10 feb Deel 01 Symbolische Code Nr. 08
De Symbolische Code Nr. 8
Nieuws Artikel
Deel Een
15 februari 1935
Los Angeles, California
TER CORRECTIE
In Het Belang Van Het Z.D.A. Kerkgenootschap
EEN BRIEF AAN “AMMI” EN “RUHAMA” TEN BEHOEVE VAN “MOEDER”
“Gedenk aan deze dingen, o Jakob, en Israël! Want gij zijt Mijn knecht, Ik heb u geformeerd; gij zijn Mijn knecht, Israel, gij zult van Mij niet vergeten worden.” (Jes. 44: 21) {1SC8: 1.1}
De vele brieven en vragen die van alle delen van het veld komen hebben veel extra werk toegevoegd aan onze gewone taken, zodat het onmogelijk is om gelijke tred te houden met onze correspondentie in verband met “De Herdersstaf.” We hebben getracht te reageren op de meest dringende brieven en die een persoonlijk antwoord vereisen; anderen dachten we konden in een algemene brief beantwoord worden. {1SC8: 1.2}
“De Herdersstaf,” Deel 1 kwam in de maand december 1930 van de druk. Vanaf die tijd, hebben we onder de leiding van God, getracht naar iedere Zevende Dags Adventisten kerk de hele wereld door een exemplaar of meer te zenden. Daarnaast hebben we honderden naar onze predikanten en conferentie werkers gezonden, en hebben ook een constante verzendlijst in stand gehouden naar ieder leek van ieder deel van de unie en sommige vreemde landen, maar de reactie tot dus ver is niet evenredig geweest met de moeite die voortgezet is om de kerk te waarschuwen van de op handen zijnde ondergang. Een bloedig zwaard hangt boven de kerken en het feit vereist onze uiterste zorg. Een heldere visie van de noodzaak van een grondige hervorming zoals weergegeven in “De Herdersstaf, zou iedereen die verbonden is met de “Drie Engelen Boodschap, moeten hebben opgewekt.” Zo een nalatigheid voor bezinning en geestelijke ontwaking maakt ons hart droevig. Hoewel sommigen het aankomende gevaar mogen betwijfelen, zou er geen zorgeloosheid moeten zijn, om voor altijd zonde weg te doen aan de kant van Gods kerk. De Heer spreekt tot ons: zullen we niet acht slaan op Zijn stem? Zullen we niet onze lampen klaarzetten en handelen als mensen die ernaar uitzien dat hun Heer komt? De tijd is er een die roept om het dragen van licht en actie. {1SC8: 1.3}
We vragen ernstig aan onze broeders en zusters, die geloven in de boodschap om nederig en oprecht te bidden voor Gods geliefde volk, en laat onze gebeden gepaard gaan met geloof, vertrouwend op God om onze pogingen te zegenen. De grootste zorg van iedere gelovige zou een last moeten zijn voor de veiligheid van de kudde. Daarom moeten wij een onweerstaanbare inspanning doen van verstand en macht om de boodschap aan hen te presenteren. {1SC8: 1.4}
Sommige van onze broeders en zusters, wensen het standpunt te weten dat wij innemen over de boodschap in de “Staf.” De vraag is: Laten we fouten toe erin, of houden ons eraan, dat de inhoud in de “Staf,”onweerlegbaar is? Dit beantwoorden wij als volgt: Analyses hebben aangetoond dat waarheid nooit in geen enkele tijd door de kracht en wijsheid van mensen is gekomen, maar door de Geest van God, door instrumenten van Zijn eigen keus. Jezus zei: “Wanneer de Geest der waarheid komt, zal Hij u in ALLE waarheid leiden.” Als we de woorden van de Meester zouden geloven, dan moeten we concluderen dat de “Staf,” of ALLE waarheid bevat of er is GEEN waarheid erin, behalve de citaten van waarheid. Vandaar dat, als we instemmen met een waarheid geopenbaard in de “Staf,” dan moeten we het ALLEMAAL aannemen. Als God in staat is geweest om Zijn dienstknechten in het verleden in ALLE waarheid te leiden, is Hij het nu in staat. Daarom nemen we het standpunt in dat de boodschap van de “Staf,” gevrijwaard is van dwaling, in zo verre het de voortgezette ideeën betreft. {1SC8: 1.5}
We hebben vele goede en bemoedigende brieven gehad vanuit ieder deel van het veld, zowel thuis als uit het buitenland. Velen hebben het werk opgepakt als hun God gegeven taak om ons volk te waarschuwen van hun gevaar door een afdruk van de HStaf Delen te zenden, naar ieder van hun vrienden; onze kosteloze literatuur verspreidend; studerend met anderen; boeken verkopend; en ons namen insturend. Sommige van de plaatselijke kerkouderlingen hebben gehoor gegeven aan de boodschap en de zaak aan de hele kerk voorgelegd, zonder goede resultaten. Hoewel de reacties niet in verhouding zijn geweest met de moeite die is voortgezet, zoals eerder gesteld is, is het bewijs zodanig dat God, Daniel’s, Shadrach,s, Meshach’s en Abednego’s en ook Gideons overal heeft die op de oproep wachten. “De Heer heeft trouwe dienstknechten, die in de schuddende, beproevende tijd voor het gezicht ontsluierd zullen worden. Er zijn kostbare zielen, die nu verscholen zijn, die de knie niet voor de Baal gebogen hebben.” 5 T 80 {1SC8: 1.6}
We worden geconfronteerd met tegenstand van onze conferenties, die proberen de boodschap te laten verdrinken en het werk van hervormen te doden. Ze praten tegen de publicaties, maar hebben nog niet een keer hun bladzijden geopend, en op succesvolle wijze wat dan ook uit de inhoud weerlegd. Hun verontschuldiging is dat ze het zich niet kunnen veroorloven, om iets van hun kostbare tijd te geven, om nieuw licht te onderzoeken. Spot is het enige wat wij horen. Redetwisten over de directe toepassing van geringe punten, verandert de boodschap in de “Staf,”niet , zolang de lessen die daaruit afgeleid worden niet kunnen worden weerlegd. Het onderwerp in de “Staf,” is “De 144.000 en Een Oproep tot Hervorming, ”gebaseerd op Openb. 7; Ezech. 9; Jes. 63; 66:16, 19,20 en aangezien ze geen van deze kunnen weerleggen, bewijst het dat de boodschap correct is. Velen van de leken eisen verklaringen van de boodschap in “De Herdersstaf,”maar daar de predikanten hun geen bevredigend antwoordkan geven, prikkelt het velen om de waarheid voor zichzelf te onderzoeken. Dus verspreid zich de boodschap overal, met bewijs dat hervorming zeker is. {1SC8: 2.1}
Zulke verslagen als dat de HStaf gedood is in het Zuiden en doodgegaan is in California en ergens anders, zijn niet anders dan zielige bewijzen dat de “engel,” van de Laodicianen razend wordt, over de stijgende verwezenlijking van de toenemende onzekerheid van zijn positie en die als gevolg wat dan ook en alles probeert in een laatste poging om zichzelf te redden van de meedogenloos opkomende vernietiging. {1SC8: 2.2}
