15 jul Deel 01 symbolische Code Nr. 13
Deel Een De Symbolische Code Nr. 13
juli 1935
Waco, Texas
Nieuws Artikel
In Het Belang Van De Z.D.A. Kerkgenootschap
ONS LANG VERWAARLOOSDE WERK
Het is lang het gehuil en de roep van onze geliefde Zevende Dag Adventisten broeders en zusters geweest, dat met al de grote medische instituten, die de wereldbol omgorden, velen van hen hier in de Verenigde Staten, toch binnen de gelederen van ons volk de voordelen die ontleend kunnen worden, worden ontkend, van genoemde instituten, vanwege de verkeerde genezingsprincipes, onbetaalbare prijzen, en liefdeloos management. {1SC13:1.1}
De schuld van deze situatie waarmee de kerk geconfronteerd wordt, die haar verwaarlozing, al deze jaren uitbeeld, moet door ons allen gedeeld worden, die een deel zijn geweest, van deze grote beweging, die God terug in de vroege veertiger jaren van de vorige eeuw in deze wereld van zonde lanceerde. {1SC13:1.2}
Als men de Bijbel en de Getuigenissen bestudeerd, kan men niet falen om te zien, dat God een plan heeft voor het zorgen van Zijn eigen onfortuinlijken, of van ziekte of ouderdom, of vanwege financiële reserves en wij die voorgeven te geloven dat de “Heer in dit laatste werk op een manier zal werken die heel erg ongewoon is aan de normale gang van zaken, en op een wijze die tegengesteld is aan menige menselijke planning,” worden nu met de vraag geconfronteerd. “Testimonies to Ministers,” p. 300. Maar wij zouden ook inderdaad lafhartig zijn aan datgene dat ons is toevertrouwd, die belijden Gods boodschap van “tegenwoordige waarheid,” te hebben geaccepteerd, die oproept tot een “Grote hervormingsbeweging onder Gods volk,” als wij zouden toestaan dat deze toestand ongewijzigd blijft. Zullen wij voortgaan, om plannen te maken, en volgen in de voetsporen, van hen die dit belangrijk werk verwaarloost hebben? {1SC13:1.3}
De tijd, de noodzaak, en de boodschap zelf, allen bestaan uit een bazuingeschal aan het overblijfsel, om “Op te staan en voort te schijnen (144.000); want uw licht is gekomen, en de heerlijkheid des Heeren is over u verrezen,” en als wij op dit late uur falen, hoe zullen wij dan onze eigen geliefde broeders en zusters beantwoorden, onze medemens in de wereld over ons, en boven al, de toeschouwende engelen, en hun liefhebbende Bevelhebber, wiens werk wij openlijk in betrokken zijn? {1SC13:1.4}
Dat dit kerkgenootschap de Laodiceaanse kerk is, ontkend niemand, dat wij als een kerk, zijn afgeweken van het volgen van Christus “onze,” “Leider,” ( “Getuigenissen voor de kerk,” Dl. 5, p. 217) zijn wij het allemaal over eens. Dat “twijfel en zelf ongeloof in de getuigenissen van de Geest van God, onze kerken overal binnensluipt,” (id) durft niemand in twijfel te trekken. Wat rest ons dan te doen, geliefde vrienden in “tegenwoordige waarheid?” Is het niet hoog tijd te doen als iemand van ouds, door terug te keren naar de “oude landpalen” waarvan de dienstknecht van de Heer zegt, dat “wij zijn afgedwaald?” “Getuigenissen voor de kerk,” Dl. 5, p. 137. De Evangelie profeet zegt verder: {1SC13:1.5}
“Is het niet, dat gij de hongerige uw brood mededeelt, en de armen, verdrevenen in huis brengt? Als gij een naakte ziet, dat gij hem dekt, en dat gij u voor uw vlees niet verbergt? Dan zal uw licht voortbreken als de dageraad, en uw genezing zal snellijk uitspruiten, en uw gerechtigheid zal voor uw aangezicht heengaan, en de heerlijkheid des HEREN zal uw achtertocht wezen. Dan zult gij roepen, en de HEERE zal antwoorden, gij zult schreeuwen en Hij zal zeggen: Ziet, hier ben ik. Zo gij uit het midden van u wegdoet het juk, het uitsteken des vingers, en het spreken der ongerechtigheid; En zo gij uw ziel opent voor de hongerige, en de bedrukte ziel, verzadigt, dan zal uw licht in de duisternis opgaan, en uw donkerheid zal zijn als de middag. En de HEERE zal uw geduriglijk leiden, en Hij zal uw ziel verzadigen in grote droogten, en uw beenderen vaardig maken; en gij zult zij as een gewaterde hof, en als een springader der wateren, welker wateren niet ontbreken.” (Jes. 58: 7-11) {1SC13:1.6}
Als Mt. Carmel Center, haar naam eer aandoet, en als een antitype staat van die oude heuvel waar God Zijn volk van ouds riep om te bewijzen wie de ware God is, dan moeten wij die op zo een hoge wijze bevoorrecht zijn, om onder de gekozen pioniers te zijn voor de mars opwaarts naar de berg, heel zeker moeten zijn dat wij meer kunnen doen dan alleen maar zeggen: “De Here, Hij is God, De Here, Hij is God,” zodat wij niet vallen onder de veroordeling van de valse profeten, die geslacht werden aan het eind van de gedenkwaardige dag, toen Eliah de profeten van de Baal op de oude berg ontmoette, dezelfde naam dragend die wij hebben gekozen, waar wij nu getoetst worden, of wij God zullen volgen of de Baal. {1SC13:1.7}
Sprekend van hen die verwachten de “Luide Roep,” te geven, en de noodzakelijke voorbereiding die gemaakt dient te worden, zegt de dienstknecht van de Heer: “Ik werd getoond, dat als Gods volk van hun kant geen moeite doet, maar wacht dat de verfrissing over hun komt, en hun verkeerdheden te verwijderen en hun fouten te corrigeren; als ze daarvan afhankelijk zijn om hun van vuilheid van het vlees en de geest te reinigen, en hun geschikt te maken om deel te nemen aan de luide roep van de derde engel, zullen zij tekort schieten.” – “Testimonies for the church,” Vol. 1 p. 619. {1SC13:2.1}
Rechtstreeks sprekend tot het kerkgenootschap, over wat hen getoond was betreffende de zorg van onze eigen mensen, toonde de Heer de fouten aan van degene die de leiding hadden over het Gezondheidsinstituut in de volgende taal: “Toen ik degene zag die leidinggaven en dirigeerden, in de gevaren lopen die mij getoond waren, waarvan ik hen openlijk had gewaarschuwd, en ook in privé gesprekken en brieven, kwam er een enorme last over mij. Datgene wat mij getoond was, als een plaats waar de lijdende zieken onder ons geholpen konden worden, was er een waar opoffering, vriendelijkheid, geloof en vroomheid de overheersende principes zouden moeten zijn. Maar wanneer ongekwalificeerde oproepen werden gedaan, voor grote sommen geld, met de bewering dat aandelen genomen, grote percentages zouden uitbetalen; toen de broeders en zusters die functies bekleden in het instituut, meer dan gewillig waren om grotere beloningen te nemen, dan diegene de daarmee tevreden waren, in andere en in soortgelijke belangrijke stations in de grote zaak van waarheid en hervorming bekleden; toen ik met pijn te weten kwam dat om het instituut populair te maken, met diegene die niet van ons geloof waren, en om hun partnerschap te verzekeren, een geest van compromis snel voet aan de grond vond binnen het instituut…toen ik deze dingen zag, zei ik, dit is niet datgene wat mij als een instituut voor de zieken, werd getoond, hetgeen de bemerkbare zegeningen van God zou delen. Dit is een ander ding” – “Testimonies for the Church.” Vol 1. Pp. 633-4 {1SC13:2.2}
Dan, na enkele van de dingen die haar hart zorgen baarden te hebben geciteerd, geeft Zr. White de volgende bemoedigende woorden: “Met de zegening van God, kan en zal dit gedaan worden. Id. p. 635. Onze aandacht roepend, tot het feit dat de ‘gezondheidshervorming,” een deel van ons werk is, geeft de Heer de volgende verdere instructies met de stekende vermaning: {1SC13:2.3}
“De broeders en zusters die aan het hoofd stonden van dit werk hebben een oproep gedaan bij onze mensen voor middelen, op de gronden dat de gezondheidshervorming een deel van het grote werk is dat verbonden is met de derde engel boodschap. Hierin zijn zij juist geweest. Het is een zijtak van het grote liefdadigheids- vrijwillige- opofferende goedaardig werk van God. Waarom zouden deze broeders dan zeggen: ‘ Aandelen in het Gezondheidsinstituut zal een ruim percentage betalen, ‘het is een goeie investering, ‘een betalend ding’?”—Ib. {1SC13:2.4} .
