fbpx

Deel 01 symbolische Code Nr. 18

Deel Een De Symbolische Code Nr. 18   

15 dec 1935

Waco, Texas

Nieuws Artikel

                   In Het Belang Van De Z.D.A. Kerkgenootschap

OM NOOIT TE VERGETEN

 Ieder nieuws artikel dat door dit klein blad gedragen is door het veld, is de uitgever verheugd geweest het te verspreiden en blij het te delen met geheel Gods volk wijd en zijd, de vreugde die komt vanwege iedere voortschrijdende stap tegen de vijand en naar het inwendige van de wijngaard, nu en in de opstapelingstijd van de “eerste vruchten.” Maar daar het natuurlijk is, dat het ene soort weer gevolgd wordt door het andere, met verdriet en medeleven, kondigen wij het lijden van onze meest geliefde Zuster Charboneau, die de penningmeester is geweest van de Associatie van haar prille begin, tot zes jaren geleden, en die streefde haar interesse te bevorderen, zelf boven haar kracht, bijna tot de laatste dag van haar dood. {1SC18:1.1}

Ze wacht nu op de Leven Gever bij de ingang van de ingang van Mt. Carmel nr. 2, slechts een beetje links als men binnenkomt, en hoewel zij eenzaam en alleen is in haar splinter nieuwe begraafplaats —  haar rustplaats omringend met hangende takken van de evergreen dennenbomen, die het mooie Lake Waco overzien, die zelf de doordringende stralen van de trotse zon schijnen te bevredigen, die zorgvuldig bijna 6000 keren heeft gestaard  over iedere prachtige plek op het aangezicht der aarde, het feit bewijzend, dat ze heel tevreden is daar te rusten, tot de speciale opstanding van Daniel twaalf, op welke tijd, zij en allen die dan “zullen opstaan tot het eeuwige leven,” wij weer zullen ontmoeten met vreugde en gezang voor de Majesteit van de Heer! Oh, wat een heerlijke vergadering zal dat zijn! {1SC18:1.2}

Heer help ons om trouw te zijn aan U en Uw waarheid lief te hebben zoals u ons geliefd heeft, want wij willen onze geliefde zuster bij de opstandings dag ontmoeten. {1SC18:1.3}

DE OVERLIJDINGS CEREMONIE

Gebed: V.T.Houteff. Lied: “De Poort Op Een Kier voor Mij,” gezongen door Mw. John Berolinger {1SC18:1.4}

Rede door Broeder Houteff

De zaak van onze zuster die heeft veroorzaakt dat wij in deze plaats bijeen vergaderd zijn, schijnt ander te zijn anderen van haar soort. {1SC18:1.5}

Dit is mijn eerste oproep om in deze hoedanigheid van dit karakter, fungeren. In mijn opmerkingen, wens ik de nadruk te leggen op het woord “eerst.”  Deze moeder van Israel is een van de eerste van mijn bekeerden tot de verzegelende boodschap van de “eerste vruchten.” Zij was de eerste penningmeester van de Associatie. Zij was onder de eerste  om ongeveer zes maanden geleden op Mt. Carmel te arriveren. De verblijfplaats waarin zij de geest gaf aan de zorg van de Leven Gever, was het eerste vertrek dat op deze plaats was opgetrokken. Zij was de eerste actieve bekeerling die stierf in de verzegelende boodschap van de 144.000, vanaf het voor het eerst begon ongeveer zeven jaren geleden, aantonend dat sterfte percentage van hen die deze boodschap omarmen heel klein is, vanwege het feit dat de 144.000 nooit zullen sterven. Zij staat op het punt in een gloednieuw graf gelegd te worden, waar nooit eerder iemand in gelegd is geworden. {1SC18:1.6}

Daarom, is bij mijn weten haar ervaring een uitzonderlijke en misschien de enige vanaf de dood van Abel. Deze gedachte brengt mij naar het eerste boek van de Bijbel, aan het begin van de menselijke familie. Ik lees uit Gen. 2:7.”En de Heere God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen, de adem des levens, alzo werd de mens tot een levende ziel.” {1SC18:1.7}

Aldus begon het menselijk ras ongeveer 6000 jaren geleden en om hen eraan te herinneren, dat hoewel zij “heerschappij over de vissen van de zee en over de vogels in de lucht, en over het vee , en over al de aarde en over ieder kruipend ding dat op de aarde kroop, zouden hebben,(Gen. 1: 26), plantte God een boom in het midden van de tuin en beval: “Van de  boom van de kennis van goed en kwaad zult gij niet eten, want de dag dat gij daarvan eet zult gij zeker sterven (kantlijn—“stervende zijn,– dat is, beginnen te sterven.) {1SC18:1.8}

Het zal niet nodig zijn om in een lange rede te voeren,  om aan te tonen hoe het allemaal gebeurde, want ik geloof dat een ieder hier aanwezig goed bekend is met het feit dat de indringer, onze eerste ouders bedroog, door ervoor te zorgen dat zij het woord van God ongehoorzaam waren, en aten van de verboden vrucht. “Daarom gelijk door een mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben.” (Rom. 5:12) {1SC18:2.1}

De hoeveelheid pijn, zorgen en tranen, die de zonde heeft veroorzaakt vanaf haar prille begin tot aan de tegenwoordige tijd, kan door geen menselijke lippen beschreven worden: allen de Oneindige weet dat—Hij Die eeuwig is en Die in één blik het allemaal kan zien—wat een verschrikken, als een van ons toegestaan zou worden, het gewicht van haar last te aanschouwen, het zou ons tot aan het stof verpletteren. {1SC18:2.2}

Daar uw aandacht nu kort geroepen is tot deze meest gevreesde en zwartste wolk, die over het gehele menselijke ras hangt, zal ik nu u herinneren aan de Ene Die ons juist weer zal opheffen van onder dit niet te dragen gewicht en ons erboven zal plaatsen, waar wij haar verlichte kant zullen aanschouwen en waar de zon nooit verduisterd. {1SC18:2.3}

Vlak voor zijn kruisiging beloofde Jezus zeggende: “Uw hart worde niet ontroerd, gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen, anderszins zo zou ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om u plaats te bereiden. En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zo kome Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt waar Ik ben.” (Johannes 14: 1-3) {1SC18:2.4}

Hier hebben wij de woorden van Jezus Zelf, dat Hij gegaan is om een plaats voor ons te bereiden en wanneer het gereed is, zal Hij komen en ons ontvangen, zodat wij met Hem mogen zijn waar Hij nu is. {1SC18:2.5}

Veertig dagen na Zijn opstanding, op de dag van Zijn hemelvaart, toen Hij Zijn discipelen naar de Olijfberg had geleid en nadat Hij hun vragen betreffende het koninkrijk had beantwoord, werd Hij opgenomen, daar zij zagen en een wolkje nam Hem weg van hun ogen. En alzo zij hun ogen naar de hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet twee mannen stonden bij hen in witte kleding. Welke ook zeiden: Gij Galileïsche mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren. (Handelingen 1: 9-11) {1SC18:2.6}