Wij hebben genoeg gezien en gehoord, om te weten dat velen in de bediening, overtuigd zijn van de waarheid in de “HStaf,” maar niet openlijk, hun overtuiging of hun standpunt durven te bekennen. {1SC8: 2.3}
Bij vele gelegenheden heeft de leiding sommige van de oprechten, als lid uitgeschreven, maar onder geen enkele voorwaarde heeft het de invloed van de waarheid onderzocht. Inderdaad, deze poging om het volk bang te maken, om het studeren van de boodschap op te geven en te werken binnen de regels van reformatie, heeft alleen maar gewerkt om het tegengestelde resultaat te bewerkstellingen. Wij waarschuwen wederom ons volk om trouw aan God te blijven en de complete instructies op te volgen in iedere handeling die ze doen. Er kan geen succes zijn in het werk van God en Hij kan ons niet gebruiken, als we onze wijsheid uitoefenen, onafhankelijk van de Zijne. {1SC8: 2.4}
Laat iedereen op de post van zijn taak blijven alsof al het werk van God op zijn schouders rustte. God heeft vooraf gewaarschuwd, dat iedereen in de kerk moet blijven waar hij thuishoort, ongeacht wat mag gebeuren met zijn kerklidmaatschap. Het zijn niet onze namen in de kerkboeken die ons redden, maar het houden van de waarheid. Complete instructies zijn gegeven in de HStaf, Deel 1, blz. 28-9,ook 245-252; traktaat nr. 2, blz. 41:; traktaat nr. 4, blz. 45. Laat iedereen ernaar streven om een van de 144.000 te zijn, door nauwkeurig onderhouden van de instructies gegeven, en dan zullen de hindernissen die nu tegen de waarheid worden opgezet, tot de grond verbrokkelen als de muren van Jericho. De Heer “zal tot” onze “vreugde verschijnen” en zij die ons uitwerpen “zullen beschaamd worden.” (Jes. 66:5) {1SC8: 2.5}
De Geest der Profetie, die vooruit keek naar deze tijd zegt: “God zal methoden en middelen gebruiken waardoor het gezien zal worden, dat Hij het bestuur in Zijn eigen handen neemt. De arbeiders zullen verrast zijn door de eenvoudige middelen die Hij zal gebruiken om Zijn werk van gerechtigheid tot stand te brengen en te volmaken.” T.M. 300. {1SC8: 2.6}
We betreuren het dat we over de handelswijze als deel van onze broeders en zusters moet praten, maar we zijn het verplicht aan onze taak om de zaak Gods volk en Zijn waarheid te verdedigen. Daarom zijn wij verplicht de volgende informatie ten gunste van hen die gewillig zijn voor zichzelf te studeren en te onderzoeken in plaats van de voorkeur te geven om de beslissingen van anderen te aanvaarden. {1SC8: 2.7}
De Geest van God zegt: “Zij die niet de gewoonte hebben gehad, om de Bijbel voor zichzelf te bestuderen, om bewijs af te wegen, hebben vertrouwen in de leidinggevende mannen, en aanvaarden de beslissingen die zij maken; en zodoende zullen velen juist de boodschap die God tot Zijn volk stuurt verwerpen, als deze leidinggevende mannen ze niet aanvaarden.” T.M. 106,107. “Keert u af van mannen, wiens adem in zijn neus is, want waarin is hij te achten?” (Jes. 2:22) “Zo zegt de Heere: “Vervloekt is de man, die op een mens vertrouwt, en vlees tot zijn arm stelt, en wiens hart van den Heere afwijkt.” ( Jer. 17: 5) {1SC8: 2.8}
De nieuws verspreiding door de zusterkerken en conferenties, zowel thuis als in vreemde velden, dat de schrijver van “De Herderstaf,” niet een Zevende Dags Adventist is, is de zwartste valsheid. Ik ben in goede en geregeld aanzien, een gelovige van de advent waarheid in alle voorschriften zonder verandering, vanaf de eerste dag dat ik de waarheid accepteerde tot nu toe. Zij die “De Herderstaf ” hebben gelezen, zullen het feit waarderen, dat wat ik gelezen heb waar is. In de tijd dat de boodschap van “De Herderstaf” kwam, was ik zowel een lid als een functionaris in een van onze kerken. Het was nadat het boek geschreven was, dat mijn naam uit de kerkverslagen werd uitgeworpen, door het kerkbestuur met de ondersteuning van slechts 2 lekenleden van ongeveer 200; in die tijd was het dat de president van de conferentie tegen mij zei: “Ik moest je naam uit de kerkverslagen halen zodat ik aan de kerken kan zeggen, dat het boek niet geschreven is door een Zevende Dags Adventist.” {1SC8: 2.9}
Hoewel onze broeders en zusters denken dat ik geen Zevende Dags Adventist ben, omdat ze mij (onwettig) veracht en beroofd hebben van mijn rechten als lidmaat, hoe durven ze te zeggen dat, “De Herderstaf, niet geschreven is door een Z.D.A. terwijl mijn naam nog in die tijd in de kerkboeken stond, toen de “Staf” was geschreven? En zelf nu nog ben ik aanwezig, om wanneer dan ook de kerk te bezoeken, waar ik mijn lidmaatschap had in de tijd dat de boodschap kwam, en evenzo is het geval met ieder van ons, die verbonden is met de boodschap van de HSTaf. {1SC8: 3.1}
Ik herhaal, het is niet onze naam in de kerkboeken dat ons tot ware Zevende Dags Adventisten maakt, maar het houden van de waarheid. Als de enige manier die de broeders en zusters hebben, is de feiten vervalsen, dan hadden ze beter de verantwoordelijkheid van het verdedigen van de waarheid, helemaal aan God overgelaten, Die in staat is Zijn volk voor de WAARHEID te beschermen, in plaats van valsheid. {1SC8: 3.2}
We zijn zeer bezorgd om te horen van iedere ware Zevende Dags Adventist. Schrijf ons alstublieft en geef ons alle informatie die van hulp kan zijn in het werk. Wij moeten samenwerken, in het zo snel mogelijk verspreiden van de boodschap, want de tijd is korter dan we kunnen beseffen. We beloven plechtig u op iedere mogelijke manier te helpen. {1SC8: 3.4}
We hopen van al onze broeders en zusters te horen, die hun visie met betrekking tot de boodschap nog niet hebben uitgedrukt. {1SC8:3.5}
“Nu dan Israel, hoor naar de inzettingen en naar de rechten, die ik u lieden lere te doen, opdat gij leeft, en henen inkomt en erft het land, dat de HEERE uwer vaderen God, u geeft.”(Deut. 4: 1) {1SC8: 3.6}
Ik ben oprecht uw broeder voor een vurige oproep voor “moeder.” {1SC8: 3.7}
—————————————————————–
EEN ANDEREN OPROEP VOOR ARBEIDERS
Geliefde Broeder:
Slechts een paar regels van ons klein gezelschap. Er zijn zeven die hun standpunt ingenomen hebben voor de boodschap van tegenwoordige waarheid gevonden in de HStaf, hetgeen we in overeenstemming vinden met de Bijbel en de Geest der Profetie, en waarin we zeker gelukkig zijn en ons verheugen. Nu vragen we naar iemand om te komen en ons meer over de boodschap te onderwijzen, zodat we beter kunnen werken tot de heerlijkheid van God en de vooruitgang van Zijn zaak.{1SC8: 3.8}
(Getekend) W.R. Young.