Terwijl het helder is dat de Heer het goedkeurt dat onze mensen aandelen nemen in het Gezondheidsinstituut, welke voornamelijk een plaats ten dienste van onze eigen mensen moest zijn, heeft Hij het toch nooit ontworpen om als een aansporing te moeten worden aangeboden voor diegene die zulke aandelen willen verkrijgen, dat dividenden hen ten deel zouden vallen, want dit zou alleen een geest van zelfzuchtigheid en handel inbrengen, wat wij nu zien, en zo dus het plan van God zwaarder maken voor de waardige armen onder ons, en tevens hen ongeschikt maken voor het grote werk waarvoor onze medische instituten waren opgericht. {1SC13:2.5}
Hoewel dit plan voor het verkrijgen van aandelen in het eerste Gezondheidsinstituut onder ons werd goedgekeurd door de Heer en klaarblijkelijk bedoeld was om een model te zijn voor allen die later opgericht zouden worden, wist Hij toch heel goed dat er diegene zouden zijn die niet in staat zouden zijn te doen, wat zijn wensten te doen en woorden van advies zijn opgetekend om zulke gevallen in te dekken. “Velen die aandelen hebben genomen, zijn niet in staat het te doneren. Sommige van deze personen lijden, door precies dat geld dat ze geïnvesteerd hebben in aandelen.”—Id. 639. {1SC13:2.6}
Het zou goed zijn voor allen om het gehele hoofdstuk te lezen beginnend op blz. 633 en eindigend op 643, welke een volledig plan geeft voor het “grote liefdadigheids- vrijwillig, offerend goedhartig werk van God,” dat nog nooit is gedaan, zoals God het ontworpen heeft dat het zou moeten zijn, en stel jezelf dan de vraag: ‘Is het nu te laat om te doen wat God heeft gezegd, want meer dan zeventig jaren zijn voorbij gegaan sinds het betreffende licht tot ons kwam? {1SC13:2.7}
Als wij zeggen dat het te laat is, hoe zullen wij dan de brandende woorden beantwoorden, van de Meester Arbeider wanneer ze worden uitgesproken: “ Want ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling; en gij hebt Mij niet geherbergd; naakt, en gij hebt Mij niet gekleed, krank en in de gevangenis en gij hebt Mij niet bezocht.” (Matt. 25: 42,43) Zal ons antwoord aan de Meester zijn’ Wij zijn zo bezig geweest om onze eeuwige doelen te verzamelen, dat wij onze Christelijke hulpwerk aan de liefdadigheid van Staat en Gemeente hebben overgedragen, en aan andere minder dure instituten? Onze inst—ERRATA?? {1SC13:2.8}
Met het oog op deze trieste verwaarlozing, die een verwijt heeft gebracht op de eerlijke naam van de Z.D.A. kerk, aan wie de gezegende “bediening van genezing,” was gegeven, tezamen met het overvloedige licht op praktische godsdienst zoals zo duidelijk was voortgezet in de geïnspireerde geschriften, zouden wij dan niet vastbesloten in de vreze des Heren plannen om de “tijd te benutten,” door gehoor te geven aan deze lang verwaarloosde oproep, en stappen in het licht van deze grote “rechter arm,” van de Derde Engel Boodschap, openbarend aan de hemelse toeschouwers, evenals aan de mens, hoe het evangelie uitgeoefend dient te worden, door diegene die verwachten te zijn onder diegene, die zich aan het voorbereiden zijn om te helpen de Luide roep te geven? {1SC13:3.1}
Aangezien God een reine kerk zal hebben, waarin Hij het ontelbare gezelschap zal verzamelen door de stem van de hemel, zeggende: “Komt uit haar Mijn volk, dat gij geen deel hebt aan haar zonden, en dat gij niet ontvangt van haar plagen,” waar gezorgd zal worden voor de geestelijke noodzakelijkheden; zal Hij niet voorzien in de manier waarbij de fysieke noden daartoe zullen worden bediend? Net zoals Hij in dit werk door menselijke instrumenten tot stand zal brengen, zal niemand tekort schieten om in te gaan in zulk een hoge en verheven dienst. {1SC13:3.2}
Alles wat hierboven is gesteld, heeft tot doel om “uw reine verstand op te wekken door herinnering,” en om uw harten te ontlasten met betrekking tot dit belangrijke werk. Wij zullen blij zijn om te horen van de lezers van de Code, over hoe u zich voelt voor het ondernemen van zo een nobele dienst, voor de “armen, de verminkten en de kreupelen en de blinde,” van de “straten en de wijken van de stad,” evenals voor hen van “de wegen en de heggen.” {1SC13:3.3}
——————————————–
AFVALLIGHEID VANUIT EEN ANDERE HOEK
Waar bestaat “afvalligheid,” eigenlijk uit? Is het niet om af te wijken van welk godsdienstig lichaam dan ook, of het nou van de Zevende Dag Adventisten is, of enig andere kerkorganisatie? {1SC13:3.4}
Geen van ons geniet ervan om met afvalligen geclassificeerd te worden, en toch geeft ieder van ons openlijk toe dat we zijn afgeweken van vele van de hoge standaarden die de Z.D.A. kerkgenootschap karakteriseerden in haar vroege jaren, en die duidelijk voorgezet waren in de Bijbel en de Geest der Profetie, en dus met deze oprechte erkenning van onze zijde, zeggen wij niet nagenoeg dat wij afgedwaald zijn op vele punten van ons geloof? {1SC13:3.5}
Misschien in geen enkel opzicht, zijn wij meer beslister afgeweken dan op de manier waarom wij ons in het huis van God gedragen, want bijna overal is het een plaats geworden voor het gewone soort bezoek, van goedkoop en onzinnig gepraat, waarvan alles veroordeeld word in het volgende: {1SC13:3.6}
“ Wanneer de aanbidders de plaats van de bijeenkomst binnengaan, moeten ze dat met decorum (fatsoensnormen) doen, rustig naar hun zitplaats gaan. Als er een verwarming in de kamer is, hoort het niet, dat men zich daarom heen verdringt op een lakse, zorgeloze houding. Algemene gesprekken, fluisteren en lachen zou niet toegestaan moeten worden in het huis van aanbidding, noch voor noch na de dienst. Hevige actieve vroomheid moet de aanbidders karakteriseren. {1SC13:3.7}
“Als men een paar minuten moet wachten voordat de bijeenkomst begint, laat men dan een ware geest van toewijding behouden door stille meditatie, het hart opgeheven houden tot God in gebed, dat de dienst tot een speciaal voordeel mag zijn voor hun eigen harten, en mag leiden tot de overtuiging en bekering van andere zielen. Ze moeten onthouden dat hemelse boodschappers in het huis zijn…Het fluisteren en lachen en praten, wat zonder zonde mag zijn in een gewone zakelijke plaats, moet geen goedkeuring vinden in het huis waar God aanbeden wordt.”—‘” Testimonies for the Church.” Vol. 5, 492 {1SC13:3.8}
“Ouders verhoog de Christelijke standaard te midden van uw kinderen: ..leert hen om de hoogste eerbied voor het huis van God te hebben, en te begrijpen, dat wanneer ze de Heer zijn huis betreden, het moet zijn met harten die verzacht zijn en ondergeschikt gemaakt door gedachten als deze: “God is hier, dit is Zijn huis. Ik moet reine gedachten en de heiligste motieven hebben. Ik moet geen trots hebben, nijd, jaloezie, kwade bedenkingen, haar of misleiding in mijn hart, want ik kom voor het aangezicht van de heilige God… {1SC13:3.9}
“Broeders en zusters, wilt u niet een beetje aandacht weiden aan dit onderwerp”? Id. 494. {1SC13:3.10}
