fbpx

Deel 1 Tijdige Groeten Nrs. 31, 32

1 TIJDIGE GROETEN 31

VOORLEZING

“Ik zal {voor}lezen uit “The Mount of Blessing,” beginnend bij bladzijde 188, de laatste alinea {“Gedachten van de Berg der Zaligsprekingen, blz. 115}. {1TG31: 2.1}

M.B.188—“Jezus (…) verlangde ernstig, dat de grote schare de genade en liefdevolle zachtmoedigheid van God op hun juiste waarde zou schatten. Als een illustratie van hun behoefte en van Gods gewilligheid om te geven, schildert Hij voor hun ogen het beeld van een hongerig kind, dat zijn aardse ouders om brood vraagt. ‘Of welk mens onder u,’zeide Hij, ‘zal, zlas zijn zoon hem om brood vraagt, hem een steen geven?’Hij doet een beroep op de tedere, natuurlijke genegenheid van een ouder voor zijn kind, en zegt dan: Índien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader in de hemel het goede geven aan hen, die daarom bidden.’Geen mens met een vaderhart zou zich afwenden van zijn zoon wanneer die hongerig is en om brod vraagt. Zouden zij denken dat hij in staat zou zijn zijn kind te bespotten, hem te kwellen door zijn verwachtingen op te wekken om hem slechts teleur te stellen? (…) En zou iemand God onteren door te menen, dat Hij geen gehoor zou geven aan de smeekbeden van Zijn kinderen? {1TG31: 2.2}

“(…)De Heilige Geest, Zijn vertegenwoordiger, is de grootste van alle gaven. Alle “goede dingen”zijn hierin vervat. De Schepper Zelf kan ons niets groters, niets beters geven.” {1TG31: 2.3}

Als wij niet geloven wat God ons vertelt, als wij niet geloven wat Hij zegt dat Hij is, dan onteren wij Hem. Hij heeft een hevig verlangen om ons gaven te geven, maar alleen als wij die gaven op prijs stellen. Hij verlangt er vooral naar ons de grootste gave te schenken—de gave van de Heilige Geest. Natuurlijk, worden met deze gave alle andere gaven geschonken. Het was deze gave waar Salomo om vroeg, en met deze gave werden overvloedig alle andere gaven geschonken. Laat ons gelijkerwijs bidden voor deze grote gave. Het is juist datgene wat de Here ons wil schenken als wij slechts met geheel ons hart en eerlijk beloven—op positieve wijze de gave te gebruiken op de manier waarop God zou willen dat wij het zouden gebruiken. {1TG31: 2.4}

2

—0—

“DE OUDE FAMILIEBOOM.”

Onderwerp Behandeld door V.T.Houteff,

Predikant der D.Zevende-dags Adventisten

Sabbat, 8 maart, 1947

Mt.Carmel Kapel

Waco, Texas.

Laat ons gaan naar het elfde hoofdstuk van Jesaja, en onze studie met het eerste vers beginnen. {1TG31: 3.1}

Jes.11:1—“Er er zal een rijsje ( [roede od staf]) voortkomen uit de tronk ([ of stam]) van Isaï ([of Jesse]) en er zal een scheut ([of tak]) uit zijn wortelen groeien.” (KJV.)

Hier wordt een familieboom gepresenteerd waarin drie personen worden voorgesteld. Dit vers zegt niet wie het rijsje ([staf of roede]) voorstelt; het vertelt niet wie de scheut ([of tak]) voorstelt; maar het zegt wel, dat de tronk ([ of stam]) Isaï ([of Jesse]) is, de vader van koning David. Het rijsje, dat natuurlijk uit de tronk vootkomt, zou niemand anders kunnen zijn, dan de zoon van Isaï, David, de koning van het vroegere Israël. De verzen die dit vers opvolgen verklaren dat de scheut de Heer Zelf is. Het is dus duidelijk, dat deze familieboom een voorstelling is van Isaï, David, en Christus. {1TG31: 3.2}

De resterende verzen van het hoofdstuk hebben betrekking op Christus, Zijn werk, en Zijn koninkrijk. {1TG31: 3.3}

Vers 2: “En op Hem zal Geest des Heren rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des Heren.”

Aan deze ene gave – de gave van de Geest – hangen alle

3

dingen. {1TG31: 3.4}

De verzen 3,4: “Ja, Zijn lust zal zijn in de vreze des Heren. Hij zal niet richten nar hetgeen Zijn ogen zien., noch rechtspreken naar hetgeen Zijn oren horen; want Hij zal de armen in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in billijkheid rechtspreken, en Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds en met de adem Zijner lippen de goddeloze doden.” (KJV.)

Ik ben ervan overtuigd, dat deze verzen geen uitleg behoeven, behalve de vermelding, dat de “roede van Zijn mond” en “de adem van Zijn lippen” Gods Woord moeten betkenen, Zijn Waarheid.  Juist deze Waarheid waar wij deze middag naar luisteren, zal daarom aan de ene kant hen doden die het verwerpen tezamen met hen die geen gehoor aan geven, maar aan de andere kant zal het hen redden die gehoor aan geven, en die handelen overeenkomstig haar eisen. Het ene gevolg is even vanzelfsprekend als de ander. Bijvoorbeeld, heeft de evangelieverkondiging van Christus niet de apostelen gered, maar tegelijkertijd Judas ertoe aangezet zelfmoord te plegen? En heeft het niet de discipelen gered, maar al de ongelovigen te Jeruzalem in 70 na Christus vernietigd? {1TG31: 4.1}