Naast Christus Zijn eigen belofte, hebben wij de getuigenis van de apostelen die van alles getuige waren wat plaats vond en de engelen die erbij stonden getuigden dat hoewel Jezus was opgenomen Hij terug zou keren. Daarom vertrouwen wij niet in vernuftig verzonnen verdichtselen. {1SC18:2.7}

Wanneer Hij een plaats bereid heeft voor al de verlosten, zal Jezus terug keren, niet alleen voor zij die in leven zijn, maar ook voor hen die dood zijn, zoals beschreven in 1 Thess. 4: 16-18: “Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des engelen, en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel en die in Christus gestorven zijn zullen eerst opstaan. Daarna wij die levend overgebleven zijn, zullen tezamen met hen opgenomen worden in de wolken, de Heere tegemoet, in de lucht en alzo zullen wij altijd met de Heere wezen.” {1SC18:2.8}

Hij zal de dood verslinden tot overwinning en de Heere HEERE Zal de tranen van alle aangezichten  afwissen en Hij zal de smaadheid Zijns volks van de ganse aarden wegnemen want de HEERE heeft het gesproken.” (Jes. 25:8) {1SC18:2.9}

Betreffende de heilige gelukkige staat lezen wij: “En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijs, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan.” (Openb. 21:4) {1SC18:2.10}

Ter afsluiting, vraag ik uw aandacht voor de vredige woonplaats die hier op aarde begint en die de onze zal zijn in de eeuwigheid. De Geest van God zegt: “En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok neder liggen, en het kalf en de jonge leeuw en het mestvee tezamen en een klein jongske zal ze drijven. De koe en de berin zullen tezamen weiden, haar jongen zullen tezamen neder liggen en de leeuw zal stro eten, gelijk de os. En een zoogkind zal zich vermaken over het hol van een adder, en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in de kuil van de basilisk. Men zal nergens leed doen noch verderven op den ganse berg Mijner heiligheid, want de aarde zal vol van kennis des HEEREN zijn, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken.” (Jes. 11: 6-9) {1SC18:2.11}

Lied: “Slapen in Jezus,” gezongen door Mhr. Jack Colvin.

In Memoriam

Mw. Florence Floretta Charboneau geboren Gowell, werd geboren op 12 december 1874 in  Colfax Township Oceana County, Michigan. Op 27 mei, 1894, werd zij in Cadillac, Michigan, verenigd met Charles Edwin, Charboneau. In 1900 met de drie stiefkinderen en een dochter, verhuisden zij naar Wisconsin, en in 1920 woonden zij tezamen met haar echtgenoot en dochter, Mw. Sopha Delle Hermanson, in California tot 19 mei van dit jaar, waarom de hele familie vertrok naar de staat Texas, en na een kort verblijf in Waco, verhuisden zij naar Mt. Carmel Center, verbonden aan de Universele Uitgevers Associatie, waar zij de penningmeester van het bedrijf was voor bijna zeven jaren en actief was bijna tot de dag van haar dood. {1SC18:3.1}

De nabestaanden zijn: haar echtgenoot, een dochter, twee stiefkinderen, zeven broers, zes zusters, en zes achter kleinkinderen, en een gezelschap vrienden door het land die hun medeleven betuigen. {1SC18:3.2}

Lied:  “Op een dag zullen wij het begrijpen.” Gezongen door Mhr. Jack Colvin.

BIJ HET GRAF

“Kostelijk is in de ogen des HEEREN de dood Zijner gunstgenoten.” (Ps. 116:15) {1SC18:3.3}

Vanaf ik onze geliefde zuster ongeveer tien jaar geleden heb ontmoet, heb ik haar ervaren als een van de meest trouwe dienstknechten van God, die ik ooit heb ontmoet. Haar geloof heb ik nooit zien wankelen. Zij stond altijd onwankelbaar voor de boodschap die wij uitdragen vanaf het kwam en heeft getracht haar vooruitgang te verspreiden zelf boven haar kracht en heeft zich nooit behouden van anderen helpen. Daarom, is er geen twijfel in mijn gedachten dan dat onze trouwe zuster haar kroon des levens heeft verdient. Daarom moet ons verdriet ons aanmoedigen om zorgvuldiger te zijn, trouwer, en oprecht naar God zo dat wij haar mogen ontmoeten op de opstandingsdag. {1SC18:3.4}

Lied: “Wanneer de oproep wordt gedaan.”

Het graf verlatend terwijl er gezongen wordt: “God Zij met ons en tot wederzien.” {1SC18:3.5}

———————-

HET WERK IN DENVER

Terwijl ik  in de zomer en herfst van 1933 aan het werk was in Zuid Oregon, ontvingen wij brieven van Br. W. A Eckerman, die bij ons erop aandrongen naar Denver te komen en hen te helpen met het werk daar. Wij voelden ons gedrongen dat de roep van de Heer was en begonnen plannen te maken in die richting; ten slotte kwamen wij daar juni daarop volgend aan –1934. {1SC18:3.6}

Na een paar weken van pogingen om een ingang te vinden voor de Boodschap die niet mochten baten, verlieten wij tijdelijk Denver en bezochten andere steden van Colorado. De Heer leidde ons weer terug in februari van dit zelfde jaar en de weg was geopend voor de “engel met de schrijvers inktkoker,” om het merken te beginnen. Br. Eckerman was nu vrij van andere verplichtingen en toonde zichzelf een ware werker te zijn. Dag na dag gingen wij van deur tot deur jagend “naar de verloren schapen van het huis van Israël.” {1SC18:3.7}

Onder degene die wij eerst bezochten waren sommige van de mannen van de conferentie. Allemaal waren tegen de boodschap, maar geen van ze was in staat het te weerleggen, en sommigen vonden het een beetje hard “om tegen de schenen te schoppen,” wanneer sommige van de “pijlen van overtuiging” in trede deden. Een ouderling beloofde vastbesloten om hem te helpen onderzoeken, maar duidelijk was, dat zijn moed niet gelijk was aan zijn overtuiging, want tot op heden heeft hij dat niet gedaan. {1SC18:3.8}

Maar zoals in de dagen van onze Heer, toen “het gewone volk Hem blij aanhoorde,” evenzo begon het werk in Denver onder het gewone volk heden ten dage, hetgeen bewezen kan worden door het feit dat onze eerste studies begonnen n huizen waar wij gebruik maakten van gewone kerosine lampen voor licht en soms vonden de hongerige zielen het een beetje te donker om aantekeningen te maken, maar dit hinderde hun onverdeelde aandacht niet. Gods wijze is om de dag van kleine dingen het begin te maken van de overwinning van waarheid en gerechtigheid,” en zo bewees het te zijn. Door, “van huis tot huis te gaan,” vonden wij toegang  tot vele huizen en gedachten werden geopend om het Woord van God te ontvangen.” (Coming Crisis, 78). {1SC18:3.9}

