn voor Zijn vijanden. Hij zou het als een voorrecht moeten hebben beschouwd om verbonden te mogen zijn met de Zoon van God, met een Hemels Wezen. Maar aangezien Nicodémus zich schaamde om met Hem gezien te worden, en trots was om met Farizeeërs te worden gezien, moest hij de “oude mens” begraven, en moest hij opgewekt worden in nieuwheid des leven — Hij moest (dus) wederom geboren worden. {1TG49: 5.4}
Op de vraag: “Hoe kan een mens geboren worden als hij oud is?” Antwoordde Jezus: “Tenzij een mens geboren wordt uit water en uit de Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien.” Nicodémus moest gedoopt worden, hij moest Jezus in het openbaar belijden als de Zoon van God, en de Geest der Waarheid ontvangen. {1TG49: 6.1}
En de illustratie, “de wind blaast waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet vanwaar hij komt, of waar hij heengaat; zo is een ieder die uit de Geest geboren is,” duidt duidelijk aan dat om werkelijk te weten wat het is om geboren te worden uit de Geest, men de ervaring moet opdoen één van Zijn discipelen te zijn, vervuld te zijn met Zijn Heilige Geest, en Zijn Waarheid te verkondigen. Jezus, Die Zijn volgelingen, zij die wedergeboren zijn, vergelijkt met de wind, maakt dit feit steeds duidelijker; want als Zijn discipelen als de wind zijn, als niemand weet waar zij vandaan komen en waar zij heengaan, dan is de enige manier om daar achter te komen dat men één wordt met hen. {1TG49: 6.2}
Want Jezus moest, om één met ons te worden, wedergeboren worden; Hij moest een aardse mens worden. En wij moeten, om één met Hem te zijn, wedergeboren worden, uit de Geest geboren worden. Het verschil is dat Jezus in de eerste plaats een Geboren geestelijk, Goddelijk Wezen was, en in de tweede plaats een menselijk Wezen; terwijl wij in
6
de eerste plaats geboren menselijke wezens, en in de tweede plaats geestelijke wezens zijn. Profetisch gesproken over de geboorte van Jezus, schreef de profeet Jesaja: {1TG49: 6.3}
Jes. 66:7 — “Voordat zij barensweeën had bracht zij voort; voordat haar pijn kwam, was zij verlost van een mannelijk kind.” (KJV.)
Inspiratie verklaart dat de Joodse kerk, de kerk waarin en door welke Jezus werd geboren, nóch barensweeën, nóch pijn had. Dat betekent, dat zij nóch de behoefte had aan, nóch de last wilde dragen van een Verlosser, en ondanks dat, werd Hij toch geboren. {1TG49: 7.1}
Maar sprekend van de kinderen die het koninkrijk zullen oprichten, lezen wij: {1TG49: 7.2}
Vers 8 — “Wie heeft zoiets gehoord? Wie heeft dergelijke dingen gezien? Zal de aarde gemaakt zijn om in één dag voort te brengen? Of zal een natie ineens geboren worden? Want zodra Sion barensweeën had, baarde zij haar kinderen.” (KJV.)
Ofschoon de Joodse kerk in Jezus’ dagen geen barensweeën had, bracht zij toch de Zoon van God voort! Maar wanneer Sion barensweeën heeft, brengt zij meteen al haar kinderen voort, een gehele natie! Een wonder in ieder geval. {1TG49: 7.3}
Hoe kan Sion barensweeën hebben? — Laten wij eens kijken naar het natuurlijk koninkrijk: Van nature draagt de moeder een kind, dan krijgt zij barensweeën en baart het kind. Hoe kan Sion dan anders in het geestelijk koninkrijk in barensnood verkeren, zonder eerst haar kinderen te dragen voordat zij geboren zijn? Om precies te zijn, wanneer men zich aansluit bij de kerk, is zij als het ware zwanger van hem. Wanneer zij aldus haar kinderen draagt, dan zullen zij allemaal tegelijk geboren worden, — zij zullen tegelijkertijd hun wedergeboorte ondergaan, de geboorte die hier genoemd wordt. {1TG49: 7.4}
7
En zoals Inspiratie het duidelijk maakt dat zij wedergeboren moeten worden, moeten zij allen van begin af aan in dezelfde staat van denken verkeren als Nicodémus was — beschaamd om gezien te worden in gezelschap van hen die in de tegenwoordige Waarheid geloven, beschaamd om vergeleken te worden met hen die in de onpopulaire Waarheid geloven. {1TG49: 7.5}
Het is dan duidelijk, dat onze pogingen om de mensen te bereiken met de boodschap van een “tweede geboorte” niet voor niets zal zijn: Sion zal, als het ware, al haar kinderen op één dag baren. En daarom kunnen wij niet tot wanhoop of tot ontmoediging gedreven worden. Wij zijn er zeker van dat “opwekking en reformatie” onder geheel Gods volk zal plaatsvinden, dat Zijn woord niet ledig tot Hem zal terugkeren. {1TG49: 8.1}
Wie zouden nu deze kinderen kunnen zijn? — Om kinderen van Sion te zijn, moeten zij eens op Sion staan. Zij zijn daarom niemand anders dan de “eerste vruchten” van wie de Openbaarder zegt: ‘En ik keek, en zie, een Lam stond op de berg Sion, en met Hem honderd vier en veertig duizend, hebbende Zijn Vaders naam op hun voorhoofden geschreven.’ (Open. 14:1, KJV.) {1TG49: 8.2}
Vanuit de Schriften wordt nu duidelijk gezien dat wanneer men in dit geval zich aansluit bij de kerk, de kerk zwanger raakt met die lidmaat. Zo is het, vanaf het moment dat men lidmaat wordt van de kerk tot het moment dat men “wedergeboren” is, dat men geestelijk naar het uur van de wedergeboorte toegroeit. Dan is hij, nadat hij “wedergeboren” is, steeds aan het groeien totdat hij een volgroeid, volledig ontwikkeld, geestelijk wezen is — een volmaakt man (mens), naar de maat der wasdom van Christus, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks. Tot zover heeft niemand deze staat van zijn nog bereikt, maar de tijd is voor handen dat een groep het zál bereiken, want de Here zegt: {1TG49: 8.3}
8
Jes. 66:9: “Zal Ik ontsluiten en niet doen baren? Zegt de HERE; zal Ik doen baren en de schoot toesluiten? Zegt uw God.”