De bovenstaande citaten zijn te duidelijk om commentaar te behoeven en met het oog op het feit dat wij allemaal schuldig staan voor God, en gedwongen zijn te bekennen dat wij afgeweken zijn deze hele belangrijke zaak, zullen wij dan geen acht slaan op de laatste bemoediging die boven vermeld is door heel beslist aandacht te schenken aan “dit onderwerp,” en erop toezien, dat onze bijeenkomsten worden gekarakteriseerd door een ware geest van aanbidding, gevrijwaard van iedere vorm van gewoon bezoek en conversatie, zodat de Geest van God niet uit onze bijeenkomsten weg grieven, en ze zo de meest hulpvaardige maken voor hen die met ons komen aanbidden? Wij die belijden de hervormingsboodschap te hebben zouden een voorbeeld moeten stellen voor hen, waarvan wij verwachten dat zij tegenwoordige waarheid zullen omarmen. Vandaar dat wij, die in het licht staan de bovenstaande bemoediging het meest onbuigzaam zouden moeten toepassen, of het nou in een gescheiden bijeenkomst van tegenwoordige waarheid is, of in de Z.D.A. kerken. De verantwoordelijkheid rust op degene die de leiding daarover heeft en diegene, moet erop toezien dat de bovenstaande instructies worden uitgevoerd. {1SC13:3.11}
—————————————-
DE BOODSCHAP IN CALIFORNIA
Een paar keren in het verleden, enkele maanden geleden, zijn er brieven ontvangen van andere delen van het veld, die informeerden of het waar was zoals gerapporteerd door de conferentie werkers, dat het werk van de HStaf, uitgestampt was n Zuid California. Wij hebben getracht om de nadruk te leggen op een ontkenning van dit valse verslag, maar blijkbaar heeft de demoon twijfel, die in sommige gevallen is opgewekt, niet zo gemakkelijk neergehaald worden, door een rechtstreekse ontkenning, dus voelen wij ons verplicht, ten behoeve van de waarheid en zij die daarbij betrokken zijn, om een paar bewijzen op te voeren, om de totale valsheid van dit type van propaganda te bewijzen. {1SC13:4.1}
De schrijver is onofficieel geadviseerd, dat de deuren van alle kerken binnen de Zuid Carolina Conf., door hem zijn gesloten in opdracht van de president van de Conferentie. Aangezien er veel kerken in dit gebied zijn, en daar hij slechts een van hen tegelijk kan bezoeken, en niet in staat is uit eerste hand de waarheid van de vermeende verbod te verifiëren, maar voor zover zijn ervaring zich in dit geval strekt, is hij overtuigd, dat het verslag van deze uitsluiting correct is, Sabbat na Sabbat en Woensdag na Woensdag (behalve in een of twee gevallen in elke instantie) heeft hij het nageleefd, door alleen op de stoep te blijven. {1SC13:4.2}
In de Lincoln Park kerk heeft de predikant twee weken lang, zelf de meest vernietigende tirades geleverd tegen de HStaf, elke keer verlagend naar de dieptes van verhandelen van actuele verslagen, de goede namen besmeurend van prominente werkers in de zaak van tegenwoordige waarheid. Hij is zelf zo ver gegaan door zo betreurenswaardig laag te bukken, en de goedkeuring van het verstoten van de Sabbat School lijst van de namen van onschuldige eerste klassers, waarvan de ouders en oudere zusters, die de verzegelende boodschap hebben geaccepteerd en moedig daarvoor staan. {1SC13:4.3}
Er staat geschreven:” En zo wie zodanig een kindeken ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij. Maar zo wie een van deze kleinen die in Mij geloven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen aan zijn hals gehangen, en dat hij verzonken ware in de diepte der zee….Ziet toe, dat gij niet een van deze kleinen veracht.” (Matt. 18: 5, 6, 10) “God heeft mij getoond, dat deze mannen (in verantwoordelijke posities) Hazaels zijn om ons volk tot een gesel (plaag) te zijn. Zij zijn wijzer boven wat er geschreven staat.”—“Getuigenissen voor de kerk.” Deel 5. p. 79. {1SC13:4.4}
Voor mij liggen twee getypte brieven van ieder twee bladzijden lang. Ze komen uit de hand van de predikant van de grote Glendale kerk. De eerste is gedateerd 30 mei en de tweede 2 juli 1935, en het is gemeld, dat een derde nog moet komen. Beiden zijn geadresseerd aan de lidmaten van de kerk. En als brieven van bedrog en valsheid, overtreffen zij bijna alles wat ze tot nu toe voor handen hadden. Als de schrijver nadenkt over hun inhoud, neemt zich een bijna onuitsprekelijke ongelovigheid bezit van zijn verstand, die de vraag doet rijzen: “ Is het mogelijk, dat zulke mensen onder ons zijn?” Het enige antwoord dat gegeven kan worden wordt gevonden in deze bevreesde woorden in “Testimonies to Ministers,” p. 409: “Laat de zoon van bedrog en valse getuigenissen, onthaald worden door een kerk die groot licht heeft ontvangen, groot bewijs en die kerk zal de boodschap die de Heer heeft gestuurd verwerpen en de meest onredelijke beweringen en valse veronderstellingen ontvangen. Satan lacht om hun dwaasheid, want hij weet wat waarheid is.” {1SC13:4.5}
Als deze brieven een algemene circulatie gegeven konden worden, zouden zij snel de ogen van de oprechten openen. Ons doel hier is echter, alleen om daarvan te bewijzen, dat de HStaf als het dood was, het meest problematische dode ding is, dat ooit Israël problemen heeft bezorgt. Het volgende kletsverhaal bekentenis is het tweede hoofdstuk van het eerder genoemde schrijven: {1SC13:4.6}
“De afgezanten van afvalligheid, zijn recentelijk nog actiever geworden in onze kerk, trachtend om weer onder ons datgene te zaaien wat de Generale Conferentie Committee en het gehele lichaam van ons volk dwaling en ketterij te zijn, hebben verklaard.” {1SC13:4.7}
Nu zijn wij aangezet door het volgende citaat, te informeren, hoe een lijk kan zaaien, en waarom de doden zo gevreesd worden, dat ze het plakkaat krijgen in het huis van diegene die geloven dat dode mensen niet weer kunnen lopen? Dit zijn geen bespottingen; dit zijn bewijzen dat Spiritisme binnen de gelederen van onze kerkgenootschap is, liegende geesten en tovenaars die piepen en mompelen bedienen aan het altaar van propaganda. Wij als hervormers behouden ons: “ Tot de wet en tot de getuigenis; indien zij niet spreken naar dit woord, is het omdat er geen licht in hen is.” Is het noodzakelijk om meer te zeggen als valsheid en misleiding te uiten over de propaganda dat de HStaf een lijk is in Zuid Carolina? {1SC13:4.8}
Oh de tragedie van dit alles! Een natie die op het punt staat verloren te gaan. Broeders en zusters, hebben wij alles nagelaten hen Hem aangenomen? Grenzen onze levens aan hen die neigen naar de onherroepelijke nacht van verdoemenis, een brief die leest met Paul-achtige oprechtheid en liefde dat: “Ik zal zeer gaarne de kosten, en voor uw zielen ten koste gegeven worden; hoewel ik u overvloediger beminnende weiniger bemind worde.” Dit is de liefde, die “een breuk zal maken tegen de beletselen van Satan,” en verlossing zal brengen voor het overblijvend volk van God. Het is alles wat ons nu zal baten. Het is het begin van dat karakter, welke de Geest der Profetie, beschilderd in de volgende woorden, waar wij allen, diepzinnig voor horen te bidden, dat zij een beeld van onszelf zijn: {1SC13:5.1}
“De man die van God houdt, meet zijn werk niet aan het acht uren werk systeem. Hij werkt te allen tijd, en is nooit vrij. Als hij in de gelegenheid is, doet hij goed. Overal, altijd en overal, vind hij een gelegenheid om voor God te werken. Hij draagt een geur met hem waar hij ook gaat. Een heilzame atmosfeer omringt zijn ziel. De schoonheid van zijn goed geordende leven en goddelijke conversaties inspireert in anderen geloof en hoop en moed.” – “Testimonies for the Church.” Vol. 9, p. 45. {1SC13:5.2}
- J. Bingham
Glendale, California.