Nadat wij aldus onze tijd een aantal weken toegewijd hadden, bevonden wij onszelf iedere avond in de week aan het geven van studies, met soms als de gelegenheid het toeliet ’s middags en sabbat middag. {1SC18:4.1}

Aldus hebben wij het steeds weer gedemonstreerd gezien dat de boodschap niet zichzelf verspreid, maar slechts vooruit gaat als resultaat van veel geloof, moeite en gebed. Maar de beloning van vreugde die wij ontvangen uit de handen van de Heer, schieten woorden tekort om weer te geven, als wij de dorstige schapen zagen met notitieboekjes en potloden, die nauwkeurig al de verwijzingen noteerden, met hun gezichten verlicht met iedere toegevoegde lichtstraal. Zij zijn nu belast om de zegeningen die zij hebben ontvangen, door te geven aan “Moeder.” {1SC18:4.2}

De leiders hebben bitter tegen ons gevochten en er was nauwelijks een Sabbat of een bidstond, dat een of andere ouderling niet tegen ons tekeer ging, en op sommige sabbatten, gingen zij allemaal tekeer. Wanneer er vragen gesteld werden betreffende onze boodschap, zeiden zij steevast dat het niet van belang was en gauw verdwenen zou zijn; maar hun handelingen vanwege het feit dat de Herdersstaf nooit afwezig was, uit hun geheugen, sprak hun woorden tegen. {1SC18:4.3}

Zij vervulden duidelijk de profetie van “The Testimonies for the Church,” Vol. 5. P. 453: “Iedere tegenstrijdigheid, iedere beschuldiging, iedere kwaadsprekerij, zal Gods middel zijn om aanleiding te zijn tot onderzoek, en gewetens wakker te schudden, die anders zouden sluimeren.” Twee zusters, een moeder en dochter, hoorden de “beschuldiging,” en de “kwaadsprekerij,” en hun gewetens werden wakker geschud tot onderzoek van de vreemde onderwijzing zoals zij het noemden, en hun snelle reactie toonde dat “de ware schapen horen naar de ware stem van de Herder.” (The Testimonies fort he Church,” Vol. 6, p. 401), want na het horen van slechts een paar studies, namen zij hun standpunt in met ons, die streven, “met al de kracht die God ons gegeven heeft, om onder de 144.000 te zijn.” (Review en Herald, 9 maart, 1905). {1SC18:4.4}

Daarom, dat ondanks de tegenstand, is een goed gezelschap in en rond Denver vast gesteld, waarvan sommigen uitstekende leraren gemaakt kunnen worden, en die zonder twijfel het veld in zullen gaan, zo gauw zij de weg gereed kunnen maken en wanneer God door Zijn voorzienigheden tot hen spreekt, zoals Hij dat doet door Zijn Woord. Wij kunnen werkelijk zien, dat de oogst groot is, maar de arbeiders weinig. {1SC18:4.5}

Wij prijzen God en danken br. Eckerman voor zijn hoffelijkheid en ijver, terwijl dat goede gezelschap werd vastgesteld, die de Heer zal zenden “naar alle natiën (Jes. 66:19) en moge de goede Heer br. Eckerman belonen voor zijn trouw. {1SC18:4.6}

Wij die het voorrecht hebben gehad om Gods oproep te horen, weten dat het Israël van vandaag, ook verloren zal gaan, als zij te kort schieten acht te slaan op de oproep van het uur, en als wij nu niet onze kansen te verbeteren en te kort schieten onze verplichtingen uit te voeren, “wanneer de overvloeiende gesel zal doortrekken, dan zullen ook wij “erdoor vertreden worden.””(Jes. 28:18) Daarom, “moet ik werken de werken van Hem die Mij gezonden heeft, terwijl het nog dag is: de nacht komt, wanneer geen mens kan werken.” (Joh. 9: 4). {1SC18:4.7}

Bidt u alstublieft voor het werk in Pueblo. {1SC18:4.8}

(Getekend) H. G. Warden

Pueblo, Colo.

—————————————-

VAN HEN BEVEN VOOR ZIJN WOORD

“Alsdan spreken, die den HEERE vrezen, eenieder tot zijn naaste: De HEERE merkt er toch op en hoort, en er is een gedenkboek voor Zijn aangezicht geschreven, voor degene, die den HEERE vrezen, en voor degenen die aan Zijn Naam gedenken.” (Mal. 3:16) {1SC18:4.9}

“Hoort des HEEREN woord, gij, die voor Zijn woord beeft! Uw broeders, die u haten, die u verre afzonderen, om Mijns Naams wil, zeggen: dat de HEERE heerlijk worde! Doch Hij zal verschijnen tot ulieder vreugde, zij daarentegen zullen beschaamd worden.” {1SC18:4.10}

Geliefde Broeders en Zusters in de Boodschap van “de Herdersstaf,”

Ik wilde al een hele tijd schrijven om u te laten weten, dat ik mij nog steeds verheug in deze boodschap van de “Ware Getuigenis aan de Laodiceanen,” en ik probeer hard te studeren, zodat ik kan mijzelf kan voorbereiden om de boodschap aan onze dierbare broeders en zusters te geven. Ik heb gesproken met verschillende van onze Z.D.A. families, maar heb geen succes ervaren, hoewel een of twee schijnen te weten dat er meer geestelijk voedsel naar ons op komst is, maar daar allemaal tegen de Herdersstaf zijn gewaarschuwd, schijnen zij bang te zijn ervoor. Oh als zij slechts zouden willen neerzitten en studeren, ben ik zeker dat zij het licht zouden zien… {1SC18:4a.1}

Precies een maand later, betaalde ik deze tienden, in de kerk waar ik de eerste Herdersstaf traktaat van de Oogst. Iemand moet mijn naam ingestuurd hebben. Ik was heel erg ingenomen met de boodschap op dat moment en sprak met een paar van de Z.D.A ’s erover, maar werd altijd gewaarschuwd ertegen. De volgende zomer bezocht ik de Kamp Bijeenkomst en zij spraken zo tegen de Herdersstaf, dat ik de traktaten verbrandde toen ik thuis kwam, maar ben blij te zeggen dat de Heer mij weer gedacht en hier ben ik weer, mij verheugend in Tegenwoordige Waarheid en nu ben ik hier om te blijven ongeacht wat zij mogen zeggen of doen…{1SC18:4a.2}

Ik kijk iedere maand uit naar het arriveren van de Symbolische Code en wat ik ook aan het doen ben, het wordt altijd aan een kant gezet totdat ik iedere bladzijde ervan heb gelezen. Wanneer ik dan meer tijd heb, lees ik het steeds weer. {1SC18:4a.3}

Uw zuster in Christus

(Getekend) Mw. J.V.