Deze schriftgedeelte poogt alle twijfel weg te nemen. Laat ons de Heer geloven en met zekerheid aannemen dat de tijd voor deze bijzondere nieuwe wedergeboorte nabij is en dat de Heer het mogelijk kan en zal maken, ongeacht hoe het ons mag toeschijnen. {1TG49: 9.1}
Uit deze studie zien wij dat godsdienst niet is opgebouwd uit moeten en niet mogen; dat niemand aan een mens gebonden is, maar aan de Waarheid van God die zich altijd ontvouwt; dat godsdienst het navolgen van de Heer betekent, en die dingen te doen welke Hij ons toe aanspoort; dat van het moment af dat men de Heer aanvaardt als zijn Verlosser, hij op hetzelfde moment geestelijk begint te groeien, eerst om wedergeboren te worden, dan om een volgroeid geestelijk wezen te worden, niet alles meteen, maar door dagelijks te groeien. Om zo’n verheven staat van volmaaktheid te bereiken moet men zich daarom dagelijks vervolmaken en zich bezig houden met de Waarheid van God, dat iedere sprankje Waarheid de mate van geestelijke groei moge toevoegen die het seizoen vereist, of anders zal men achter blijven in het bereiken van de geestelijke rijpheid. Alleen op die manier kan men de voordelen oogsten die godsdienst oplevert. {1TG49: 9.2}
Neen, godsdienst is niet iets extra’s, iets vrijblijvends. Het is iets dat iedereen moet bezitten. Een ware en bijdetijdse godsdienst is iets dat even noodzakelijk is als de ogen in onze hoofd. {1TG49: 9.3}
Laat mij u, om wat voorbeelden aan te halen, door de stroom van de tijd meenemen, te beginnen bij Noach. Zijn godsdienst heeft hem en zijn gezin niet alleen gered van de verdrinkingsdood in de verschrikkelijke zondvloed, maar heeft ook gemaakt dat hij de voorvader is geworden van de wereld na de zondvloed, — Ja, de voorvader van onze
9
wereld. De wereld uit zijn dagen ging evenwel ten onder, omdat zij geen behoefte had aan een waarheid dat bij de tijd was, zij had dus geen tegenwoordige waarheid nodig. Wat jammer! Wat een onzin dat men door het leven probeert te gaan zonder godsdienst, zonder Gods raadgevingen, en zonder de boodschap van het uur! {1TG49: 9.4}
Laat ons kijken naar een ander verheven licht in de bijbelgeschiedenis. De moeder van Mozes geloofde in een waarheid dat bij de tijd was. Zij geloofde dat de tijd was aangebroken voor de verlossing van het Hebreeuwse geslacht, en ze deed alles wat ze kon om het mogelijk te maken. Toen zij zag dat zij haar zoontje niet langer kon verbergen voor de handen van Farao, liet zij haar godsdienst de rest doen. De resultaten waren groot, zij ontving niet alleen haar zoon terug in haar armen, voor eeuwig gered van om in de Nijl gegooid te worden, maar zij ontving ook de garantie voor zijn onderhoud, opvoeding, en alles — het beste wat Egypte kon verschaffen — werd betaald uit de schatkamer van Farao! Zoals u ziet, doet het juiste soort godsdienst grote dingen. {1TG49: 10.1}
Tachtig jaren later leidde de godsdienst van Mozes de gehele Hebreeuwse natie van de steengroeven van Farao naar de Rode Zee. Ten behoeve van hun scheidde de zee zich, en gelijk nadat zij erdoor getrokken waren sloot de zee zich boven hun opzichters. Wat een uitredding! Wat een overwinning! {1TG49: 10.2}
Bovendien, toen die miljoenen mannen, vrouwen, kinderen, en ook het vee, in die verschrikkelijke woestijn aankwamen waar er nóch voedsel nóch water was, was het godsdienst dat het water bij stromen deed vloeien, en de wolken lieten manna naar beneden vallen — niet voor één dag, noch voor één maand, maar gedurende veertig lange jaren! Toen herhaalde het wonder van de Rode Zee zich bij de rivier de Jordaan, en werden de bevrijde stenenmakers profeten, koningen, en priesters! {1TG49: 10.3}
10
Ondanks al deze grote gebeurtenissen, toen zij zorgeloos en onverschillig werden, toen zij geen behoefte meer hadden aan profeten, geen behoefte aan tegenwoordige Waarheid, geen behoefte hadden aan voedsel op z’n tijd, werden zij opnieuw slaven en gevangenen! Daarom hebben wij het juiste soort van godsdienst nodig, en daarom moeten wij vasthouden aan godsdienst en ermee opgroeien. {1TG49: 11.1}
De Joden werden gevangen genomen en meegevoerd naar Babylon. Desondanks werd er goed gezorgd voor hen die trouw bleven aan hun godsdienst, zelfs in hun gevangenschap. Daniël bijvoorbeeld werd, in plaats van als slaaf te dienen, als een heer behandeld, en werd tenslotte als een regeerder aangesteld door zowel de Chaldeeën als de Medo-Perzen. En toen hij uit boosaardigheid in de leeuwenkuil werd geworpen, werd hij gered, terwijl zijn vijanden werden verslonden door de wilde beesten. {1TG49: 11.2}