“De oogst is waarlijk groot, maar de arbeiders zijn weinig: bidt u daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in Zijn oogst.” (Matt. 9: 37, 38) {1SC8: 3.9}
“De tijd is kort. Overal zijn er arbeiders voor Christus nodig. Er zouden honderd ernstige, trouwe arbeiders in huis moeten zijn en vreemde zendingsvelden, waar er nu een is. De snelwegen en de straten zijn nog niet bewerkt. Ernstige beweegredenen, zouden moeten voorgehouden worden, voor hen die nu betrokken moeten zijn in zendingswerk voor de Meester. {1SC8: 3.10}
“De Heer roept vrijwilligers op die onwankelbaar hun plaats aan Zijn kant willen innemen en zichzelf plechtig beloven te verenigen met Jezus van Nazareth in het doen van het werk dat juist nu gedaan moet worden.” F.C.E. 488. {1SC8: 3.11}
“Gij… van de leven de God… als u zult voortgaan om het werk van Christus te doen, zullen engelen van God de weg voor u openen.. Bent U individueel arbeiders tezamen met God? Zo niet, waarom niet? Wanneer bent u van plan om uw door de Hemel aangewezen werk te doen?”—6 T 438. {1SC8: 3.12}
“Hij wil dat u voort gaat naar onze kerken, om ernstig voor Hem te werken.” –9 T 107. {1SC8: 3.13}
“De woorden van Christus zijn van toepassing op de kerk: ‘Waar stat u hier de hele dag ijdel?” Waarom bent u niet in enige hoedanigheid werkzaam in Zijn wijngaard? Keer op keer heeft Hij u dit gebeden, ‘Gaat ook gij in Mijn wijngaard, en wat billijk is zal u ontvangen.’ Maar deze genadige oproep van de hemel is geminacht door de grote meerderheid. Is het niet hoog tijd dat u de geboden van God gehoorzaamd. Er is een werk voor iedere persoon, die de naam van Christus noemt. Een stem uit de hemel roept u plechtig tot uw taak. Sla acht op deze stem en ga meteen aan het werk ene welke plaats dan ook , in welke hoedanigheid dan ook. Waarom staat u hier de hele dag ijdel? Er is werk voor u te doen, — een werk dat u beste krachten vereist. Ieder kostbaar moment van het leven is verbonden aan een taak die u aan God verschuldigd bent of aan uw medemens, en toch staat u ijdel”—5 T 203-4. {1SC8: 3.14}
DE KOMENDE AANVARING
“De Kerk hier heeft de laatste tijd, verschillende comité vergaderingen gehad vanwege mijn activiteiten. Zaken worden zeer ernstig. Ze zeggen dat ze een splitsing zien aankomen en het bevreesd ze. Oh, ik verheug mij wanneer ik dingen een richting zie opgaan. God is aan het werk en spoedig zal de splitsing komen. Ze trachten bewijs tegen mij te verkrijgen, maar ongeacht wat ze tegen me doen, ik wil zijn wat Jezus wil dat ik ben, en met Zijn hulp zal ik het zijn.” {1SC8: 4.1}
(Getekend) Mw. Anna Oswald
Houston, Texas
Hoewel het een onuitsprekelijk treurig iets is, dat door interne problemen het schijnt dat Gods kerk zichzelf op de grond moet laten neerstorten, moet toch zolang dit zo moet zijn, en zolang God zegt: “Oh grote berg…gij zult een vlakte worden,” “verheugen ook wij ons in de verwachting van de dingen die een bepaalde richting opgaan,” wanneer uit de verwoesting “Hij de hoofdsteen voortbrengen zal met toeroepingen: Genade, genade zij deze.” ( Zach. 4: 7) {1SC8: 4.2}
Hoewel de “engel,” van de “Laodiceanen,” geen acht geslagen heeft aan de barmhartige waarschuwingen die lang geleden gegeven zijn, kon de tragedie zelf nu afgewend kunnen worden, als hij slechts acht zou slaan op de tegenwoordige oproep die God zo genadig doet. {1SC8: 4.3}
In sept. 1895, schreef de dienstknecht van de Heer: {1SC8: 4.4}
“DE MACHT UIT HOGERE HAND
Die ontwikkeld is, alsof positie de mens tot goden heeft gemaakt, beangstigd mij en zou vrees moeten veroorzaken. Het is een vloek waar dan ook en door wie dan ook het wordt uitgeoefend. Dit laten heersen over Gods erfenis, zal zo een walging creëren van de rechtsbevoegdheid van de mens, dat het een toestand van ongehoorzaamheid zal veroorzaken. Het volk leert, dat mensen in hoge posities van verantwoordelijkheid niet vertrouwt kunnen worden om ander mensen hun verstand en karakters te vormen. Het resultaat zal zijn een verlies in vertrouwen zelf in het management van trouwe mannen. Maar de Heer zal arbeiders oprichten die hun eigen onwaardigheid beseffen zonder speciale hulp van God.”—T.M. 361. {1SC8: 4.5}
“Wetten en regels worden in de kernen van het werk gemaakt, die spoedig in atomen verbroken zullen worden….Als de koorden nog strakker getrokken worden, als de regels nog veel fijner gemaakt worden, als de mens doorgaat met zijn mede arbeiders hechter en hechter te binden aan de geboden van mensen, zullen velen beroerd door de Geest van God iedere keten breken en hun vrijheid in Christus Jezus verdedigen….”—R&H., 23 juli 1895. {1SC8:4 .6}
“De Heer zal werken om Zijn kerk te reinigen. Ik vertel u de waarheid, de Heer staat op het punt een omekeer te brengen en de instituten die Zijn Naam dragen ten val te brengen. {1SC8: 4.7}
“Hoe snel dit zuiverende werk zal beginnen, kan ik niet zeggen, maar het zal niet lang uitgesteld worden. Hij wiens wan in Zijn hand is zal Zijn tempel reinigen van haar morele vervuiling. Hij zal Zijn vloer grondig zuiveren. T.M. 373. {1SC8:4 .8}
“Satan zal zijn wonderen werken om te misleiden, hij zal zijn macht als allerhoogste opzetten. De kerk zal schijnen als of het valt, maar het valt niet. Het blijft, terwijl de zondaren in Zion uitgezifd zullen worden. Het kaf zal gescheiden zijn van het kostbare koren. Dit is een verschrikkelijk oordeel van God, maar niettemin moet het plaatsvinden. Niemand anders dan zij die overkwamen door het bloed van het Lam in geloof wandelend in het licht van het Woord van hun getuigenissen (de boodschap gevend) zullen gevonden worden met de trouwe en ware [144000], zonder smet of vlek van zonde, zonder schuld in hun mond. Het overblijfsel dat hun zielen reinigt, door de waarheid te gehoorzamen, verzamelt kracht van het beproevend proces, en vertoont zo de schoonheid van heiligheid te midden van de omringende afvalligheid… De grote kwestie die zo dicht bij is zal die gene uitroeien die God niet aangesteld heeft, en Hij zal een reine, ware, geheiligde bediening hebben,die voorbereid is voor de late regen.”—B-55-1886. {1SC8: 4.9}
De “botsing,” moet komen, en het zal een verschrikkelijk oordeel van God zijn.” Vandaar dat de genadevolle waarschuwing van God tot ons komt om gereed te zijn. {1SC8: 4.10}
“Doorzoekt u zelf nauw, ja doorzoekt nauw, gij volk dat met geen lust bevangen wordt! Eer het besluit bare, gelijk kaf gaat de dag voorbij, terwijl de hittigheid van des Heeren toorn over ulieden nog niet komt; terwijl de dag van de toorn des Heeren over ulieden nog niet komt. Zoekt de Heere, alle gij zachtmoedigen des lands, die Zijn recht werken! Zoekt gerechtigheid, zoekt zachtmoedigheid, misschien zult gij verborgen worden in den dag van den toorn des Heeren.” (Zef. 2: 1-3.) {1SC8: 4.11}
