fbpx

Deel 02 symbolische Code Nr. 02

Deel 2 De Symbolische Code Nr. 2

15 febr. 1936

Waco, Texas

De Symbolische Code Nieuws Artikel

In Het Belang Van de ZDA Gemeente

NIEUWS OP ZIJN TIJD

Daar wij weten dat al de vrienden in Tegenwoordige Waarheid, verlangend wachten om nieuws te ontvangen van Mt. Carmel, in elke uitgave van dit kleine blad, verzenden wij daarom het volgende: {2SC2: 1.1}

Vanaf wij hier afgelopen Mei aankwamen, daar dit stuk land verhuurd werd, hebben wij het meeste van onze tijd toegewijd aan ons bouwprogramma, en als resultaat zijn er nu vijf aanmerkelijke gebouwen op de plek. De laatste vijfde is gebouwd vanaf de laatste uitgave van de Code, en daar het naast het ontwikkelde gedeelte van het land staat, ongeveer een mijl van het “kamp,” zal het gebruikt worden in connectie met onze landbouwbedrijf. {2SC2: 1.2}

Daar wij de lente naderen, verwachten wij nu een weinig tijd te besteden aan het voorbereiden van het land en gewassen, zaaien of planten. Vandaar dat onze bouwprogramma, tot nog toe zal moeten vertragen. {2SC2: 1.3}

Het kantoorwerk, zal aangezien het gelijkmatig toeneemt, zal vanzelfsprekend ononderbroken door moeten gaan. {2SC2: 1.4}

Wij dankten de vrienden van Mt. Carmel, uit het diepste van ons hart, voor hun medewerking en trouw in alle delen van het werk van deze verzegelende boodschap, en aangezien het heel koud was de afgelopen tijd, hebben wij in het bijzonder de kledings- en bed artikelen gewaardeerd, die naar ons waren toegezonden. {2SC2: 1.5}

Wij zijn van goede moed, en woorden schieten tekort, waardoor wij onze dank aan Die Ene wensen uit te drukken, Die, “het bestuur in Zijn eigen handen neemt,” voor Zijn grote barmhartigheid, tedere zorg, en leidende hand; en wij zijn verheugd, dat onze voorhoofden de rots fase bereiken en als wij in de wedloop van onze hoge roeping van Jezus voortgaan, zullen wij spoedig in de diamant fase overgaan. (Ezech. 3:9). {2SC2: 1.6}

Erop vertrouwend dat door uw hartelijke medewerking, en volhardende trouw, wij het meest belangrijke werk van de Heer niet zullen vertragen, waarop het lot van. Zijn kerk afhangt, maar zonder oponthoud, deze heuvel voorbereiden als Zijn ‘verblijfplaats,” en als een toevlucht, voor Zijn behoeftige kinderen evenals het voorbereiden van een leger van werkers die voort zal gaan, “gekleed in wapenrusting van Christus’ gerechtigheid is…schoon als de blanke maan, stralend als de gloeiende zon, geducht als krijgsscharen, …om de wereld in te gaan, overwinnende om te overwinnen.” {2SC2: 1.7}

Dr. en Zr. Stokes, ook Zr. Mc.Call van Noord Carolina, hebben ons verrast, door onverwachts, heel vroeg op een heldere ochtend binnen te komen, en hoewel zij maar een paar uren konden blijven, hadden wij een heerlijke bezoek, terwijl wij enige belangrijke punten in verband met Tegenwoordige Waarheid bespraken. {2SC2: 1.8}

Wij zijn ook verheugd om hun te horen praten over het werk en het trouw staan op hun verantwoordelijke post van broeders en zusters in dat gedeelte van het veld. {2SC2: 1.9}

Zij spraken zich uit met blijdschap over de omtrek van Mt. Carmel en in het bijzonder, benadrukten zij het prachtig uitzicht, als zij westelijk vooruit keken naar Lake Waco. {2SC2: 1.10}

Hun dringende oproep naar Sacramento, nam hen ongeveer een uur voordat de bel van het avondeten galmde door de heuvels en valleien, onverzettelijk weg van “Mt. Carmel, waar waarheid kan binnenkomen, en daar zij niet langer konden blijven, veroorzaakte onze grote verrassing, dat wij het middag uur dat gauw zou naderen, over het hoofd zagen, en daarom spijt het ons dat wij te kort schoten te zeggen: “Heb ik nu genade gevonden in uw ogen, zo gaat toch niet van uw knecht voorbij. Dat toch een weinig waters gebracht worde en wast uw voeten en leunt onder deze boom, en ik zal een bete brood halen zodat gij uw hart versterke, daarna zult gij voortgaan, daarom omdat gij tot uw knecht gekomen zijt.” {2SC2: 1.11}

Wij geloven dat dit weer zal gebeuren en dat deze bezoekers die welkom zijn, of welke anderen dan ook, en dat zij in staat zullen zijn, om weer te stoppen, onderweg naar huis en onze oprechtheid tonen in deze teleurstelling. Desalniettemin, zijn wij niet vergeten hen uit te nodigen, met ons te zitten en een beetje geestelijke “boter en honing,” te nemen, en hoewel dit feesten op het Woord van God, slechts een paar minuten nam, zijn wij verzekerd, dat het meer bevredigend was dan wanneer wij hadden gezeten, aan het beste gerecht dat de chef van Mt. Carmel te offeren had, hoewel dit koken, ons bij ieder maaltijd in verzoeking brengt, bij het onderhouden van onze leerstelling over matigheid, en na het hebben van een oprecht gezamenlijk gebed, nadat wij hen Gods zegen hadden toegewenst, vertrokken zij. {2SC2: 2.1}

Moge de engel van de Heer over hen waken en hen behoeden van alle gevaren en schade waar mensen aan blootgesteld zijn op de moderne snelwegen van het reizen. {2SC2: 2.2}

GROETEN UIT HET OOSTEN

De verzegelende engel die uit het oosten komt, die de Hemelse legitimatiebewijzen, op de “dienstknechten van God,” zal plaatsen, doet langzaam, maar zeker zijn werk in dit gedeelte van het veld, en de gezegende Derde Engelen Boodschap, wordt hoger voor diegene opgeheven, die met een volledig hart in het “afsluitingswerk van de kerk,” willen ingaan; en het werk waarvan de dienstknecht van God ons verteld, dat het “krachtig wordt voortgezet, door de illustratie van de profeet, van het laatste werk onder de voorstelling van de vijf mannen met slachtwapens in hun handen.”—“Testimonies for the Church.” Vol. 3, p. 266. {2SC2: 2.3}