Toen de drie Hebreeuwen, wegens trouw aan hun godsdienst, in de brandende vuuroven werden geworpen kwam de Zoon van God en redde hen, zodat niet één hoofdhaar van hen verloren ging. Hun vijanden werden echter levend verbrand, maar de Hebreeuwen werden als regeerders aangesteld in het koninkrijk. {1TG49: 11.3}
Gideon moest een oorlog winnen. Na de werving van 22.000 soldaten, werd aan hem verteld dat zij te veel waren! Dus werden de tijd doders verwijderd, en bleven er tenslotte maar driehonderd man over om tegen een menigte te strijden die de vlakte bedekte! Ondanks zijn klein leger, won Gideon de strijd ‘s nachts, en dat zonder één man te verliezen! Godsdienst, broeders, zusters, is, wanneer het nageleefd wordt, een lonende zaak. {1TG49: 11.4}
Allen hadden Daniëls en Gideons kunnen zijn. Ja, zelfs de Joden van vandaag hadden iets kunnen zijn, maar wat zijn zij? — Een natie die door alle volkeren
11
in de wereld wordt gehaat, een natie zonder koning, zonder vlag, zonder land, — de enige natie in haar soort op aarde. {1TG49: 11.5}
Laat mij u nu een strikt persoonlijke ervaring vertellen, die voor de meesten van u nieuws is. Verscheidene jaren geleden toen ik één van de drukke straten van Los Angeles, Californië, overstak, reed een vrouw die van links kwam recht op mij af. Zij werd op gegeven moment zó zenuwachtig zodat zij, in plaats van haar auto tot stilstand te brengen, een halve huizenblok doorreed. Ik werd echter niet overreden door de auto; een onzichtbare hand droeg mij voor de auto uit. En toen de auto vlak bij het steegje dat de straat kruiste tot stilstand kwam, stopte ik ook! Op gegeven moment hadden honderden toeschouwers, waaronder ook nieuws verslaggevers en drie motor-politieagenten, zich om de auto heen verzameld. Toen zij constateerden dat er niemand dood of gewond op straat lag, kwamen zij toen tot de slotsom dat het slachtoffer onder de auto vastgeklemd moest zijn. Toen ik aan hen vertelde dat ik het was die aangereden was, keken zij verbaasd op. Daar ik hen vertelde dat ik niet gewond was, en aangezien ik weigerde om naar het ziekenhuis te worden vervoerd, lieten zij mij mijn armen en benen bewegen. Ook stelden zij vele vragen. De pen die zich in mijn jaszak bevond was door de klap van de auto in ongeveer een dozijn stukken verbrijzeld, maar mijn ribben bleven ongedeerd! Toen zei iemand uit de menigte: ‘Hij moet van rubber gemaakt zijn!’ {1TG49: 12.1}
Zoals u ziet, is godsdienst beter dan een verzekeringspolis. {1TG49: 12.2}
Uit onze studie bemerken wij dat Gods kracht die levens beschermde zelfs in de brandende vuuroven en in de leeuwenkuil, nog steeds werkzaam is; dat God vandaag aan de dag nog even geïnteresseerd is in Zijn volk als dat Hij dat was in de tijd van Daniël of in welke tijd dan ook. Wij hebben daarom iedere dag een godsdienst nodig die bij de tijd is. Wij kunnen het ons niet veroorloven er zonder te zijn, — neen, zelfs niet voor één ogenblik. {1TG49: 12.3}
Tijdige Waarheid redt niet alleen onze zielen voor de eeuwigheid,
12
maar het beschermt ons van dag tot dag. Het voorziet vandaag in onze behoeften en geeft ons hoop voor hierna. Er is in niets anders hoopte vinden, en geloof in God is onze enige gemoedsrust, vooral vandaag in deze eeuw. {1TG49: 12.4}
Godsdienst is kennelijk niet alleen maar nuttig voor hierna, maar zeker ook voor vandaag. Wees geen dwaas door te trachten er zonder door het leven te gaan. {1TG49: 13.1}
13
—-0—-
Laat deze kans u niet voorbij gaan
Als u nog geen aanvraag hebt verzonden voor uw exemplaar van het gepubliceerde en veelbesproken klein, 96 pagina’s lang boekje “De Binnendringende Wig”(“The Entering Wedge”) dat grote opschudding heeft veroorzaakt onder de Adventistenwereld, en de E.W. gemeenschap in de schijnwerpers heeft geplaatst, laat dan uw kans niet voorbijgaan, als uw gezondheid, thuis en blijdschap voor u belangrijk is. Dit boek is naar onze mening het beste wat wij ooit hebben aanschouwd aangaande deze onderwerpen. Wij geloven werkelijk dat het door God gezonden is, en dat een exemplaar ervan in elk huis aanwezig behoort te zijn. Wij zijn ervan op de hoogte dat u het op dit moment zonder coupon kunt verkrijgen. Verstuur uw naam, adres, en de naam van kerk waarvan u lid bent (verzocht wordt in blokletters te schrijven), naar het adres vermeld aan de achterkant.
— 000 —
VOORLEZING
” Maak God bekend, verberg Hem niet.”