“ Ga henen, Mijn volk! Ga in uw binnenste kamers, en sluit uw deuren na u toe; verberg u al een klein ogenblik, totdat de gramschap overga. Want ziet de Heere zal uit Zijn plaats uitgaan, om de ongerechtigheid van de inwoners der aarde over hen te bezoeken; en de aarde zal haar bloed ontdekken, en zal haar doodgeslagenen niet langer bedekt houden.” (Jes. 26: 20, 21) {1SC8: 4.12}
TERWIJL DE BOODSCHAP VOORTGAAT
“Ik heb met een levendige interesse de twee traktaten gelezen die u me heeft toegestuurd, en wens meer te leren van de tegenwoordige waarheid. Ik ben volledig vastbesloten alles te onderzoeken dat geleerd moet worden van dit nieuw licht op de waarheden, die we altijd gekend hebben en gekoesterd hebben. Langer dan 50 jaren oud, ben ik een student geweest van Gods Woord van kinds af aan en heb in de sabbat school en de kerk gewerkt als Bijbel leraar en leider, en ik kan zeggen van wat ik heb geleerd van de twee traktaten die ik van u heb ontvangen, dat de Schriftgedeelten die ik nooit in staat was te begrijpen nu zo helder als zonlicht zijn. Ik ben werkelijk blij met dit wonderlijk licht en ik geloof volledig dat het Gods waarheid is, de Drie Engelen Boodschap in waarheid.’ {1SC8: 5.1}
“Vele jaren waren een broeder en ik bezig te studeren, zodat wij onszelf konden verbeteren zodat wij mogelijk in staat konden zijn om publiekelijk voor de Heer te arbeiden. Gisteren legde ik hem kort uit over dit werk en hij wenst geïnformeerd te worden in deze waarheden. {1SC8: 5.2}
“Ik verlang ernaar de boeken te krijgen en zo snel mogelijk te beginnen met studeren. Gretig wachtend op deze studies in tegenwoordige waarheid, ben ik
De Uwe in de dienst van de Meester,” {1SC8: 5.3}
(Getekend) L.C. Forsythe
Wapakoneta, Ohio
Br. Philebaum van Hartford City, Ind. Stuurt ons de volgende brief, die hij ontving van zijn zuster, kort nadat hij haar een bezoek had gebracht, en haar uitgelegd had over de boodschap en haar een paar traktaten na liet. {1SC8: 5.4}
“Ik moest je schrijven als ik de HStaf boeken wilde. Ik heb de traktaten gelezen die je voor mij achter gelaten hebt en ben nu gedeeltes van ze aan het herlezen, en ik moet zeggen, hoe meer ik ze lees, hoe meer ik overtuigd raak dat deze boodschap van God is, dus ben ik enthousiast om de boeken te ontvangen. {1SC8: 5.5}
“Ik lees dat de verzegelingtijd heel kort is en ik verlang ernaar om alles erover te leren zodat ik kan helpen anderen te verlichten. {1SC8:5.6}
“Hoe kan wie dan ook met een oprecht hart, helpen om maar de noodzaak tot reformatie in de kerk te zien? Wat een bedroevend iets om te denken dat sommigen in de kerk de boodschap niet willen horen? Ik voel dat God Zijn hand heeft gezet om een snel werk te doen. Ik heb gevreesd dat Hij dit zou doen en dat ik niet zou weten wanneer het zou gebeuren, maar ik ben zo blij dat Hij het aan mij bekend heeft gemaakt zodat ik gereed kan zijn.” {1SC8:5.7}
VERSCHOPPELINGEN VERHEUGEN ZICH IN HUN LOT
“Ik begon de boodschap te lezen die vervat in de HSTaf, door te belofte van Johannes 7: 17 op te eisen, en ik was nooit eerder overtuigd van wat dan ook in heel mijn leven, dan dat het een boodschap van God is aan het afgedwaalde Israël. {1SC8: 5.8}
Ik heb lang de noodzaak voor een opwekking en hervorming in mijn hart gevoeld, en deze boodschap is een schijnend licht voor mij geweest. Als er acht op geslagen was, zou het ons volk redden van de dodelijke formalisme die ‘overal in onze kerken als zuurdesem verspreid.’ {1SC8: 5.9}
“Ik heb omwille van de waarheid een paar dingen moeten lijden, omdat ik een van de zeven in onze kerk was die werd ‘verstoten’ afgelopen augustus, maar er is een kalmte in de storm nu op dit moment. {1SC8: 5.10}
“Anderen van onze kerk hebben met ons gestudeerd en waren overtuigd van de waarheid, maar keerden terug naar de vormendienst toe de vervolging begon, en daardoor vervulden ze Matt. 13: 21. Mogen ze terug keren voordat het te laat is, is ons gebed.” {1SC8: 5.11}
(Getekend) Ethel Gilbert
Greenville, S. Car.
“Ongeveer anderhalf jaar geleden, kwam de HStaf naar onze kerk en vond zeven zielen die aan de Heer Zijn zijde wilden zijn wanneer Hij in het oordeel komt om Zijn kerk te reinigen. (Ezech. 9; 5 T. 80). {1SC8: 5.12}
“Van de vijf, had elk slechts een paar boeken van Zr. White’s geschriften, en sommige van hen geloofde helemaal niet in haar geschriften, totdat de HStaf hen toonde hoe absoluut noodzakelijk het was om de Getuigenissen te hebben en te bestuderen. {1SC8: 5.13}
“Tevens werkten sommige op de Sabbat naast het doen van vele anderen dingen die een ware Christen niet doet, maar door de kracht van de wonderbaarlijke waarheid van de HSTaf, zijn we in staat geweest al deze onwettige dingen op te geven en zijn ons nu aan het verheugen in de vreugde van de overwinning. {1SC8: 5.14}
Op de avond van 22 dec 1934, werd Jes. 66: 5 in onvergetelijke taferelen in de kerk uitgevoerd. Vijf van de beste leden werden ‘uitgeworpen,’ niet omdat ze niet loyaal waren aan de Drie Engelen Boodschap, maar omdat ze de Generale Conferentie niet gehoorzaamden! {1SC8: 5.15}
“Nadat elk van hen, zijn getuigenis voor de waarheid had gegeven, zei de ouderling: ‘De vraag is niet of de HStaf waarheid of dwaling is, maar of u wel of niet trouw bent aan de Generale Conferentie! {1SC8: 6.1}
“Een broeder, die nog niet volledig zijn standpunt ingenomen had voor de boodschap, zei, toen hij getuige was van de onrechtvaardigheid van de gebeurtenissen: ‘Als u deze goede broeders en zusters gaat uit werpen, dan zult u ook mijn naam moeten verwijderen.’ Aldus maakt de vervolging van de kerk aanhangers voor de boodschap van tegenwoordige waarheid. {1SC8: 6.2}
“Door de hele schandalige procedure, waren de vijf kalm en goed geestig, en daarna zij een broeder, dat hij zich nooit eerder zo gelukkig en vrij had gevoeld. De gebeurtenis was al bewezen een zegen voor allen te zijn, want vanaf ze uitgeworpen zijn, is elk van hun meer bezorgd voor de broeders en zusters te werken, en we bidden dat God onze arbeid zal zegenen om hen te redden van de verschrikkelijke vernietiging die staat te gebeuren.” {1SC8: 6.3}
(Getekend) John Berolinger
Escondido. Calif.
ER IS KRACHT OM TE HERVORMING
“De Tegenwoordige Waarheid van de Derde Engelen Boodschap (de engel van Openb. 18: 1), zoals geopenbaard in de HStaf, heeft mijn ziel gevuld, en de kracht van de Heilige Geest heeft mij overtuigd, dat er een grote hervorming nu aan de gang is, en ik dank God voor de hervormende invloed in mijn eigen leven. {1SC8: 6.4}
“Moge Hij ieder oprecht hart leiden tot een ijverige studie van Zijn Woord, dat we de ‘waarheid’ mogen liefhebben, ‘zoals het is in Jezus’ en verzegeld mogen zijn, ‘met het zegel van de levende God voor eeuwig.” {1SC8: 6.5}
(Getekend) Mw. M.M. Mc. Cune,
Greeley, Colo.