————————

Geliefde Broeders en Zusters:

Het is nu ongeveer vier jaren geleden dat ik Deel Een van “de Herdersstaf,” heb ontvangen, via de post. Ik bestuurde het zeer zorgvuldig, wetend dat wij aan het leven zijn in een tijd, waar Satan zijn valstrikken voor iedereen legt, die de geboden van God onderhoud en de getuigenis van Jezus heeft. {1SC18:4a.4}

Vandaag kan ik God danken uit de grond van mijn ziel, voor de belofte van de Heilige Geest, die Hij gewillig is te geven aan allen die de weg van de Waarheid wensen te kennen. En hoewel dit verschil en scheiding brengt, brengt het ook die vrede die de wereld niet kan geven noch weg kan nemen, maar die in ons in staat stelt te doen als Paulus en te zeggen: “Zeg dank onder alles.” {1SC18:4a.5}

Ik ben zo dankbaar voor God, dat Hij het in uw hart gelegd heeft deze waardevolle boodschap van tegenwoordige waarheid naar mij te posten. Moge Hij voortgaan u te zegenen is mijn gebed. {1SC18:4a.6}

De Uwe in een nauwere wandel met God.

(Getekend) E.E.K.

—————————

Geliefde Broeders en Zusters:

Door het lezen van “de Symbolische Code,” die ik ontving van een vriend van mij. Ik denk dat dit de waarheid voor deze tijd openbaart. Want de dingen die erin ontvangen worden, tonen mij heel duidelijk dat een moderne kerk heel erg is afgeweken van het ware fundament en principes. Ik zou op de lijst geplaatst willen worden van de gene die de Code lezen en als u iets nieuws uitgegeven heeft, zou ik het indien mogelijke willen ontvangen. {1SC18:4a.7}

De Uwe met heel veel liefde

(Getekend) P.F.

————————–

Geliefde Broeders en Zusters:

Vanaf ik de delen van “De Herdersstaf,” heb ontvangen, ben ik bezig ze steeds weer te lezen en zal doorgaan dat zo te doen, totdat ik het allemaal helder heb ik mijn hoofd. Hoe dank ik God dat Hij zo veel kennis heeft gestuurd door Br. Houteff. Ik vind geen andere vreugde nu, dan het lezen van eeuwige dingen. {1SC18:4a.8}

Ik ontving een folder: “Een waarschuwing tegen Dwaling,” en nu ben ik dit aan het bestuderen zodat ik een intelligent antwoord kan geven wanneer ondervraagd wordt. Wie  dan ook de Herdersstaf heeft gelezen en dan zo blind kan zijn als sommige zijn, is een raadsel voor mij. De vijand zal meer overtuigend materiaal, dan “Een waarschuwing tegen dwaling,” uit moeten zetten, om de heiligen voor de gek te houden. {1SC18:4a.9}

Ik hoorde eerst, van dit toegevoegde licht door “De Symbolische Code,” welke mij toescheen als van de vijand, maar wanneer ik traktaat nr. 1 las, was ik volledig overtuigd van haar waarheid. In feite, de eerste paar bladzijden maakten diepe indruk op mij, en nu feest ik en tel altijd de dagen dat de maandelijkse bezoeker, “de Symbolische Code,” arriveert. {1SC18:5.1}

Ik ben zo blij te horen van de gebouwen die opgetrokken worden in Mt. Carmel Center, en ik help met mijn gebeden. {1SC18:5.2}

Uw zuster in Jezus Christus

(Getekend) Mw. E.M.

———————————–

Geliefde Zuster:

Ik ben mij nog steeds aan het verheugen in deze gezegende Tegenwoordige Waarheid, te midden van wereldse rumoer. Ik heb een anker die mij standvastig houdt. Mijn leven is gelukkiger dan het ooit eerder was. {1SC18:5.3}

Moge de zegeningen van de Heere zijn op al de arbeiders en broeders en zusters, verspreid in de lengte en breedte van Gods universum die zich haasten naar de blijde dag is mijn gebed. {1SC18:5.4}

Uw zuster in Christus

(Getekend) Mw. C.R.

——————–

Geliefde Zuster:

Ik ben verheugd te zeggen dat ik verblijd ben in deze krachtige boodschap als een gevolg dat God mij leidden naar de Charleton kerk, en ik nu terug ben naar mijn vorige kerk, trachtend aan de kudde mede te delen wat ik heb geleerd. Een paar vechten ertegen, maar de meerderheid bestudeert het. De hoofd diakenen staan met mij. Bidt u alstublieft dat de Heer mij in staat zal stellen de vijand te overwinnen… {1SC18:5.5}

Mijn gebeden gaan dagelijks op voor u allen en dit grote doel. Ik smeek om te blijven in de Meesters wijngaard. {1SC18:5.6}

(Getekend) W.L.B.

————————-

“ EEN WAARSCHUWING TEGEN DWALING,” BEWIJST DE GROTE DWALING TE ZIJN. Door E.T. Wilson

Een van de oudste leden van de Charleston, S.C. kerk, werd bezocht door de predikant, en de veld secretaris van de Generale Conferentie nadat hij geïnteresseerd was in “De Herdersstaf,” boodschap, die de geïnteresseerde, een exemplaar van “Een waarschuwing tegen dwaling,” gevend, haar vertellend, dat geen van de “Herdersstaf,” lieden het mochten zien. Deze instructies voerde zij trouw uit.  In de tussentijd kwam zij in het bezit van “Testimonies to Ministers,” tezamen met al de delen van “Testimonies to the Church,” en tot haar grote verbazing, vond zij de waarheid van “De Herdersstaf,” ook onderwezen in deze boeken, en dat de “Een waarschuwing tegen dwaling,” niet alleen tegenstrijdig was tot  “de Herdersstaf,” maar ook tot de Geest der Profetie! Vandaar dat bij de eerste gelegenheid, tijdens de vijftien minuten zendingsdienst in de kerk, op de Sabbat,  deze zuster opstond en toestemming vroeg om te spreken, en haar verzoek werd ingewilligd door de predikant van de kerk. {1SC18:5.7}

Naar de voorkant van het gebouw lopend, zij onze zuster: “Ouderling…. Ik heb nooit bedriegerij toegepast in mijn leven, en ik ga dat nu ook niet doen, en de kleine brochure, “ Een waarschuwing tegen dwaling,” ophoudend ging zij verder: Deze brochure heeft een volwaardige Herdersstaf gelovige van mij gemaakt, want ik vond het van het soort rangorde, zoals ik nog nooit eerder gezien had, van het verwringen van de Schriften, de “Testimonies voor de kerk,: en de uitgaven van Br. Houteff, en ik geloof dat het u allemaal gelovigen in de Herdersstag zal maken als u het nauwkeurig bestudeerd, want u zult ontdekken dat het vol dwaling is. {1SC18:5.8}