Het koninkrijk dat hier voorzegd wordt, bestaat niet alleen uit mensen die in vrede leven met mensen, maar mensen met dieren, en ook dieren met dieren (dieren onderling). De reden die gegeven wordt voor een dergelijke vrede, is dat de aarde vervuld zal zijn met de kennis des Heren. Het is dus kennis wat wij nodig hebben, en zullen wij het nu afwijzen, wanneer het vrijelijk kosteloos aan onze deuren wordt gebracht? {1TG31: 4.2}

Zo gauw als Gods volk deze kennis van de Here heeft verkregen, zo gauw zal het koninkrijk verschijnen. Het is dus zo, dat terwijl wij van God en van Zijn wijsheid leren,

4

wij tegelijkertijd vrede op aarde brengen. Het is dus duidelijk, dat zij die deze kennis van de Heer niet bezitten geen burgers van dit koninkrij kunnen worden. Hoe belangrijk is het dan, dat wij voor onszelf studeren, hoe belangrijk is het dat wij weten wat Waarheid is door onze eigen ervaring, niet door de ervaring van anderen! {1TG31: 4.3}

Jes.11:10–“En te dien dage zal er een wortel van Isai zijn, die zal staan als een banier der volken; naar deze zullen de heidenen zoeken; en zijn rust zal heerlijk zijn.” (KJV)

Dat wil zeggen, in de dagen van de Scheut [of tak, Eng., the Branch] (de Christelijke periode), op de dag dat deze familieboom volledig is, dan zal het koninkrijk van vrede (de gereinigde kerk) van de grond af spruiten, bij wijze van spreken. Dan staat het als een banier voor de volken, en de heidenen zullen ernaar zoeken om verlost te worden. Het is dus duidelijk, dat deze oude familieboom, het Koninkrijk, zal worden opgericht terwijl er nog genade van kracht is. Verder is het zo, dat de plaats waar het zal staan (rusten) heerlijk zal zijn. Het zal daarom zijn eigen locatie, en zijn eigen grenslijnen hebben. Het zal er zijn ter inzameling der volkeren, de ark van vandaag zoals de ark van Noach dat was in de dagen van Noach. Aldus worden wij teruggevoerd naar dezelfde waarheid die Jesaja, hoofdstuk 2, en Micha, hoofdstuk 4, onderwijzen: {1TG31: 5.1}

Jes.11:11,12–“En het zal te dien dage geschieden, dat de Here wederom Zijn hand opheffen zal om los te kopen de rest van Zijn volk, die overblijft in Assur, Egypte, Patros, Ethiopie, Elam, Sinear, Hamat en in de kustlanden der zee. En Hij zal een banier opheffen voor de natien, en de verdrevenen van Israel verzamelen en de verstrooide dochters van Juda vergaderen van de vier

5

hoeken der aarde.”

De Here zal loskopen [of verlossen] het overblijfsel (zij, die gespaard zijn) van Zijn volk ten dage dit Koninkrijk zal worden opgericht; dat wil zeggen, het Koninkrijk wordt opgericht, dan zullen degenen die zijn overgebleven onder de heidenen, zij die naar de banier zoeken, de Heren zal hen loskopen, Inspiratie verklaart dat de tweede loskoping van Zijn volk, zal zijn van de vier hoeken der aarde. Zoals u weet, was de eerste alleen van Egypte. {1TG31: 6.1}

Jes.11:13-15–“Dan zal de afgunst van Efraim verdwijnen en zij die Juda benauwen, zullen uitgeroeid worden: Efraim zal niet afgunstig zijn op Juda en Juda zal Efraim niet benauwen. [–er zal zich geen zondaar onder hen bevinden]. Maar zij zullen westwaarts de Filistijnen op de schouders vliegen, samen zullen zij de stammen van het oosten plunderen; naar Edom en Moab zullen zij hun hand uitstrekken en de Ammonieten zullen hun onderhorig zijn.Dan zal de Here de zeeboezem  van Egypte met de ban slaan; en met Zijn machtige wind zal Hij Zijn hand over de rivier bewegen, en zal het treffen in de zeven stromen, en maken, dat men droogvoets doorheen kan gaan.” (KJV.)

Beide koninkrijken, Israel (soms het huis van Efraim genoemd) en Juda, zullen worden hersteld en worden verenigd in het anti-type. Zij zullen nooit meer afgunstig zijn tegen elkander of elkaar benauwen. En door Ezechiel zegt de Here: {1TG31: 6.2}

(Vers 19) “Zeg dan tot hen: Zo zegt de Here God: Zie, Ik neem het stuk hout van Jozef, dat in de hand van Efraim is, en van de stammen Israels die daarbij behoren, en zal hun bij hem voegen, namelijk met de stok van Juda, en maak ze tot een stuk hout, en zij zullen een zijn in Mijn hand. (Vers 20)  En de stukken hout waarop gij schrijft zullen in uw handen voor hun ogen zijn. (Vers 21) En zeg

6

dan tot hen: Zo zegt de Here God:  zie, Ik zal de kinderen Israels wegnemen  temidden van de heidenen, naar wier gebied zij gegaan zijn, en zal hen van alle kanten verzamelen, en hen naar hun eigen land brengen. (Vers 22) En Ik zal hen tot een natie maken in het land, op de bergen bvan Israel; en een koning zal over hen allen koning zijn; niet langer zullen zij twee natien zijn, en niet langer verdeeld in twee koninkrijken. (Vers 23) Niet langer zullen zij zich verontreinigen met hun afgoden, hun gruwelen en al hun overtredingen, maar Ik zal hen verlossen uit al hun verblijfplaatsen, waarin zij gezondigd hebben, en hen reinigen; aldus zullen zij Mijn volk zijn en Ik zal hun God zijn.” (Eze.37:19-23, KJV.) {1TG31: 6.3}