Daar onze geliefde mensen de waarheid van het onderwerp voor de eerste keer in hun leven leren en werkelijk zien dat Ezechiël in profetie getoond was en dat Johannes zijn visioen van dezelfde gebeurtenis, de openbaring ervan is, smelten hun harten van vreugde en Goddelijke vrees; en de unanieme getuigenis is dat zij geen miljoenen dollars zouden nemen voor deze gezegende “tegenwoordige waarheid,” over de Derde Engelen Boodschap, en in vele gevallen wordt, voor de eerste keer ware bekereng in de waarheid, ervaren, en zowel oud en jong verheugen zich tezamen in deze “gezegende hoop.” {2SC2: 2.4}

Wij hebben alles om ons aan te moedigen in dit nobele werk ten behoeve van onze eigen geliefde broeders en zusters in de kerk, want niet een die de verzegelende boodschap en de oproep tot hervorming heeft geaccepteerd, zoals voortgezet in de delen van de “Herdersstaf,” heeft opgegeven; dat wil zeggen zij die de delen van de “Getuigenissen,” hebben en die “De Herdersstaf,” voor zichzelf bestudeerd hebben. {2SC2: 2.5}

De Heer is zeker Zijn volk aan het voorbereiden voor de “Luide Roep,” die gegeven zal worden zo spoedig als de 144.000 – “de eerste vruchten,”—verzegeld zijn en welke waarheid ook onder onze aandacht wordt gebracht in “The Signs of the Times,” van Mei 1927, en in het kleine boekje getiteld: “Forty Years in de Wilderness in Type and Antitype,” door ouderling Taylor G. Bunch. {2SC2: 2.6}

Het is echt een plezier, om in dit gedeelte van het veld al diegene te vinden, die “in het licht staan,” trouw aan de boodschap en getrouw op hun post, arbeidend en biddend voor hun geliefde broeders en zusters in de kerk, welke “het enige doel op aarde,” van de Heer is, waar Christus overvloedig Zijn “allerhoogste goedkeuring,” aan geeft. {2SC2: 2.7}

Broeder Buckheister in Charleston, en Dokter Young in Columbia, en Dokter Stokes in Brevard, zijn allemaal trouw in het leiding geven aan het werk. Toen wij in Georgia aankwamen vonden wij de broeders Boynton, Kurtz en Woods samen met de andere broeders en zusters trouw in het pleiten met Gods belijdende volk, om Zijn genadige oproep voor hervorming te aanvaarden, en ik ben blij dat hun pogingen niet tevergeefs zijn geweest en dat diegene die de leiding hadden, in het werk, in dit gedeelte van het veld, niet de enige zijn die bezig zijn, want velen die “zich houden aan de stof,” doen ook hun deel. {2SC2: 2.8}

Het plechtige werk dat aan ons is toevertrouwd, dwingt ons om ernstig te pleiten met allen die deze waardevolle “tegenwoordige waarheid,” hebben geaccepteerd, dat zij trouw zijn, want slechts het aanvaarden van de theorie van de boodschap, zal geen van ons redden. Wij zijn inderdaad nu in de “elfde uur,” oproep, en precies zoals de Heer aan de joden van ouds demonstreerde hoe “Rechtvaardigheid en Genade, elkaar ontmoeten en Gerechtigheid en Vrede elkaar kusten,” zo zullen wij gauw zien, hoe God de vraag die gesteld worde zal beantwoorden, door de oude evangelie profeet toen hij vroeg: {2SC2: 2.9}

“Wie is deze, die van Edom komt met besprenkelde klederen, van Bozra?…Waarom zijt gij rood aan uw gewaad? En uw klederen als van eenen die in de wijnpers treedt? ? Het antwoord klinkt terug: Ik heb de pers alleen getreden, en er was niemand van de volken met Mij; en ik heb hen vertrapt in mijn grimmigheid en hun bloed is gesprengd op Mijn klederen en al Mijn gewaad heb ik bezoedeld. Want de dag der wraak was in mijn hart en het jaar mijn verlosten was gekomen.” (Jes. 63:1-4)

Inderdaad, hoe plechtig zijn deze woorden, en het feit dat het “afsluitingswerk voor de kerk,” spoedig voorbij zal zijn, zullen wij die deze “verrassende aanklacht,” kennen, die God in Zijn genade stuurt aan de “engel van de kerk van de Laodicensen,” (3 T. 253) maar ook iets toestaan om ons van het werk van het waarschuwen van de engel en van de kerk van de storm die de “ toevlucht der leugen zal wegvagen” (Jes. 28: 17), en geteld worden met de dwalende broeders en zusters, die weggenomen zullen worden door de slachtwapens van Ezechiel Negen? (5 T 211) of zullen wij getrouw ons deel doen zodat de Heer de Z.D.A’s als “lichtdragers,” mag stellen in de gehele wereld? (P.K. 725) {2SC2: 3.1}

Moge God ons helpen om nog meer getrouw te zijn aan onze heilige plicht in de toekomst, dan dat wij in het verleden zijn geweest. Gedenk deze schrijver, wanneer u tot uw hemelse Vader praat over Zijn kinderen. {2SC2: 3.2}

De uwe voor hemelse wijsheid en geloof dat niet zal verminderen. {2SC2: 3.3}

(Getekend) E. T. Wilson.

VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vr.: “Legt u alstublieft Matt.24: 21 en Dan. 12.1 uit; bijv. als de verdrukking van Mattheus plaats vond in de periode van de 1260 jaren van pauselijke overheersing, een gebeurtenis die in het verleden ligt, en de tijd der benauwdheid, voorzegt door Daniel, in de toekomst, hoe kan ik Mattheus zijn verslag met dat van Daniel in overeenstemming brengen, want Mattheus schrijft dat er geen grotere beproeving zal zijn dan de ene van 538 tot 1798, terwijl Daniel beweerd dat de tijd der benauwdheid groter zal zijn dan welke dan ooit, “sinds er een volk was.” {2SC2: 3.4}

Antw.: Het is waar dat in de ogen van de oppervlakkige lezer, Mattheus, Daniel tegenspreekt en Daniel, Mattheus tegenspreekt, maar wanneer de student van profetie gelijk wordt door de Geest van God, Die de Geschriften gedicteerd heeft, zinkt hij dieper in de mijn van waarheid, want hij weet dat de Geschriften op zichzelf in volmaakte harmonie met elkaar zijn. {2SC2: 3.5}