Aan de getuigenis van deze zuster, zullen de lezers van dit artikel mij toestaan toe te voegen dat de “Een waarschuwing tegen dwaling,” tevens het meest oneerlijke ding is dat ik ooit gelezen heb tegen welke uitgaven dan ook! Desalniettemin zien wij wederom de waarheid van de uitspraak in de Bijbel die ons verteld dat niets gedaan kan worden tegen de waarheid, maar juist ervoor, en dat de ‘toorn van mensen,” gemaakt zal worden, om Hem te “prijzen.” {1SC18:5.9}

——————————–

UW ZONDE BLIJFT

Sabbat School les, 2 nov. 1935

Door J.E. Looney

“ Zolang Ik in de wereld ben, zo ben Ik het Licht der wereld.” (Johannes 9:5). Nadat Hij de ogen van de blinde man had geopend, en toen hij het licht aanschouwde en haar bron herkende, hoorde Jezus, dat diegene die het licht haten en hij wiens ogen waren geopend, dat zij hem hadden uitgeworpen; en toen Hij hem had gevonden, zei Hij tegen hem: Geloofd Gij in de Zoon van God? ….En hij zeidde ik geloof Heere en aanbad Hem.” ( Johannes 9: 35,38.) {1SC18:6.1}

Aangezien de ouders door de heersers van Israël benaderd waren met vijandigheid, met betrekking tot wat zij geloofden betreffende het wonder, waren zij terughoudend te bekennen, “want zij vreesden de Joden; want de Joden hadden alrede tezamen een besluit gemaakt , zo iemand Hem beleed Christus te zijn, dat die uit de synagoge zou geworpen worden. Daarom zeiden zijn ouders: Hij heeft zijn ouderdom, vraagt hemzelven.” (Johannes 9: 22,23) {1SC18:6.2}

In de les van de blinde man, schijnt het dat zo lang hij niet kon zien hij als lid behouden werd, “in een goede en vaste achting,” maar toen de verlossende macht van Christus in de ziel kwam en zijn ogen opende, verklaarden de bestuurders van Israël, priesters en Schriftgeleerden, wetgevers en leraren, bijna als een eenheid hem ongeschikt voor het huis van God, een gevaarlijke persoon om mee te praten en een bedreiging voor de maatschappij; en daar hun invloed vooroordeel creëerde, werd het volk een indrukwekkende factor voor het verbannen van hem die eens blind was, maar die nu kon zien. {1SC18:6.3}

Wij vragen ons af hoe iemand ooit zo blind kan worden zoals de beschuldigende Joden, en toch, nu op dit moment, binnen de kerk van Gods belijdende volk, omarmt een geest van ten laste legging (beschuldiging) zichzelf voor een groter en definitief conflict tegen diegene wiens ogen zijn geopend! En hoewel de Geest der Profetie verklaart dat “Dezelfde ongehoorzaamheid en falen, die te zien was in de Joodse kerk, heeft op grotere schaal het volk gekarakteriseerd, dat dit grotere licht vanuit de Hemel ontvangen heeft in de laatste waarschuwingsboodschap,” (Testimonies for the Church,” Vol 5. P. 456) zij gaan door in hun kwaadaardige koers! Als gevolg daarvan, wordt de profetische vervulling van het bovenstaande nu door de kerk van God gemanifesteerd, met het resultaat, dat het bijna niet te geloven is dat het aantal God vrezende zielen dat uitgezet is, en dat op het punt staat uitgezet te worden uit de kerk, voor niets minder, dan gebruik maken van hun door God gegeven vrijheid van voor zichzelf, onderzoeken en weten van de waarheid! {1SC18:6.4}

In de meeste gevallen, heeft de kerk de verdedigers niet toegestaan zelf een verklaring te geven of een reden van de hoop die in hun is. Zij worden gedwongen ‘Ja,’ of ‘Nee,’ te antwoorden op onbelangrijke vragen. {1SC18:6.5}

Schijnt deze onvriendelijke manier van ondervragen u toe mijn broeders en zusters , als Gods manier van omgaan met Zijn volk? Verder, vertonen deze algemene geest van afstandelijkheid, die gepaard gaat bij deze bijeenkomsten, waarin deze Farizeïsche  beslissingen gemaakt worden, de liefde van de nederige Nazarener? Of denkt u zoals de ouders van de blinde man, dat u een neutrale positie kunt innemen en toch uw zielen kan redden? Als u dat doet vergist u zich deerlijk en zult u aan het eind teleurgesteld worden en uw tanden knarsen. {1SC18:6.6}

Er zijn slechts twee kanten in deze strijd—u zal of overreden worden door mannen die geleid worden door de duivel of anders zult u de reddende macht van God  in het licht dat nu doordringt door de duisternis, erkennen. “ Staat dan, uw lendenen omgord, hebbende met de waarheid en aangedaan hebbende het borstwapen der gerechtigheid.”  (Ef. 6:14) “Indien gij blind  waart, zo zoudt gij geen zonde hebben, maar nu gij zegt: wij zien, zo blijft dan uw zonde.” (Johannes 9: 41) {1SC18:6.7}

De Geest der Profetie zegt: “Bij iedere gelegenheid, wanneer vervolging plaats vind, nemen zij die er getuige van zijn, een beslissing voor Christus of tegen Hem. Zij die sympathie betuigen voor degenen die verkeerd geoordeeld worden, tonen hun verbondenheid met Christus. Anderen zijn beledigd vanwege de principes van waarheid die dwars door hun praktijken heen snijden….” Vandaar, “… om hun eigen veiligheid te verzekeren, dragen zij valse getuigenissen uit en verraden hun broeders en zusters.”—“Wens der Eeuwen.” 630. {1SC18:6.8}

Onze broeders en zusters, hebben in vroegere tijden, krachtdadig gesproken, tegen de oude heersers van Israël, tegen priesters en predikanten, vanaf de tijd van Luther tot aan 1844 na Chr. Maar doen nu veel erger, dan diegene waarvan zij weten, dat zij  geleid werden door de macht van de ene die kwaad doet. {1SC18:7.1}

“Christus heeft ons hiervoor gewaarschuwd, dat wij niet verrast moeten zijn door de onnatuurlijke, slechte koers van diegenen die het licht verwerpen.” (idem, 630) En ter bemoediging voor ons: “Deze dingen heb Ik tot u gesproken opdat gij niet geërgerd wordt. Zij zullen u uit de synagogen werpen, ja de ure komt, dat een iegelijk die u zal doden, zal menen God een dienst te doen. (Johannes 16: 1,2) {1SC18:7.2}