Aldus zal het geschieden dat “(…) in de dagen van deze koningen [niet na hun dagen] zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal worden vernietigd, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid. Juist zoals gij gezien hebt, dat zonder toedoen van mensen handen een steen werd uitgesneden uit de berg, en het ijzer, het koper, het leem, het zilver en het goud verbrijzelde. De grote God heeft de koning bekendgemaakt wat na dezen zal geschieden; de droom is waarachtig en zijn uitlegging betrouwbaar.” (Dan.2: 44,45, KJV.) {1TG31: 7.1}

Als het Koninkrijk al deze koninkrijken zal vernietigen, dan moet het worden opgericht cvoordat deze koninkrijken worden vernietigd. De steen die uit de “berg” wordt uitgesneden in de dagen van deze koningen, zal zelf een grote berg worden, en het, het koninkrijk, zal de hele aarde vullen (Dan. 2: 35,45). {1TG31: 7.2}

In de dagen van Mozes trof de Here slechts een stroom, de Rode Zee, en een natie, Egypte. Maar nu belooft de

7

Here dat Hij iedere stroom (alle “zeven”) zal treffen., en maken dat Zijn volk van de vier hoeken der aarde hun land kunnen bereiken, zonder dat hun voeten daarbij nat wordt. Ondanks het feit dat vandaag, zoals in de dagen van Mozes, iets dergelijks volslagen onmogelijk lijkt, toch is het zeker dat, juist zoals God het toen mogelijk maakte, Hij het ook nu doen zal. De strijd is des Heren, het willen ligt bij ons. Wij hebben niets te doen dan Zijn stem te gehoorzamen. Dat is onze enige plicht, Broeders, Zusters. {1TG31: 7.3}

Geen enkele Bijbelwaarheid is duidelijker dan deze, en er is in dezetijd geen waarheid belangrijker dan deze Waarheid. Deze zijn juist de redenen waarom zij of redt of vernietigt–door haar te aanvaarden worden al de zonden uitgewist; door haar te verwerpen, zondigt men tegen de Heilige Geest. “Heden, indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw [harten] niet” is de raadgeving van God voor u en voor mij. U weet nu maar al te goed dat deze Waarheid niet te weerleggen is. Probeer maar uit en ontdek voor uzelf. {1TG31: 8.1}

Jes. 11:16–“Dan zal er een heerbaan zijn voor de rest van Zijn volk, die overblijven zal, van Assyrie; zoals er voor Israel geweest is ten dage, toen hij optrok uit het land Egypte.” (KJV.)

Nadat de eerste vruchten en het Lam naar de Berg Zion zijn gegaan, zal er een heerbaan zijn voor de tweede vruchten, voor hen die nog steeds in “Assyrie” de wereld, zijn. Met andere woorden, alle obstakels zullen worden verwijderd. Het zal ons niet aan geloof ontbreken, en onze hoop zal niet tevergeefs zijn, want God heeft de aarde niet verlaten. hij, Die gezagvoert over de sterren en ze in hun foutloze baanleidt, is in staat om ons veilig te leiden naar ons eigen land. Inderdaad, zoals geen van hen van haar koers afwijkt, zo zal ook geen van Gods beloften falen om te worden verwezenlijkt. Laat niemand u op dit punt misleiden. Bestudeer vers voor vers, woord voor woord, lees, stop en denk na,

8

ga niet haastig voorbij aan deze besliste, meest dringende Waarheid, want gelijk het was in de dagen van de zondvloed zo zal het ook nu zijn, zegt de Here (Matt. 24:37). De eerstgeborenen (de eerste vruchten) die in gebreke bleven om de deurpost te bestrijken met het offerbloed  bij de eerste uittocht, het type, kwamen om. Zo zullen alle eerste vruchten van vandaag die in gebgeke blijven om in te stemmen met de boodschap van vandaag, zeker omkomen door de slachtwapens van de engelen (Eze.9:5,6). {1TG31: 8.2}

Jes. 12: 1-3–“En Gij zult te dien dage zeggen: Ik zal u loven, O Here, omdat Gij toornig op mij zijt geweest; Uw toorn heeft zich afgewend en Giij vertroost mij. (vers 2) Zie, God is mijn verlosing, ik zal vertrouwen, en niet bevreesd zijn, want mijn sterkte en mijn lied is de Here HERE; Hij is ook mijn verlossing geworden. (Vers 3) Daarom zult gij met vreugde water scheppen uit de bronnen der verlossing.”

“Te dien dage,” dat wil zeggen, ten dage dat Zijn volk wordt vergaderd van de vier hoeken der aarde,te dien dage zullen zij Hem aldus lofprijzen, want zij zullen duidelijk zien dat Zijn toorn zal zijn afgewend van hen. Zij zullen stellig weten dat Hij hun verlossing, hun vrees, en hun kracht is. Daarom zullen zij met meer vreugde de fris geopenbaarde waarheden van de Bijbel indrinken. {1TG31: 9.1}

Jes. 12: 4–“En gij zult te dien dage zeggen: Looft de Here, roept Zijn naam aan, maakt onder de volken Zijn daden bekend, vermeldt, dat Zijn naam verheven is.”