———————————————
DANKBAARHEID VOOR LICHT
“Oh, hoe dankbaar ben ik voor de HStaf boodschap! Het bewijst vanuit de Bijbel en de Getuigenissen “tegenwoordige waarheid” te zijn, hetgeen “de kudde nu nodig heeft’, en ik ben vastbesloten het te bestuderen en meer te leren, zodat ik een deel kan hebben in het afsluitingswerk.” {1SC8: 6.6}
(Getekend) Mw. Eva R. Orr,
Greeley, Colo.
————————————————-
“VLEES” VOOR DE HONGERIGEN”
“Ik wil u slechts vertellen dat ik ondervonden heb dat de HStaf een boodschap voor ons is, die “vlees op zijn tijd,” is, en dat mijn gebed is dat meerdere zullen volgen in deze wonderbaarlijke waarheid en dapper zullen wandelen in haar licht.” {1SC8: 6.7}
(Getekend) V. D. Orr,
Greeley, Colo.
————————————————-
LICHT GROEIT
“Ik neem de gelegenheid te baat om u weer te schrijven. Hoe meer ik de HStaf bestudeer, hoe meer licht ik erin kan zien. Elke dacht groeit het nog mooier. {1SC8: 6.8}
“Laatst ontving ik een brief van mijn predikant die me waarschuwde tegen de HStaf. Hij stuurde me het kleine pamflet: ‘ Een waarschuwing tegen dwaling,’ maar ik heb ondervonden dat het onbetrouwbaar is, en ik weet dat de predikant de onderwijzing van de HStaf niet voor zichzelf heeft onderzocht, en daarom niet gerechtvaardigd is iets ervan te veroordelen, want ik doe een grondige studie van haar onderwijzingen met de Bijvel en de Getuigenissen voor me, en ik vind meer waarheid, elke keer als ik het over lees….{1SC8: 6.9}
“Ik heb al een hele tijd gevoeld dat de kleine tiende die ik heb, naar ‘de schatkamer’ zou moeten gaan—waar tegenwoordige waarheid is—dus heb ik vorige week besloten het te zenden, want als de boodschap van God is, zouden we het moeten ondersteunen, en gewillig zijn te lijden omwille van Christus. Bidt u alstublieft voor mij dat ik sterk in het geloof mag zijn. {1SC8: 6.10}
“Maakt de waarheid vorderingen? In de brief van mijn predikant, zei hij dat de Generale Conferentie ouderling_________ gezonden heeft naar Charleston, S. Car. en dat hij geslaagd is in het uitstampen van de leerstelling van de HStaf daar, en dat het heel veel problemen hier en daar maakt. {1SC8: 6.11}
“Ik hoop wel dat de goede Heer het in de harten van vele van Zijn geliefde volk zal plaatsen, om voor zichzelf te studeren, voordat het te laat is. Mijn hart is bedroefd voor de geliefden die niet voor zichzelf willen onderzoeken. Bidt u alstublieft voor mij dat ik Jezus in mijn leven mag ophouden, en bereid mag zijn om anderen te helpen de weg te vinden, en dat ik ‘in staat mag zijn te staan’ wanneer Hij verschijnt.” {1SC8: 6.12}
(Getekend) Mw. J.A. Dundore
Hanover, Pa.
VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vraag: “Wilt u alstublieft uitleggen hoe de ‘Symbolische Code’ zijn naam kreeg en waarom het zo genoemd is?” {1SC8: 7.1}
Antwoord: De naam, “De Symbolische Code,” kwam op dezelfde manier als de boodschap deed. Het is zo genoemd omdat het blad profetische symbolen uitlegt, en in symbolische termen spreekt. {1SC8: 7.2}
Vraag: “Traktaat nr.3 p. 62 toont dat op 18 jan. 1934, de leden van de Tabernacle Kerk van Fullerton, Calif. Verzochten dat een comité van tien of twaalf broeders en zusters, bro. Houteff ontmoeten betreffende de leerstellingen van de HStaf. ‘Een Waarschuwing Tegen Dwaling,’ blz. 30 zegt de het comité ‘Mhr. Houteff en een paar van zijn volgelingen’ ontmoette en aan het einde van de studie, vroeg om ‘een paar dagen waarin de punten die gepresenteerd waren, nauwkeurig te bestuderen ’ om hun antwoord voor te bereiden.’ {1SC8: 7.3}
“Blz. 30 van hetzelfde boekje zegt: ‘Op Zondag, 18 maart, ontmoette dit comité opnieuw met Mhr. Houteff, met een aantal van zijn volgelingen… en las dit antwoord.’ {1SC8: 7.4}
“Maar Traktaat nr. 3 p. 71 zegt dat u twee maanden wachtte zonder enig antwoord te ontvangen en tenslotte ( op 28 april, 1934) stuurde u een telegram naar ouderling Daniels, terwijl ze vergaderd waren bij de Lente Bijeenkomst te Washington, D.C. {1SC8: 7.5}
“Dus zegt een dat het antwoord 18 maart afgeleverd was en de andere zegt het was twee maanden later. Welke is correct?” {1SC8: 7.6}
Antwoord: De data hier gegeven zijn correct. De ogenschijnlijke afwijking komt voort uit het feit dat de gebeurtenis op 18 jan.(het voorlezen van het antwoord) niet is wat Traktaat nr. 3 p. 71 naar verwijst. Het verwijst naar het geschreven antwoord, dat verondersteld word te zijn op de gegeven studie, welke hij niet ontving tot na de twee maanden nadat het was gelezen bij de bijeenkomst van 18 maart, in welke tijd zij veronderstelden, het aan br. Houteff overhandigd te hebben zodat hij het zou kunnen bestuderen en weten wat te doen. {1SC8: 7.7}
Vraag: “Heeft br. Houteff verschillende citaten aan zuster White toegeschreven, waarvan het bewezen is dat zij ze niet geschreven heeft? {1SC8: 7.8}
Antwoord: Er zijn drie citaten in de HStaf die worden betwist als niet te zijn geschreven door zr. White. Een van deze wordt gevonden in de HStaf, Dl. 1 blz. 110, hfdst. 2, de tweede op blz. 14 van hetzelfde deel, hfdst.1 en de derde in Dl.2 blzn. 151, 152. De eerste twee verwijzingen waren aan Br. Houteff gegeven door achtenswaardige Z.D.A. predikanten in algemeen erkende functies bij het kerkgenootschap. Aangezien hij meer vertrouwen had in de predikanten in die tijd, dan hij nu doet, ging hij ervan uit dat de citaten zonder twijfel correct waren, en aangezien het onmogelijk was om ze na te trekken, nam hij ze in goed vertrouwen op hun (predikanten) woord. {1SC8: 7.9}
Vanaf die tijd heeft hij de ene geciteerd op blz. 14 nagetrokken en gevonden dat het citaat gegeven woord voor woord is, maar dat de brief waar het uit geciteerd is, getekend was door C.C. Chrisler, Zr. White’s secretaris. {1SC8: 7.10}
Echter hoewel het fragment niet Zr. White’s handtekening draagt, bewijst de communicatie die erop betrekking heeft, dat Zr. White haar goedkeuring eraan gegeven heeft. In feite, Br. Chrisler die haar particuliere secretaris was in zo een belangrijk werk, het zou voor hem onmogelijk zijn om iets anders dan leerstellig te presenteren tenzij zij haar goedkeuring eraan gaf. Vandaar dat of Zr. White haar naam eronder geplaatst heeft of niet, het citaat kwam van haar kantoor door haar aangestelde secretaris. {1SC8: 7.11}
Het tweede citaat, hetgeen gevonden zou moeten worden is uit de Review & Herald, zijn wij niet in staat geweest na te trekken. De vraag echter of deze citaten wel of niet van de pen van Zr. White komen, zou geen invloed hebben waar het de de correctheid van de lessen geleerd in de HStaf betreft, want de ideeën die voortgebracht zijn in de Staf, zijn bewezen zonder deze betreffende verwijzingen, die, echter de citaten juist bewijzen ongeacht hun auteurschap. {1SC8: 7.12}