“Zalig zijt gij, wanneer u de mensen haten, en wanneer zij u afscheiden, en smaden, en uw naam als kwaad verwerpen, om des Zoons des mensen wil. Verblijd u in dien dag, en zijt vrolijk, want, ziet uw loon is groot in den hemel; want hun vaders deden desgelijks den profeten. Wee u, wanneer al de mensen wel aan u spreken want hun vaders deden desgelijks den valsen profeten.” (Lukas 6: 22,23,26) {1SC18:7.3}

———————

 EEN BOODSCHAP VOOR HEN DIE TWIJFELEN

 Er zijn een aantal vragen tot ons gekomen betreffende de 144.000, de grote schare en de slachting van Ezechiël Negen, welke wij hierin zullen trachten te beantwoorden voor allen. {1SC18:7.4}

Zij die ernaar verlangen de waarheid te weten over dit onderwerp, als zij “De Herdersstaf,” delen en de vijf traktaten opnieuw bestuderen, zullen daarin hun vragen beantwoord vinden. Voor het gemak echter, zullen wij kort aandacht schenken aan enkele feiten in antwoord op deze vragen. {1SC18:7.5}

Voor zover Ezechiël Negen haar vervulling vind voor de afsluiting van de genadetijd en het de grote schare betreft, die deel is van de levende heiligen, hoewel, “De Herdersstaf,” verkeerd mag zijn over de tijd van de slachting, is het veel beter om Gods bezoeking voor de afsluiting van de  genadetijd te plaatsen, en voorbereid te zijn om de Heer nu te ontmoeten, in plaats van het vooruit te schuiven, tot na de afsluiting van de genadetijd, want als wij ons nu klaar maken, om de Heer in vrede te ontmoeten zullen wij dan ook gereed zijn. Nog minder zouden wij zondigen voor God, als wij ons doel voor een “grote schare, van heiligen instellen, in plaats van voor 144.000 alleen. De leerstelling van de pure kerk, is ook in Gods plan, maar van een vervuilde is in het plan van Satan. De zaaier van het kwade zaad is de enige die door zijn agenten, door daad en door leerstelling vastbesloten is, het aantal heiligen te verminderen, en de kerk vervuild te houden door het “onkruid,” te midden van het “tarwe,” te vermenigvuldigen. {1SC18:7.6}

Sta mij toe uw aandacht te roepen, tot een visie die waarschijnlijk de meeste van de tegenstanders van “De Herdersstaf, nooit aan gedacht hebben. Als er slechts 144.000 levende heiligen zullen worden overgezet bij de komst van Christus, zoals beweerd wordt, dan zullen de meesten, zo niet allen van de Z.D.A. kerk leden niet een kans op de duizend doorstaan. Sta ons toe om rekenschap te geven van deze overstelpende bewering. {1SC18:7.7}

Wij worden verteld, dat het kerkgenootschap nu meer dan 400.000 telt, en hoewel de Derde Engel Boodschap vele landen is binnen gedrongen, in vergelijking met de delen van de wereld waar het nog moet gaan, heeft het nauwelijks, het grote oogstveld aangeraakt. Terwijl duizenden haar vreesachtige waarschuwing hebben gehoord, zijn er miljoenen op miljoenen die zelf niet eens de naam van “Zevende Dag Adventisten hebben gehoord. {1SC18:7.8}

Als de huidige groei snelheid zou voortgaan, totdat de Derde Engel Boodschap in de gehele wereld gepredikt zal worden, kan de lezer de omvang bevatten van het Z.D.A kerkgenootschap wanneer Christus komt? Aangezien er geen vrees is voor afnemen, maar eerder toenemen, van het huidige groeipercentage, zoals wij vanaf het kansel verteld worden van Sabbat tot Sabbat, is het zeker dat het kerkgenootschap bij de tweede komst van Christus, miljoenen zal hebben bereikt. Hier is het punt. Als er slechts 144.000 overgezet zullen worden, zonder de dood te smaken, dan zullen de miljoenen levende Z.D.A. bij de afsluiting van de genadetijd of moeten sterven, door de zeven laatste plagen, of door de helderheid van Zijn komt als zij niet overgezet zijn. Dientengevolge, vraag uzelf af: Hoeveel kans heb ik? {1SC18:7.9}

Wat, is bovendien het nut om menigten in de kerk te brengen, hen laten geloven dat zij gered zijn, wanneer zij in realiteit verloren zijn?  Daar het in tegenstrijd is met Gods wens, diegenen in de kerk te brengen die niet gered zijn (onkruid), is het standpunt van de broeders en zusters, van slechts 144.000 levende heiligen niets minder dan een gedachte die het idee overbrengt dat snelle groei van het kerkgenootschap, zoals verteld door meeslepende beweringen vanaf het kansel, niet Gods daden zijn, maar de daden van de zaaier van het kwade zaad, wiens hoofdzaak het is om het tarwe te verstikken door een vol veld van “onkruid.” Is niet zo een programma een meest vreselijke misleiding in plaats van verlossing? {1SC18:8.1}

Ongetwijfeld zijn onze broeders en zusters oprecht in hun conclusies van de bewering in “Early Writings,” blz. 15; Eerste Geschriften, blz…. zoals zij het zien, want het brengt de gedachte over, dat de  144.000 de enige levende heiligen zullen zijn die overgezet zullen worden. Wij zouden tot de zelfde conclusie zijn gekomen, als wij niet verder waren gegaan, dan die betreffende bladzijde van “Early Writings.” Laten wij de aandacht vragen voor verschillend  passages van geïnspireerde openbaringen op dit onontbeerlijke onderwerp, die naar ons begrip, de positie van de broeders van Ezechiël Negen, van de 144.000 en van de grote schare verwerpt. {1SC18:8.2}

Als zij het volgende passend kunnen maken aan hun uitleggingen van de grote schare, de 144.000 en van de slachting, zullen wij verheugd zijn om ons recht te zetten, maar als zij dat niet kunnen doen, dan hopen wij dat zij nederig genoeg zijn om toe te geven dat hun ideeën over het onderwerp, onbetrouwbaar is, zoals zij van ons verwachten te doen, als wij in hun positie waren. Wij weten dat al de tegenstrijdigheden, die opgeworpen worden, tegen “De Herdersstaf, tot dus ver, gediend hebben om velen in de boodschap te bevestigen, want wij hebben geen enkel idee gevonden dat iedere bewering van de Bijbel en de Geest der Profetie in harmonie kan brengen, in verband met de Derde Engel Boodschap  dan die ene gepresenteerd in “De Herdersstaf.” {1SC18:8.3}

De ogenschijnlijke tegenstellingen, tussen de Roede en de Geest der Profetie zijn door mensen gefabriceerd wiens verstand gevuld is met eigen uitleggingen, meningen en ongeïnspireerde mensen, zelfverheffing, etc.. tot in zekere mate dat hun visie van de Schriften en de geschriften van Zr. White zo vreselijk gekrompen is, dat zij beide einden van een onderwerp niet tegelijkertijd kunnen zien, en wanneer zij oog in oog gebracht worden met de waarheid verkiezen zij hun vorige standpunt te veranderen in plaats van de waarheid te erkennen! Wij kunnen deze bewering zwart op wit bewijzen, door de officiële organen van het kerkgenootschap, bijv.: “The Review and Herald,”en  “The Signs of the Times, etc.  {1SC18:8.4}