“Te dien dag,” dat wil zeggen, in de tijd van de toevergadering zullen zij elkaar aanmoedigen om de Here te lofprijzen, om Zijn naam aan te roepen, en onder de volken Zijn daden bekend te maken. Zij zullen dan van ganser harte en met kennis van zaken echte en voordelige zendingswerk doen. {1TG31: 9.2}

9

De verzen 5, 6–“Psalmzingt de Here, want Hij heeft grootse dingen gedaan; dit worde bekengemaakt op de ganse aarde. Roept uit en juicht, gij inwoners van Sion, want groot in uw midden is  de Heilige Israels.” (KJV).

U zult toch zeker niets toelaten uw stem te verhinderen of te smoren, nu daar God de opdracht geeft om uit te roepen en te juichen. {1TG31: 10.1}

“Zie, een koning zal regeren in gerechtigheid, en vorssten zullen hersen naar het Recht; en ieder van hen zal zijn als een beschutting tegen de wind en als een toevlucht tegen de storm; als waterstromen in een dorre streek, als de schaduw van een machtige rots in een dorstig land.” Jes. 32:1, 2. {1TG31: 10.2}

Neen, dit is niet wat bekende theologie onderwijst, maar u onderkent dat dit hetgeen is wat de Bijbel onderwijst, en dat wij dit eerder moeten geloven dan de mens. {1TG31: 10.3}

Tot dusver ontbrak het ons niet aan geloof in de beloften Gods, en waarom zal Hij nu ten opzichte van ons in gebreke blijven? –Nooit. Geloof dat gepaard gaat met werken zal op zijn tijd alle dingen met zich meebrengen. De tegenstanders van de Waarheid zullen falen, maar de Waarheid zal zegevieren, en de getrouwen met haar tezamen. {1TG31: 10.4}

“Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, het bewijs der dingen die men niet ziet. Want door dit (geloof ) is aan de ouden een goed verslag gegeven. Door het geloof verstaan wij, dat de werelden door het Woord Gods tot stand gebracht werden, zodat dingen die gezien worden niet gemaakt werden van dingen die waarneembaar zijn. {1TG31: 10.5}

“Door het geloof heeft Abel Gode een beter offer gebracht dan Kain, hierdoor werd van hem getuigd, dat hij rechtvaardig was, God getuigenis gevend van zijn gaven: en hierdoor spreekt hij nog, nadat hij gestorven is. Door het geloof werd Henoch

10

veranderd zodat hij de dood niet zag; en hij werd niet meer gevonden, want God had hem veranderd. Want Vor zijn verandering had hij dit getuigenis, dat hij Gode welgevallig was geweest. Maar zonder geloof is het onmogelijk om Hem welgevallig te zijn; want wie tot God komt., moet geloven, dat Hij bestaat en dat Hij een beloner is voor hen die Hem ernstig zoeken. {1TG31: 10.6}

“Door het geloof heeft Noach, nadat hij door God gewaarschuwd was over dingen, die nog niet gezien werden, eerbiedig de ark toebereid tot redding van zijn huisgezin; en door dat (geloof) heeft hij dewereld verordeeld en is hij een erfgenaam geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt. Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken  naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou. Door het geloof heeft hij vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaak en Jakob, die mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte; want hij verwachtte een stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is. {1TG31: 11.1}

“Door het geloof heeft ook Sara kracht ontvangen om moeder te worden, en dat ondanks haar hoge leeftijd, daar zij Hem, Die het beloofd had, betrouwbaar achtte. Daarom zijn er dan ook uit een man, en wel een verstorvene, voortgekomen als de sterren des hemels in menigte en gelijk het zand aan de oever der zee, dat ontelbaar is. In (dat) geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet, en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde. Want wie zulke dingen zeggen, geven te kennen, dat zij een vaderland zoeken. En als zij gedachtig geweest waren aan het vaderland, dat zij verlaten hadden, zouden zij gelegenheid gehad hebben terug te keren; maar nu verlangen zij naar een beter, dat is een hemels, vaderland. Daarom schaamt God Zich voor

11

hen niet hun God te heten, want Hij had hun een stad bereid. {1TG31: 11.2}

“Door het geloof heeft Abraham, toen hij verzocht werd, Isaak ten offer gebracht, en hij, die de beloften aanvaard had, wilde zijn enige zoon offeren, hij, tot wie gezegd was: Door Isaak zal men van nageslacht van u spreken. Hij heeft overwogen, dat God bij machte was hem zelfs uit de doden op te wekken, en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van spreken teruggekregen. Door het geloof heeft Isaak aan Jakob en Ezau zijn zegen gegeven, ook voor de toekomst. Door het geloof heeft Jakob bij zijn sterven ieder der zonen van Jozef gezegend en hij heeft aangebeden, (leunende) op het uiteinde van zijn staf. Door het geloof heeft Jozef aan het einde van zijn leven gewaagd van de uittocht der kinderen Israels en voorschriften gegeven over zijn gebeente. {1TG31: 12.1}

“Door het geloof is Mozes na zijn geboorte drie maanden door zijn ouders verborgen gehouden, omdat zij zagen dat hij een schoon kind was, en zij hebben het bevel des konings niet gevreesd. Door het geloof heeft Mozes, volwassen geworden, geweigerd door te gaan voor de zoon van Farao’s dochter, maar hij heeft liever met het volk Gods kwaad verdragen, dan tijdelijk van de zonde te genieten; en hij heeft de smaad van Christus groter rijkdom geacht dan de schatten van Egypte, want hij hield de blik gericht op de vergelding. Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, zonder de toorn des konings te duchten. Want hij bleef standvastig, als ziende de Onzienlijke. Door het geloof heeft hij het Pascha gehouden en het bloed doen aanbrengen, opdat de verderver hun eerstgeborenen niet zou aanraken. {1TG31: 12.2}