Ik lees u voor uit “Christ’s Object Lessons, op bladzijde18{“Lessen uit het Leven van Alledag, ” blz.9,10},” te beginnen met de eerste alinea. {1TG50: 14.1}
In Zijn onderricht uit de natuur sprak Christus over de dingen die Hijzelf had gemaakt en die eigenschappen en krachten bezaten die Hijzelf daaraan had gegeven. In hun oorspronkelijke volmaaktheid waren alle geschapen voorwerpen een uiting van Gods gedachten…… Nu is de aarde geschonden en door de zonde verontreinigd…. Gods gelijkenissen zijn niet uitgewist. Wanneer de natuur goed begrepen wordt, spreekt deze nog steeds van haar Schepper. In de tijd van Christus had men deze lessen uit het oog verloren….. De zondigheid van het mensdom had een lijkkleed geworpen over de schoonheid van de schepping; en inplaats van God te openbaren, werden zijn werken een scheidsmuur, die Hem voor het oog verborg…. zo waren in Israël de leerstellingen van mensen gekomen in plaats van wat God had gezegd. Niet alleen de dingen uit de natuur, maar ook de offerdienst en de Schriften zelf, gegeven om God bekend te maken, werden zo verdraaid dat ze juist middelen werden om God te verbergen.” {1TG50: 14.2}
Men zou denken dat na de zondvloed, de wereld een groot ontzag voor de godsdienst en voor de profeten Gods zou hebben. Maar dat was niet het geval. De mensen van voor de zondvloed geloofden noach’s voorspelling niet dat er een zondvloed zou komen, {1TG50: 14.3}
Ik vraag me af als de wereld van vandaag niet dezelfde is als dat in de dagen van Christus was. Aan de Joden was een byzondere gelegenheid geboden om God aan de mensdom te openbaren,, maar inplaats daarvan verbergden zij Hem. Christenen die twisten en kibbelen, die leringen van mensen in de leringen van God brengen, openbaren God niet aan de heidenen maar verbergen Hem, waardoor zij zich van Hem afkeren. Dezulken brengen geen bekeerlingen tot Christus maar drijven zielen van Hem weg. Wij moeten bidden om het beter te doen; dat wij Christus niet verbergen maar Hem bekend maken in al onze werken en door onze wijze van leven. {1TG50: 14.4}
14
— 0 —
1 TIJDIGE GROETEN 50
HET LEVEN IS WAT WIJ ERVAN MAKEN
Tekst door V.T. Houteff,
Predikant van de Davidiaanse Zevende-Dags Adventisten
Sabbat, Juli 19, 1947
Mt. Carmel Chapel
Waco, Texas
Om erachter te komen dat het leven juist datgene is wat wij ervan maken, zal ik zeven voorbeelden onder de aandacht brengen, te beginnen bij de dagen van Noach en om te eindigen in onze dagen: {1TG50: 15.1}
Voorbeeld no 1 : Aan Noach werd opgedragen een ark te bouwen, en om aan de wereld te vertellen dat een watervloed de aarde zou bedekken, dat alleen zij de ark binnen zouden gaan (levend) zouden ontkomen. Honderdtwintig jaren later werd er vreemd genoeg waargenomen dat de dieren twee aan twee de ark binnen gingen! Ook Nocha en zijn gezin gingen de ark binnen, terwijl de rest van de wereld lachte en spotte. Maar toen het begon te regenen, was de situatie niet meer grappig.” Zij die buiten de ark waren riepen; treurden en smeekten. Maar allen kwamen om als dwazen, alleen vanwege het feit dat zij erin faalden acht te slaan op de tegenwoordige Waarheid; zij hadden gefaald om zich te voeden met “voedsel op z’n tijd.” Wat dwaas! Wat rampzalig! {1TG50: 15.2}
Men zou denken dat na de zondvloe, de wereld een groot ontzag voor de profeten van God zou hebben. Maar dat was niet het geval. De antediluvianen (mensen van voor de zondvloed) geloofden Noach’s voorspelling dat er een zondvloed zou komen niet, dus weigerden zij om in de ark te gaan! Maar de zondvloed kwam en zij kwamen om. De postdiluvianen (de mensen na de zondvloed) geloofden niet in de voorspelling dat er geen watervloed meer zou komen dus begonnen zij de toren van Babel te bouwen! Maar toen God zag dat de toren snel de hoogte in ging,
15
vernietigde Hij de top ervan, en verwarde de spaak van de bouwers. Dat wil zeggen, dat Hij hun eigen taal uit hun verstand wiste en de talen van vandaag erin grifde. Aldus veroorzaakte Hij de geboorte van de verschillende rassen en talen die wij in de meest afgelegen gebieden van de aarde vinden. {1TG50: 15.3}
Het was niet de bedoeling van God dat de mensen zich zouden ophopen in de vlakten van Sinear, maar dat zij zich zouden verspreiden over de aarde en die zouden bevolken. En zo gebeurde het dat toen zij weigerden zom Zijn bevel op te volgen, fHij hun de op één na beste mogelijkheid gaf die Hij hen te bieden had, en die zij moesten gehoorzamen. {1TG50: 16.1}
Zoals u ziet, zal het werk van mensen dat onafhankelijk van en in tegenstelling tot dat van God geschiedt, zeker rampzalige gevolgen hebben. Een huis dat op zand is gebouwd overleefd de storm niet, en niemand kan mogelijkerwijs Gods doel met de mens verijdelen. Wees geen dwaas door het te proberen. {1TG50: 16.2}
Het neemt jaren in beslag om in de school van de mens een taal te leren, maar in de school van God duurt het slechts een ogenblik. Hij kan de ene taal uit het verstand van de mens wissen en een andere inkervan, en tegelijkertijd zijn gelaatstrekken en zijn huidskleur veranderen. Ja, God kan dit sneller doen dan dat een tandarts een tand kan uittrekken. Maar of een verandering nu ten goede of ten kwade plaatsvindt, alles hangt van de persoon af. {1TG50: 16.3}
Voorbeeld No.2: Aan Nebukadnessar werd een droom gegeven. Door de droom geplaagd bracht hij de wijze mannen van zijn koninkrijf bijeen om hem de uitleg ervan te geven. Zij kwamen maar konden niet doen. Uiteindelijk werd Daniël voor de koning gebracht. Na het verhaal van de koning over de droom gehoord te hebben, zei Daniël: {1TG50: 16.4}
Dan. 4 : 24 – 26, 28 – ” Dit is de uitleg, o Koning, en dit is het besluit des Allerhoogste, welke over
16
mijnheer de koning is gekomen; dat men u zal wegvoeren van de mensen, en gij zult bij de beesten des velds vertoeven, en men zal u gras te eten geven als de runderen en u door de dauw des hemels laten bevochtigen en zeven tijden zullen over u voorbijgaan, totdat gij weet dat de Allerhoogste regeert in het koninkrijk der mensen, en het geeft aan wij Hij wijl. Dat men echter zeide de wortelstomp van de boom te laten staan, betekent : uw koningschap zal bestendig zijn van het ogenblik af, dat gij erkent, dat de hemel de heerschappij heeft….Dit alles overkwam koning Nebukadnessar.”
De koning hoorde de uitleg ervan, en hij begreep het besluit. Toch was hij niet bereid te erkennen dat er Eén was die groter dan hem was. Toen gebeurde het dat – {1TG50: 17.1}
vers 29, 30 – ” Na verloop van twaalf maanden, toen hij aan het wandelen was op het koninklijk paleis in Babel, nam de koning het woord en zeide: ‘Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot een grote woonstede door de sterkte mijner macht en tot eer mijner majesteit?”