—————————————————
ZULLEN ONZE JONGE MENSEN STAAN?
Een brief recentelijk ontvangen door een van onze jonge mensen, geschreven door een andere die recentelijk met haar ouders, een persoonlijk onderzoek gedaan heeft naar de boodschap die de HStaf bevat, en zich verheugd in de prachtige waarheden, gevonden in deze tegenwoordige waarheid voor de kerk en geeft een verslag van sommige van haar ervaringen, die openbaart hoe sommige van onze jonge mensen, net zo gewillig zijn te “staan ter verdediging van waarheid en gerechtigheid, wanneer de meerderheid ons in de steek laat, de strijd des Heeren te strijden, wanneer kampioenen weinig zijn,” als diegene van ons die ouder zijn. {1SC13:5.3}
Deze jonge dame in een gesprek van hart tot hart, met haar vrienden waar zij aan schrijft, verteld hoe teleurgesteld ze recentelijk was, toen andere jonge mensen, leden van een familie, waaraan de ouders van deze jongedame de Z.D.A. boodschap hadden gebracht, niet meer tot haar spraken, maar de moed van haar hart, werd uitgedrukt in de volgende woorden: “ Zij waren de laatste mensen op aarde, waarvan ik zou denken dat zij ons koud zouden behandelen, want zij waren ons altijd dierbaar. Mijn gunst, ze hielden zoveel van ons! Maar het doet vreselijk pijn, als je vrienden je voorbij gaan. Ik hoop dat ik spoedig in staat zal zijn, om mijzelf boven dit alles te plaatsen, zodat ik, mij niet zo slecht zal voelen over zulke dingen.” {1SC13:5.4}
De nobele wens van de zijde van deze jongedame, die zo een hoogte van Christelijke ervaring verkregen heeft spreekt luider voor de HStaf boodschap, meer dan iets anders kon. Het openbaart echter wel het feit dat God een boodschap heeft voor Zijn kerk in deze huidige tijd, waarvan wij geloven, dat het, het getij van de achterdeur uitgangen, waar de leiders van onze jonge mensen overal, vele jaren naar verlangd hebben te zien. {1SC13:5.5}
Om de zwakheid aan te tonen van iemands argument tegen de HStaf boodschap, die toegeeft aan het bekritiseren van de boodschappers, verklaart deze jonge dame aan haar vriend dat al de verhalen, die verteld zijn over de schrijver van de HStaf series van boeken en traktaten, geen enkel gewicht, dan ook in de schaal leggen voor haar, want zij is te weten gekomen, dat soortgelijke kritiek over haar en haar familie, worden gemaakt vanwege hun aanvaarding van de boodschap van tegenwoordige waarheid. {1SC13:5.6}
Aldus zien wij dat onze jonge mensen, wanneer zij de gelegenheid gegeven worden, een oprechte boodschap zullen accepteren en hun leven eraan conformeren, net zoals zij die ouder in jaren zijn. En laat ons ook onthouden, dat “eerlijkheid het langst duurt,” en zullen wij ook niet aangemoedigd worden door wat deze jongedame geschreven heeft aan haar vriend, met betrekking tot de dwaasheid van het aanvallen van karakter, met de bedoeling om Gods waarheid te vernietigen? {1SC13:5.7}
Waarlijk, de Meester moet sommige van onze jonge mensen hebben gezien, als Hij die treffende profetie uitte toen Hij zei: “de werken die Ik doe zal Hij ook doen, en grotere werken dan deze zal Hij doen.” Wij geloven dat het uur volledig is aangebroken, wanneer vele van onze jonge mensen in de Z.D.A. kerk, gaan demonstreren dat de Heer hen geroepen heeft, om net zulke grote ondernemingen te doen, als Jozef en Daniel van ouds. Moge de Heer de jonge mensen zegenen die hun standpunt innemen voor tegenwoordige waarheid. {1SC13:5.8}
EEN ANDERE BESPOTTINGS PROCEDURE
Broeder A.E. Johnson, die met zijn vrouw, recentelijk hun kerklidmaatschap in een van de kleine kerken van Oost Tennessee zijn kwijtgeraakt, sturen het volgende verslag met betrekking tot de oneerlijke manier waarop deze kerkprocessen worden uitgevoerd: {1SC13:6.1}
“Wij hebben het hoogtepunt in onze geliefde kleine Cumberland Mountain kerk bereikt. De HStaf boodschap heeft een schudding gebracht voor allen van ons, die het een ernstige, persoonlijke studie hebben gegeven…Behalve de Unie en de plaatselijke presidenten, waren er twee andere conferentie medewerkers aanwezig, met vijftien van onze dertig leden, die deel uitmaken van de Monteagle kerk.” {1SC13:6.2}
Nadat er een behoorlijke tijd besteed was aan het verwoed verwerpen van de HStaf, als zijnde in tegenstelling tot goed verstand en oprechtheid, en te verklaren dat het erger is dan Rooms Katholicisme, begon de Unie president, tegengesteld aan goede vormen en Christelijke beschaafdheid, een scheldkanonnade over ouderling E.T. Wilson, die vanzelfsprekend niet aanwezig was om zichzelf te verdedigen. De opmerkingen gemaakt door de ouderling, waren berekend om een ieders vertrouwen in Br. Wilson te vernietigen, die een persoonlijke onderzoek gedaan had naar de HStaf, en gevonden had dat het in volmaakte harmonie was met de Bijbel en de Getuigenissen, en die het aanvaard had als een boodschap van God, zelf ten koste van zijn positie. {1SC13:6.3}
“De spreker herinnerde ons dan eraan dat de HStaf boodschap door de Generale Conferentie Comité, was afgehandeld, en dat elke kerk die weigert om de HStaf gelovigen weg te stemmen, zou worden opgedoekt.” Hij verwees ernaar als, “Gods programma, zodat wij een reine Z.D.A. kerk, konden hebben.” {1SC13:6.4}
“De ouderling diende toen een voorstel in met de volgende woorden: ‘Allen die tegen dwaling zijn die wordt geleerd door de HStaf, en voor alle waarheid geleerd door het kerkgenootschap, sta alstublieft op.’ Bijna allen stonden op, inclusief mijzelf, want ik ben tegen alle dwaling, die geleerd wordt door de HStaf en voor alle waarheid geleerd door dit kerkgenootschap. Het tweede voorstel dat aan ons werd voorgelegd was,’ Allen die geloven in en voor de leerstellingen van de HStaf waren, sta op.’ Slechts twee, mijn echtgenote en ik stonden op bij het laatste voorstel {1SC13:6.5} .