Sprekend over de verdrukking, zegt de Schrift: “Tenzij de dagen verkort zouden worden, zou er geen vlees behouden worden,” bijv. Gods volk zou volledig weggevaagd zijn van het aangezicht der aarde, als het niet was vanwege de nooit falende belofte: “Maar omwille van de uitverkorenen, zullen de dagen verkort worden,” (Matt. 24:22) terwijl in de tijd der benauwdheid Michael zal opstaan om iedereen die “gevonden wordt geschreven in het boek,” te verlossen. Met andere woorden, tijdens de tijd der verdrukking, werden de rechtvaardigen gedood en de goddelozen verlost, terwijl in de tijd der benauwdheid, de rechtvaardigen verlost zullen worden en de goddelozen gedood. Vandaar dat de tijd der verdrukking en de tijd der benauwdheid twee opmerkelijke gebeurtenissen zijn, elkeen is de grootste in haar tijd in de analen van de profetische geschiedenis—een het grootst tegen de rechtvaardigen en de ander het grootst tegen de goddelozen. Aldus zien wij dat zowel Mattheus en Daniel correct zijn—aantonend dat iedere gebeurtenis groots is in haar soort. {2SC2: 3.6}

Daar de verdrukking de grootste is, “vanaf het begin van de wereld,” toont het aan dat er nooit zo een grote verdrukking is geweest tegen Gods volk als het was tijdens de bovenvermelde periode; en daar Jezus zegt dat er nooit zo een als deze zal zijn, verzekert Hij ons dat God niet zal toestaan dat de goddelozen na 1798 na Christus, “de heiligen, weer uitroeien,” terwijl de tijd der benauwdheid, zegt Daniel, de grootste is, “vanaf er een natie was,” aantonend dat de zondvloed, of groter of gelijk eraan was, ook, dat de tijd der benauwdheid gevolgd kon worden door een grotere, want Hij zegt: “als er niet geweest is,” in plaats van “nog ooit zal zijn. {2SC2: 3.7}

Aldus zien wij dat wanneer wij betekenis van ieder woord in beschouwing nemen, in plaat van onbedachtzame en haastige conclusies te trekken, bewijzen de Geschriften, niet alleen het meest volmaakt, en wonderbaarlijk, en toch eenvoudig te zijn, maar ook inspirerend, de wijze nederig makend—en het pad verlichtend, van hem die zoals Christus deed, zich verheugd in het doen van de wil van God. {2SC2: 3.8}

David zegt door persoonlijke ervaringen: “Hoe lief heb ik uwe wet! Zij is mijn overdenking de ganse dag. Zij maakt mij door uw geboden wijzer, dan mijn vijanden zijn, want zij is in eeuwigheid bij mij. Ik ben verstandiger dan al mijn leraren, omdat uw getuigenissen mijn overdenking zijn. Ik ben voorzichtiger dan de ouden, omdat ik uw bevelen bewaard heb.” (Ps. 119:97-100) {2SC2: 4.1}

Vr.: “Legt u alstublieft het volgende citaat van “Early Writings,”p. 36 uit: “Ik zag dat de wraak van de volkeren, de toorn van God en de tijd om de doden te oordelen, gescheiden en verschillend waren, de een de andere opvolgend, ook dat Michael nog niet was opgestaan, en dat de tijd der benauwdheid zoal er nooit geweest was, nog niet was aangevangen. {2SC2: 4.2}

Antw.: In het bovenvermelde citaat, zijn er vier onderwerpen onder de aandacht gebracht, namelijk: “Het oordeel der doden”; “de wraak van de volkeren” ; “de toorn van God” ; en dat de “tijd der benauwdheid zoals er nooit geweest was, nog niet aangevangen was.” {2SC2: 4.3}

De eerste drie gebeurtenissen, beslaan volgens het visioen, drie gescheiden en verschillende tijdsperioden—de een de ander opvolgend; de tijd der benauwdheid echter, kan in overeenstemming met het visioen, gedurende elk van deze drie hierboven vermeldde tijdsperioden plaatsvinden. {2SC2: 4.4}

“De toorn van God,” is in de zeven laatste plagen (Openb. 15:1) die, zoals begrepen de periode tussen de afsluiting van de genade tijd en de tweede komst van Christus beslaat. Daar het oordeel der doden, de periode vanaf 1844 tot aan de aanvang van het oordeel der levenden inneemt, en daar de toorn van God valt in de periode vanaf de afsluiting van de genadetijd tot aan de tweede komst van Christus, is het duidelijk dat de wraak van de volkeren de tijd van het oordeel der levenden moet innemen – tijdens de Luide Roep van de Drie Engelen Boodschap. {2SC2: 4.5}

Daar het oordeel der doden en de zeven laatste plagen, redelijk begrepen wordt door bijna alle Z.D.A. ’s , zullen wij daar niet meer over zeggen, maar zullen onze studie beperken tot de tijd van “de wraak der volkeren.” {2SC2: 4.6}

De Armageddon kan niet de wraak van de volkeren die hierboven vermeld is zijn, want het wordt gevochten in de tijd van de zesde plaag. (Openb. 16: 12-16); dat wil zeggen in de periode van de toorn van God, tijdens welke, volgens het visioen boven vermeld, “de wraak van de volkeren,” niet kan plaats vinden, want hun “wraak,” en de “toorn van God,” zijn twee gescheiden en verschillende gebeurtenissen, de een de ander opvolgend.” Dientengevolge is de Armageddon een ding en de wraak van de volken een ander. {2SC2: 4.6}

Daar de 144.000 door de tijd van de wraak van de volkeren moeten gaan—de tijd der benauwdheid zoals er nooit een geweest was—evenals door de tijd van de toorn van God en toch bewaard voor opneming, en daar de wraak van de volkeren, plaat moet vinden in de tijd van het oordeel der levenden, zoals getoond in de voorgaande hoofdstukken, volgt het dat Michael zal opstaan in de tijd van het oordeel der levenden en Zijn volk zal bevrijden van de wraak van de volkeren—de tijd der benauwdheid,– want anders zou het onmogelijk zijn om de levens van de 144.000 te bewaren, het feit aantonend, dat er een verandering moet plaats vinden bij de aanvang van het oordeel der levenden—Michael moet opstaan voor Zijn volk, de “leiding,” in Zijn eigen handen nemen,”(Testimonies to Ministers,” p. 300) en iedereen verlossen die geschreven staat in het boek.” Moge Gods volk nu opgewekt worden door de stem van de Goede Herder, en hun namen plaatsen in het “boek,” door te zuchten en te weeklagen, “voor al de gruwelen die in haar midden gedaan worden,” zodat wanneer de benauwdheid uitbarst,– “wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal,”—zij beschutting zullen vinden. {2SC2: 4.7}