Wat een uitspraak na zo een Godsbesluit te hebben gehoord! De koning had toch moeten leren dat het God is die naties regeert, koningen aanstelt en koningen afzet. Laat ons Gods’ antwoord op de dwaasheid van de koning horen: {1TG50: 17.2}
De verzen 31- 33: Nog was dat woord in des konings mond, toen er een stem nederklonk uit de hemel: ” U wordt aangezegd, o koning Nebukadnessar, hetkoningschap is van u geweken, men verstoot u uit de gemeenschap der mensen en uw verblijf is bij het gedierte des velds; gras zal men u te eten geven als aan de runderen; en zeven tijden zullen over u voorbijgaan, totdat gij erkent, dat de Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen en dat geeft
17
aan wie Hij wil. Op hetzelfde ogenblik ging dat woord aan Nebukadnessar in vervulling, en hij werd uit de gemeenschap der mensen verstoten en at gras als de runderen, en door de dauw des hemels werd zijn lichaam bevochtigd, totdat zijn haar lang werd als (de veren) der arenden en zijn nagels als die der vogels.”(‘K.J” vert.) {1TG50: 17.3}
Zelfs tot op de huidige dag realiseren sommigen zich niet dat het God is die regeert, dat de mens niet onafhankelijk van Hem is hoewel het hem is toegestaan Hem te dienen of niet. Het was niet noodzakelijk voor de Chaldeese koning bij het gedierte des velds te vertoeven, maar aangezien hij zijn les niet door woorden kon leren, op de makkelijke wijze, werd hij uit zijn paleis verwijderd en in een koraal geplaatst, om daar op harde wijze ondervinding te leren. Na zeven jaren, nadat hij als het ware gediplomeerd was, van Gods school van zware klappen, wandelde de koning weer zijn paleis binnen, en zei: {1TG50: 18.1}
De verzen 34-37: – ” Maar na verloop van de gestelde tijd sloeg ik, Nebukadnessar, mijn ogen op naar de hemel, en mijn verstand keerde in mij terug. Toen prees ik de Allerhoogste en roemde en verheerlijkte ik de eeuwig Levende, omdat zijn heerschappij een eeuwige heerschappij is en zijn koningschap van geslacht tot geslacht. Ja, alle bewoners der aarde worden als niets geacht; Hij doet naar Zijn wil met het heer des hemels en de bewoners der aarde: en niemand is er, die Zijn hand kan weerhouden of tot Hem kan zeggen: Wat doet Gij? Terzelfde tijd, dat mijn verstand in mij terugkeerde, keerden ook, tot roem van mijn koningschap, mijn majesteit en mijn luister tot mij terug; mijn raadsheren en machthebbers zochten mij weer op, ik werd in mijn koningschap hersteld, ja, grotere heerlijkheid dan vroeger werd mij geschonken. Nu roem, verhef en verheerlijk ik, Nebukadnessar, de Koning des hemels, wiens werken alle waarheid en wiens paden recht zijn, en die hen die in
18
hoogmoed wandelen, vermag te vernederen.”
Door toedoen van trots en ontrouw aan God maakte Nebukadnessar het leven tot een verschrikking voor zichzelf, maar uiteindelijk ontwaakte hij. {1TG50: 19.1}
Voorbeeld No. 3: Nebukadnessar’s koninkrijk duurde voort tot de regering van zijn kleinzoon, Belsasar. Belsasar kende de geschiedenis van zijn grootvader en zijn ervaring met God, maar hij faalde om er profijt uit te trekken. Hij richtte een groot feest aan voor duizenden van zijn hoogwaardigheidsbekleders, en gaf opdracht het vaatwerk te halen welke Nebukadnessar uit de tempel te Jeruzalem genomen had, en naar het feest te brengen, zodat de koning zijn vorsten, vrouwen en bijvrouwen daaruit konden drinken. {1TG50: 19.2}
Zodra deze braspartij plaatsvond verschenen er vingers van een mensenhand, die recht tegenover de kandelaar op de bepleisteringf van de muur van het koninklijke paleis schreven. Belsassar was hevig verontrust, en zijn gelaat betrok, ook zijn hoogwaardigheidsbekleders stonden versteld. Toen werd Daniël bij de koning gebracht. En Daniël verklaarde met nadruk: {1TG50: 19.3}
Dan. 5 : 18 – 31 – ” O’Koning, God, de Allerhoogste, heeft uw vader Nebukadnessar koninklijke macht, grootheid, eer en majesteit geschonken, en ten gevolge van de grootheid die Hij hem geschonken had, leefden alle volken, natiën en talen voor hem in vrees en beven: wie hij wilde, doodde hij, en wie hij wilde, liet hij leven; wie hij wilde verhoogde hij, en wie hij wilde vernielde hij. Maar toen zijn hart zich verhief en zijn geest zich verhardde, zodat hij overmoedig werd, werd, hij van zijn troon gestoten, en heeft men dev eer van hem weggenomen: en hij werd uit de gemeenschap der mensen verstoten; en zijn hart werd aan dat van de beesten gelijk, en bij de wilde ezels was zijn verblijfplaats; zij voerden hem met gras zoals de runderen, en zijn lichaam werd door de
19
dauw des hemels bevochtigd,; totdat hij wist dat de Allerhoogste God in het koninkrijk der mensen regeert, en dat Hij erover aanstelt wie HIj wil. En gij zijn zoon, O Belsassar, hebt uw hart niet verootmoedigt, hoewel gij dit alles wist; maar gij hebt u tegen de Heer des hemels verheven; en zij hebben de vaten van Zijn huis voor u gebracht, en gij, en uw machthebbers, en uw vrouwen, en uw bijvrouwen, hebben daaruit wijn gedronken; en gij hebt de goden van zilver, en goud, van koper, ijzer, hout en steen geprezen, die niet zien noch horen, noch kennis hebben: en de God, in wiens hand uw adem is en die al uw paden beschikt, Hem hebt gij niet verheerlijkt; toen is door Hem de rug van de hand gezonden; en dit is het schrift dat geschreven werd: ” MENE, MENE, TEKEL, UFARSIN. Dit is de uitlegging van de woorden: Mene; God heeft uw koningschap geteld en een einde aan gemaakt; Tekel: gij zijt in de weegschaal gewogen, en te licht bevonden; Peres: uw koninkrijk is verdeeld en aan de Meden en de Perzen gegeven. Toen bekleedde men Daniël op bevel van Belsazar met puroer en hing hem een gouden keten om de hald, en men riep over hem uit, dat hij de derde heerser in het koninkrijk zou zijn, In dezelfde nacht werd Belsazar, de koning der Chaldeeën gedood.. En Darius de Medieër, ontving het koningschap, toen hij tweeënzestig jaar oud was.”