“Door het geloof zijn zij door de Rode Zee gegaan als over droog land, terwijl de Egyptenaars, toen zij het ook beproefden, verzwolgen werden. Door het geloof zijn de muren van Jericho neergestort, nadat (het volk) er zeven dagen lang omheen getrokken was. Door het

12

geloof is Rachab, de hoer, niet met de ongehoorzamen omgekomen, daar zij de verspieders met vrede had opgenomen. {1TG31: 12.3}

“En wat moet ik nog verder aanvoeren? Immers, de tijd zou mij ontbreken, als ik ging verhalen van Gideon, en van Barak, en van Simson, en van Jefta, ook van David en Samuel en van de profeten, die door het geloof koninkrijken onderwierpen, gerechtigheid geoefend, de vervulling der belofte verkregen hebben, muilen van leeuwen dichtgesnoerd, de kracht van het vuur gedoofd hebben. Zij zijn aan scherpe zwaarden ontkomen, in zwakheid hebben zij kracht ontvangen, zij zijn in oorlog sterk geworden en hebben vijandige legers doen afdeinzen. {1TG31: 13.1}

“Vrouwen hebben haar doden uit de opstanding terugontvangen, anderen hebben zich laten folteren en van geen bevrijding willen weten, opdat zij aan een betere opstanding deel mochten hebben. Anderen weer hebben hoon en geselslagen verduurd, daarenboven nog boeien en gevangenschap. Zij zijn gestenigd, op zware proef gesteld, doormidden gezaagd, met het zwaard vermoord; zij hebben rondgezworven in schapevachten en geitevellen, onder ontbering, verdrukking en mishandeling–de wereld was hunner niet waardig–zij hebben rondgedoold door woestijnen, en gebergten, in spelonken en de holen der aarde. {1TG31: 13.2}

“Ook deze allen, hoewel door het geloof een getuigenis aan hen gegeven is, hebben het beloofde niet verkregen, daar God iets beters met ons voor had, zodat zij niet zonder ons tot de volmaaktheid konden komen.” (Hebreeën 11.) {1TG31: 13.3}

Daar nu de verslagen voor de eeuwigheid worden opgemaakt, wilt u niet maken dat uw naam bijgeschreven wordt bij de helden van God? Hoe kunt u het zich veroorloven om voor eeuwig verloren te gaan in zulk een late uur? {1TG31: 13.4}

13

—–0—–

Ter Correctie

Tijdige Groeten

De enige gemoedsrust

Vol.1Nr. 32

                                                                                                            

Plaatje

Vaders Verkozen Bedrog

Hun Kinderen Genade Geschonken.

VADERS VERKOZEN BEDROG, HUN KINDEREN GENADE GESCHONKEN

LEZING  DOOR V. T. HOUTEFF

BEDIENAAR DER DAVIDIAANSE ZEVENDE DAG ADVENTISTEN

SABBAT, 15 MAART, 1947

CARMEL KAPEL

WACO, TEXAS

We zullen het dertigste hoofdstuk van Jesaja bestuderen, beginnend met het allereerste vers. {1TG32: 14.1}

Zowel hier als in andere hoofdstukken van de profetie van Jesaja, zult u merken dat een deel van het hoofdstuk (in dit geval, de eerste zeventien verzen) spreekt over de zonden van het oude Israel, de vaderen van het antitypische Israel en hun val van de macht. Maar het restant van het hoofdstuk spreekt over Israel in de laatste der dagen, de dagen waarin antitypische Israel naar de macht stijgt. Laat ons nu beschouwen: {1TG32: 14.2}

Jes. 30: 1,2—“Wee den kinderen, die afvallen, spreekt de Heere, om en raadslag te maken, maar niet uit Mij, en om zich met een bedekking te bedekken, mar niet uit Mijn Geest, om zonde tot zonde te doen; Die gaan, om af te trekken in Egypte, en vragen Mijn mond niet; om zich te sterken met de macht van Faraö; en om hun toevlucht te nemen onder de schaduw van Egypte.”

Gods volk was duidelijk in die dagen schuldig aan deze zonden. In plaats van in God te vertrouwen om hun van hun vijanden te bevrijden, vertrouwden zij in Faraö. Wat een armzalige ondersteuning om op te vertrouwen! Als gevolg daarvan werd hun ronduit gezegd: {1TG32: 14.3}

14

Jes. 30: 3-7—Want de sterkte van Faraö zal ulieden tot schaamte zijn, en die toevlucht onder de schaduw van Egypte tot schande. Wanneer zijn vorsten zullen geweest zijn tot Zoan, en zijn gezanten zullen gekomen zijn tot nabij Chanes; Hij zal hen allen beschaamd maken door een volk, dat hun geen nut kan doen, noch tot hulp, noch tot voordeel, maar tot schande en ook tot smaadheid zijn zal. De last der beesten, van het zuiden, naar het land des angstes, en der benauwdheid, van waar de sterke leeuw en de oude leeuw is, de basilisk en de vurige vliegende draak; hun goederen zullen zij voeren op den rug der veulens, en hun schatten op de bulten der kemelen, tot het volk, dat hun geen nut zal doen. Want Egypte zal ijdelijk en tevergeefs helpen; daarom heb Ik hierover geroepen: Stilzitten zal hun sterkte zijn.”

Dit zoals u weet, is precies wat God oude volk overkwam. Hoe veel beter is het om stil te zitten en te wachten op de Heer voor hulp wanneer u hulpeloos bent, dan de hulp van Zijn vijanden aan te spreken! {1TG32: 15.1}

Jes 30: 8–  “Nu dan, ga henen, schrijf voor hen op een tafel, en teken het in een boek, opdat het blijve tot den laatsten dag, voor altoos, tot in eeuwigheid.”