De wraak van de volkeren, die in de tijd van het oordeel van de levenden is—in de Luide Roep van de Drie Engelen Boodschap—hun wraak is tegen Gods volk, niet tegen elk ander volk, anders zou de bewering in “Early Writings,” p. 36 niet juist zijn, want de volkeren zijn wraakzuchtig geweest en zijn nog steeds boos, een voorbeeld daarvan is: de wereldoorlog vond plaats in “de tijd van het oordeel der doden.” {2SC2: 4.8}

“De wraak van de volkeren,” zal ontwikkelt worden, door het decreet dat het twee hoornig beest zal uitvoeren, “en zal maken dat allen die het beeld van het beest niet zullen aanbidden, gedood zullen worden,” (Openb. 13:15), vanwege het feit dat al de volkeren in de voetsporen van het twee hoornig beest zullen volgen, en “dezelfde noodtoestand over ons volk zal komen in alle delen van de wereld” (6 T 395) aantonend de “wraak van de volkeren,” een wereldwijde confederatie is tegen Gods volk zoals voorzegt door de profeet Zacharia: “En het zal te dien dage geschiedden, dat ik Jeruzalem stellen zal tot een lastigen steen, voor alle volkeren, allen die zich daarmee beladen zullen gewisselijk doorsneden worden, en al de volkeren der aarde zullen zich tegen haar verzamelen.” (Zach. 12:3){2SC2: 4.9}

Vers 8 bewijst dat tegen de tijd van de wraak der volkeren,”: Gekleed in de wapenrusting van Christus gerechtigheid, is de gemeente gereed voor haar laatste strijd, Schoon als de blanke maan, stralend als de gloeiende zon, geducht als krijgsscharen, is zij gereed om de wereld in te gaan, overwinnende om te overwinnen,” want,” te dien dage zal de Heere de inwoners van Jeruzalem beschutten, en die onder hen struikelen zou, zal te dien dage zijn als David; en het hus Davids zal zijn als goden, als de Engel des Heeren voor hun aangezicht.” {2SC2: 5.1}

“Zij die bescheiden zijn geweest en niet op zichzelf vertrouwd hebben, zullen zich openlijk voor Christus en Zijn waarheid uitspreken. De meest zwakken en twijfelende in de kerk, zal zijn als David gewillig om te doen en te durven.”—“Testimonies for the Church,” Vol. 5, p. 81. {2SC2: 5.2}

Vr.: “Ik heb de tempel typen nauwkeurig bestudeerd, zoals gevonden in Dl. 2 van ‘De Herdersstaf,’ en ook de Maart uitgave van de Symbolische Code, p. , maar ik kan niet zien dat het enig licht brengt op p. 278 van ‘de Herdersstaf,’ Dl. 2 want het maakt Darius de schrijver van het derde decreet. {2SC2: 5.3}

“Ik heb alles gelezen en herlezen, wat ik kan vinden in de Bijbel en in Prophets and Kings,” over deze decreten en ik kan niet zien, hoe Darius tot de schrijver gemaakt kan worden van het derde decreet tenzij u het standpunt inneemt, dat hij twee decreten gemaakt heeft.” {2SC2: 5.4}

Antw.: De decreten die gemaakt zijn door de Medo-Perzische koningen tot de herbouw van de tempel en de stad—Jeruzalem – die de Bijbel uitlegt zijn als volgt.: {2SC2: 5.5}

De tempel “was afgerond.”… in het zesde jaar van het bestuur van Darius, de koning” (Ezra 6:15) en het decreet van Cyrus werd door hem vernieuwd, zeggende: “Ik Darius heb een decreet gemaakt; laat het met spoed uitgevoerd worden”(vers 12) en het wordt getoond in vers 15, dat dit decreet uiteindelijk erin slaagde het “huis van God,” af te ronden. Dientengevolge, moet de Artexerxes van hoofdstuk zeven, na het bestuur van Darius op de troon gekomen zijn, en nadat het huis was gebouwd. Vandaar dat, als de Artexerxes van het zevende hoofdstuk enig decreet maakte voordat de tempel gebouwd was, hij het gemaakt moet hebben voor zijn kroning, en voordat hij het decreet gemaakt had “om het huis van de Heer” te verfraaien, want anders zou zijn decreet gebonden in Ezra 7: 13-26, een belangrijke rol hebben gespeeld in het bestuur van Darius, en als dit zo was, dan moet de Artexerxes van hoofdstuk zes, vers 14, dezelfde zijn als die van hoofdstuk zeven, vers 1. Anders moet de Artexerxes van 6: 14 een andere persoon zijn met dezelfde naam. Vandaar dat de moeilijkheid ontstaat door het feit dat de Bijbel stil blijft op dit punt. Als gevolg daarvan hebben wij geen notie met betrekking tot wie de Artexerxes van 6:15 is. {2SC2: 5.6}

Zr. White is juist dat het decreet van Artexerxes, van Ezra zeven de derde vastgelegde is, maar het is niet het decreet, dat het huis van God afrondde, maar eerder de ene die het verfraaide (Ezra 7:27), en het bekleedde met de middelen voor de offeranden en andere benodigdheden voor haar dienst (Ezra 7:17). Verder werd het decreet van Ezra zeven gemaakt, “in het zevende jaar van Artexerxes, de koning” (vers 7), terwijl de tempel afgerond was, “in het zesde jaar van het bestuur van Darius de koning.” (Ezra 6:15) {2SC2: 5.7}

Vandaar dat het niet onze fout door tekort aan informatie is over dit onderwerp, noch minder als het is dat de juiste verjaardag van Christus niet bekend is; noch zal een volmaakte kennis van ieder detail boven dat wat Inspiratie geeft over deze dingen ons betere Christenen maken, maar zal gehoorzaamheid aan het licht dat wij reeds hebben, en daar “de Herder’s Staf” ons geleid heeft naar een grotere kennis in vele Bijbel onderwerpen van Zijn mysteries, zouden wij gewillig moeten zijn om te wandelen, in het licht dat wij nu hebben, totdat het ons van aangezicht tot aangezicht brengt met deze gewenste informatie en tot een volmaakte kennis van alle dingen, in plaats van af te stappen van het pad des lichts en in duisternis, alleen omdat Hij ons niet alles tegelijk toont, of omdat wij het allemaal in een ogenblik kunnen bevatten. {2SC2: 5.8}

De verzen 8 en 11 van hoofdstuk zes, zijn in werkelijkheid, noch Darius’ noch Artexerxes’ hun decreet, maar eerder van Cyrus en vernieuwd door Darius als iedereen kan zien, door het hele hoofdstuk te lezen. {2SC2: 6.1}

Zr. White heeft een verwijzing naar de decreten vastgelegd: het decreet van Cyrus, dat de eerste was, (Ezra 1: 1-4); de tweede van Darius (Ezra 6:1-12); en dat van Artexerxes, de derde (Ezra 7: 21-26). De laatste is de ene die het verfraaiende vleugje aan het tempelgebouw plaatste, en in de middelen voorzag voor het offersysteem. {2SC2: 6.2}.