Het derde citaat, gevonden in Dl. 2 van de HStf, blz. 151, 152 is genomen uit “Een woord aan de kleine kudde” blz. 8, 9, uit een artikel getekend door ouderling James White. We zijn gerechtigd om dit aan Zr White toe te schrijven want haar naam is in de uitgave en natuurlijk gaf ze haar goedkeuring aan wat haar echtgenoot schreef. Bovendien bewijst, blz. 19 van dezelfde uitgaven dat wat ouderling White schreef, niets meer of minder was dan wat God door haar had geopenbaard, want ze zegt: “Ik zag dat het nummer (666) van het beeld van het beest [tweehoornig beest, Openb. 13: 11-18] was opgemaakt , en dat het, het beest [het luipaardachtig beest, Openb. 13: 1-10] was dat de Sabbat veranderd had, en het beeld van het beest [het twee hoornig beest] hem navolgde en de sabbat van de paus hield en niet Gods Sabbat.” {1SC8: 7.13}
Dit bewijst dat ze in visioen was getoond dat het nummer 666 van toepassing is op het beest en niet de paus. Vandaar dat het citaat in de HStaf precies hetzelfde leert wat Zr. White in visioen zag. Vandaar dat hoewel het artikel getekend is door ouderling James White, het even gezaghebbend is alsof Zr. White het had ondertekend. {1SC8: 7.14}
Vraag: “Hoe moeten we in verband staan met de kerk? Als gevraagd wordt niets relevants met betrekking tot tegenwoordige waarheid te zeggen, zullen we dan voor altijd stil zijn? En wat zullen we doen wanneer ons een deel in de religieuze plechtigheden geweigerd wordt?” {1SC8: 8.1}
Antwoord: Onze relatie met de kerk is hetzelfde als dat was van Johannes de Doper, Jezus Christus en de apostelen, dat wil zeggen, we hebben een boodschap te verkondigen aan de kerk en hoewel de kerk, net als het Sanhedrin ons uit de “tempel,” zal wegsturen, moeten we weigeren het te verlaten, want als we vertrekken, hoe zullen we de boodschap aan de mensen verkondigen? {1SC8: 8.2}
Het past niet bij een Christen om vrijwillig tijdens de kerkdienst opschudding te veroorzaken; nog minder is het mogelijk om door zulke methoden de boodschap te presenteren aan hen of hen te overtuigen dat wij “het woord des levens,”spreken. Vandaar dat door onszelf eerbiedig en behoedzaam te gedragen, zullen we hen geen enkele uitdaging geven behalve valse beschuldigingen. {1SC8: 8.3}
Het is volkomen juist en toegestaan om te praten in de Sabbat School klassen in antwoord op de vragen die opkomen met betrekking tot de lessen. Hiervoor kunnen ze niemand op rechtvaardige wijze beschuldigen van het verstoren, aangezien het op geen enkele wijze een schending is van de gevestigde doel en regels van de Sabbat School. {1SC8: 8.4}
De hoofdreden voor het weigeren ons van het lichaam af te scheiden en van regelmatig bezoeken van de Sabbat School en kerkdiensten, anders dan de enkelvoudige reden dat we zonder voorrecht zouden zijn van openbare aanbidding in Gods kerk is, dat nadat de bijeenkomst is afgelopen, wij in contact komen met de broeders en zusters en een gelegenheid vinden om over de boodschap te praten, hen erop aandringend om voor zichzelf te onderzoeken of door het bezoeken van onze studies, of door het lezen van de publicaties over tegenwoordige waarheid. Vandaar dat als we ons afscheiden, door weg te blijven van de kerk, geven we hen de gelegenheid ons te beschuldigen van een zijtak van het lichaam te zijn, en wij verliezen zelf de gelegenheid om in contact te komen met mensen. Bovendien als we ons scheiden van de organisatie, dan zullen we geen recht hebben in de vervulling van Ezechiël 9 wanneer zij die het merkteken niet hebben weggenomen worden om het bezit van het kerkgenootschap op te eisen. {1SC8: 8.5}
Met betrekking tot ons deel nemen aan het avondmaal, moeten we altijd voor zover mogelijk deel nemen. Als ze weigeren ons te bedienen, of ons hen laten dienen in het ritueel van nederigheid, is er niets meer dat we kunnen doen wachten totdat deze dienst over is. En als ze ons negeren, wanneer het brood en de wijn voorbij gaat, moeten we niets zeggen, maar geduldig het kleineren ondergaan, en door ons zo te gedragen zullen de oprechten in de bijeenkomst de on-Christelijke houding en de dwaasheid van de kerkfunctionarissen zien, en zullen “opgewekt worden en de situatie innemen.” {1SC8: 8.6}
Hoewel wij tegen onze wil verplicht uitgesloten worden van het deelnemen aan het ritueel, zullen we desalniettemin net als de ongedoopte dief aan het kruis, onze namen in het boek des Levens hebben” {1SC8: 8.7}
Vraag: “Wat moet onze houding zijn ten opzichte van de bladen van het Kerkgenootschap? Spreekt God nog steeds door de ‘Review & Herald’ tot hen die het licht nog niet hebben gezien? Zouden we de ‘Review’ moeten verwerpen? En hoe staat het met de Sabbat School lessen? {1SC8: 8.8}
Antwoord: De bladen van het kerkgenootschap,met uitzondering van de Bijbel en de Geest der Profetie, kunnen in de huidige tijg van geen hogere geestelijke kwaliteit zijn dan het kerkgenootschap zelf. Het is onmogelijk dat de geschriften van degene die een bijdrage leveren aan deze bladen, om een groter licht uit te stralen dan datgene dat zelf in de schrijvers is. De Review & Herald, kan alleen het mondstuk van God zijn wanneer zij die erin schrijven in persoonlijk contact zijn met Hem, “wandelend in het licht, zoals Hij in het licht is.” {1SC8: 8.9}
De Sabbat School lessen op zich zelf zijn heel goed, maar het probleem licht in het feit dat degene die ze voorbereiden, evenals zij die ze onderwijzen, niet diep genoeg in de schacht van de mijn van waarheid zinken, en bijna elke berisping en verwijt tegen het kerkgenootschap is als regel toegepast op een ander volk, is het voordeel dat daarvan afgeleid zou kunnen worden, verloren. {1SC8: 8.10}
Wij zien echter geen reden om deze publicaties te veroordelen, want zij zijn op zichzelf (genomen) niet verantwoordelijk. Het doel van de boodschap die God gestuurd heef in de HStaf is niet om de bladen te veroordelen, maar om een hervorming onder ons als volk tot stand te brengen. Vandaar dat als en wanneer de mensen die een bijdrage leveren aan de bladen hervormd zijn, zullen de bladen ook getransformeerd worden en gevuld met tegenwoordige waarheid, en krachtig zijn om anderen te hervormen.[9][63] {1SC8: 8.11}
Vraag: “Hoe beantwoord u de volgende beweringen, die ik uit het hoofd citeer, en welke ik geloof dat ze in de Getuigenissen zijn: ‘Zr. White zegt bij het lichaam te blijven ook al maken de leidinggevende mannen fouten,want deze fouten zullen op een bepaalde tijd recht gezet worden, of op zichzelf juist zijn’?” {1SC8: 9.1}