Wat een verschil zou het hebben uitgemaakt in de geschiedenisrol indien Belsazar profijt getrokken had uit de onschatbare les die zijn grootvader had geleerd. Ja, wat een verschil zou het zijn geweest! Deze les is een broodnodige les voor ons allen, voor zowel koningen als boeren gelijk. {1TG50: 20.1}
Voorbeeld No. 4: Het Chaldeese rijk werd een Medo- Perzisch rijk. Niet omdat de Meden en de Perzen sterker en machtiger waren, maar omdat
20
God het zo bevolen had. Laat ons eens zien: {1TG50: 20.2}
Jes. 45:1 – “Zo zegt de Here tot Zijn gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik gevat heb om volken voor hem neer te werpen; De lendenen van koningen omgord IK; om dezen voor hem te openen, geen poorten blijven gesloten.”
Cyrus (of Kores), onder wiens bevel het Medo-Perzisch leger Babylon binnen marcheer-de, was nog niet geboren toen de profeet Je-saja over hem schreef. God echter gedacht Zijn belofte en toen Belsazar zich volledig zeker voelde in de nacht van brasserij en noodlottige losbandigheid, opende God voor Kores de twee vergeten poorten en maakte zo de verovering van het koninkrijk mogelijk. Daar ontmoetten de Meden en Perzen Daniël en zijn vrienden, die de aandacht van Kores op de Schriften vestigden, die niet alleen zijn overwinning, maar ook zijn naam voorzegden. De macht van God gezien en gevoeld hebbende, werd Kores bewogen tot het volgende bevel: {1TG50: 21.1}
Ezra 1:2-11 — “Zo zegt Kores, de koning van Perzië: alle koninkrijken der aarde heeft de HERE, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te bou-wen in Jeruzalem, in Juda. Wie nu onder u tot enig deel van Zijn volk behoort — zijn God zij met hem, hij trekke op naar Jeruzalem, in Juda, en bouwe het huis van de HERE, de God van Israël, (Hij is de God,) Welke in Jeruza-lem woont. en ieder die overgebleven is, van welke plaats ook, waar hij als vreemdeling vertoeft, laten zijn plaatsgenoten hem onder-steunen met zilver en goud, met have en vee, behalve de vrijwillige gave voor het huis van God, Die in Jeruzalem[ woont. Toen maakten de familiehoofden van Juda en Benjamin, ook de priesters en de levieten, zich gereed, allen wier geest God had gewekt om op te trekken ten einde het huis van de HERE, Die in Jeruzalem woont, te bouwen. En allen
21
die rondom hen woonden, hielpen hen met zilveren voorwerpen, met goud, have en vee, en met kostbaarheden, behalve alles wat men vrijwillig gaf. Ook liet koning kores het gerei van het huis des HEREN, dat Nebukadnezar uit Jeruzalem had weggevoerd en in de tempels van zijn goden had geplaatst, te voorschijn brengen; Kores de koning van Perzië liet het te voorschijn brengen onder toezicht van Mithredath, de schatmeeste, en deze telde het uit voor Sesbazzar, de vorst van Juda. En dit was hun aantal: dertig gouden schalen, dertig zilveren schalen, negenentwin-tig messen, dertig gouden bekers, verder vier-honderd en tien zilveren bekers, duizend ande-re voorwerpen. Alle voorwerpen van goud en zilver waren vijfduizend vierhonderd. Dit al-les voerde Sesbazzar mede, toen de ballingen uit Babel naar Jeruzalem werden gebracht.”
Het is niet moeilijk in te zien dat als de regeerders van het Medo-Perzische rijk waren blijven regeren in dezelfde geest an Kores, het koninkrijk tot op de huidige dag zou blij-ven bestaan. Dat koninkrijk maakte echter plaats voor Griekenland; Griekenland voor Ro-me; en Rome maakte plaat voor de naties van tegenwoordig. Het is duidelijk genoeg te zien dat de koninkrijken van tegenwoordig er nog steeds zijn, omdat God het zo heeft gepland. {1TG50: 22.1}
Het feit dat zij steeds meer onafhankelijk van God worden, zal vroeg of laat ook het einde betekenen. Want een blik werpend op de loop der tijd, tot aan de koninkrijken van vandaag die worden afgebeeld door de voeten en de tenen van het grote beeld, schreef de Geest der Waarheid: “En dat gij de voeten ge-zien hebt, deels van pottenbakkers leem en deels van ijzer, betekent, dat dit een ver-deeld koninkrijk wezen zal: wel zal het iets van de hardheid van het ijzer aan zich heb-ben, juist zoals gij gezien hebt, ijzer ge-mengd met kleiachtig leem, en de tenen der voeten deel van ijzer en deels van leem; ten dele zal het koninkrijk hard zijn, en ten dele zal
22
het broos zijn. Dat gij gezien hebt ijzer gemengd met kleiachtig leem, betekent: zij zullen zich vermengen met het zaad der mensen, maar met elkaar geen samenhangend geheel vormen, zoals ijzer zich niet vermengd met leem. Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprich-ten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen an-dere volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verteren en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwig-heid. Juist zoals gij gezien hebt, dat zonder toedoen van mensen handen een steen uit de berg werd uitgesneden, en het ijzer, het ko-per, het leem, het zilver, en het goud ver-brijzelde; de grote God heeft bekend gemaakt wat na deze zal geschieden. De droom is waar-achtig en zijn uitlegging betrouwbaar.” Dan. 2:41-45. Eerder dan in het koninkrijk van God binnen te gaan, zullen zij moeten worden ver-nietigd. {1TG50: 22.2}
Voorbeeld 5: Laat ons nu eens zien wat voor voordeel de koninkrijken en naties hebben ge-trokken uit het in contact komen met de kerk. Babylon, Medo-Perzië, Griekenland, en Rome, die in contact kwamen met de kerk, vormen de beschaafde wereld van tegenwoordig. {1TG50: 23.1}
Kijk naar de naties en volkeren (de heidenen in de ietwat geïsoleerde gebieden van de aar-de) die niet zo bevoorrecht waren om even vroeg als de andere naties in contact te ko-men met de kerk. {1TG50: 23.2}