DE “MOSTERD PLANT” OVERSCHADUWT INDIA

Het is niet lang geleden, dat vanaf ik een hevig verlangen koester, voor een reformatie voor de meeste Z.D.A ’s, met inbegrip van diegene die aan het hoofd staan in rank en gelid, zij mij aan begonnen te kijken met lange gezichten, hoewel daarvoor zij heel goed voor mij waren. Het was in deze crisis, dat ik uw traktaat nr. 4: “Het laatste nieuws voor Moeder,” ontving, en het hielp mij meer de onontkoombare naderende noodzakelijkheid zien voor een reformatie onder ons als volk, en nu hebben zij mij de wacht aangezegd. {2SC2:6.3}

Om de zaken te verergeren, is er pas een nieuwe zendeling met zijn familie uit Zuid Texas aangekomen, die hier toezicht moet houden op de missie. De vader van zijn echtgenote heeft “De Herder’s Staf,” boodschap omarmt. De toezichthouder heeft de overheden hier de opdracht gegeven, om ons weg te houden van de school, hoewel de directeur van de school tot deze tijd niets afwist van “De Herder’s Staf,” meer de toezichthouder van de zending, heeft zeer strikte maatregelen genomen, om de studenten weg van ons te houden, en de echtgenote van de directeur, een Amerikaanse dame, heeft instructies gegeven aan de staf, dat de studenten bijeen geroepen moeten worden, voor een bijeenkomst van een nieuw spel, zodra wij het terrein van de school betreden. Op deze wijze slagen zij erin hen van ons af te houden. {2 SC2:6.4}

Zo bewijzen de handelingen van de faculteit, aan ons dat de Z.D.A.’s heel erg doodsbang zijn vanwege “De Herder’s Staf” boodschap, en onze harten zijn bewogen door liefde om hen te helpen, want wij gevoelen, dat wij niet in staat zijn het gewicht van bezorgdheid te dragen, om hen verloren te zien gaan nadat zij zovele lange jaren in het werk waren. Ik zal “De Herder’s Staf,” boodschap heel nauwkeurig bestuderen, en moge God de weg openen, dat ik in staat zal zijn iets voor hen te doen. Ik zal niemand toestaan om mij door God gegeven vrijheid van mij af te nemen. Ik zal voor mijzelf studeren, wat er ook gebeurd. Bidt voor mij. {2 SC2:6.5}

Wilt u alstublieft, door gaan met het sturen van de “Symbolische Code,” en andere literatuur en ons helpen, met de schatten van de hemel, zodat wij vele zielen mogen ontwaken van hun “Laodiceaanse,” “lauwe” toestand, voordat zij worden uitgespuugd. {2 SC2:6.6}

(Getekend) C.H.V. Travencore

  1. India

Geliefde Broeders en Zusters:
Bij afwezigheid van onze reguliere leider, werd in de bidstond, een leek opgeroepen, om de dienst te doen. Hij sprak over valse kerken en toen over de ware kerk en zei: ‘De ware kerk is die ene die de geboden van God bewaart, en het geloof van Jezus heeft.” Hoewel niet luidop, zeiden wij in onze harten: amen. De aandacht werd geroepen tot “De Herder’s Staf,” en na hem vragen gesteld te hebben, veronderstelde hij, dat wij (zes van ons) tegen de leerstellingen van de Roede waren, maar toen hij er achter kwam dat wij aanhangers ervan waren, sloot hij meteen de bijeenkomst af, en sprak niet meer erover. {2 SC2:6.7}

Voordat wij de boodschap van de Roede aanvaarden, waren wij geïnstrueerd door het bestuur van de kerk om “De Herder’s Staf,” niet te bestuderen, niet erover te discussiëren, geen vrienden te worden met diegene die erin geloofden, en hen niet toe te staan in onze huizen, maar wij hebben gebeden, en toen wij de Heer gevraagd hadden ons op de juiste wijze te leiden, wanneer wij de volgende instructies van de pen van Zr. White zouden toepassen: {2 SC2:6.8}

“Kostbaar licht zal voort schijnen, vanuit het Woord van God, en laat niemand menen te dicteren, wat wel en wat niet voor het volk gebracht zal worden in de boodschappen van verlichting, die Hij zal zenden, en zo de Geest van God het stilzwijgen op te leggen. Wat dan ook de positie of autoriteit mag zijn, niemand heeft het recht, het licht van het volk af te sluiten. Wanneer een boodschap in de naam van de Heer tot Zijn volk komt, mag niemand zichzelf verontschuldigen van een onderzoek naar haar eisen. Niemand kan het zich veroorloven om in een onverschillige houding en zelfvertrouwen zich af te wenden, en zeggen ‘Ik weet wat waarheid is.’ Ik ben tevreden met mijn positie. Ik heb mijn standpunt ingenomen, en ik zal niet daarvan afstappen, wat er ook komen mag. Ik zal niet luisteren naar de boodschap van de boodschapper, want ik weet dat het niet waar kan zijn.’ Het was door het inslaan van precies deze koers, dat de populaire kerken in gedeeltelijke duisternis waren gelaten, en dat is waarom de boodschappen van de hemel, hen niet bereikt hebben. .. Als een boodschap komt die u niet begrijpt, doe uw uiterste best, dat u de redenen die de boodschapper geeft, mag horen.” – “Testimonies on Sabbath School Work,” p. 65. {2 SC2:6.9}

Ons werd verteld, dat “De Herder’s Staf,” door een andere denominatie , nieuw licht, een vals leerstelling, het werk van de duivel is. Echter, na het nauwkeurig voor onszelf onderzocht te hebben, vonden wij, dat “De Herder’s Staf” boodschap geen gescheiden denominatie was, en dat precies zoals voorspelt in “Early Writings,” p. 277, haar leestellingen kracht en sterkte toevoegen aan al de hoofdleerstellingen van de Z.D.A. {2 SC2:7.1}

Wij hebben geen nieuw licht ontvangen, maar meer licht en de Drie Engelen Boodschap, is voor ons nu zo wonderbaarlijk geworden, dat wij geen woorden kunnen vinden waarmee wij onze waardering ervoor kunnen uitdrukken. {2 SC2:7.2}

Mijn ervaring heeft mij geleerd dat niemand onder geen enkele omstandigheid zijn arm tot vlees moet stellen, of het nou Noah’s arm, Jobs, of Daniels mocht zijn—wij moeten nu doen wat wij deden toen wij de Z.D.A. boodschap omarmden, dat is: geen advies van de predikant nemen, maar met een open instelling, vrij van vooroordeel luisteren, zelf naar de boodschapper luisteren, vertrouwend op de Heer om ons in al de waarheid te leiden, en wanneer wij de waarheid zien, het vol vreugde aan te nemen. {2 SC2:7.3}

Mijn hart is nu vervult met vreugde voor de hoop die in mij is, en voor de liefde van Gods kerk en Zijn volk, zal ik alles doen wat ik kan, om deze meest kostbare boodschap te brengen aan zo velen als God toestaat. Bidt voor ons. {2 SC2:7.4}

(Getekend) Mw. LL.