“Er werd toen een motie uitgeroepen, om onze namen van de kerk verslagen te verwijderen, maar degene die de motie ondersteunde vroeg, dat ik de tijd gegeven kon worden om mijn standpunt te herroepen. Ik verzocht toen tien minuten de tijd, waarin ik voor de kerk een toelichting kon geven. Mijn verzoek werd ingewilligd en ik zei: {1SC13:6.6}
“Mijn dierbare broeders en zusters, ouderling Wilson moet niet vervolgd worden door deze kerk; maar mijn echtgenote en ikzelf zijn degene wiens lidmaatschap in twijfel worden geroepen. Ik vraag u vriendelijk ons niet te oordelen aan de hand van de punten die de spreker u heeft voorgehouden. Vergeet wat hier deze avond is gezegd en beslis dan vanuit dezelfde principes die de kerk hanteert, wanneer zij leden in haar gemeente opneemt; dat is, of mijn echtgenote en ik in overeenstemming zijn met de fundamentele principes van ons geloof. Als wij dat zijn dan pleit ik met u dat u ons toestaat leden van deze kerk te blijven, maar als wij dat niet zijn, stem ons dan weg.” {1SC13:6.7}
Het gelijkenis van de tarwe werd toen gelezen door de broeder die berecht werd en een commentaar van “Testimonies to Ministers,” p 47, zodat de kerk iets mocht hebben om hen te leiden, in de actie die genomen zou worden. Hier volgt het citaat van “Testimonies to Mininsters,”: “De Heer verbied ons, op welke gewelddadige manier dan ook, hen waarvan wij denken dat zij dwalen te vervolgen, en wij mogen niet handelen met uitbanning en afwijzing van diegene die verkeerd zijn. {1SC13:6.8}
“Sterfelijke mensen zijn gewend karakter verkeerd te beoordelen, maar God laat het werk van oordelen en verkondigen van karakter, niet over aan hen die daar niet geschikt voor zijn. Wij mogen niet zeggen wat tot het tarwe hoor en wat tot het onkruid. De tijd van de oogst zal volledig het karakter bepalen van de twee groepen die gespecificeerd worden onder het symbool van het onkruid en het tarwe. Het werk van scheiden is gegeven aan de engelen van God en niet toegewezen in de handen van enig mens. {1SC13:6.9}
Br. Johnson vervolgde door te zeggen; “ Zij die tegen de HStaf zijn, houden vast dat de oogst na de afsluiting van de genadetijd is, terwijl de HStaf boodschap vasthoudt dat het voor de afsluiting van de genadetijd is. Desalniettemin aangezien onze geliefde broeders en zusters trachten te beslissen wie het tarwe en wie het onkruid is, bevestigd dat de oogst nu gedurende de genadetijd is; maar in plaats van het werk van scheiden in de handen van de engelen van God te laten, zoals de Meester heeft gezegd en zoals de HStaf leert, nemen zij het werk van de engelen in hun eigen handen. De zaak is voor u, moge God u leiden.” {1SC13:6.10}
“Ouderling_____________ scheen ietwat rusteloos tijdens mijn slotopmerkingen, en zo gauw als ik gezeten was, stond hij op, en verklaarde dat zij niet zouden staan om beschuldigd te worden van gewelddadigheid in het handelen met HStaf gelovigen en ontkenden dat zij aan het beslissen waren tussen tarwe en onkruid… Maar nadat hij klaar was stelde ik dat mijn begrip van onkruid, geen verwijzing waas van hen die in open zonde leefden, of in tegenstelling tot de principes van ons geloof. De kerk heeft volledige macht om te handelen tegen degene die in open zonde leven, maar wanneer je verder gaat dan dat, dan neem je een verantwoordelijkheid op je die ‘God niet heeft overgedragen in de handen van enig man.” {1SC13:6.11}
“Zuster Johnson, werd de gelegenheid gegeven te spreken en zei: ‘De HStaf boodschap heeft mijn geloof in de Bijbel en de Getuigenissen versterkt, en als het dat heeft gedaan, kan ik niet zien hoe het mij kan schaden.” {1SC13:7.1}
“Zonder verdere opmerkingen werden de stemmen genomen, en van de dertien aanwezige leden, behalve onszelf, stemden ze om ons als leden af te schrijven terwijl de zeven anderen helemaal niet stemden. {1SC13:7.2}
“Door deze uitputtende beproeving heen, werden wij speciale genade van onze Heer Jezus gegeven, en onze harten gingen uit in liefde voor onze geliefde broeders en zusters, die deze uitbanningen tegen gelovigen van de HStaf boodschap uitbrengen, en tegelijkertijd als leden behouden die in tegenstelling leven tot de fundamentele principes van ons geloof. Wij kunnen slechts het gebed vanuit het hart offeren: ‘Vader vergeef hen want zij weten niet wat zij doen.”’ {1SC13:7.3}
Deze ervaring van Broeder en Zuster Johnson leidt ons om wederom te verkondigen: “Oh consequentheid, je bent inderdaad een sieraad.” {1SC13:7.4}
In het voordeel van hen die deelnemen aan deze onheilige feesten en in contact komen met dit kleine blad citeren wij de volgende bemoediging die bewijst dat door hun handelingen, zij een gelijkenis maken van de pauselijke tirannie (een beeld van het beest), waarvan het werk behoord aan het twee-hoornig beest van Openb. 13:11-18 en niet aan de Z.D.A. bediening. {1SC13:7.5}
“Om diegene te bestraffen die verondersteld werden kwaad doeners te zijn, heeft de kerk de burgerlijke macht in de hand genomen. Zij die verschilden van de gevestigde leerstellingen werden in de gevangenis gegooid, gemarteld en gedood, door de beschuldiging van mensen die beleden e handen onder de heiliging van Christus. Maar het is de geest van Satan, niet de Geest van Christus die zulke handelingen inspireert. Dit is Satans eigen methode om de wereld onder zijn heerschappij te brengen. God wordt door de kerk, door deze wijze van handelen met hen die verondersteld worden ketters te zijn, verkeerd voorgesteld. {1SC13:7.6}
———————————————————————————-
ROMEINEN 8:38,39 VERVULLEND
“Ik ben zo dankbaar dat de boodschap mij heeft gevonden en ik geloof het helemaal, en niets dan de dood kan mij weerhouden van het door te geven aan anderen. De broeders en zusters voeden de kerk met kaf, en vele mensen zijn tevreden ermee, en het schijnt zo moeilijk om hen op te wekken tot de kennis van deze prachtige waarheid en van hun ware toestand. {1SC13:7.7}
“De boodschap zal hen op wekken als wij om de predikanten heen kunnen die gestationeerd zijn als wachters bij de poorten, om het licht van het volk te weerhouden, in plaats van luidkeels te roepen tegen de gruwelen! Moge God hen genadig zijn.” {1SC13:7.8}
Mw. M. Lansdown
Mt. Royal, New Jersey.