Als wij verder kijken naar hen die nog steeds geïsoleerd leven in de meest afgelegen gebieden van de aarde die nog in aanraking zijn gekomen met de kerk, niet eerder dan pas geleden. De meesten van hen zijn amper beter dan dieren, niet alleen wat hun intelligentie betreft, maar ook in vooruitgang. {1TG50: 23.3}
Het volk dat bevoorrecht genoeg was om het dichtsbij de godsdienst van Christus te staan, zijn, zoals u zult ontdekken,
23
het meest intel-ligent, het meest voorspoedig. Bijvoorbeeld Engeland, die de Bijbel vertaalde, het publi-ceerde en verspreidde aan alle volkeren en talen, werd de grootste der naties van haar tijd. Toen de Verenigde Staten (slechts een zuster natie ten opzichte van het Engelse rijk), die minder dan twee eeuwen geleden haar regering grondvestte op de princiepen van de Bijbel en op haar dollarbiljetten de inscrip-tie: “IN GOD VERTROUWEN,” aanbracht, en die ook de Amerikaanse Bijbel Vereniging heeft opgericht, werd in een vergelijkbaren korte periode van enkele jaren de grootste van alle naties, zoals de hebreeuwen dat in hun dagen deden. {1TG50: 23.4}
Aan de andere kant werden zij die zich keer-den tegen de godsdienst van de Bijbel in troosteloze woestheid achtergelaten — hun zegeningen werden voor hen een vloek. De ge-hate Joden, voor wie er geen plek op de aarde is, zijn het beste voorbeeld. Duist-land, die voorop liep met de reformatie maar het de rug toekeerde, heeft ook een trieste oogst bin-nengehaald. {1TG50: 24.1}
En wat waar is over de natiën, is, vanzelf, ook waar voor individuen, huizen, families en gemeenschappen. {1TG50: 24.2}
Als u een beetje tijd neemt om te observeren, zal je deze wet van zegeningen en vervloekingen overal in demonstratie zien, zonder uitzondering. {1TG50: 24.3}
De wereld is gegrond op religie, en u kunt gerust vertrouwen dat wanneer religie van de aarde verdwijnt, de wereld ermee zal verdwijnen. Degene die verliefd raken op de Waarheid zullen ontdekken dat zegeningen, omgekeerd, verliefd zal raken op hun.
Laten wij lezen: {1TG50: 24.4}
2 Tess. 2:8-12– “Dan zal de wetteloze zich openbaren, hem zal de Heer (Jezus)doden door de adem zijns monds
24
en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt. Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen, en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden. En daarom zendt God hun een dwaling die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen heeft gehad in de ongerechtigheid”
We zien dat als we niet verliefd raken op de Waarheid, dwaling onvermijdelijk is. Nee, niemand wordt misleidt door in contact te komen met dwaling (want we zijn in contact ermee op de één of andere manier vanaf de tijd dat we geboren worden tot de tijd dat we sterven), maar iedereen die niet van de Waarheid houdt is er zeker van misleidt te worden, ongeacht, wat hij mag doen om Het te vermijden. {1TG50: 25.1}
En degene die tevreden zijn met de Waarheid van gisteren, die niet uitkijken naar frisse Waarheid voor vandaag van de troon van God, niet uitkijken naar -“voedsel op de juiste tijd”- de zulke zullen zichzelf vinden en een verschrikkelijke toestand als de Joden- uitgespuwd. {1TG50: 25.2}
Deut.30:15,19- “Zie, ik houd u heden het leven en het goede voor, maar ook de dood en het kwade…… Ik neem heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen; het leven en de dood stel ik u voor, de zegen en de vloek; kies dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw nageslacht”.
Voorbeeld No. 6
Indien we na laten voordeel te trekken door wat God ons zegt zullen we zo slecht falen als, indien niet slechter, als ieder die voor ons gefaald heeft. Ik denk dat sommigen van jullie die persoonlijk contact met God hebben gehad, deze dingen weten uit ervaringen van u zelf. Ongetwijfeld heeft u uitgevonden dat u niet lang explosie kan voorkomen
25
terwijl u vuur en geweerpoeder in dezelfde kamer houdt; dat u de Duivel niet kunt dienen en toch vrede en veiligheid hebt. Laat me dit illustreren door een feitelijk ongeval {1TG50: 25.3}
Een zekere man droomde dat een paard hem doodde door hem te schoppen. Om zijn leven te beschermen hield hij vanaf toen afstand van alle paarden. Niettegenstand een winderige dag toen hij op straat liep, passeerde hij een smid instelling waar voor in een uithangbord hing, waarop een paardenschoen getekend was. Het uithangbord viel plotseling op zijn hoofd en hij stierf van de slag. {1TG50: 26.1}
We kunnen de consequenties van zonde en de afzondering van God niet meer vermijden, dan de dromer de dood kon vermijden door het te ontwijken.We weten nooit wat de dag zal voortbrengen, en we kunnen het niet veroorloven onszelf af te zonderen van God zelfs niet voor een moment. Ook kunnen we niet definitief zeggen dat we dit zullen of niet zullen doen, dat, of de andere. {1TG50: 26.2}
Voorbeeld No.7
Sommige jaren geleden terwijl in Europa, hoorde ik dat één van mijn neefjes vertrok naar Amerika. Toen zei ik tot mezelf, “Arme neefje, ik zal thuis nooit laten en gaan blijven zover weg van Amerika voor geen enkele reden. Maar tegen die tijd, werden ik tezamen met anderen, onrechtmatig aangeklaagd over samenzwering. Het was in het seizoen toen de avonden lang waren, en toen we de lampen aanzetten in onze winkel een morgen voor daglicht, verzamelde een bende zich met revolvers en stenen, en bestormden de ramen. Zo was het dat juist een paar maanden nadat ik medelijden met mijn arme neefje zijn verwijdering had van zijn thuisland, ik mezelf in Amerika in hetzelfde huis met hem vond.