Housten, Texas

Geliefde Broeders en Zusters:

Wij bevinden onszelf in onenigheid en moeilijkheden, voor het geloven van wat wij denken dat het Gods oproep is tot ons, en voor zoals nooit tevoren, het hervormen van onze levens, en daarom vragen wij jullie om voor ons te bidden, dat ons geloof in de Heer zodanig mag zijn, dat deze bergen van moeilijkheden verwijdert worden, of ons het kruis te helpen dragen, zodat wij Zijn naam waardig mogen zijn, en geschikt voor Zijn koninkrijk. Hiernavolgend, zijn enkele van de beproevingen die wij tegemoet treden: {2 SC2:7.5}

De jeugd die de boodschap heeft omarmt, die de delen van “De Herder’s Staf,” bevatten, zijn nadat ze geweigerd zijn tot het toelatingsexamen bij onze kerkgenootschapsscholen in Los Angeles, en eerst allemaal welkom waren (zowel oud en jong), in de kerk, maar spoedig na Br. Bingham en Zr. Serns de toegang geweigerd. Tot deze tijd, was er slechts een stuk literatuur verspreid op het kerkterrein door onze groep. Het was een traktaat geschreven door A.M. Dart en uitgegeven door het kerkgenootschap. Hiervoor werden wij beschuldigd van het verspreiden van ‘Herder’s Staf literatuur, en binnen de volgende twee weken, werden wij door het bestuur geïnformeerd, dat zelf wij als studenten niet meer welkom waren, en niet toegestaan zouden worden, om het kerkgebouw binnen te gaan. Omdat wij echter voelen dat wij nu betere Z.D.A ’s zijn dan voorheen, en omdat het eigendom van de kerk net zo ons eigendom is als dat van hun, en omwille van hun zielen, zijn wij teruggegaan, maar toen wij de stoep van de kerk naderden voor de bijeenkomst van de jongeren, stapten drie zwaargewichten af en kwamen voor ons staan en blokkeerden onze toegang. Toen zijn wij stilzwijgend aan beide kanten van de kerkstoep in een rij gaan staan—vijftien jonge mensen van de leeftijd van acht tot vierentwintig jaar. {2 SC2:7.6}

Wij vroegen hen om een reden dat hun zou rechtvaardigen om ons buiten te sluiten, maar alles werd stilgelegd, en toen zij zagen, dat wij vastbesloten waren God te gehoorzamen in plaats van mensen, deden zij het licht van de veranda uit, en terwijl twee van de mannen weggingen, kwamen ze spoedig terug met een agent uit de stad. {2 SC2:7.7}

De beschermers van de wet gaven toe dat er geen grondige reden aan hen gegeven was door de mannen van de kerk, om ons mee te nemen, en daarom kon hij ons niet zeggen wat te doen, maar hij zou ons graag weer tot een overeenstemming zien komen, en ging verder met zijn zaken. {2 SC2:7.8}

Sabbat morgen, stonden zij ons niet toe om op het eigendom te staan, maar toen wij de volgende vrijdag avond terug keerden, om met Israël te pleiten en te aanbidden in het huis van God, werden wij weer de weg versperd en Br. Lipsey, die een beetje te dichtbij het kerkbezit werd gevonden, ontving een goede duw en een vuistslag op zijn kaak. Diegene die ons zo mishandelde, werd de volgende morgen ingewijd als hun plaatselijke ouderling. {2 SC2:7.9}

De volgende vrijdagavond, hebben wij ernstig gebeden voor de hulp van de Heer en omdat Hij de weg opende, gingen wij allemaal de kerk binnen, maar de volgende morgen, werden wij wederom de toegang geweigerd en wij voelden ons angstig voor de gevolgen van de man die een slok water weigerde aan een klein achtjarig meisje, terwijl wij gedwongen werden op het trottoir te staan. {2 SC2:8.1}

Op 1 jan stortte de regen neer en daarnaast werd broeder Bingham twee keer neergeslagen, meegesleurd en geslagen, door de wachter bij de deur, omdat hij niet naar huis ging. {2 SC2:8.2}

De volgende Sabbat informeerde een goed geklede man van middelbare leeftijd, voordat hij de kerk binnen ging of de dienst van elf uur al begonnen was en toen hij ontdekte dat wij niet toegestaan waren naar binnen te gaan, was hij verbijsterd, en nadat hij de verdediging van beide kanten gehoord had—van de kerk en van ons—zei hij: “Spoedig zal er ‘Ichabod,’ geschreven zien staan bij de ingang van deze kerk. Ik ben geen profeet” zei hij, meer ik hoef niet een te zijn, om te zien dat er spoedig iets drastisch zal plaats vinden, om deze toestand tegen te gaan.” Beschaamd vanwege de handelingen tegen ons gepleegd en een beetje ontdaan, ging hij naar binnen. {2 SC2:8.3}

Er zijn een aantal van de broeders en zusters, die geen voorstaander zijn van de uitdrukkelijke manier die zij tegen ons hebben ingenomen, maar zoals gewoonlijk, heerst de meerderheid. {2 SC2:8.4}

Wij houden van deze broeders en zusters hoewel zij zo verbitterd tegen ons zijn, en wil u daarom alstublieft bidden, voor ons dat wij niets doen, wat zou veroorzaken, dat zij voor altijd in hun “Laodiceaanse,” “droevige” toestand blijven, maar dat wij gewillig mogen zijn om alles voor hen te doen, zodat zij gered mogen worden. Moge ons gedrag en vastbeslotenheid om te blijven met het kerkgenootschap en in de kerk, een getuigenis zijn dat wij niet afvallig zijn geweest, zoals zij denken, maar dat wij trachten onze levens te hervormen en onszelf voor te bereiden om de Heer in vrede te ontmoeten, en zodoende hen overtuigen om ons geloof voor zichzelf te onderzoeken. {2 SC2:8.5}

(Getekend) De Jeugd van La Crescents, Calif.