————————————————
HEEFT DE DEUR DER HOPE GEVONDEN
Een broeder van lange achting drukte recentelijk zijn diepe waardering uit voor het licht welke toe hem was gekomen, door studie en observatie van de boodschap van tegenwoordige waarheid gevonden in de HStaf series, boeken en traktaten. Om de eigen uitdrukkingen van deze broeder te gebruiken, in een brief aan een van de werkers citeren wij: “Het is een grote voldoening, een groot voorrecht , ja , vreugde voor mij om mijn gezichtspunten en mening uit te drukken over deze boodschap van tegenwoordige waarheid, niet alleen aan u, maar ook aan de kleine kudde, dat samen vergaderd iedere Sabbat middag in Los Angeles. {1SC13:7.9}
“De afgelopen zes maanden, heb ik slechts heel weinig van deze diensten gemist, en op geen enkele moment, was een van hen een teleurstelling voor mij. Waarlijk wij leven in een tijd van groot licht voor hen die naar licht zoeken. Als ik van dag tot dag, kennis neem en mediteer op deze goddelijke voorspellingen en openbaringen, overtuigd het mij dat de boodschap van de Heer is. Het is deze boodschap dat mij de ontbrekende schakel heeft gegeven tot vele van de profetieën, en hoe meer ik ze onderzoek, hoe meer ik zie hoe het zo keurig past in de keten van evangelie waarheid. {1SC13:7.10}
“Vele jaren was ik bezig te kijken en mij af te vragen wat ons als Z.D.A. zou overkomen, zo verstoken van de Geest van God, waarvan alles opgesomd is in de geschriften van de profeten. Vele malen heb ik Z.D.A. mensen zichzelf horen uitdrukken en zeggen: “Oh, als ik leefde in de dagen van Mozes, Daniel en Elia of Paulus, zou ik zeker een van hun volgelingen zijn geweest.’ Terwijl deze zelfde mensen geleefd hebben in een tijd van de grootste boodschap die de wereld ooit heeft gezien, en het gaat mij echt niet te ver om te zeggen een boodschap groter dan al de boodschappen tezamen gezet, en toch zijn wij blind ervoor geweest. {1SC13:7.11}
“Maar wat nog erger is, is dat onze broeders die de leiding hebben, vastbesloten zijn het licht terug te slaan , terwijl zij in het duister tasten en alles eraan doen om de waarheid weg te houden van het volk. {1SC13:8.1}
“Bij het schrijven van deze opmerkingen ten slotte, het lijkt mij dat Paulus zijn ogen gericht was op dit kleine gezelschap, dat de HStaf boodschap presenteert, toen hij zei: “ Werp dat uw vrijmoedigheid niet weg, welke een grote vergelding des loons heeft…want nog een zeer weinig tijds en Hij Die te komen staat, zal komen en niet vertoeven.’ (Heb. 10:30) ERRATA moet zijn 35,37 {1SC13:8.2}
“Ik ben ontzettend dankbaar voor de geliefde zuster die mijn aandacht voor deze boodschap van tegenwoordige waarheid riep. Moge deze weinige regels ieder en elk van u een bemoediging geven. Mijn meditatie en smeekbede is ten behoeve van deze “Slot Waarschuwing.” {1SC13:8.3}
Uw oprechte vriend en broeder
- W. S.
———————————–
UITGEWORPEN MAAR NIET NEERGEWORPEN
“‘Evenals in de dagen, toen gij uittoogt uit het land Egypte, zal Ik hem wonderen doen zien.”’ (Mic. 7:15) De prachtige overwinningen vastgelegd in het boek van Jozua zullen heel gauw de onze zijn, als wij trouw zijn. Prijs de Heer voor de goede verslagen in de April ‘Code.’ Sommige van ons die uitgeworpen zijn, kunnen in de vertrouwen de volgende kostbare belofte claimen: ‘Of hij ontvangt honderdvoudig terug; nu in deze tijd, huizen en broeders en zusters…. En akkers met vervolgingen.’ (Marc. 10:30) Ongetwijfeld, als het werd voortgaat in het ‘kamp,’ zullen sommige van de ervaringen van Nehemiah de bouwers overkomen. Maar de Heer zal wijsheid geven, nu zoals Hij dat toen deed.’ {1SC13:8.4}
(Getekend) Earl Butterfield
Reedsport, Ore.
————————————–
ZIJN WIJ BETER DAN ONZE TYPES?
De aandacht van de wereld is lang geroepen tot de principes van godsdienstvrijheid, verkondigd door de Schrijver van Christelijkheid, en ingelijfd in de artikelen van onze Federale overheid, en die op haar beurt een deel werd van de Amerikaanse Grondwet, maar een nieuwe dag schijnt te zijn aangebroken, en men wordt geleid zich af te vragen, of wij deze prachtige principes van vrijheid zullen behouden, die ons gegeven zijn als een erfenis van de pioniers van de Advent boodschap, of zullen wij zoals de joden vanouds, iedere boodschap die God mag verkiezen naar ons te sturen verwerpen, en diegene die durven het te accepteren, vervolgen? {1SC13:8.5}
Wij zijn net beëindigd met het lezen van een artikel, gepubliceerd in een van de officiële organen van onze kerk (Z.D.A.), die zacht uitgedrukt, sommige van de meest venijnige uitspraken bevat, die wij in vele dagen hebben gezien. Het vrije gebruik van onwaardige uitingen, schijnt gerechtvaardigd te zijn door de schrijvers ervan, omdat er een groep mannen en vrouwen, verblijft in zijn gebied, die de fundamentele leerstellingen van de Z.D.A. kerk gevolgd hebben, door een persoonlijk onderzoek te maken van de HStaf boodschap, en nu insinueert deze ouderling, dat het “Staatsgesticht,” zulke mensen moet behuizen, en gaat verder door hen als “onstabiel,” en “aasgieren en buizerds,” en “huichelaars,” te verklaren, zijn haat kenbaar makend voor zijn eigen broeders en zusters, die durven voor zichzelf te denken. {1SC13:8.6}
Geen wonder dat Zr. White ons lang geleden verteld dat wij de geschiedenis van oud Israël herhalen en dat wij “veel erger dan hen,” hebben gedaan.” “Testimonies for the church.” Vol. 1, p. 129. {1SC13:8.7}
Sprekend over de “grote zonde,” van onze types, zegt de Geest der Profetie: “De grote zonde van de Joden was het negeren en verwerpen van gegeven gelegenheden. Als Jezus de toestand van Zijn belijdende volgers heden ten dage bekijkt, ziet hij gefundeerde ondankbaarheid, lege vormendienst, huichelachtige onoprechtheid, Farizeïsche trots en afvalligheid.” “Testimonies for the Church/Getuigenissen voor de Kerk Deel 5, p. 72. {1SC13:8.8}
Aangezien deze woorden van verwijt tegen de predikanten zijn, toont het duidelijk de ergste vorm van afvalligheid, die zal oprijzen binnen de kerk en dat niet te midden van de leken, maar door de leiding. {1SC13:8.9}
Dat wij als volk verder onze aanlegplaatsen kwijt zijn, wordt getoond door de volgende woorden: “Wij zijn afgedwaald van de oude landpalen.” Wederom: “De kerk heeft zich gekeerd van het volgen van Christus haar Leider, en is gestaag richting Egypte aan het terugkeren.” – “Testimonies for the Church; Vol 5. pp. 137, 217. {1SC13:9.1}
Het is erg genoeg om schuldig bevonden te worden aan achteruitgang en afvalligheid, maar hoeveel erger is het, wanneer de kerk in haar ‘trieste misleiding,’ zich keert tegen diegene die weigeren de zonden van het moderne Israël goed te keuren, en tracht hun de God gegeven vrijheid te ontkennen, geschonken door de vaderlijke grondleggers van onze gouvernement en aangehangen door de pioniers van deze “Grote Tweede Advent beweging.” {1SC13:9.2}