Antwoord: Wij zijn persoonlijk ons niet bewust van een bewering van zo een draagwijdte. Hoewel het echter waar is dat het volk van God een verenigd front moet presenteren, desalniettemin, wanneer God ons roept om voorwaarts te gaan in het proces van waarheid, moeten wij Zijn stem niet veronachtzamen, maar voorwaarts gaan, en zij die weigeren in het licht te wandelen, moeten we achter laten, want we moeten de geschiedenis van de joden niet herhalen. {1SC8: 9.2}
Vraag: “Mij werd verteld, dat Zr. White heeft gezegd, dat we alle licht hebben, dat we nodig hebben totdat Jezus komt. Is dat waar?” {1SC8: 9.3}
Antwoord: De betreffende bewering, is geheel in tegenstelling tot alles wat Zr. White over het onderwerp heeft geschreven, zoals snel gezien kan worden door de volgende zinnen door te lezen. {1SC8: 9.4}
“We moeten allemaal weten wat er onder ons wordt onderwezen, want als het waarheid is hebben we het nodig….. Ongeacht door wie licht wordt gestuurd, moeten we onze harten openen om het te ontvangen, met de zachtmoedigheid van Christus… Oh mochten we handelen als mensen die licht willen. {1SC8: 9.5}
“De Heer zend licht tot ons om te bewijzen van wat voor soort geest wij zijn. We moeten onszelf niet misleiden….We moeten geen moment denken dat er geen licht meer is, geen waarheid meer die aan ons gegeven wordt…. (G.W.301, 302, 310.) {1SC8: 9.6}
Vraag: “Het is door sommigen beweerd, dat Zr. White de bewering gedaan heeft dat de boodschap van de Luide Roep zou komen door de Review & Herald. Is er zo een bewering?” {1SC8: 9.7}
Antwoord: Met betrekking tot de bewering dat Zr. White gezegd heeft dat de “boodschap van de Luide Roep,” door de Review & Herald zou komen, kunnen we niet gezaghebbend vanuit een persoonlijke geleerdheid antwoorden, want onze kennis met haar niet gepubliceerde werken is nog meer begrensd dan uitgestrekt, maar van die niet gepubliceerde geschriften, (en ze zijn niet minder dan 100) waarvan we het voorrecht hebben gehad te lezen, zouden we geleid zijn om de mogelijkheid te verkennen dat ze ooit zo een bewering heeft geschreven of gemaakt. We citeren wat ze adviseert met betrekking tot het accepteren van zulke verslagen: {1SC8: 9.8}
“En nu aan allen die een verlangen naar waarheid hebben, zou ik zeggen: Hecht geen geloof aan onbevoegde verslagen, met betrekking tot wat Zr White heeft gedaan of gezegd of geschreven. Als u verlangd te weten, wat de Heer door haar heeft geopenbaard, lees haar gepubliceerde werken. Zijn er enkele belangrijke punten met betrekking tot wat ze niet heeft geschreven, pak ze niet gretig op en verspreid geen geruchten met betrekking tot wat ze heeft gezegd.”—5 T 696. {1SC8: 9.9}
Bovendien, als de HStaf tegenwoordige waarheid is, en Zr. White een ware profeet, kon ze nooit zo een bewering gemaakt hebben, tenzij het een verwijzing had naar de boodschap in die tijd en niet nu. {1SC8: 9.10}
Vraag: “Is er zo een bewering in de Geest der Profetie als dat ‘we erger zijn dan de Joden’ ? ” {1SC8: 9.11}
Antwoord: De betreffende bewering is te vinden in 1 T. 129 laatste paragraaf. {1SC8: 9.12}
Vraag: “Wat bedoelt u met de bewering in traktaat nr. 4, blz. 83, dat ‘Hij… de “kandelaar”heeft verwijdert”?’” {1SC8: 9.13}
Antwoord:
Volgens Openbaring 1: 20 stelt de “kandelaar” de kerk waarover de “engel,” zoals voorgesteld door de ster, de leiding heeft. En in Openb. 2:5, waarschuwt de Heer als hij de engel (de leiding) aanspreekt, dat tenzij hij belijdt en zijn eerste werken doet, Hij spoedig tot hem zal komen en de kandelaar (kerk) van zijn plaats zal halen; dat wil zeggen, Hij zal het van onder zijn leiding verwijderen en het onder de hoede van een ander geven. {1SC8: 9.14}
Vandaar de bewering: “Hij heeft niet alleen de ‘kandelaar,’ verwijdert, maar roept ook om de tienden en offeranden in ‘Zijn opslagplaats’ van tegenwoordige waarheid, en ook om 144.000 dienstknechten,” hetgeen zichzelf uitlegt, dat God de kandelaar (kerk) van onder de hoede van de “engel”(Openb. 3: 14) – de huidige bediening heeft gehaald. De Geest der Profetie zegt, dat dit zal gebeuren”…Wanneer het werk voortgaat onder de leiding van de engel die zich toevoegt aan de derde engel in de boodschap die aan de aarde gegeven moet worden. God zal manieren en middelen gebruiken, waardoor het gezien zal worden dat Hij de leiding in Zijn eigen handen neemt. De arbeiders zullen verbaasd zijn over de eenvoudige middelen die Hij zal gebruiken om Zijn werk van gerechtigheid tot stand te brengen en te vervolmaken.” T.M. 300. Ook in Vol 5 p. 80 lezen we dat God die “zelfgenoegzaam, onafhankelijk van God” zijn aan een kant zal zetten, die “Hij niet kan gebruiken” en die “waardevolle die nu verscholen zijn, onthullen, die hun knieën niet voor de Baal gebogen hebben.” {1SC8: 9.15}
Vraag: “Verwijzen de volgende citaten naar dezelfde tijd en gebeurtenis? {1SC8: 10.1}
(a) Wanneer de Heer zal opstaan en de aarde vreselijk schudden. L.S. 421; 2 T 141. {1SC8: 10.2}
(b) Zijn terugkeer van Zijn bediening in het Heilige der Heilige. 2 T 190-1; 2 T 690-1; Matt 24. {1SC8: 10.3}
(c) Hij die onrecht doet, etc. 2 T 691. {1SC8: 10.4}
(d) Het oordeel der levenden. G.C 490-1; 9 T 266-9.” {1SC8: 10.5}
Antwoord: De verwijzingen die geciteerd zijn verwijzen naar dezelfde gebeurtenis, die de periode van de Luide Roep van de Engel van Openb. 18 bestrijkt zoals uitgelegd in L.S. 412. Deze periode beging met de woorden van Openbaring 18:1-3, en sluit met 22-11. 2 T 190, 191 en 690, 691 zijn van toepassing op de afsluiting van de bovenvermelde periode. {1SC8: 10.6}
De laatste verzen van Matt. 24 zijn van toepassing op de kerk in de huidige tijd en ontmoeten hun vervulling in de gebeurtenis van Ezechiël 9. {1SC8: 10.7}
De tijd wanneer “het mandaat voortgaat ‘hij die onrecht doet,’ etc (Vol. 2, 691), “zal het werk voor zondaren gedaan zijn.”Gedurende deze tijdsperiode zal iedereen zijn lot bepaald hebben,– of zichzelf toegestaan hebben om rechtvaardig en heilig gemaakt te worden, of anders gekozen te hebben om onrechtvaardig en nog vuil te zijn. {1SC8: 10.8}
—————————-
Vraag: “In G.C. waar de verschillende klassen van de verlosten zijn opgesomd, zijn de 144.000 zij die als brandhout uit het vuur zijn geplukt?” {1SC8: 10.9}