Om het kort te houden, vragen wij aandacht voor slechts een geval. En men kan of zelf “The Signs of the Times,” van 3 mei aanschaffen of toegang ertoe zoeken, waarin een artikel verschenen is getiteld: “ De 144.000 Hun Overwinning en Beloning.” Daar zult u vinden, dat voordat “De Herdersstaf,” kwam, het kerkgenootschap toen het onderwerp van de 144.000 en van de grote schare onderwees, precies zoals “De Herdersstaf,” het heeft, dat is , de 144.000 zullen eerst verzegeld worden, daar zij de eerste vruchten zijn, en dan door hun bediening zullen zij de tweede vruchten brengen, ‘ de grote schare,’ en dat beide gezelschappen levende heiligen zijn! {1SC18:8.5}

Door hun vorige standpunt te veranderen, in een poging de boodschap van het uur te verwerpen, verklaren zij dat dat hun leerstelling, betreffende deze twee vruchten in 1927 dwaling was, en mogen wij hun nu niet vragen  wat voor zekerheid zij aan ons gegeven hebben, dat hun laatste uitlegging correct is? {1SC18:8.6}

Hier volgen vragen voor de tegenstanders van “De Herdersstaf, om te overwegen. {1SC18:8.7}

In “Testimonies for the Church,” Vol. 9, pp 267, 268, vinden wij dat Zr. White Openbaring 6: 12-17 en 7: 9-17 citeert, waar het verteld van de “grote schare,” en hoe de goddelozen, zullen vrezen, wanneer Christus Zijn macht manifesteert, vooraf gaand aan de aanvang van de duizend jaar. Dan voegt zij eraan toe: “In deze Schriftgedeelten, worden twee groepen onder de aandacht gebracht. Een groep stond zichzelf toe misleid te worden, en stond aan de kant van diegene met wie de Heer een conflict heeft. Zij begrepen de boodschap die tot hen gezonden werd verkeerd, en kleedden zichzelf in klederen van eigen gerechtigheid.” {1SC18:8.8}

Als de grote schare, de rechtvaardige doden zijn van alle eeuwen, hoe kunnen zij dan tezamen leven met de goddelozen vlak voor de komst van Christus, en hoe kunnen zij, terwijl zij dood zijn de boodschap accepteren? Zou Johannes hen niet hebben zien verrijzen, als zij de verzenen waren? Als de Bijbel niet zegt, dat zij de doden zijn, wat voor recht hebben dan “zij die datgene wat hun toevertrouwd is te verloochenen? Zoals onze broeders en zusters een volkomen recht hebben om te eisen dat “De Herdersstaf,” door Inspiratie haar leerstellingen zou moeten bewijzen, vragen wij: Zijn niet hun leerstellingen onderhevig aan dezelfde test? Als er slechts een afsluiting van genadetijd is, geen reiniging van de kerk, en de slachting van Ezechiël zijn vervulling na de afsluiting van de uiteindelijke genadetijd vind, hoe verklaren zij dan de volgende beweringen die van toepassing zijn tegen de tijd dat de waarschuwing van Ezechiël Negen wordt verkondigd aan de kerk. De Geest der Profetie zegt: {1SC18:8.9}

“Hier zien wij, dat de gemeente, — Gods heiligdom— de eerste was die de uitwerking van Gods toorn zou voelen. De oudsten, zij aan wie God veel licht had gegeven en die wachters waren over de geestelijke belangen van de mensen, hadden het vertrouwen beschaam dat in hen gesteld was. Zij hadden zich op het standpunt gesteld, dat wij geen wonderen en duidelijke manifestaties van Gods kracht hoefden te verwachten, zoals in vroeger tijden, de tijden zijn veranderd. Deze woorden versterkten hun ongeloof en zij zeggen: De Heer zal noch goed, noch kwaad doen. Hij is te genadig om Zijn volk met een oordeel te treffen. Zo is “vrede en rust,” de roep van mannen die nooit meer hun stem als een bazuin zullen verheffen, om Gods volk op hun overtredingen te wijzen en het huis van Jacob op hun zonden. Deze stomme honden, die niet willen blaffen, zijn zij, die de rechtvaardige wraak van een beledigde God zullen ervaren. Mannen, vrouwen en kleine kinderen zullen samen ten onder gaan.” (Testimonies for the Church,” Vol. 5, p. 211) {1SC18:9.1}

Merk op dat de slachting plaats vond in de kerk, en omdat de bediening haar vertrouwen beschaamd had. Zij verwierpen de waarschuwing en streden tegen de vervulling van Ezechiël Negen als een wonder. Zij zeiden: “De Heer zal Zijn macht niet manifesteren, als in vroegere dagen” en Inspiratie plaats de schuld op hen voor de zonden onder Gods volk. {1SC18:9.2}

Als de slachting na de afsluiting van de genadetijd komt, hoe kan God Zijn werk beëindigen met goddeloze predikanten, die het vertrouwen in hen gesteld beschaamd hebben? Als de slachting valt na de afsluiting van de genadetijd, en als zij geloven in haar vervulling, hoe kunnen zij zeggen: “De Heer zal Zijn macht niet manifesteren, als in vroegere dagen, Hij is te genadig om Zijn volk met een oordeel te treffen”? Want de bediening is er unaniem over eens, dat God Zijn macht zal manifesteren na de afsluiting van de genadetijd. Daarom, openbaart het profetische Woord van God in het bovenstaande, het feit dat de predikanten, de angstaanjagende waarschuwing zullen verwerpen, zoals voorzegt door de profeet Ezechiël. {1SC18:9.3}

Zij hebben gemaakt dat de term “algemene vernietiging,” van “The Testimonies for the Church,” Vol. 3. p. 267, betekend, de vernietiging van de goddelozen in de kerk en in de wereld, alles op de zelfde tijd. Maar laat ons Zr. White toestaan, haar eigen mening uit te leggen van het woord “algemene vernietiging.” Het zal opgemerkt worden in “The Great Controversy,” p. 26, terwijl er gesproken wordt van de vernietiging van het oude Jeruzalem, waar gezegd wordt, zij die de stad niet verlaten hadden, waren “betrokken bij de algemene vernietiging van de goddelozen.” Vandaar dat als de woorden “algemene vernietiging,” van de goddelozen, in de tijd dat Jeruzalem werd vernietigd, niet betekend al de goddelozen, zowel in de kerk en in de wereld, waarom zouden dezelfde woorden nu de vernietiging van de goddelozen in de kerk en in de wereld betekenen? {1SC18:9.4}