Het is waar, ze doden de profeten voor het waarschuwen van de mensen over hun zonden, maar God besloot dat de geschriften van de profeten tegen de bestaande zonden in tact moesten blijven om als aanschouwelijke lessen gelezen te worden door de generaties die daarna zouden volgen. Gods volk van vandaag, heeft daarom geen verontschuldiging om de fouten van hun voorgangers te herhalen. Als ze echter de zonden van hen die hun voor zijn gegaan herhalen, zal hun schuld nog veel groter verderf over hen brengen dan het had gebracht over de Joden. En als niemand kan ontkennen dat de profetieën van Jesaja tegen de Joden waren vervuld, wie zou dan durven zeggen dat ze niet vervuld zullen worden tegen

15

 ons als we tekort schieten zoals zij deden? {1TG32: 15.2}

Jes. 30: 9,10—“Want het is een wederspannig volk; het zijn leugenachtige kinderen; kinderen, die des Heeren wet niet horen willen. Die daar zeggen tot de zieners; Ziet niet; en tot de schouwers: Schouwt ons niet, wat recht is; spreekt tot ons zachte dingen, schouwt ons bedriegerijen.”

Door de profeten te doden voor hen eerlijk spreken, zei Gods oude volk in feite: Profeteer bedrog aan ons. Vertel ons zachte dingen, we willen de waarheid over ons niet weten. Bestaat deze toestand nog steeds onder ons? – Laat mij u een voorval vertellen welke gauw deze vraag zal beantwoorden. {1TG32: 16.1}

Ik ontving slechts een dag geleden van een predikant broeder een hele vriendelijk geschreven brief, waarin hij oprecht zijn mening uitdrukt over onze literatuur. Hij legt vriendelijk uit dat alles wat hij er tegen heeft, is dat we spreken over de zonden en fouten die de leiders van de kerken begaan. Als u liefde voor hen voelt zegt hij, zult u alleen goed over hun spreken. {1TG32: 16.2}

Ik waardeer deze broeder zijn oprechtheid in deze zaak, maar ik waardeer zijn oordeel erover niet. Als hij de literatuur opnieuw wil onderzoeken, weet ik zeker dat hij zal zien dat wij niets gezegd hebben, maar alleen wat de Geschriften eggen over het onderwerp in onze tijd. Daarom is zijn last in feite  niet tegen ons, maar tegen God Zelf gericht! {1TG32: 16.3}

Onze zaak, broeder, zuster, is niet om fouten te vinden bij noch de leiding nog de leken, maar om eerlijk aan het licht te brengen wat de Schriften te zeggen hebben over Gods volk van vandaag. We kunnen niet ander doen, God helpe ons. Ezechiels beschuldiging is onze beschuldiging: {1TG32: 16.4}

16

“Als Ik tot de goddeloze zeg: Gij zult den dood sterven, en gij waarschuwt hem niet, en spreekt niet , om den goddeloze van zijn goddeloze weg te waarschuwen, opdat gij hem in het leven behoudt; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen.” Ezech. 3: 18. {1TG32: 17.1}

Toen de Joden fouten vonden tegen de profeten omdat ze spraken over de zonden waaraan de priesters zich overgaven, zeiden ze in feite: {1TG32: 17.2}

Jes. 30: 11—“Wijkt af van den weg, maakt u van de baan; laat den Heilige Israels van ons ophouden!

Geestelijke blindheid is een wrede zaak. Haar slachtoffers kunnen nauwelijks ertoe gebracht worden noch hun zonden noch de gerechtigheid van God te zien. Ze interpreteren en passen alles verkeerd toe dat bedoelt was voor hun eigen bestwil. {1TG32: 17.3}

Jes. 30: 12, 13—“Daarom, zo zegt de Heilige Israels; Omdat gijlieden dit woord verwerpt, en vertrouwt op onderdrukking en verkeerdheid en steunt daarop; Daarom zal ulieden deze misdaad zijn gelijk een vallende scheur, uitwaarts gebogen in een hogen muur, welks breuk haastelijk in een ogenblik komen zal.”

Als de geestelijke ogen van Gods oude volk mogelijk geopend kon worden, als ze konden zien dat hun zonden de fundering waarop ze stonden aan het ondermijnen was, zouden ze niet gespuugd hebben op de gezichten van de profeten die hen waarschuwden voor hun benarde toestand. Inderdaad niet. In plaats daarvan zouden ze de profeten verwelkomen. {1TG32: 17.4}

Jes. 30: 14—“Ja, Hij zal ze verbreken, gelijk een pottenbakkerskruik verbroken wordt; in het brijzelen zal Hij niet verschonen; alzo dat van haar verbrijzeling niet een scherf zal gevonden worden, om

17

 vuur uit den haard te nemen, of om water te scheppen uit een gracht.” 

Wie durft te ontkennen dat hun koninkrijk zodoende viel? Al deze dingen kwamen over hun allen omdat ze weigerden naar de profeten te luisteren. {1TG32: 18.1}

Jes. 30 : 15-18–  “Want alzo zegt de Heere HEERE, de Heilige Israels: Door wederkering en rust zoudt gijlieden behouden worden, in stilheid en in vertrouwen zou uw sterkte zijn, doch gij hebt niet gewild. En gij zegt: neen, maar op paarden zullen wij vlieden; daarom zult gij vlieden! En: Op snellen paarden zullen wij rijden: daarom zullen uw vervolgers ook snel zijn! Eén duizend van het schelden van enige, van het schelden van vijf zult gij allen vlieden; totdat gij overgelaten wordt, gelijk een mast op den top van den berg, en als een banier op een heuvel. En daarom zal de Heere wachten, opdat Hij u genadig zij, en daarom zal Hij verhoogd worden, opdat Hij Zich over ulieden ontferme, want de Heere is een God des gerichts; welgelukzalig zijn die allen, die Hem verwachten.”