Via Mrs. M.J. Bingham

AAN WELKE KANT WIL U STAAN?

Wij zijn inderdaad verontrust, wanneer wij denken aan de uiteindelijke uitkomst van de handelingen van onze broeders en zusters, en onze enige hoop is dat zij niet zo ver gaan in hun Farizeïsche goddeloosheid, dat hen zal veroorzaken te lang in de duisternis te blijven, en ten slotte zichzelf te bevinden bij de “gesloten deur,” smekend: Here Here, doe open voor ons, om slechts de woorden te horen: “Voorwaar, Voorwaar, ik zeg u, Ik ken u niet.” (Math. 25: 11,12) {2 SC2:8.6}

Jij die van de “drievoudige,” boodschap houdt, de kerk van God en de broeders die de leiding hebben, geef niet toe aan hun dwaze en satanische handelingen, want of wij nou juist of fout zijn, het is zeker, dat hun pauselijke dienst niet door Christus geaccepteerd zal worden. {2 SC2:8.7}

Lees nauwkeurig de volgende aanhalingen en gehoorzaam meteen aan de Heer Zijn instructies, zodat jij niet of door daden of door toe te geven, uiteindelijk jezelf ook aan Zijn linkerzijde bevind. {2 SC2:8.8}

“Ondanks de waarschuwing van Christus hebben de mensen gepoogd het onkruid uit te trekken. De kerk heeft haar toevlucht genomen tot de burgerlijke macht om hen, die als boosdoeners werden beschouwd, te straffen. Zij die verschilden met de gevestigde leer zijn opgesloten, gepijnigd en ter dood gebracht op aanstichten van mensen, die beweerden dat zij handelden op bevel van Christus. Maar het is de geest van satan en niet van Christus die tot zulke daden aanspoort. Dit is de methode die satan gebruikt om de wereld in zijn greep te krijgen. God is op onjuiste wijze voorgesteld door de kerk, die op deze wijze mensen heeft behandeld die als ketters werden beschouwd.” “Lessen uit het leven van alledag,” blz. 73, 74. {2 SC2:8.9}

Zolang wij recht zijn met God, zal uw uitwerping ons niet veroorzaken om de eeuwige vernietiging in te gaan, want de Heer zegt: “Zalig zijt gij, wanneer u de mensen haten, en wanneer zij u afscheiden, en smaden, en uw naam als kwaad verwerpen, om des Zoons des mensen wil. Verblijdt u in dien dag, en zijt vrolijk want, ziet uw loon is groot in den hemel; want hun vaders deden desgelijks den profeten. Maar wee u, gij rijken, want gij hebt uw troost weg. Wee u, die verzadigd zijt, want dij zult hongeren, Wee u, die nu lacht, want gij zult treuren en wenen. Wee u, wanneer de mensen wel van u spreken, want hun vaders deden desgelijks den valsen profeten. Maar Ik zeg ulieden, die dit hoort: Hebt uw vijanden lief; doet wel dengenen, die u haten. Zegen degenen die u vervloeken, en bidt voor diegenen, die u geweld doen. Dengene die u aan de wang slaat, biedt ook de andere en dengene die u den mantel neemt, verhindert ook den rok niet te nemen.” (Lukas 6: 22-29) {2 SC2:8.10}

De broeders die de leiding hebben, en zij die met hen een actieve rol innemen in hun satanische handelingen, zijn niet alleen schuldig, maar ook zij die hun handelingen gelaten ondergaan (gedogen). Zij trachten “De Herder’s Staf” te verwerpen, door de het gebruik van de geschriften van Zr. White, en dwingen ons te mee te gaan in hun kortzichtige beslissingen, maar waarom staan de leken niet op, en aan hen vraagt mee te gaan met de adviezen van de Heer in de bovenstaande aanhaling? Dient u niet God te gehoorzamen in plaats van mensen? Uzelf, moet recht staan, ongeacht of wij dat zijn of niet, en aldus ons vertrouwen in u en in de broeders aan de leiding terug krijgen, of zult u met hen doorgaan, in tegenstelling tot zulke duidelijke woorden, die u leest in het bovenstaande citaat, die terwijl het zo botweg hun praktijken tegenspreekt, het volledig de onze ondersteund? Toch door woord en door kracht, zelf door “de arm van de staat,” trachten in te schakelen, zijn zij vastbesloten ons, ons standpunt te laten opgeven in deze van levensbelang zijnde vraag, en die van hun vasthouden! {2 SC2:9.1}

In de naam van Christus hebben predikanten grote invloed bij sommige van de leken, die zelf zo blind zijn, maar hier is een profetie die allen van u, die dit artikel lezen, goed aan doen in uw notitieboek te onderstrepen, zodat hoewel tijdelijk, zoals de tsaar van Rusland, de predikanten de menigte in duisternis over de waarheid houden en hun onder hun duim onderdrukken, op een dag niet ver vooruit, zullen de ogen van de slapende leken geopend worden, maar hoewel zij te lui zijn en te druk om nu voor zichzelf te studeren, zullen zij dan niet alleen hun vertrouwen kwijt raken in hun predikanten, maar ook snel de sterke banden verbreken van hun nekken die hun nu in de duisternis neerhouden, zoals Lincoln de ketenen van de slavernij afbrak van de nekken van de negers. Als u dit nu echter niet doet, mijn broeders en zusters, terwijl de Heer met u pleit, hoewel u zich later lossnijdt, zal u er geen profijt van hebben. {2 SC2:9.1}

Dan zullen dezelfde handen die eens deze predikanten hebben gekroond, met lauweren, opgeheven worden voor hun vernietiging, want dan zult u zien, dat u bent misleidt en hoewel u uzelf verenigd om uw bittere verwerpingen tegen hen op te hopen, wanneer zij u horen zeggen, ‘Wij zijn verloren! En jullie zijn de oorzaak van onze vernietiging,” zult u voor altijd te laat zijn om uw zielen te verlossen. Aldus zal God, de valstrikken, die zij nu tegen ons neerleggen tegen, u en hun gebruiken. {2 SC2:9.2}

Zij hebben lang gepredikt tegen de paus gezindten en tegen hen die achter hen aanlopen, maar nu doen zij precies hetzelfde waarvan zij eens anderen veroordeelden te doen. Vandaar dat de prijs die de paus gezindten zullen betalen, zij ook zullen betalen, tenzij zij nu zich bekeren. Wilt u niet, mijn geliefde broeders en zusters, alles doen wat u kunt, om u leidinggevende mannen te redden van eeuwige vernietiging, waar zij allen halsoverkop naar toe rennen, en aangezien u hen in hun voetsporen navolgt, zullen zij u veroorzaken om in hetzelfde te duiken.