Is het niet de hoogste tijd om “luidkeels te roepen, en niet te sparen?” {1SC13:9.3}
Moge God ons helpen, die belijden een hervormingsboodschap tot Gods kerk te dragen, om altijd deze prachtige principes van godsdienstvrijheid in onze harten te houden, en niet de fouten van de Joden te herhalen, de Romeinen en van onze eigen broeders en zusters heden ten dage, en tonen door grondregel en voorbeeld, dat wij niet alleen de Gouden Regel onderwijzen, maar ook in praktijk brengen. {1SC13:9.4}
—————————
VRAGEN
Vraag: “Als de verzegelende boodschap van de 144.000 sinds 1929 wordt verkondigd, worden ze nu verzegeld of wordt dat werk later gedaan? Bovendien, als niemand het zegel kan ontvangen zolang hij nog aan het zondigen is, en als sommigen nu al verzegeld worden, zondigen zij dan niet meer?” {1SC13:9.5}
Antw.: Als de verzegeling niet nu gaande is, dan zou de verzegelende boodschap, die wij sinds 1929 dragen, geen tegenwoordige waarheid meer zijn dan de verkondiging van het oordeel van de doden zou zijn vanaf 1844, als de doden niet geoordeeld waren tijdens dezelfde tijdsperiode. Vandaar dat het vaststaat, dat de boodschap en de verzegeling hand in hand gaan evenals de naald en het garen samen reizen totdat de zoom is afgemaakt. {1SC13:9.6}
De Heer draagt de engel met de schrijversinktkoker op om te gaan en, “een merkteken te plaatsen op de voorhoofden van de mannen die zuchten en weeklagen voor al de gruwelen die gedaan worden in haar midden,”—in de kerk—zo dat wanneer de mannen met de slacht wapens beginnen te slachten, zij voorbij gaan aan diegene die het teken hebben. Om te zuchten en weeklagen over de gruwelen is een teken van hervorming, en aangezien hervorming, nooit plaats vind zonder een openbaring van enige nieuwe waarheid, is het duidelijk dat de boodschap gebracht moet worden onder een ieders aandacht, en als de individu niet hervormt, op het moment dat hij overtuigd is van de waarheid, zal hij het later ook niet doen. Vandaar dat als de verzegelende boodschap zijn weg baant door de kerk, zij die ontwaken en hervormen (zuchten) en trachten anderen te verlichten door het licht dat op hen schijnt (weeklagen), hij het zegel ontvangt. {1SC13:9.7}
Zegt de Heere: “Als ik tot de goddeloze zeg: O goddeloze, gij zult den dood sterven!, en gij spreekt niet om den goddeloze van zijn weg af te manen; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van u hand eisen.” {1SC13:9.8}
Vandaar dat als zo een persoon niet kan leven zonder nu te zondigen, zal hij dat later ook niet doen, en aangezien hij God niet kan misleiden, wordt hij zonder het zegel gelaten, hoewel hij de waarheid in de boodschap mag bevestigen. Een ware Christen, schept nooit op over het hebben verkregen van volmaaktheid, maar zal eerder met de profeet verkondigen: “Wee mij,” want ik verga! Dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden van een volks dat onrein van lippen is, want mijn ogen hebben den Koning, den Heere der heirscharen gezien. (Jes. 6:5) {1SC13:9.9}
Als er enige zonde gepleegd wordt door zo iemand, zal het geen bekende of moedwillige zonde zijn. “Wie dan weet goed te doen, en niet doet, dien is het zonde” (Jak. 4: 17) en niet voor de ander. Derhalve, hij die voor zichzelf gebruik maakt van iedere gelegenheid die hem toekomt, om de waarheid te kennen en ijverig alles doet wat hij weet, het wordt “hem tot gerechtigheid gerekend,” (Rom. 4:3)—levend zonder zonde. {1SC13:9.10}
Vraag: “Is het waar dat het zegel geplaatst wordt op de heiligen, terwijl het onderhouden van de Zondag en de aanbidding van het beeld van het beest aan ons wordt opgedrongen? {1SC13:9.11} ”
Antw.: “Ja, maar laat ons onthouden dat de verzegeling in twee delen is. Dat van de 144.000, de eerste vruchten en dat van de grote schare, de tweede vruchten. De 144.000 zijnde verzegeld voor de aanbidding van het beeld van het beest aan ons wordt opgedrongen, maakt dat het zegel van God op de tweede vruchten wordt geplaatst terwijl het onderhouden van de zondag en de aanbidding van het beeld van het beest wordt bekrachtigd. {1SC13:9.12}
Vraag: “Daar “Lessen uit het leven van Alledag/ Christ Object lessons, p. 122 zegt: “Wanneer de missie van het evangelie is voleindigd, zal het oordeel, het werk van scheiding tot stand brengen,” komt de scheiding niet na de afsluiting van de genadetijd, en als dat zo is, welk oordeel is het na de afsluiting van de genadetijd, .dat de scheiding zal doen? {1SC13:9.13}
Antw.: Daar er geen oordeel in gang zal zijn, tussen de afsluiting van de genadetijd en de tweede komst van Christus of de aanvang van de duizend jaren, volgt het dat zowel de voleinding van het evangelie en de voleinding van het oordeel evenals het werk van de scheiding, plaats vinden voor de afsluiting van de genadetijd, voor iedere persoon. Dienovereenkomstig, daar het evangelie aan iedere ziel wordt gepresenteerd, en op die bepalende tijd, wordt zijn persoonlijke genadetijd gesloten, zijn zaak wordt gevolgd door het oordeel van de levenden, hetgeen het werk van de scheiding doet. Het kan voorgesteld worden door een oogstmachine, die tegelijkertijd snijd en dorst, het kaf, onkruid en hooi van het graan scheidt. Laat de snijder het prediken van het evangelie voorstellen, en de dorser het werk van het oordeel. Aldus, hoewel de een aan de ander vooraf gaat, werken zij beiden hand in hand en wanneer de een is afgerond is de ander dat ook. Vandaar dat het wordt gezegd: “Wanneer de missie van het evangelie is voleindigd, zal het oordeel het werk van scheiding tot stand hebben gebracht.” Hoewel het ene werk het andere opvolgde, vonden zij in dezelfde tijdsperiode plaats. {1SC13:10.1}
Vraag: “Leg Matt. 24: 15,16 uit. ‘Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniel, den profeet, staande in de heilige plaats; (die het leest, die merke daarop). Dat alsdan, die in Judea zijn vlieden op de bergen.’ Verwijst dit Schriftgedeelte niet naar de verwoesting van het oude Jeruzalem in de Christelijke eeuw?” {1SC13:10.2}
Antw.: Om het betreffende Schriftgedeelte te verhelderen, is het noodzakelijk de verzen eraan voorafgaand en de verzen die volgen te bestuderen. Het wordt algemeen begrepen dat dit Schriftgedeelte een profetie was van de verwoesting van Jeruzalem in de Christelijke eeuw. Desalniettemin, zal een nauwkeurige studie van hetzelfde bewijzen dat in die tijd dit Schriftgedeelte slechts een gedeeltelijke vervulling heeft bereikt, net zoals Joel 2: 28-31 op de Pinksterdag dat deed. Zie Handelingen 2: 16-21. {1SC13:10.3}