Omdat er niets gedaan kon worden dat onze voorouders kon redden van schande, heeft de Heer de heidenen toegelaten Zijn volk te slaan en ze te verstrooien naar de vier winden. Hij heeft niettemin een belofte nagelaten dat Hij zou wachten totdat ze als een volk door hun verkwistende periode waren gegaan, totdat ze als individuen hun misstappen ontdekten en de Heer de gelegenheid gaven om Zijn genade aan hen te tonen. Zij die op Hem wachten zullen zeker Zijn zegeningen ontvangen. {1TG32: 18.2}

Met het achttiende vers komt de scheidslijn tussen het verslag van Gods oude volk en de voorspelling van Zijn volks toekomst in de laatste der dagen. Tot dit punt is het verslag van de vorige; betreffende de beloften van de latere lezen we: {1TG32: 18.3}

18

Jes. 30: 19–  Want het volk zal in Sion wonen, te Jeruzalem; gij zult ganselijk niet wenen; gewisselijk zal Hij u genadig zijn op de stem uws geroeps; zo haast Hij die horen zal, zal Hij u antwoorden.”

Wat is de reden dat God zo geduldig wacht? En waarom belooft Hij Zijn genade zo overvloedig aan Zijn volk? –Omdat Hij vastbesloten is dat zij te Sion in Jeruzalem zullen verblijven. Zijn doel is om hen weer daarnaar toe te nemen en hun rust te geven. Zijn bedoeling is om hun geween te beeindigen, hun gebeden te horen en hun noden te vervullen. {1TG32: 19.1}

Zo is het dat terwijl God oude volk vernietiging, straf en verwoesting tegemoet zag, wij nu herstel, medelijden en genade tegemoet zien. Vandaag hebben we dezelfde belofte die de mensen hadden in de dagen van Mozes—ja zelf groter. {1TG32: 19.2}

Jes. 30: 20—De Heere zal ulieden wel brood der benauwdheid, en wateren der verdrukking geven; maar uw leraars zullen niet meer als met vleugelen wegvliegen, maar uw ogen zullen uw leraars zien.”

Hoewel God in het verleden toeliet dat de leraren van zijn volk (hun profeten) in de hoek gedrukt, mishandelt en geslacht werden, zal Hij het niet langer toestaan. De ogen van Zijn volk zullen hun door God aangestelde leraren zien, als ze naar voren gebracht worden. {1TG32: 19.3}

Jes. 30: 21—“En uw oren zullen horen het woord Desgenen, Die achter u is, zeggende: Dit is de weg, wandelt in denzelven; als gij zoudt afwijken ter rechter-of ter linkerhand.”

Er is daarom geen reden voor geen van ons om verkeerd te gaan. Er is geen verontschuldiging voor het maken van fouten die wij niet horen te maken. {1TG32: 19.4}

19

Jes. 30: 22—“En gijlieden zult voor onrein houden het deksel uws zilveren gesneden beelden, en het overtreksel uwer gouden gegoten beelden; gij zult ze wegwerpen gelijk een maanstondig kleed, en tot elk van die zeggen: Henen uit!

Neen, God trouwe volk zal zich niet vasthouden aan niets wat de Heer niet behaagd. Ze zullen niet alleen al hun afgodische dingen wegdoen, maar ze zullen ze feitelijk ook haten. {1TG32: 20.1}

Jes. 30: 23–  “Dan zal Hij uw zaad, waarmede gij het land bezaaid hebt, regen geven, en brood van des lands inkomen en hetzelve zal vet en smoutig zijn, uw vee zal te dien dage in een wijde landouwe weiden.”

Wanneer wij ons schikken aan al Gods vereisten, dan is het dat we voorspoedig zullen zijn. Dan is het dat de vernietiger bestraft zal worden en dat vervloekingen van ons gehouden zullen worden. We zouden daarom nu moeten beseffen dat voorspoed niet slechts afhankelijke is van iemands kundigheid, maar het hangt nog meer af van Gods goedkeuring van onze daden. {1TG32: 20.2}

Jes. 30: 24—En de ossen en ezelveulens,die het land bouwen, zullen zuiver voeder eten, hetwelk verschud is met werpschoffel en met de wan.”

Als ons vee zuiver voedsel zal hebben, dan hoe te meer is het belangrijk dat wij zelf geestelijk voedsel hebben dat door de Geest van Waarheid is gezift. Dit horen ze te hebben. {1TG32: 20.3}

Jes. 30: 25– “En er zullen op allen hogen berg, en op allen verhevenen heuvel beekjes en watervlieten zijn, in den dag der grote slachting, wanneer de torens vallen zullen.”