WAT IS GEZONDHEIDSHERVOMING?

“Gezondheidshervorming” betekent in goede verhouding staan met God en de mens, met uzelf en met al uw gewoonten. De meeste mensen zijn voorzichtiger met overwerken dan dat zij dat zijn met zichzelf doden door onmatig eten, en hoewel zij zich voorgeven dit te doen ten behoeve van hun gezondheid, zal deze klasse mensen bij observatie blijken roekeloos om te gaan met hun lichaam door zondige vermaken en hun gezondheid op te offeren door een verdorven eetlust. Ja, zij riskeren hun gezondheid voor een beetje zondig vermaak van haast ieder soort, en wanneer zij worden berispt, dan zijn zij grotelijks verstoord en zouden liever, ten koste van wat dan ook, willen voortgaan met een ongezonde gewoonte, aangemoedigd door het toegeven aan enig zondig vermaak, dan dat zij het zichzelf ontzeggen door hun kwade handelwijze te verbeteren. Dus is hun vrees voor overwerken een vrees voor het werk dat hun verdorven verlangen doorsnijdt, “de genade onzes Gods veranderend in ontuchtigheid.” (Judas 4.) Zij zijn bevreesd voor het overwerken maar zijn niet bevreesd voor teveel niets doen, wat uiteindelijk resulteert tot het verliezen van hun fysieke vermogens—zij worden haast zo zwak als een strohalm, zo stijf als een komkommer, en zo onvast als een pannenkoek. {2SC2: 9.5}

Er is niets in Gods schepping dat stilstaat—alles is te allen tijde iets aan het doen—en wat dan ook stopt met bewegen, neemt Hij weg. Als het hart stopt met kloppen, neemt Hij het leven weg, en het stof van het lichaam keert weer terug tot klei. Als een boom stopt met groeien, dan sterft het. Water dat stilstaat wordt traag. Gods “handwerk “ beweegt niet alleen onophoudelijk op zijn eigen baan, maar het gaat nooit achteruit noch vooruit—het bewaart voor altijd de volmaakte tijd. Als een vliegtuig stopt met vliegen dan valt het naar beneden. Wanneer een auto stopt met rijden dan wordt het waardeloos voor de eigenaar. Alles wat tekortschiet aan de geregelde maatstaf ervan door zijn maker wordt niet alleen waardeloos, maar wordt ook een overlast. {2SC2:10.1}

Er zijn duizenden die hun gezondheid en geluk opofferen door gebrek aan beweging. Sommigen verontschuldigen zich om te werken om de schoonheid van hun handen te behouden, zich niet realiserend dat zij het gehele lichaam vernietigen door niets te doen! Anderen trachten hun schoonheid te behouden door de stralen van de zon te vermijden, terwijl niemand zonder de volledige lengte van zijn tijd kan leven en lang gelukkig kan blijven zolang hij leeft. {2SC2:10.2}

De bij die gedurende de gehele zomer getrouw arbeidt, heeft voldoende te eten wanneer de winter aanbreekt en heeft nog wat over voor een hongerig mens die geen honing voor zichzelf kan maken, terwijl de sprinkhaan door de gehele zomer lang zijn tijd te verspillen honger lijdt tijdens de winter in de kou. De plant die in de schaduw opgroeit is zwak en bleek en als het te laat wordt blootgesteld aan de zon zal het, in plaats van haar natuurlijke schoonheid ontvangen, verdorren. Zij die verkeerd leven beginnen, wanneer zij hun gewoonten beginnen te veranderen, hetzelfde effect te voelen, maar in plaats van voort te gaan op de goede weg, verontschuldigen zij zich van hervormen en gaan terug naar het bewandelen van dezelfde oude kromme weg. {2SC2:10.3}

“Armoede en schande treffen hem die de tucht in de wind slaat, maar wie de terechtwijzing in acht neemt, wordt geëerd.” (Spreuken 13:18.) “Kracht en eer is haar gewaad, de komende dag lacht zij toe. Met wijsheid opent zij haar mond, en de wet der vriendelijkheid ligt op haar tong. Zij houdt toezicht op de gang van haar huishouding, het brood der ijdelheid eet zij niet. Haar kinderen staan op en prijzen haar gelukkig, ook haar man roemt haar.” (Spr. 31:25-28, KJV.) “Ga tot de mier, gij luiaard; beschouw haar wegen, en wees wijs. Hoewel zij geen gids, geen toezichthouder of heerser heft, bereidt zij in de zomer haar brood, verzamelt zij in de oogst haar spijs. Hoe lang, o luiaard, zult gij neerliggen? Wanneer zult gij opstaan uit uw slaap? Nog even slapen, nog even sluimeren, nog even liggen met gevouwen handen—daar komt uw armoede over u als een reiziger, en uw gebrek als een gewapend man.”(Spr. 6:6-11, KJV.) “Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen.” (Ex. 20:9.) {2SC2:10.4}

“In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert. (Gen. 3:19.) {2SC2:10.5}

Abraham werd een vriend van God omdat hij niet alleen geloofde, maar omdat hij getrouw zijn taken uitvoerde en dat door “des morgens vroeg” op te staan (Gen.22:3), en door de dingen “op diezelfde dag” te doen. (Gen. 17:26.) {2SC2:10.6}.

Toen God het leger selecteerde waarmee Gideon de Midianieten zou verslaan, gebood Hij Gideon om degenen die “bang en bevreesd” waren en die een ruime tijd in beslag namen voordat zij iets begonnen te doen, te scheiden van hen die, wegens haast, zelfs niet lang genoeg stopten om te drinken, maar die, door het water met hun handpalmen te scheppen, dronken terwijl zij onderweg renden. Richt. 7:2-7. Als Gods volk nú niet wakker wordt, dan zullen zij dat nooit doen, want de tijd is te kort en het werk te groot, en de besten van ons kunnen niet te vaardig of te actief zijn om betrokken te zijn bij de strijd die tegenover ons staat. {2SC2:10.7}

(Wordt Vervolgd)

Als wie dan ook van de lezers van dit kleine blad extra boeken van Zr. Whites geschriften heeft, en die van hen af wilt, verzend ze alstublieft naar dit kantoor. Wij kunnen zo veel als mogelijk delen gebruiken als wij kunnen verkrijgen. Als iemand een telmachine heeft, die in goede staat is, en u zou het of willen doneren of verkopen, tegen een redelijke prijs, laat ons dat alstublieft weten.

>