Antwoord: De klasse “die als brandhout uit het vuur zijn geplukt” (G.C. 665), en de 144.000, die als brandhout uit het vuur zijn geplukt (Zach. 3) en die ‘de uitverkorenen van God genoemd worden, en die naast de troon van God zullen staan” (8 T 74), zoals diegene in de Grote Strijd, bewijst dat er twee van zulke klassen zijn die dezelfde positie bekleden, dat wil zeggen, zoeken om het “morele beeld van God te herstellen in anderen.” De eerstgenoemde zijn degenen die dood zijn gegaan, nadat ze als brandhout uit het vuur zijn geplukt, en de laatstgenoemden, de 144.000 die nooit zullen sterven. Na de opstanding van de eerstgenoemde en de overzetting van de laatstgenoemden, zullen beide van dezen die als brandhout uit het vuur zijn geplukt verenigd naast de troon zijn. {1SC8: 10.10}
———————————–
Vraag: “Waar staat de bewering in de Geest der Profetie dat zegt dat als we bidden om Gods wil te kennen, wanneer Hij ons duidelijk heeft gezegd wat te doen in Zijn Woord, hopend dat Hij onze gebeden zal beantwoorden, meer om onze gevoelens te strelen, dan zal het aan Satan gelaten worden, om ze voor ons te beantwoorden?” {1SC8: 10.11}
Antwoord: De verwijzing betreffende Satan die onze gebeden verhoort, wanneer de smekeling weet, maar het niet wil erkennen, dat dit antwoord reeds in het Woord gegeven is, wordt gevonden in 3 T 74-76; 4 T 112, par. 3. {1SC8: 10.12}
Vraag: “De HStaf Vol.1 p. 44 zegt dat alleen de grote schare palmen in hun handen heeft, terwijl de G.C. 646 die praat over alle “overwinnaars,” zegt: ‘In iedere hand waren de overwinningspalmen geplaatst en de schitterende harpen.’ Hoe worden deze beweringen in overeenstemming gebracht? {1SC8: 10.13}
Antwoord: Volgens de HStaf, Vol. 1, p. 44, Klasse nummer twee; namelijk de grote schare van Openb. 7: 9, hebben hun palmen in hun handen terwijl ze op aarde zijn voordat ze naar de hemel der hemelen zijn getransporteerd. Vandaar hun palmen volgens het visioen van Johannes symbolisch zijn van de behaalde overwinning. Maar de bewering van de Grote Strijd, p. 646: “In iedere hand zijn geplaatst de overwinningspalm en de schitterende harp,” zal het opgemerkt worden dat dit geschenk aan de heiligen niet werkelijk gegeven wordt totdat ze in de hemel zijn—nadat ze van de aarde getransporteerd zijn. Deze palmen zijn echt, maar de anderen figuurlijk. Om te bewijzen dat de grote schare hun palmen slechts symbolisch hebben en voordat Jezus Zijn werk afsluit in het Hemels Heiligdom. (Zie HStaf, Vol. 2, pp. 189-191.) Daarom hebben ze hun palmen terwijl het onderzoekend oordeel in gang is—voordat de genadetijd sluit. Bovendien, met betrekking tot de klasse en de gebeurtenis van de G.C. 646, merk op dat in iedere hand waarin de overwinningspalm is geplaatst, er ook een schitterende harp is geplaatst. Terwijl de grote schare alleen palmen heeft maar geen harpen. Daarom zijn deze twee gescheiden incidenten verschillend van elkaar.[p. 11] {1SC8: 10.14}
RECEPTEN
Cocosmelk
Plaats om gedurende de nacht te weken, of een kopje schone zemelen of havermout in een 0.12 liter warm water. Verhit het in de morgen, maar laat het niet koken. Om al de vloeistof er uit te persen, laat het door een pers (zeef) gaan of een kleine zak, zoals een 5lb blom zak, pers het water eruit en gooi de rest weg. Zorg dat een halve grote of 1 kleine kokosnoot geraspt of fijngemalen, klaar staat; schenk hierover de hele vloeistof, bedek en zet 10 tot 15 minuten aan de kant, pers dit uit of doe het door de zak zoals voorheen. Zoet maken door middel van honing tot de gewenste smaak. Als men crème wenst in plaats van melk gebruik een 0.6 ltr in plaats van 0.12 ltr. Water. {1SC8: 11.1}
Amandel of Rauwe Pinda Melk
U kunt hiervoor ook het granen water gebruiken als voorheen of gewoon heet water. Hoewel het graan de voorkeur heeft, aangezien u de vitaminen en mineralen van het graan krijgt evenals de voedzame oliën van noten. Ga verder met granen als voorheen, roer tot een pasta 2 tot 3 volle eetlepels amandel meel, naar de gewenste dikte, met een beetje hete vloeistof, giet hier overheen uw granen water of heet water (of indien gewenst hete vruchten sap) Zoet maken met honing. Dit maakt 0.6 liter. {1SC8: 11.2}
Amandel Meel
Zet amandelen door een keuken machine, gebruik makend van pindakaas maker, of het fijnste mes, totdat zo fijn is als meel. {1SC8: 11.3}
Amandel meel kan over fruitsalades gestrooid worden, en in soepen gebruikt worden in de plaats van boter of olie, als bakvet bij bakken. {1SC8: 11.4}
Bijna Botermelk
Week een eetlepel lijnzaad in een kop dat driekwart gevuld is met water, en klop het iedere tien minuten een uur lang met een garde of mixer. Voor het de laatste keer kloppen, vul de kop bijna vol met water en laat dan het zaad rusten. In de tussen tijd, meng en wrijf tot een cream een eetlepel sinas of rabarber sap. Zet deze cream in een kop en voeg de helft van de lijnzaad vloeistof en klop het weer stevig. Schenk het nu door een grote thee zeef, terwijl het geroerd wordt om het van klonteren te behoeden. U kunt honing toevoegen om het zoet te maken. {1SC8: 11.5}
Deze melksoorten zijn volwaardig, lekker, appetijtelijk en voedzaam en voorkomen al de infectieziekten, zoals tuberculose, maltakoorts enz., die door dierlijke melk op mensen worden overgebracht. {1SC8: 11.6}
“Laat de dieethervorming progressief zijn. Laat de mensen geleerd worden hoe voedsel te bereiden zonder het gebruik van melk of boter. Vertel ze dat de tijd snel zal aanbreken wanneer er geen veiligheid zal zijn in het gebruiken van eieren, melk of boter, omdat ziekten in dieren aan het toenemen is, in verhouding tot de toename van slechtheid onder de mensen. De tijd is nabij dat vanwege de ongerechtigheid van het gevallen ras, de gehele dierlijke schepping zal kreunen onder de ziekten die onze aarde vervloeken.” C.H. 478. {1SC8: 11.7}
BELANGRIJK
Alle checks en geld opdrachten moeten aan Mw. F. Charboneau overgemaakt worden. Specificeer met elke gave of offerande welke storting u wenst dat wij voor u maken, waarvan van hetzelfde een reçu zal worden toegestuurd, tonend dat de overdracht heeft plaatsgevonden en op de juiste wijzen ingevoerd. {1SC8: 11.8}
Onze verenigde gebeden op Vrijdagavond ten behoeve van onze broeders die in duisternis zijn betreffende tegenwoordige waarheid, moet trouw nageleefd worden door alle betrokkenen.
————————————Scheur hier af————————————————-{1SC8: 11.9}
Plaatst u alstublieft mijn naam op uw regelmatige post lijst voor uw maandelijks blad: “The Symbolische Code.”
Naam——————————————————Straat POBox nr. ——————–
Stad——————————————————–Staat———————————-{1SC8: 11.10}
De Universele Uitgevers Associatie, Symbolische Code Afd.
Station K. Box 68, Los Angeles, California[p.11]