20

  Klaarblijkelijk, wanneer God zaligmakende wateren de aarde zal bedekken—zelf de toppen van de bergen, zo te spreken—dan zullen de wachttorens (de kansels), die de mensen op hun eigen initiatief gebouwd hebben, vallen. Ongetwijfeld is de dag der slachting de grote en verschrikkelijke dag van de Heer. Dus wederom worden we van aangezicht tot aangezicht gebracht met de werkelijkheid dat Waarheid een van de twee dingen doet—als Het niet kan redden, vernietigd Het. {1TG32: 21.1}

Deze Waarheid waarnaar u vandaag luistert, zal zich door de wereld verspreiden zoals vuur in stro zich verspreidt. Het maakt niet uit wie tracht Gods Waarheid te stoppen, ik weet dat al dezulken zullen struikelen en vallen en niet meer gevonden worden, maar dat de Waarheid de aarde zal bedekken. {1TG32: 21.2}

Jes. 30: 26—“En het licht der maan zal zijn als het licht der zon, en het licht der zon zal zevenvoudig zijn als het licht van zeven dagen; ten dage als de Heere de breuk Zijns volks zal verbinden, en de wonde, waarmede het geslagen is, genezen.”

Als dit niet een wijze van spreken was, als de zon echt zeven keer heter zou worden dat het is, dan zou de aarde zelf in vlammen opgaan. Duidelijk mag zijn dat de zon in dit geval figuurlijk gebruikt wordt om aan te geven dat het licht van Gods Woord, nu terwijl Hij de “wonden” verbind van Zijn volk, zevenmaal zal toenemen—al het licht dat er is zal uitbarsten op de aarde zoals de zon na een bewolkte dag. Bovendien, zal de maan (de kerk) de instelling die de stralen van de zon in de donkere plaatsen van de aarde reflecteert, als gevolg daarvan het volk beter van dienst zijn, niet veel beter dan ze tot nog toe gedaan heeft, maar volmaakt. Reeds zien we iedere voorbijgaande week het licht van Gods woord hoger en hoger stijgen. {1TG32: 21.3}

Jes. 30: 27–  “Ziet, de Naam des Heeren, komt van

21

 verre, Zijn toorn brandt, en de last is zwaar; Zij lippen zijn vol gramschap, en Zijn tong, als een verterend vuur.”

Ziet! Beveelt de Heer, het ontsluieren van deze waarheden geeft slechts een ding aan—dat we de grote en verschrikkelijke dag des Heeren naderen, de dag waarin er slechts één Heer zal zijn en Zijn naam één. {1TG32: 22.1}

Jes. 30: 28—“En Zijn adem is als een overlopende beek, die tot aan den hals toe raakt; om de heidenen te schudden met een schudding der ijdelheid, en als een misleidende toom in de kinnebakkens der volken.”

De Heer Zijn adem, Zijn geschreven Woord, zal opstijgen (geopenbaarde Waarheid zal toenemen) hoger en hoger, totdat het “aan de hals toereikt,” als het ware om de heidenen te schudden. De ijdele zullen vallen, maar de nederige, zij die de Heere verwachten zullen staan. {1TG32: 22.2}

Jes. 30: 29–  “Er zal een lofzang bij ulieden zijn, gelijk in den nacht, wanneer het feest geheiligd wordt; en blijdschap des harten, gelijk van een, die met pijpen wandelt om te komen tot den berg des HEEREN, tot den Rotssteen van Israel.”

Ja, de verwerpers van Gods Woord mogen klagen en hun tanden knarsen in de uiterste duisternis, maar de gehoorzamen, zij die de Heer verwachten, zullen zingen als wanneer een geheiligde bijeenkomst wordt gehouden, en zullen als het ware spelen met pijpen instrument” om te komen tot den berg [koninkrijk] des Heeren te komen.” {1TG32: 22.4}

Jes. 30: 30–  “En de Heere zal Zijn heerlijke stem doen horen, en de nederlating Zijns arms doen zien, met grimmigheid van toorn, en een vlam van verterend vuur, stralen en een vloed en halgelstenen.”

22

God zal op deze wijze Zijn macht uitoefenen en Zijn zaak rechtvaardigen. De dagen van Zijn zwijgen zijn bijna voorbij. {1TG32: 23.1}

Jes. 30: 31-33–  “Want door de stem des Heeren zal Assur te morzel geslagen worden, die met de roede sloeg. En alwaar die gegrondveste staf doorgegaan zal zijn ( op welken de Heere dien zal hebben doen rusten), daar zal men met trommelen en harpen zijn; want met bewegende bestrijdingen zal Hij tegen hen strijden. Want Tofeth is van gisteren bereid; ja hij is ook voor den koning bereid; Hij heeft hem diep en wijd gemaakt, het vuur en hout van zijn brandstapel is veel; de adem des Heeren zal hem aansteken als een zwavelstroom.”

Als God volk in de vroegere dagen had geloofd wat de profeten hun hadden verteld, wat een verschil zou dat uitgemaakt hebben! Hun fouten moeten nu onze kennis worden, onze springplank om te ontsnappen. {1TG32: 23.2}

“Hierom, heilige broeder, die der hemelse roeping deelachtig zijt, aanmerkt den Apostel en Hogepriester, onzer belijdenis, Christus Jezus; Die getrouw is Dengene, Die Hem gesteld heeft, gelijk ook Mozes in geheel zijn huis was…Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn rust in te gaan nagelaten zijnde, iemand van u schijne achtergebleven te zijn. Want aan ons is het Evangelie verkondigd, gelijk als hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemengd was in degene, die het gehoord hebben. Zo bepaalt Hij wederom een zekeren dag, namelijk heden, door David zeggende, zo langen tijd daarna (gelijkerwijs gezegd is) : Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet. “Hebr. 3: 1,2; 4: 1,2,7. {1TG32: 23.3}

Onze voorvaderen verkozen bedrog. Wij echter, zouden nu blij moeten gehoor geven aan de smeekbeden van Barmhartigheid, en zodoende genade verkrijgen. {1TG32: 23.4}

23

>