Wij vragen de aandacht voor het feit dat Christus gevraagd was, uitleg te geven betreffende Zijn opmerking toen Hij zei: “Er zal niet een steen op den andere steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden,” (Matt. 24:2) toen zeiden zij: “Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn en welk zal het teken zijn van Uw komst en van de voleinding der wereld?” Toen toonde Jezus aan dat al deze gebeurtenissen, vooraf zullen gaan door bepaalde tekens en dat Zijn volgelingen, aldus de tijd zouden bemerken en aan de vernietiging ontkomen van elke betreffende gebeurtenis, in de span des tijds vanaf de verwoesting van Jeruzalem tot aan de tweede komst van Christus—het einde van de wereld. {1SC13:10.4}
In deze lange tijdsperiode waren er veel dingen die moesten uitkomen ter vervulling van profetie en de tekenen moesten Zijn volgelingen waarschuwen, maar de meest opmerkelijke gebeurtenissen, waren de verwoesting van Jeruzalem, de val van de Christelijke kerk onder heerschappij van de pausen, de grote verdrukking tijdens de 1260 jaren van pauselijke heerschappij, Zijn komst en het einde van de wereld. {1SC13:10.5}
Laat ons, ons nu concentreren en onverdeelde aandacht schenken aan de woorden van de Meester: “Want dan [wanneer de gruwel der verwoesting, waarvan Daniel de profeet gesproken heeft, komt, sta in de heilige plaats’ en wanneer ze ‘vlieden in de bergen’] zal de grote verdrukking zijn zoals niet is geweest van het begin van de wereld tot nu toe en ook niet zijn zal.” (Matt. 24:21) {1SC13:10.6}
Het zal opgemerkt worden, dat de “verdrukking,” die Christus noemt in dit Schriftgedeelte, over Zijn volgelingen zou komen en niet over de Joden, die Hem verwierpen, want Hij zegt: “En zo die dagen niet verkort werken, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zulle die dagen verkort worden.” Dat wil zeggen, als de “verdrukking,” waarvan hier gesproken was, de vernietiging van de Joden was, dan zouden de dagen van hun vernietiging en van de stad verkort worden, en sommige van de uitverkorenen van de goddeloze Joden binnen de stad, zouden ‘gered’ moeten zijn, hetgeen echter tegenstrijdig is aan de historische feiten, en aan de gedachten die de woorden van de Meester bevatten. Vandaar dat, aangezien de “verdrukking,” niet de verwoesting van de stad of de slachting van de Joden is, maar eerder de vervolging van de pausen tegen de heiligen in de 1260 jarige periode, en aangezien, de dagen van de vernietiging van de Joden, niet verkort waren, het vanzelfsprekend is dat Jezus rechtstreeks en op profetische wijze Zijn volgelingen vooraf aan het waarschuwen was, die zouden vallen onder de vervolging in die tijd dat de pausen de waarheid van God (Dan. 8:12) aan een kant zouden zetten, en in de plaats daarvan de gruwel zetten; dat is het heidens systeem van aanbidding in de “heilige plaats,”—de kerk. Voor verdere studie over dit onderwerp, zie: “De Herdersstaf,” Deel 2, pp. 126-147. {1SC13:10.7}
Vandaar dat Matt. 24:15 voornamelijk waardevolle instructies bevat voor de discipelen van de vroeg Christelijke kerk, maar het vind haar volmaakte vervulling met de totstandkoming van het pausdom. Bovendien als de Z.D.A. toegeeft, dat de “grote verdrukking,” de vervolging van de Christenen is in de dagen van de pausen, en dat de verkorting van de “dagen,” de beëindiging van het martelaarschap was voordat de periode van 1260 jaar eindigde in 1798, volgt het dat de “gruwel van verwoesting” niet volledig toegepast kan worden aan iets in de tijd dat Jeruzalem viel, want de taal van Jezus bewijst, dat de “gruwel der verwoesting,” de oorzaak was van de grote verdrukking, en niet van de vernietiging van Jeruzalem. Met andere woorden, als het vluchten naar de bergen het vluchten is uit Jeruzalem, en van haar verwoesting, dan zou de grote “verdrukking,” de slachting van de Joden moeten zijn; en de verkorting van de “dagen,” een snelle ontbinding van de stad, zodat de Christenen kort daarop konden terugkeren, en ieder Bijbelstudent weet dat dit niet het geval was. {1SC13:10.8}
Dientengevolge, is het Schriftgedeelte zo verwoord, om een waarschuwing te behelzen voor die discipelen die toen in Jeruzalem waren, hoewel de waarschuwing direct gemaakt is voor diegene die naar de bergen zouden vluchten van de heerschappij van de pausen. {1SC13:11.1}
Vraag: “Worden wij toegelaten in de Z.D.A. kerklidmaatschap, vanwege onze vorige doop door de Baptisten kerk, wij wensen te weten of het voor ons nodig is om herdoopt te worden.” {1SC13:11.2}
Antw.: De Heilige Geschriften onderwijzen een noodzaak voor slechts een doop. Efez. 4:5. Daar u de Baptisten kerk heeft verlaten en u verenigd heeft met de Z.D.A., om geen enkele andere reden dan te wandelen in een ‘helderder licht van het Woord, is er geen noodzaak voor herdoop. Om nu herdoopt te worden, zou u symbolisch belijden dat voorafgaand aan de tijd dat u zich met de Z.D.A. kerk had verenigd, u tegenovergesteld ging aan het licht dat u heeft gehad en nu terugkeert om erin te lopen. {1SC13:11.3}
Met andere woorden, stel dat u gedoopt was door een van de apostelen en ontvangen werd in hun gemeenschap en leefde tot aan de tegenwoordige tijd, dan zou u zich voegen aan iedere hervormingsbeweging, zoals die van tijd tot tijd opkwamen, als u in het licht van de Heer wandelde. Als u godsdienstige overtuigingen en het Woord van God, u aldus geleid zouden hebben, van de ene beweging naar de andere en als er dan niet van u geëist werd om iedere keer als u meer licht omarmde, herdoopt te worden, zou dat ook nu niet van u geëist worden. {1SC13:11.4}
———————–
BELANGRIJK
Wanneer u verhuist, stel ons en uw postkantoor alstublieft op de hoogte, van uw nieuw adres om extra verzendkosten, verlies van post, en vertraging van uw tijdschriften te voorkomen. {1SC13:11.5}
Allen die Deel 1 en 2 van de “Herdersstaf,” hebben ontvangen, vraag alstublieft stickers aan met het nieuwe adres om over het oude te plaatsen, om zo iedere mogelijke verwarring in de toekomst te voorkomen. {1SC13:11.6}
Adresseer alle nieuwe leden nu naar onze nieuwe locatie onder de hoede van de Universale Publishing Ass., Mt. Carmel Center, Waco Texas. {1SC13:11.7}
Denk aan onze verenigd gebed op Vrijdag avond (5. Uur ’s middags Pacific Standaard Tijd; 6 uur ’s middags Mountain Standaard Tijd; 7 uur ’s avonds Central Standaard Tijd; 8 uur ’s avonds Oostelijke Standaard Tijd) ten behoeven van onze broeders die in duisternis zijn met betrekking tot tegenwoordige waarheid. {1SC13:11.8}
Iedere Z.D.A. die de ‘Symbolische Code,’ regelmatig gratis, naar hem toegezonden, wenst te hebben, vul alstublieft het volgende formulier in.
______________________
________________________________ SCHEUR HIER AF_______________________________
{1SC13:11.9}
Plaats alstublieft, mijn naam op u regelmatige postlijst, voor uw maandelijks blad: ‘De Symbolische Code.’
Naam____________________________ Straat__________________________________________
Postbus nr.
Stad_________________________________________________Staat_______________________
{1SC13:11.10}
De Universele Uitgevers Associatie
Afdeling Symbolische Code
Mt. Carmel Center Waco Texas