Als de huidige corrupte bediening in de gemeente moet blijven tot na de afsluiting van de genadetijd, hoe zit het dan met de volgende vraag die komt van de pen van Inspiratie en die gepubliceerd is in: ”The Review and Herald,” van 19 nov, 1908? “Alleen zij die verzoekingen hebben doorstaan en overwonnen hebben, in de kracht van de Almachtige zullen toegestaan worden deel te hebben aan het verkondigen van deze boodschap, wanneer het zal zwellen tot de Luide Roep.” {1SC18:9.5}

Het bovenstaande citaat stelt duidelijk, dat geen onreine predikant deel zal hebben in het werk van de Luide Roep van de Drie Engelen Boodschap! Als de kerk moet blijven in haar huidige toestand, tot aan het eind van de genadetijd, hoe kan het bovenstaande citaat juist zijn, die net zo gezaghebbend is als “Eerste Geschriften,” p. 15 en hoe kan het gezegd worden van de kerk: {1SC18:9.6}

“Gekleed in de wapenrusting van Christus gerechtigheid, is de gemeente gereed voor haar laatste strijd. “Schoon als de blanke maan, stralend als de gloeiende zon, geducht als krijgsscharen,” is zij gereed om de wereld in te gaan, overwinnende om te overwinnen.” (“Prophets and Kings,” 725; Profeten en Koningen, 445.), als de kerk verontreinigd is en gedemoraliseerd, totdat haar werk beëindigd is en de genadetijd is afgesloten? {1SC18:9.7}

Als de reiniging van de kerk na de afsluiting van de genadetijd zal plaatsvinden, en als het huidige kerk leiderschap het werk moet voleindigen hoe kunnen onze broeders en zusters het volgende citaat uitleggen dat gevonden wordt in “The Testimonies for the Church,” Vol. 5, p. 80, waar wij uit citeren? {1SC18:9.8}

“Maar de dag waarin de kerk gezuiverd wordt, nadert, God zal een rein en getrouw volk hebben….Zij die vertrouwd hebben op intellect, rede of bekwaamheid, zullen dan niet aan het hoofd van de gelederen staan….Zij zijn verwaand en denken God net nodig te hebben, God kan hen niet gebruiken. De Here heeft getrouwe dienaren, die in de tijd van beproeving en zifting naar voren zullen komen…Van achter een ruw en onaantrekkelijk uiterlijk kan de zuivere glans van een echt Christelijk karakter tevoorschijn komen.” {1SC18:10.1}

Als de reiniging plaatsvind nadat het evangeliewerk is afgelopen, waarom zou Hij dan een andere set dienaren tevoorschijn laten komen, en waarom zeggen; Na de reiniging Hij kan diegene niet gebruiken die verwaand en onafhankelijk van God zijn? {1SC18:10.2}

Als de levende heiligen slechts 144.000 zijn, waarom worden zij den “eerste vruchten,” genoemd? Als er geen tweede vruchten zijn, (de grote schare), hoe kunnen de 144.000 de “eerste vruchten,” genoemd worden, aangezien dat waar er geen tweede zijn er geen eerste kunnen zijn? Sta toe dat hun uitlegging  van de “eerste vruchten,” juist is en dat “eerste vruchten,” het beste betekend en niet eerste in de tijd, dan vraagt ook dat om tweede vruchten; dat wil zeggen, hoewel de 144.000 de beste zijn in plaats van de eerste, dan moeten er tweede vruchten zijn in kwaliteit, als het niet in tijd is, hetgeen niet allen betekend een ander gezelschap van levende heiligen, maar ook groter in aantal, dan 144.000, zoals de natuur openbaart, door het feit dat tweede altijd in kwantiteit het eerste overtreft. {1SC18:10.3}

Als er geen slachting is voor de afsluiting van de genadetijd, hoe leggen onze broeders en zusters Jes.”66: 16, 19, 20 uit, waar het zegt zij die ontkomen zijn van de van verslagenen van de Heer, werden gezonden “naar de volkeren,” om Gods heerlijkheid onder de heidenen te verkondigen,” en dat zij die ontsnappen aan de slachting, “zullen al hun broeders en zusters….. naar de Heer brengen uit al de natiën.” ? {1SC18:10.4}

Als zij die ontkomen uit de slachting, naar al de volkeren gezonden worden, en al hun broeders en zusters brengen, niet de 144.000 zijn in de tijd wanneer de boodschap naar de gehele wereld zal gaan, wie zijn zij dan?  Als zij ontkomen aan de slachting na de afsluiting van de genadetijd, waarom  moeten zij Gods “heerlijkheid onder de heidenen verkondigen,” als Hij ze in die tijd niet kan redden? Bovendien, als de “algemene vernietiging,” al de heidenen (de goddelozen) dood, zal er geen overgebleven zijn waar de ontkomenen  God heerlijkheid aan kunnen verkondigen. {1SC18:10.5}

Als de broeders en zusters, het bovenstaande citaat in harmonie kunnen brengen met hun uitlegging van de 144.000, en van de grote schare, zullen wij blij zijn om het te weten, en zo niet, hopen wij dat zij hun standpunt aan de kant van de tegenwoordige waarheid zullen innemen. {1SC18:10.6}

Wij betreuren het dat sommige van onze broeders en zusters moeite hebben met een mug en een kameel inslikken door de bewering in “Early Writings,” p.15 te benadrukken, en door honderden bladzijden van dezelfde schrijfster te negeren. Hun vraag: Waarom “Early Writings,” p. 15 over de 144.000 allen spreekt en niets zegt van de grote schare, kan ook gevraagd woden van Daniel want hij, voorzegde op dezelfde wijze van het verrijzen van het pausdom en zei niets van haar dodelijke wonde. Vandaar dat als zij strijden met “De Herdersstaf,” door een standpunt in te nemen, die hun dwingt om niet verder te gaan dan Zr. White eerste visioen en eerste uitgave, dan mogen zij evenzo ook problemen hebben met Johannes de Openbaarder, die de dodelijke wonde toevoegt aan Daniel zijn visioen! {1SC18:10.7}

————————————

BELANGRIJKE AANDACHTSPUNTEN

Vanwege het overlijden van Zr. Charboneau, adviseren wij dat alle geldzaken overgemaakt worden naar de Universele Uitgevers Associatie, ten name van Mw. S. Hermanson. Dank u voor uw vriendelijke medewerking. {1SC18:10.8}

Herdrukken van “Een woord aan de kleine kudde,” kunnen verkregen worden bij Dr. W.S. Butterbaugh, 1070 Acoma St., Denver, Colorado. {1SC18:10.9}

Zij die kleding, schoenen, en beddegoed hebben die in goede staat zijn en die ervan af willen, zouden wij verheugd zijn als u ze stuurt naar Mt. Carmel. Dank u. {1SC18:10.10}

——-

De Universele  Uitgevers Associatie

Mt. Carmel Center

Waco, Texas.

>