Het was een grote teleurstelling ten eerste, nee niet minder dan Jozef van oud, maar wat een gunst uiteindelijk! God zegende de bende. {1TG50: 26.3}
26
Alleen God kent de toekomst, en we zouden onze verwachtingen en idealen plaatsen in Zijn machtige handen. Dan, en dan alleen, zal Hij aan de “top” komen. En als we verzocht worden om te zeggen we zullen of zullen dit of dat niet doen, laten we Jona in gedachten houden: hij zei dat hij geen boodschap voor Nineve zou brengen, en nam regelrecht een boot naar Tarsis. Maar de bootman gooide hem overboord en de grote vis pikte hem op en bracht hem terug naar de plaats waar hij probeerde weg te rennen. {1TG50: 27.1}
Nebukadnessar, koning van Babel, dacht zijn koninkrijk te vereeuwigen door bevel te geven aan al zijn onderdanen om neer te buigen voor zijn gouden beeld. De drie Hebreeën, ofschoon, gingen tegen zijn doel in en veranderde de loop van de geschiedenis. De mannen die de Hebreeën gooiden in de vurige oven werden zijzelf tot de dood gebrand, maar niet één haar van de Hebreeuwse hoofden werd verwijderd al de tijd ze in de vurige oven bleven. Laten wij met de Psalmist onze stemmen verheffen en zeggen: {1TG50: 27.2}
Psalm 8:1-6– “O Here, onze Here, hoe heerlijk is uw naam op de ganse aarde, Gij, die uw majesteit toont aan de hemel.Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest,
Uw tegenstanders ten spijt, om vijand en wraakgierige te doen verstommen.
Aanschouw ik uw hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren, hoe Gij bereid hebt:
Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar hem ontziet?
Toch hebt Gij hem een beetje lager gemaakt dan de engelen, en hem met heerlijkheid en luister gekroond. Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, alles heeft Gij onder zijn voeten gelegd.”
De profeet Maleachi was gelast te schrijven voor de mensen die zouden leven in de tijd van het einde. {1TG50: 27.3}
27
Laat ons lezen van hoofstuk vier: {1TG50: 28.1}
Mal.4 :1-3 –“Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedige en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken- zegt de Here der Heerscharen- welke hun wortel noch tak zal overlaten.
Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen; gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. Gij zult de goddeloze vertreden, want tot as zullen zij zijn onder uw voetzolen op de dag die Ik bereiden zal, zegt de Here der Heerscharen”.
Is het niet beter om een mens te zijn in God’s rij, een mooie eeuwig levende schepsel, dan as te zijn onder de voetzolen van de heiligen? Waarom niet nu gehoor geven aan Zijn oproep en het leven maken wat het behoort te zijn? {1TG50: 28.2}
Verzen 4-6—“ Gedenk de wet van Mozes, mijn knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israël, inzettingen en verordeningen. Zie, Ik zendt u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt. Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban”.
Wacht, kijkt, bidt en hoopt u dat wanneer deze anti-typische Elia de profeet verschijnt en zich tot u wendt, uw hart teruggevoerd zal worden tot uw kinderen, en hun harten tot u, of kruipt u onder uw huis, zoals het was, voor vrees dat u misleidt wordt indien u hem ontmoet? {1TG50: 28.3}
Het leven, ziet u, is wat u ervan maakt. De meeste mensen, weten niet hoe het beter te maken, maar “als u deze dingen weet, bent u gelukkig als u ze doet”. {1TG50: 28.4}
Deze studie samenvattend: we hebben geleerd dat we in deze wereld geplaatst zijn voor een doel, dat indien we verlossing en zegeningen willen we met God moeten werken. Dit kunnen we doen door de voorbeelden van God’s Waarheid- hongerende mensen te volgen.Om ons in staat te stellen dit te doen heeft Hij ervoor gezorgd dat beide de overwinningen en rampen van beide klassen opgeschreven staan in Zijn Boek. {1TG50: 29.1}
Als we onze werken vergelijken met Noah’s weken zullen we zien of wij opnemen met hem in het gehoorzamen van tegenwoordige Waarheid. Geen van beide de mensen voor de zonvloed en de mensen na de zonvloed hebben voordeel getrokken uit Noah’s prediking. De eerste geloofde niet in de mogelijkheid van een vloed en de aarde vernietigt; de laatste geloofde niet dat het mogelijk is voor de aarde niet overvloed te worden. Ze bouwden de toorn van Babbel omdat ze een andere vloed vreesden alhoewel duidelijk gezegd was dat er zo en vloed niet meer zal zijn. God, ofschoon, vernietigde niet alleen hun werk, maar verwarde ook hun taal, en in ruil gaf Hij hen alle verschillende talen zodat weinige elkaar konden verstaan. Als we werken om God’s plannen te vervullen voor ons zullen wij nooit verward of beschaamd worden. {1TG50: 29.2}
Nebukadnessar, koning van Babbel zag uiteindelijk deze dingen zoals God hen zag, maar de harde manier—niet voordat God hem veranderde om ruim zeven jaren gras te eten net als de koeien, erkende hij God als de God die beide regeert, hemel en aarde. Laat ons beter doen dan de koning deed. {1TG50: 29.3}
Dan Belsassar, de koning die faalde te profiteren van de ervaring van Nebukadnessar, verloor in één nacht “zichzelf”, zijn koninkrijk en zijn alles. {1TG50: 29.4}
Regeerder volgde regeerde op en uiteindelijk ging het koninkrijk over naar de Medo- Perzen, dan naar de Grieken, daarna naar de Romeinen en uiteindelijk naar de natiën van vandaag.De
29
natiën, ziet u, behoren God toe, en Hij laat ze regeren door wie Hij wil. {1TG50: 29.5}
De natiën die het dichtst bij God en Zijn onderwijzingen komen werden grote en respectabele natiën, en degene die zichzelf ver van Hem hielden zijn niet beter dan dieren. {1TG50: 30.1}
Het is het beste te leren wat God wil dat u moet doen, doe juist dat. Het leven is werkelijk wat we ervan maken—niet minder niet meer. Nu is uw kans, nu bent u op de twee wegen. Welke zal het voor u zijn? De wijde, of de smalle, welke? {1TG50: 30.2}
——0——